26
‘Je begint een beetje neurotisch te worden.’
‘Luister nou, Giuseppe. Ik weet zeker dat die lui zonder tong de kathedraal in en uit lopen en niet via de deur. De grond onder Turijn is net een gatenkaas, het is een en al tunnel, dat weet je net zo goed als ik.’ Sofia hield haar mond, maar in haar hart gaf ze Marco gelijk. De mannen zonder tong kwamen en gingen zonder een spoor achter te laten. Zij of hun handlangers, want ze waren ervan overtuigd dat er een organisatie achter stak die tongloze mensen uit stelen stuurde, als het ze er tenminste om ging de sindone te stelen, zoals Marco dacht.
De baas had op het laatste moment besloten mee te gaan naar Turijn. Het ministerie van Justitie had hem via de minister van Cultuur toestemming verleend de catacomben te onderzoeken, ook de gangen die voor het publiek gesloten waren. Op de leger- kaarten van het ondergrondse netwerk kwam geen enkele tunnel voor die naar de kathedraal leidde. Marco voelde instinctief dat de kaarten niet klopten, dus met de hulp van een commandant en vier sappeurs van hetzelfde regiment als Pietro Micca zou hij de tunnels in gaan. Hij had een document ondertekend met de verklaring dat hij op eigen risico handelde en de minister had hem op het hart gedrukt het leven van de commandant en de soldaten niet in gevaar te brengen .
‘We hebben alle kaarten bekeken, er leidt geen tunnel naar de kathedraal.’
‘Giuseppe,’ greep Sofia in, ‘het ondergrondse Turijn is praktisch onontgonnen terrein. Wie weet wat we aantreffen als we eens flink zouden graven. Sommige gangen zijn nooit onderzocht, andere lijken dood te lopen. Het kan best zijn dat er een naar de kathedraal leidt, dat lijkt me zelfs meer dan logisch. De stad is meerdere malen aangevallen en de kathedraal herbergt unieke kunstwerken die de inwoners van Turijn liever niet in handen van de vijand zien vallen. Het is niet zo vergezocht om te denken dat een van die gangen naar de kathedraal leidt, of in elk geval naar een plek in de buurt.’ Giuseppe deed er het zwijgen toe. Hij had respect voor Marco en Sofia; zij waren historici en zagen soms dingen die een ander niet opviel. Bovendien was Marco volledig geobsedeerd door de lijkwade. Al maandenlang hield hij zich met niets anders bezig dan de brand in de kathedraal.
Ze namen hun intrek in hotel Alexandra, in de buurt van het historisch centrum van Turijn, en zouden de volgende ochtend al vroeg aan het werk gaan. Marco dook de tunnels in, Sofia had een afspraak met de kardinaal en Giuseppe ging met de carabinieri praten om door te nemen hoe ze het schaduwen van de stomme zouden aanpakken.
Voor deze eerste avond had Marco hen echter allemaal uitgenodigd bij Al Ghibellin Fugiasco, een gerenommeerd visrestaurant.
Ze zaten geanimeerd te praten toen plotseling pater Yves aan hun tafeltje verscheen en hen allemaal hartelijk de hand schudde, alsof hij blij was hen weer te zien.
‘Ik wist niet dat u ook zou komen, Valoni. Ik had alleen gehoord dat dottora Galloni ons met een bezoekje zou vereren. Je hebt toch morgen een afspraak met Zijne Eminentie?’
‘Ja, dat klopt,’ zei Sofia.
‘Verloopt het onderzoek naar wens? De werkzaamheden aan de kathedraal zijn voltooid en de sindone is terug op zijn oude plek. Er zijn extra veiligheidsmaatregelen getroffen, cocsa heeft een hypermodern alarmsysteem geïnstalleerd. Ik denk niet dat er nu nog iets kan gebeuren.’
‘Laten we hopen dat u gelijk heeft, pater,’ zei Marco.
‘Geniet van jullie maaltijd.’
Hun blikken volgden hem naar zijn tafel, waar hij aanschoof bij een jonge brunette. Marco schoot in de lach.
‘Weet je met wie onze pater daar zit te eten?’
‘Met een aantrekkelijke brunette. Hoe krijgt zo’n pater dat toch voor elkaar?’ mokte Giuseppe.
‘Dat is Ana Jiménez, het zusje van Santiago.’
‘Verdraaid Marco, je hebt gelijk, dat is Ana.’
‘Ik zal toch even naar die tafel moeten om haar te begroeten.’
‘Vraag dan of ze bij ons komen zitten.’
‘Beter van niet, dat zou van al te veel belangstelling getuigen, nietwaar?’ Marco beende door het restaurant naar het tafeltje van pater Yves, waar Ana hem met een brede glimlach begroette en vroeg of hij de komende dagen misschien een minuutje tijd voor haar kon vrijmaken. Ze was vier dagen geleden in Turijn aangekomen.
