10

Carla maakte zich zorgen. Er was al meer dan zeven uur voorbijgegaan sinds het telefoongesprek. Steeds weer had ze geprobeerd hem terug te bellen nadat hij plompverloren de hoorn erop had gelegd.

Ze was bij zijn huis langs gegaan, had aangebeld en geklopt en gehoopt dat achter een van de donkere ramen ten slotte toch licht aan zou gaan. Vergeefs. Daarna was ze weer naar huis gereden. Het had weinig zin hem te gaan zoeken. Blijkbaar wilde hij na het verschrikkelijke bericht liever alleen zijn, en dat wilde zij nu ook.

Ze boog zich voorover boven de wastafel en gooide koud water in haar gezicht. Ze had last van de jetlag en bovendien had ze gezwollen ogen van het huilen. Goeie hemel, ze zag er vreselijk uit.

Deze ochtend had ze na bijna dertig uur vliegen eindelijk weer Duitse bodem bereikt. Ze had zich geradbraakt gevoeld. Maar vergeleken met wat er nu gebeurde was dat maar een kleinigheid. Alles was anders geworden. Haar leven was in een nachtmerrie veranderd.

Meteen na haar terugkeer uit Nieuw-Zeeland was ze naar de redactie gereden. Zoals altijd had ze haar foto’s en de artikelen die ze op de terugweg had geschreven persoonlijk afgeleverd. Wat dat betrof wantrouwde ze e-mail, die niet altijd bij de juiste geadresseerde terechtkwam.

Nu wenste ze zichzelf toe dat ze niet naar de redactie was gegaan. Dan had ze de tijd gehad om uit te slapen en was ze beter voorbereid geweest op het slechte nieuws. Maar terwijl ze haar gezicht nog eens in het koude water onderdompelde, besefte ze dat ze zichzelf wat wijsmaakte. Het deed er niet toe wanneer ze het had gehoord. Hoe dan ook was het een brute klap in je gezicht waar je je nooit op had kunnen voorbereiden.

Nathalie was dood. Ze was van de voetgangersbrug gesprongen op ongeveer hetzelfde moment waarop Carla’s vliegtuig de landing op Stuttgart had ingezet. En toen Carla ten slotte op het station van Fahlenberg was aangekomen, stroomde het verkeer alweer over de snelweg en waren met de verse sneeuw ook de laatste sporen van het ongeluk uitgewist.

Uitgeput liep Carla van de badkamer naar de slaapkamer. Ze was duizelig en in haar hoofd woedde een orkaan van gedachten. Ze moest nodig uitrusten. Maar toen ze haar bed zag, werd het haar duidelijk dat ze daar geen rust zou vinden. Niet in het bed waarin Nathalie ontelbare keren naast haar had geslapen nadat ze samen waren wezen stappen. Niet in het bed waarin Nathalie haar op een nacht haar geheim had verteld.

Dat is de reden waarom ik ben zoals ik ben, hoorde Carla de stem van haar dode vriendin, die nu een geest uit het verleden was geworden. Carla deed haar ogen dicht. De tranen liepen haar over de wangen.

Een ogenblik bleef ze roerloos staan, liep toen naar de keuken, schonk zich het laatste beetje rode wijn in en dronk het glas in één teug leeg. Ze voelde zich aangeschoten en verdomme nog aan toe, waarom zou ze zich ook niet mogen bedrinken? Dat was haar goed recht. Ze was haar beste vriendin kwijt – sterker nog, Nathalie was als een zus voor haar geweest.

‘Waarom deed je dat nou?’ vroeg ze aan het glas in haar hand. In de woonkamer liet ze zich op de bank vallen, pakte de telefoon en drukte op de herhaaltoets, zoals ze al ontelbare keren eerder had gedaan, maar ze hoorde alleen de eindeloze oproeptoon.

Waarom nam hij nou niet ten minste die stomme telefoon op? Ze moest tegen iemand aankletsen. En hij was de enige die begreep hoe erg ze Nathalie miste. En waarom had hij nou geen voicemail?

Ze pakte de tas waar haar laptop in zat, haalde er het label van de Nieuw-Zeelandse luchtvaartmaatschappij af en zette het apparaat aan. Ongeduldig wachtte ze tot de laptop was opgestart en ze het e-mail-programma kon openen.

Ze schreef maar een kort bericht: ‘Laat wat van je horen!’ Toen klikte ze op verzenden/ontvangen en haar korte boodschap ging de digitale snelweg op. Tegelijkertijd verschenen er tweeëndertig nieuwe berichten in haar postvak. Carla had al twee dagen haar mail niet gecheckt en het leek erop dat het alleen maar onzinnige spam was. Ze wilde net het programma afsluiten en haar laptop dichtdoen toen ze tussen de afzenders een naam in het oog kreeg.

Carla voelde het bloed uit haar hoofd wegtrekken. Ze dacht dat ze ging flauwvallen. Met opengesperde ogen keek ze naar het beeldscherm. Toen ze zichzelf er ten slotte toe kon brengen het bericht te openen, beefden haar handen. Ze had het ijskoud.