40

Op een gegeven moment was Rudolf Marenburg weggegaan, dat had Carla nog gehoord. Ze had gehoord hoe hij zachtjes de kamer uit was geglipt en de voordeur achter zich in het slot had getrokken. En ze had gedacht dat hij erg aardig was en dat hij haar met zijn zorgzaamheid een beetje aan haar vader deed denken. Toen was ze weer in slaap gevallen.

Maar het was geen verkwikkende slaap geweest, eerder een soort coma. En toen ze ten slotte alleen op de bank in haar donkere woonkamer wakker was geworden, gewikkeld in de blauwe wollen deken, had ze nog lang het beeld voor ogen dat haar in haar slaap had gekweld.

Ralf, die met zijn bovenlichaam door het plafond stak alsof hij uit een watervlakte wilde opstijgen. Zijn gezicht was geschramd en vervormd door het ongeluk en op zijn gewonde borstkas had Carla de bandensporen gezien van de auto die hem had overreden.

Ralf had een arm naar haar uitgestrekt, keek vanaf het plafond op haar neer en wees naar haar met een gebroken wijsvinger.

Jullie hebben haar in de steek gelaten, zei hij en hij klonk als een aanklager in de rechtszaal. Jij ook, Carla. Jij vooral!

Toen was ze wakker geschrokken, wist eerst niet waar ze was en tastte in paniek naar het lichtknopje. Toen ze naar het plafond keek, wist ze zeker dat ze daarboven nog steeds Ralf met zijn verwijtende, op haar gerichte vinger zag. Maar er was niets. Alleen Ralfs woorden galmden in de ruimte en achtervolgden haar bij elke stap die ze deed.

Het was diep in de nacht. Er moesten al uren voorbij zijn gegaan sinds de nachtmerrie.

Carla stond in de badkamer en leunde met haar handen op de wastafel. Ze keek naar haar afgeknipte haar. Het zag eruit als een harig wezen dat zich in de witte porseleinen bak had opgerold en een schaar op zijn rug droeg.

Carla richtte haar kale hoofd op en keek naar zichzelf in de spiegel.

‘Dag, Sinéad,’ zei ze met een onwillige tong, pakte toen de fles wijn van de wastafel en nam nog een flinke slok. Ze keek naar de foto uit het huis van Nathalie, die ze naast de spiegel had gehangen.

Nathalie en zijzelf.

Arm in arm.

Allebei lachend.

In dezelfde outfit.

Net zusjes.

De tranen schoten haar in de ogen. Toen ze ze met de rug van haar hand wilde afvegen, gleed de fles uit haar hand. Door de dikke badmat viel hij niet kapot.

Met een roerloos gezicht stond ze te kijken hoe de wijn uit de fles over de tegelvloer klokte en door de voegen kroop.

Merlot, dacht ze. Net als in die goeie ouwe tijd.

Ze draaide zich weer om naar de spiegel, keek nog eens naar haar vreemde evenbeeld en deed toen het kastje open dat ernaast hing.

Achter de lippenstiften, pakjes aspirine en een flesje mondwater vond ze wat ze zocht. Jörg had zich altijd nat geschoren – dat ging beter dan elektrisch, vond hij – en toen ze een punt achter hun relatie hadden gezet, was het scheermes één van de drie dingen die haar ex had achtergelaten.

Het tweede ding was een fotoalbum vol vakantiefoto’s en het derde een diep litteken in haar hart, dat veroorzaakt was door een blond stuk dat Linda heette.

Of was het Lisa?

Of misschien Lydia?

‘Maakt geen reet uit,’ lalde ze tegen haar spiegelbeeld, dat haar knikkend bijviel.

Het belangrijkste was dat Jörg toch iets positiefs had achtergelaten. Namelijk het scheermes.

Ze klapte het open en keek er even naar alsof ze nog nooit zoiets had gezien. Het dunne staal glom blauwig in het licht van de badkamer. Carla las het opschrift van de fabrikant en de twee gekruiste sabels, en vroeg zich af of het goed of slecht was wat ze met het lemmet wilde doen.

‘Ik ben bang, liefje,’ fluisterde ze tegen de foto.

De woorden kwamen haar maar met moeite over de lippen. Deels omdat ze had gedronken, maar vooral omdat ze wist dat ze de kwestie met die uitspraak alleen maar groter maakte. Dan was het niet zomaar meer een vluchtige gedachte die je kon vergeten. Woorden hadden altijd iets definitiefs. Wat uitgesproken was, was uitgesproken. Ook al was je zelf de enige die het hoorde.

Nathalie lachte haar nog steeds toe vanaf de foto. Nathalie, als Morticia uit de Addams Family, die nu nooit meer een scheiding door haar prachtige haar zou trekken en die te strakke, zwarte jurk zou dragen. Nathalie, die uit wanhoop zelfmoord had gepleegd. Uit angst voor iets wat ze een ‘demon’ had genoemd. Of uit angst voor iemand anders.

Hij is echt!!

Carla liet het lemmet tussen haar vingers flikkeren in het licht. ‘Maar waarschijnlijk ben ik nu nog niet half zo bang als jij moet zijn geweest.’

Ze keek naar de fles en de rode plas op de vloer en het speet haar nu toch dat ze de fles niet op tijd had weggezet. Een slokje extra had haar nu wel goedgedaan.

Aan de andere kant was het maar uitstel geweest. Ze wist wat haar te doen stond. Het zou al haar moed opeisen.

Maar wat je bent begonnen, moet je ook afmaken.