Marco beloofde niets en zei alleen dat ze misschien wel eens een kopje koffie konden gaan drinken, maar dat hij het nog niet zeker wist omdat hij slechts een paar dagen zou blijven. Hij vroeg waar hij haar kon bereiken, waarop ze zei dat ze in hotel Alexandra logeerde.
‘Wat toevallig, daar zitten wij ook.’
‘Mijn broer heeft het me aanbevolen, het is een prima hotel.’
‘In dat geval vinden we vast wel even tijd om elkaar te spreken.’ Hij verontschuldigde zich en ging terug naar zijn tafel.
‘Onze vriendin logeert in het Alexandra.’
‘Goh, wat toevallig.’
‘Dat dacht je, Santiago heeft het haar aanbevolen, dat was te verwachten. Nu zit ze ons wel erg dicht op de huid, we moeten maar proberen haar zo veel mogelijk te ontlopen.’
‘Niks hoor, zo’n mooie meid ga ik echt niet uit de weg,’ lachte Giuseppe.
‘Ja zeker doe je dat en wel om twee redenen: ten eerste is ze journaliste en wil ze koste wat het kost uitzoeken wat er achter de incidenten rond de lijkwade zit, ten tweede is ze het zusje van Santiago en daar wil ik geen gedonder mee hebben, begrepen?’
‘Ja natuurlijk, het was maar een geintje.’
‘Ana Jiménez is een competente, intelligente vrouw, daar haal je geen geintjes mee uit.’
‘Ik vond dat verslag dat ze haar broer had gestuurd meer dan interessant. Ik zou dolgraag met haar van gedachten willen wisselen.’
‘Ik ga het je niet verbieden, Sofia, maar ik wil wel dat je op je hoede blijft,’
‘Wat moet ze nou toch met die pater?’ vroeg Sofia zich hardop af.
‘Ze is zo slim geweest zich door de rechterhand van de kardinaal te laten uitnodigen voor een etentje,’ antwoordde Marco glimlachend.
‘Pater Yves intrigeert me.’
‘Hoezo dat, Sofia?’
‘Geen idee. Hij is net even te correct, te vriendelijk en te knap voor een pater, valt nooit uit zijn rol, en hij flirt niet. Ik kan hem van hier duidelijk zien, hij is attent en zit geanimeerd te praten, maar hij flirt niet met haar, terwijl ze toch beeldschoon is.’
‘Als hij van plan was haar te versieren zou hij haar niet meenemen naar een restaurant waar veel bekenden komen. Zo stom is niemand,’ merkte Marco droogjes op.
De oude man legde de telefoon neer en keek even in gedachten naar buiten. Het Engelse platteland glinsterde groen onder een waterig zonnetje.
De zeven mannen wachtten rustig af tot hij het woord weer zou nemen.
‘Hij komt over een maand vrij. De bestuurscommissie vergadert volgende week over het voorstel hem vervroegd in vrijheid te stellen.’
‘Daarom zit Addaio momenteel in Duitsland en komt hij een dezer dagen naar Italië. Mendibj is een groot probleem geworden, hij brengt het Genootschap in gevaar.’
‘Laat hij hem doden?’ vroeg een heer met een Frans accent.
‘Ze zullen er zeker voor zorgen dat hij niemand op een spoor brengt. Addaio heeft lucht van de zaak gekregen en zal alles in het werk stellen om erger te voorkomen,’ antwoordde de man met de militaire houding.
‘Waar doden ze hem?’ vroeg de Fransman.
‘Waarschijnlijk in de gevangenis,’ zei de Italiaan. ‘Dat is het veiligst. Het zal hooguit een schandaaltje veroorzaken, meer niet.’
‘Wat doen we?’ vroeg de oude man. ‘Kunnen we Mendibj beschermen, voor het geval hij levend uit de gevangenis komt?’
‘Ja zeker, onze broeders staan paraat en zullen proberen de politie te hinderen bij het schaduwen.’
‘Proberen is niet genoeg, ze moeten ervoor zorgen dat het gebeurt,’ klonk de verbeten stem van de oude man.
‘Het gebeurt,’ zei de Italiaan. ‘In de komende uren krijg ik alle details van de zogeheten operatie paard van Troje.’
‘Mooi, de race loopt ten einde en het is de bedoeling dat we Mendibj uit handen van de carabinieri houden, of anders...’
De oude man maakte zijn zin niet af. De anderen knikten; wat Mendibj betreft, streefden zij hetzelfde doel na als Addaio: Mendibj zou niet fungeren als paard van Troje.
Een klopje op de deur van een huisbediende in livrei maakte een eind aan hun vroege overleg.
‘Heren, de gasten zijn wakker en maken zich op voor de jacht.’
‘Dank u.’
De heren, allen in rijkleding, verlieten de studeerkamer en volgden de bediende naar de eetzaal, waar het ontbijt klaarstond. Even later maakte een aristocratische dame haar entree, aan de arm van haar echtgenoot.
