29

Afgaande op de stem aan de telefoon moest dokter Wolfgang Hesse al aardig op leeftijd zijn. Nadat zijn assistente Jan had teruggebeld en daardoor zeker wist dat Jan als arts bij de Boskliniek werkte, verbond ze hem door met dokter Hesse en de huisarts meldde zich met een rauwe bariton aan de telefoon.

‘Het spijt me, ik heb weinig tijd,’ zei hij, toen Jan had gezegd waar hij voor belde. ‘Mijn wachtkamer puilt uit. ’Het is elk jaar weer hetzelfde, er heerst griep en natuurlijk heeft niemand zich laten inenten. Maar goed, wat wilt u over mevrouw Köppler weten?’

‘Ik heb begrepen dat mevrouw Köppler kort voor haar dood bij u in behandeling was,’ zei Jan. Ik zou graag willen weten wat haar klachten waren.’

‘Waarom hecht u daar nu nog belang aan? Ik bedoel, ze is toch dood. Triest verhaal trouwens, ik ben er behoorlijk van geschrokken.’

‘Ik heb hier het formulier “addendum eindrapport” voor me liggen, dat moet ik invullen,’ zei Jan, en hij hoopte dat die leugen overtuigend genoeg klonk.

‘Een “addendum eindrapport”? Bij een dodelijk ongeval? Weer wat nieuws.’

‘Tja, regelzucht van boven.’ Jan zuchtte theatraal.

‘Schei uit,’ zei dokter Hesse en hij zuchtte ook. ‘Het wordt elk jaar erger. Je zou de ontbossing van de regenwouden met de helft kunnen terugdringen als je een kwart van de formulieren schrapte. Maar wat uw vraag betreft: ja, mevrouw Köppler was kort geleden op mijn spreekuur. Twee keer. Met maagklachten.’

‘Maagklachten?’

‘Ja. Ze had last van misselijkheid en druk op de maag. Toen heb ik haar homeopathische druppels aanbevolen en kamillethee. Je hoeft tenslotte niet altijd meteen naar de pillen te grijpen,’ zei de arts, en voor Jans geestesoog verscheen nu een man in een wollen trui met grijs haar in een staart. ‘Ze zou zich weer melden als de klachten aanhielden. Dat deed ze ook. Ik heb haar toen grondig onderzocht. Omdat ze nu ook last had van urinedrang, problemen met de bloedsomloop en spanning in haar borsten, kreeg ik een vermoeden.’

‘En dat was?’

‘Ogenblikje,’ zei dokter Hesse, en op de achtergrond klonk een vrouwenstem, waarschijnlijk een assistente. Hesse praatte even met haar en kwam weer terug aan de telefoon. ‘Luister, collega, ik moet er een eind aan maken. Om een lang verhaal kort te maken: Nathalie Köppler was in de vijfde week.’

‘Ze was zwánger?’ Jan dacht dat hij het verkeerd had verstaan. ‘Maar dat kan toch helemaal niet?’

‘Ja, dat beweerde zij ook,’ antwoordde Hesse, ‘maar de uitslag van de test was ondubbelzinnig positief. En nu, neem me niet kwalijk…’

‘Nog één vraag, alstublieft!’

‘Vooruit, snel dan.’

‘Hoe reageerde mevrouw Köppler?’

‘Dat kan ik niet precies zeggen.’

‘Waarom niet?’

Hesse schraapte zijn keel. ‘Kijk, toen mevrouw Köppler de tweede keer langskwam, heb ik een hele serie tests afgenomen. Stoelgang, bloed, urine. Het gebruikelijke rijtje. Ik wilde zeker weten dat haar klachten niet werden veroorzaakt door een virus of zoiets. De uitkomst heb ik haar telefonisch medegedeeld. Zij belde mij. En toen ik haar vertelde dat ze zwanger was en dat daar geen twijfel over mogelijk was, hing ze gewoon op. Is uw vraag zo beantwoord? Mijn patiënten wachten.’

Jan bedankte hem voor de inlichtingen, maar dokter Hesse had al opgehangen.

Met een frons op zijn voorhoofd leunde Jan achterover in zijn bureaustoel en keek naar de telefoon. Misschien had hij nu de reden voor Nathalie Köpplers paniek gevonden. Ze had zelfmoord gepleegd omdat ze zwanger was.

Daarmee drong zich een andere vraag op. Als Ralf de waarheid had gesproken en hij inderdaad geen seks met Nathalie had gehad, wie was dan de vader?