47

Tegen twee uur ’s nachts stopte Norbert Rauh bij het benzinestation van Fahlenberg. Hij stapte uit, rekte zich uit en snoof de koude nachtlucht op.

De winterse hemel boven hem was helder en voorspelde weer een dag met vorst. Rauh wreef zich in de ogen. Eigenlijk had hij al lang in bed moeten liggen, maar hij was zozeer aangegrepen dat hij niet eens aan slaap kon denken.

Hij liep naar het nachtloket. Een jong meisje met groen geverfd haar zat kauwgum kauwend achter het pantserglas en bladerde verveeld in een muziektijdschrift. Toen ze Rauh aan zag komen lopen, boog ze zich naar de intercom.

‘Ja?’ kwaakte ze.

‘Goedenavond,’ zei Rauh, en hij bestudeerde de voorraad sigaretten op het schap achter haar.

Nadenkend wreef hij over zijn kin. Hij had het gevoel dat hij iets van plan was dat niet mocht.

‘Nou, wat mag het wezen?’ vroeg het meisje geïrriteerd. ‘Om deze tijd is er geen alcohol, ja?’

Toen Rauh besloot een pakje Marlboro te kopen, leek ze enigszins opgelucht. Waarschijnlijk was ze op dit nachtelijk uur gewend aan heel andere wensen van de kant van de klant. Rauh legde het geld gepast in het doorgeefluikje, bedankte en liep terug naar zijn auto.

Het was doodstil. Maar af en toe hoorde je op de snelweg een eenzame auto rijden. Dan werd het weer stil. Fahlenberg was diep in slaap.

Rauh ging achter het stuur zitten, deed het portier dicht en maakte het pakje sigaretten open. Toen pakte hij een verchroomd pistool uit het handschoenenkastje. Hij bekeek het nadenkend, ging met een vinger over de gegraveerde C en stak ten slotte een sigaret op. Het was zijn eerste sigaret sinds zeven jaar. Daarvoor had hij gerookt als een schoorsteen – hij was op zijn vijftiende al met roken begonnen – en toen het hem eindelijk was gelukt te stoppen, had hij gezworen dat hij nooit meer een sigaret in zijn mond zou steken. Maar nu kon hem dat niet schelen.

Rauh moest hoesten, zijn ogen traanden en hij werd duizelig, maar hij nam nog een trek, inhaleerde opnieuw en hoestte nog erger. Toen deed hij het raampje open, gooide de peuk naar buiten en het pakje er achteraan.

Hij startte de motor en reed naar huis. Tijd om een paar uur te slapen – of het tenminste te proberen. In elk geval moest hij de volgende ochtend fit genoeg zijn om eindelijk iets recht te zetten wat hij al lang recht had moeten zetten. Hij had er veel te lang mee gewacht. Het was tijd.