‘Kijk eens aan, ik dacht dat wij de eersten waren. Onze vrienden hebben ons vandaag verslagen, Charles.’
‘Een zakelijke bespreking, neem ik aan?’
De Fransman verzekerde hem ervan dat ze zich slechts op de jacht verheugden. De andere gasten druppelden een voor een de eetzaal binnen, dertig in totaal. De sfeer was zeer ontspannen, hoewel enkelen zich opwonden over het voorstel de jacht in Engeland te verbieden.
De oude man hield zich afzijdig. De jacht deed hem weinig en dat: gold ook voor de zeven mannen met wie hij zojuist in bespreking was. Aan deze typisch Britse vorm van vermaak viel echter niet te ontkomen. De koninklijke familie was dol op jagen en had hem gevraagd een jachtpartij te organiseren op zijn schitterende landgoed. En zo geschiede.
Sofia had het grootste deel van de ochtend bij de kardinaal doorgebracht. Ze had pater Yves niet gezien, een andere pater had haar naar de werkkamer van Zijne Eminentie begeleid.
De kardinaal was blij dat de werkzaamheden in de kathedraal waren afgerond. Hij gaf hoog op van D’Alaqua, die er persoonlijk op had toegezien dat de werkzaamheden eerder dan verwacht werden afgerond door kosteloos extra werklieden in te zetten.
Onder het waakzame oog van doctor Bolard was de lijkwade teruggebracht naar de zilveren vitrine in de kapel van Guarini. De kardinaal had haar in bedekte termen verweten dat hij noch door haar, noch door Marco op de hoogte was gesteld van het verloop van het onderzoek. Sofia verontschuldigde zich en lichtte hem in over het hoogstnoodzakelijke.
‘Dus u denkt dat er een organisatie of enkeling achter steekt die brand laat stichten om in de chaos de sindone te stelen? Wat ingewikkeld, zeg! Maar waarom denkt u dat ze de lijkwade willen hebben?’
‘Dat weten we niet. Het kan een verzamelaar zijn, een excentriekeling of een maffiaorganisatie die er een soort losgeld voor wil vragen.’
‘Lieve hemel!’
‘We zijn er in ieder geval van overtuigd dat de incidenten in de kathedraal in verband staan met de sindone.’
‘Begrijp ik het goed en is uw baas momenteel op zoek naar een ondergrondse tunnel in de buurt van de kathedraal? Dat is toch absurd? Als ik het wel heb, heeft pater Yves u een uitgebreid verslag gestuurd over de geschiedenis van de kathedraal en daarin wordt nergens melding gemaakt van een geheime doorgang.’
‘Dat wil nog niet zeggen dat hij er niet zou zijn.’
‘En ook niet dat hij er wel is. U moet niet alles geloven wat er over kathedralen wordt geschreven.’
‘Eminentie, ik ben geschiedkundige.’
‘Dat weet ik, dat weet ik. Ik heb veel bewondering voor uw werk bij de recherche, het is niet mijn bedoeling u te beledigen.’
‘Dat begrijp ik, Eminentie. Maar geloof me, niet alles staat geschreven. We weten lang niet alles van wat er in het verleden is gebeurd en al helemaal niet wat de mensen indertijd bewoog.’
Terug in de lobby van het hotel kwam ze Ana Jiménez tegen. Sofia had meteen in de gaten dat ze op haar had zitten wachten.
‘Sofia...’
‘Hallo, hoe is het met je?’
‘Heel goed, dank je. Weet je nog wie ik ben?’
‘Natuurlijk, je bent de zus van Santiago.’
‘Weet je ook waarom ik in Turijn ben?’
‘Je doet onderzoek naar de brand in de kathedraal.’
‘Ik weet dat doctor Valoni helemaal niet blij met me is.’
‘Dat is niet zo vreemd. Jij zou het ook niet prettig vinden als de politie zich met jouw werk bemoeide.’
‘Klopt, ik zou de hele tijd proberen ze om de tuin te leiden. Het klinkt misschien brutaal, maar ik weet zeker dat ik jullie kan helpen en jullie kunnen me echt vertrouwen. Ik ben dol op m’n broer en zou hem nooit in verlegenheid brengen. Natuurlijk wil ik er graag een artikel over schrijven, maar ik heb beloofd geen letter op papier te zetten tot het onderzoek volledig is afgerond en de zaak is opgelost.’
‘Je begrijpt toch wel dat we je niet als lid van het onderzoeksteam kunnen opnemen?’
‘Maar we kunnen wel zij aan zij werken. Dan vertel ik jullie wat ik weet en spelen jullie open kaart met me.’
‘Ana, het betreft een officieel onderzoek.’
‘Weet ik.’
De bezorgde uitdrukking op het jonge gezicht tegenover haar bevreemdde Sofia.
‘Waarom is het zo belangrijk voor je?’
‘Ik zou het echt niet weten. Ik heb nooit enige interesse gehad in de lijkwade en eerlijk gezegd lieten de branden en diefstallen in de kathedraal me koud, totdat ik werd aangestoken door Marco Valoni. Santiago nam me mee naar een etentje bij hem thuis. Hij dacht dat het gewoon voor de gezelligheid was, maar Valoni had hem en nog iemand, John Barry of zo, uitgenodigd om te brainstormen over de brand. Ze hebben het er de hele avond over gehad en sindsdien Iaat het verhaal me niet meer los.’
‘Heb je al iets ontdekt?’
‘Heb je tijd voor een kop koffie?’
‘Natuurlijk.’
Ana Jiménez slaakte een zucht van verlichting, maar Sofia had meteen spijt dat ze ja had gezegd. Ze vond Ana een leuke meid en dacht ook zeker dat ze haar kon vertrouwen, maar Marco had gelijk: waarom zouden ze haar erin betrekken?
‘Brand maar los,’ zei Sofia.
‘Ik heb verschillende boeken gelezen over de geschiedenis van de lijkwade, het is een ongelooflijk boeiend verhaal.’
‘Dat is het zeker.’
Volgens mij is er iemand die tegen elke prijs de sindone wil bemachtigen. De branden worden alleen gesticht om de politie op het verkeerde been te zetten. Het gaat om het bezit van de sindone.’
Sofia keek ervan op dat Ana tot dezelfde conclusie was gekomen als zijzelf en luisterde aandachtig toe.
‘We moeten het zoeken in het verleden. Iemand wil de sindone terug.’
‘Iemand uit het verleden?’
‘Iemand die in verband staat met het verleden van de sindone.’
‘Hoe kom je tot deze conclusie?’
‘Ik weet het niet, ik voel het gewoon. Ik heb er wel duizend theorieën over, de een nog maffer dan de ander, maar...’
‘Ik heb je e-mail aan Santiago gelezen.’
‘O. Wat vond je ervan?’
‘Je hebt een rijke fantasie, veel talent en wie weet heb je gel ijk.’
‘Volgens mij weet pater Yves er meer van.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Hij is te perfect, te correct, te onschuldig en zo open en eerlijk dat hij vast iets te verbergen heeft. En het is een knappe vent, vind je niet?’
‘Nou en of. Hoe heb je hem leren kennen?’
‘Ik heb het bisdom gebeld en gezegd dat ik journaliste ben en een artikel wil schrijven over de lijkwade. Bij het bisdom werkt een oudere dame, die zich met de pers bemoeit. Ze heeft twee uur lang zitten mekkeren over alles wat ook in de foldertjes staat, plus een heel verhaal over het Huis van Savoye. Het was stomvervelend. Ze bedoelde het goed, maar ze zou me nooit op een idee brengen omtrent de doek. Dus heb ik nogmaals gebeld en gevraagd of ik de kardinaal mocht spreken. Ze vroegen wie ik was en wat ik wilde en toen ik dat weer had uitgelegd verbonden ze me door met diezelfde mevrouw, die nu enigszins geïrriteerd raakte. Ik bleef aandringen op een afspraak met de kardinaal. Uiteindelijk heb ik alles op één kaart gezet en gezegd dat ik vermoedde dat ze iets voor me verborgen hielden en dat ik een artikel zou schrijven over mijn verdenkingen.
Eergisteren werd ik gebeld door pater Yves. Hij stelde zich voor als de secretaris van de kardinaal en zei dat de kardinaal verhinderd was, maar dat hij opdracht had gekregen mij verder te helpen. We maakten een afspraak en hebben vrij lang met elkaar gesproken. Hij was redelijk openhartig over de laatste brand en nam me mee naar de kathedraal. Daarna hebben we een kop koffie gedronken. Toen ik. Hem gisteren belde voor een nieuwe afspraak, zei hij dat hij de hele dag geen tijd had en nodigde hij me uit voor een etentje. Dat was het.’
‘Een vreemde man,’ knikte Sofia nadenkend.
‘Die kathedraal zal wel vol zitten als hij de mis opdraagt,’ gniffelde Ana.
‘Vind je hem leuk?’
‘Als hij geen priester was, wist ik het wel!’
Sofia stond versteld. Zoiets zou ze zelf nooit zeggen tegen iemand die ze nauwelijks kende, maar die jonge meiden waren nu eenmaal zo. Ana was nog geen vijfentwintig, ze behoorde tot een generatie die kreeg wat ze hebben wilde en nergens moeilijk over deed. Het viel nog mee dat het feit dat Yves priester was haar tegenhield, althans voorlopig.
‘Ik vind hem ook fascinerend, maar we hebben een onderzoek naar hem ingesteld en er is niets vreemds of afwijkends gevonden. Sommige mensen zijn gewoon zo, brandschoon en met niets te verbergen. Wat zijn je verdere plannen?’
‘Wil je me geen indicatie geven? Dan kunnen we informatie uitwisselen...’
‘Nee Ana, dat gaat niet.’
‘We kunnen het toch onder ons houden?’
‘Vergis je niet, Ana. Ik doe niets achter de rug van anderen om en al helemaal niet achter die van de mensen die ik vertrouw en met wie ik samenwerk. Ik mag je graag, maar ik heb mijn werk en jij hebt het jouwe. Als Marco op een bepaald moment besluit je erin te betrekken, vind ik dat prima, maar zo niet, dan vind ik dat ook prima.’
‘Als iemand de lijkwade wil stelen of vernietigen, heeft het publiek er recht op dat te weten.’
‘Absoluut. Maar niemand heeft gezegd dat iemand de lijkwade wil stelen of vernietigen. Wij doen onderzoek naar de oorzaak van een brand. Zodra het onderzoek is afgerond brengen we verslag uit aan onze superieuren en indien noodzakelijk wordt vervolgens het publiek ingelicht.’
‘Ik heb je niet gevraagd je baas erbuiten te houden.’
‘Ana, ik weet wat je van me vraagt en het antwoord is nee.’ Ana beet teleurgesteld op haar onderlip en stond op, zonder haar cappuccino op te drinken.
‘Jammer, niks aan te doen. Als ik iets ontdek, mag ik je dan wel bellen?’
‘Ja hoor, dat mag altijd.’
Het meisje lachte haar nog even toe en verliet haastig de hotelbar. Sofia zat zich nog af te vragen waar ze zo snel naartoe ging, toen haar mobiele telefoon afging. Bij het horen van de stem van Yves kon ze haar lachen nauwelijks bedwingen.
‘Ik had het net over je.’
‘Met wie dan?’
‘Met Ana Jiménez.’
‘Ach, onze slimme journaliste, een aardig meisje. Ze doet onderzoek naar de brand in de kathedraal. Ze vertelde me dat jouw baas bevriend is met haar broer, afgezant van Europol Spanje.’
‘Klopt. Santiago Jiménez is een vriend van Marco, van ons allemaal eigenlijk. Hij is een fijne vent en daarbij zeer competent en professioneel.’
‘Ja, zoiets begreep ik al. Luister, ik bel namens de kardinaal. Hij wil jou en doctor Valoni uitnodigen voor een receptie.’
‘Een receptie?’
‘De kardinaal organiseert een officiële ontvangst voor een groep katholieke wetenschappers die regelmatig naar Turijn komt in verband met het behoud van de sindone. Het is in feite een commissie, met doctor Bolard als voorzitter. De kardinaal geeft wel vaker een receptie als ze hier zijn, voor een klein aantal mensen, dertig, veertig op z’n hoogst. Hij wil graag dat jullie komen. Het schijnt dat Valoni hem een keer heeft gezegd dat hij deze mensen weleens wilde leren kennen en nu doet de gelegenheid zich voor.’
‘Ben ik ook uitgenodigd?’
‘Maar natuurlijk. De kardinaal heeft ook jouw naam op de lijst gezet.’
‘Uitstekend. Waar en wanneer is het?’
‘Overmorgen, in de residentie van Zijne Eminentie, om zeven uur ‘s avonds. Behalve de leden van de commissie komen er enkele ondernemers die zich hard maken voor het behoud van de kathedraal, de burgemeester, enkele leden van de gemeenteraad en eventueel monseigneur Aubry, assistent van de waarnemend staatssecretaris, en Zijne Eminentie kardinaal Visier.’
‘Toe maar. Dank je voor de uitnodiging.’
‘Geen dank.’
Marco had een slecht humeur. Hij had een groot deel van de dag in de catacomben van Turijn doorgebracht. Enkele gangen dateerden uit de zestiende eeuw, andere uit de achttiende en zelfs Mussolini had van het systeem geprofiteerd en opdracht gegeven enkele gangen te verbreden. Het was een zware dag geweest. Er lag een complete stad onder Turijn, of beter gezegd, diverse steden. Het oude Turijn, gekoloniseerd door de Romeinen, belegerd door Hannibal, ingenomen door de Lombarden tot het werd ingelijfd bij het Huis van Savoye. Een ondergrondse stad waarin geschiedenis en fantasie hand in hand gingen.
Archeologische proefboringen wezen uit dat enkele gangen verder teruggingen dan de zestiende eeuw en mogelijk uit de eerste eeuwen van onze jaartelling dateerden.
Commandant Colombaria was geduldig en kundig te werk gegaan, maar had zich onverzettelijk getoond als Marco een gang in wilde die in slechte staat verkeerde of een muur wilde slopen om te zien of er misschien een tunnel achter lag.
‘Ik heb opdracht gekregen u door de tunnels te leiden, maar ik ben niet van plan uw leven of dat van mijn mannen in gevaar te brengen voor al dan niet bestaande tunnels die op instort en staan. Voorts ben ik niet gemachtigd gaten in muren te slaan. Het spijt me.’
Het speet Marco ook bijzonder, omdat hij aan het eind van de dag het gevoel had dat hij de hele dag voor niets onder de grond had doorgebracht.
‘Het heeft geen zin om je kwaad te maken. Colombaria heeft gelijk, hij heeft niet meer gedaan dan zijn plicht. Het zou gekkenwerk zijn om daar beneden met hamers en beitels tekeer te gaan.’
Giuseppe probeerde zijn baas te kalmeren, zonder succes overigens. Sofia deed ook nog een poging, eveneens zonder resultaat.
‘Marco, wat jij wilt kan alleen als het ministerie van Cultuur in samenwerking met het stadsbestuur van Turijn je een team archeologen en ingenieurs ter beschikking stelt om de tunnels uit te graven. Je kunt echt niet verwachten dat ze je in het wilde weg laten graven. Dat kan toch niet?’
‘Als we de afgesloten tunnels niet in mogen, kunnen we er ook niet achter komen of er een gang naar de kathedraal loopt of niet.’
‘Dan moet je met de minister gaan praten.’
‘De minister gaat me een dezer dagen vertellen dat ik moet opsodemieteren. Hij is zo langzamerhand doodziek van die lijkwade.’
Sofia en Giuseppe keken elkaar bezorgd aan, dat klonk niet best. Sofia gooide het over een andere boeg.
‘Ik heb goed nieuws voor je. De kardinaal heeft ons uitgenodigd voor een receptie.’
‘Een receptie van de kardinaal? Wij?’
‘Ja, wij. Pater Yves heeft me gebeld. De commissie ter behoud van de sindone is in Turijn en dan geeft hij altijd een receptie. Er komen allemaal belangrijke mensen. Het schijnt dat jij ooit eens hebt gezegd dat je die wetenschappers wilde leren kennen, daarom heeft hij ons uitgenodigd.’
‘Ik heb helemaal geen behoefte aan zo’n feestje. Ik spreek ze liever op een andere manier, in de kathedraal of zo, als ze de sindone onderzoeken. Nou ja, we zullen wel moeten. Ik zal m’n donkere kostuum laten persen. Heb jij nog nieuws, Giuseppe?’
‘De commissaris van politie in Turijn heeft niet genoeg mensen om de tongloze man naar behoren te schaduwen. We hebben extra mankracht uit Rome nodig. Ik heb Europol al gesproken en ze kunnen drie man inzetten. Dus je moet met Rome gaan praten om versterking aan te vragen.’
‘Ik werk niet graag met rechercheurs uit Rome, ik houd het liever bij ons eigen team. Hoeveel mensen hebben we zelf beschikbaar?’
‘We komen om in het werk. Op dit moment hebben we niemand, tenzij je iemand opdracht geeft alles uit zijn handen te laten vallen en hiernaartoe te komen op het moment dat je hem nodig hebt.’
‘Dat lijkt me beter. Ik heb toch echt liever mijn eigen mensen om me heen. We zullen het doen met de beschikbare carabinieri, maar dat betekent wel dat het hele team als rechercheur wordt ingezet.’
‘Dat zijn we toch ook?’ merkte Giuseppe droogjes op.
‘Jij en ik wel, maar Sofia niet. Antonino en Minerva ook niet.’
‘Je was toch niet van plan Sofia en Minerva in te zetten om iemand te laten schaduwen?’
‘In dit geval maak ik geen onderscheid, iedereen pakt aan. Is dat duidelijk?’
‘Het is me helemaal duidelijk, chef. Als je het goed vindt, eet ik vanavond met een van de carabinieri. Het is een goeie vent die ons graag wil helpen, dus ik heb hem uitgenodigd om een hapje met me te gaan eten. Hij komt over een halfuurtje. Willen jullie vooraf even iets met ons drinken?’
‘Ik wel,’ zei Sofia.
‘Ja, goed,’ antwoordde Marco. Ik ga even douchen en dan kom ik naar beneden. Wat doe jij vanavond, Sofia?’
‘Geen plannen, we kunnen vanavond wel hier eten.’
‘Op mijn kosten, wie weet help je me van dat rothumeur af.’
‘Niks daarvan, ik nodig jou uit.’
‘Al goed, mevrouw.’
Sofia had niets om aan te trekken voor de receptie, dus was ze in de buurt van de Via Roma de Armani-winkel ingedoken waar ze een zwart zijden pak had gekocht, plus een das voor Marco. Ze hield van de eenvoudige, nonchalante chic van Armani.
Giuseppe complimenteerde haar. ‘Niemand zal aan je kunnen tippen, vanavond.’
‘Zeker weten,’ bevestigde Marco.
‘Ik kan wel een fanclub oprichten met jullie tweeën,’ lachte Sofia.
Pater Yves ontving hen aan de deur. Hij was niet als priester gekleed en had zijn witte boord ingeruild voor een donkerblauw kostuum met een das van Armani, precies dezelfde die Sofia voor Marco had gekocht.
‘Sofia... doctor Valoni... kom binnen. Zijne Eminentie is blij met uw komst.’ Marco keek met een schuin oog naar zijn das en Yves schoot in de lach.
‘U heeft een goede smaak, meneer Valoni.’
‘Ik niet, hoor. Sofia heeft hem voor me gekocht.’
‘Dat dacht ik al,’ glimlachte hij.
Ze begroetten de kardinaal, die hen voorstelde aan monseigneur Aubry, een lange, goedmoedige Fransman. Hij was om en nabij de vijftig en zag eruit als de geslaagde diplomaat die hij was. Hij toonde zich bijzonder geïnteresseerd in het verloop van het onderzoek naar de brand.
Terwijl ze met hem stonden te praten, merkten ze plotseling dat alle blikken naar de deur gingen. Zijne Eminentie kardinaal Visier maakte zijn entree, in gezelschap van Umberto D’Alaqua. De kardinaal van Turijn en monseigneur Aubry verontschuldigden zich en liepen er naartoe.
Sofia voelde dat haar hart sneller ging kloppen. Ze had niet gedacht dat ze D’Alaqua ooit weer zou zien en hier had ze hem al helemaal niet verwacht. Zou hij zich weer koeltjes en beleefd gedragen of niet?
‘Sofia, je bloost helemaal.’
‘Ik? Ja, dat was even een schok.’
‘De kans dat D’Alaqua hier zou zijn was anders vrij groot.’
‘Toch heb ik er geen seconde bij stilgestaan.’
‘Hij is een van de belangrijkste weldoeners van de Kerk, een vertrouwenspersoon. De financiën van het Vaticaan gaan voor een groot deel door zijn handen, zij het discreet. En volgens Minerva financiert hij ook de wetenschappelijke commissie ter behoud van de sindone.’
‘Je hebt gelijk, maar ik heb er simpelweg niet aan gedacht.’
‘Rustig maar, je ziet er schitterend uit. Als D’Alaqua op vrouwen valt, kan hij je vanavond echt niet weerstaan.’
‘Je weet dat er nooit een vrouw in zijn leven is geweest. Eigenaardig, vind je niet?’
‘Hij heeft op jou gewacht.’
Pater Yves kwam naar ze toe, samen met de burgemeester en twee heren op leeftijd.
‘Ik wil u voorstellen aan dottora Galloni en signor Valoni, hoofd van de afdeling Kunstdelicten. De burgemeester, doctor Bolard en doctor Castiglia...’ Er ontstond een geanimeerd gesprek over de sindone, waaraan Sofia verstrooid deelnam. Ze schrok op toen Umberto D’Alaqua en kardinaal Visier plotseling pal voor haar stonden.
Na een beleefde begroeting nam D’Alaqua haar bij de arm en ze verlieten het groepje, tot grote verbazing van de anderen.
‘Hoe gaat het met het onderzoek?’
‘Ik kan niet zeggen dat het erg opschiet. Het is nogal tijdrovend.’
‘Ik had je hier vanavond niet verwacht.’
‘We zijn hier op uitnodiging van de kardinaal. Hij wist dat we de leden van de commissie graag wilden leren kennen. Ik hoop dat we ze nog kunnen spreken voor ze weer vertrekken.’
‘Ben je speciaal voor de receptie naar Turijn gekomen?’
‘Nee, dat niet precies.’
‘Hoe het ook zij, ik vind het prettig je weer te spreken. Hoe lang blijf je in Turijn?’
‘In elk geval een paar dagen, misschien een weekje.’
‘Sofia!’
Een schelle stem maakte een eind aan het onderonsje met D’Alaqua. Sofia kreeg een glimlach op haar gezicht toen ze haar vroegere docent van de universiteit herkende. Hij was haar hoogleraar middeleeuwse kunst, een illustere professor met diverse boeken op zijn naam, een van de academische sterren aan het Europese firmament.
‘Mijn beste leerling! Wat leuk om je hier te zien, hoe gaat het met je?’
‘Professor Bonomi! Hoe maakt u het?’
‘Umberto, ik wist niet dat je Sofia kende. Maar het verbaast me niets, ze is een van de beste kunstexperts van Italië. Jammer dat ze de academische wereld de rug heeft toegekeerd. Ik heb haar gevraagd mijn assistente te worden, maar wat ik ook zei, ze weigerde.’
‘Maar professor!’
‘Heus, ik heb nooit zo’n intelligente, capabele student als jij gehad, Sofia.’
‘Ik ben het met u eens,’ beaamde D’Alaqua, ‘dottora Galloni is zeer capabel.’
‘Capabel en briljant, Umberto, met een onderzoekende geest. Neem me niet kwalijk, maar hoe kom je hier zo terecht, Sofia?’ Sofia had weinig zin haar oude professor het hele verhaal uit de doeken te doen, maar ze had weinig keus.
‘Ik werk voor de afdeling Kunstdelicten in Rome en was toevallig in Turijn.’
‘Ach, de afdeling Kunstdelicten. Ik had nooit gedacht dat je nog eens bij de recherche zou eindigen.’
‘Mijn werk is vooral wetenschappelijk, ik houd me niet echt bezig met de recherche,’ antwoordde Sofia ongemakkelijk.
‘Kom, ik zou je graag willen voorstellen aan enkele van mijn collega’s.’ D’Alaqua nam haar bij de arm om te voorkomen dat professor Bonomi haar meevoerde.
‘Het spijt me, Guido, maar ik stond op het punt Sofia voor te stellen aan Zijne Eminentie.’
‘Ah, in dat geval... Umberto, kom je morgen naar het concert van Pavarotti? Ik geef aansluitend een souper ter ere van kardinaal Visier.’
‘Heel graag, dank je.’
‘Waarom breng je Sofia niet mee? Ik zou graag willen dat je komt, lieve meid. Ik hoop dat je geen andere afspraken hebt.’
‘Tja, ik...’
‘Het is me een genoegen mevrouw Galloni te begeleiden. Neem me niet kwalijk, we kunnen de kardinaal niet laten wachten. Ik zie je straks.’
D’Alaqua nam Sofia aan de arm mee naar het groepje van kardinaal Visier. Deze bekeek haar nieuwsgierig, alsof hij haar taxeerde. Hij bejegende haar voorkomend, maar uiterst koeltjes. Hij scheen een nauwe band met D’Alaqua te hebben, ze gingen familiair met elkaar om en er leek een onzichtbare draad tussen de beide mannen te lopen.
Ze spraken langdurig met elkaar, over kunst, politiek en uiteindelijk over de sindone.
Het viel Marco op hoe natuurlijk Sofia zich in deze kringen bewoog. Zelfs de vormelijke kardinaal lachte af en toe om haar commentaar en toonde interesse in haar mening. Sofia was ook zo’n mooie, intelligente vrouw, dat niemand ongevoelig was voor haar charme, zelfs de hooghartige kardinaal niet.
Het was al na negenen toen de eerste gasten afscheid namen. D’Alaqua vertrok in gezelschap van Aubry, de beide kardinalen en enkele wetenschappers, onder wie doctor Bolard. Voordat hij vertrok kwam hij nog even naar Sofia toe, die met Marco en haar vroegere hoogleraar stond te praten.
‘Tot ziens, Sofia, Guido, signor Valoni...’
‘Waar dineer je vanavond, Umberto?’ vroeg Guido Bonomi.
‘In de residentie van de kardinaal.’
‘Goed, dan zie ik je morgen. Vergeet niet Sofia mee te brengen.’ Sofia stond alweer te blozen.
‘Uiteraard. Ik neem morgen contact met je op, Sofia. Tot dan.’ Sofia en Marco bedankten de kardinaal en pater Yves.
‘Heeft u het naar uw zin gehad?’ vroeg de kardinaal.
‘Zeker, dank u, Eminentie,’ antwoordde Marco.
‘Heeft u nog een afspraak kunnen maken met de leden van de commissie?’ vroeg pater Yves.
‘Ja, ik heb voor morgen met doctor Bolard afgesproken.’
‘Yves, waarom nodig je signor Valoni en de dottora niet uit om vanavond met ons te dineren?’ stelde de kardinaal voor.
‘Heel graag. Ik zal de Vecchia Lanterna bellen om onze reservering te veranderen. Doe ik u daar een plezier mee?’
‘Doet u vooral geen moeite, pater...’
‘Het is totaal geen moeite, meneer Valoni, tenzij u liever niet met me wilt eten vanwege mijn das.’
Het was al na middernacht toen pater Yves zijn gasten afzette bij de deur van het hotel. Ze hadden een gezellige avond gehad, veel gelachen en gepraat en heerlijk gegeten. Dat was ook te verwachten, de Vecchia Lanterna was een van de beste en duurste restaurantsvan Turijn.
‘Wat heb ik tegenwoordig toch een druk sociaal leven!’ riep Marco vermoeid uit toen hij samen met Sofia nog even een afzakkertje nam in de hotelbar.
‘Maar wel gezellig.’
‘Jij bent een prinses, jij voelt je thuis in dat gezelschap. Ik ben een smeris, voor mij is het werk.’
‘Je bent wel wat meer dan een smeris, Marco. Je hebt geschiedenis gestudeerd en ik heb van jou meer over kunst geleerd dan in al die jaren op de universiteit.’
‘Overdrijf niet zo. Die oude Bonomi draagt je op handen.’
‘Hij is de keizer van de kunstwereld, maar ook nog eens een fantastische docent. Hij was altijd buitengewoon aardig tegen me.’
‘Hij was natuurlijk heimelijk verliefd op je.’
‘Houd even op, zeg! Ik was reuze ijverig en haalde altijd goede cijfers. Ik was nogal een studiebol.’
‘Vertel, hoe ging het met D’Alaqua?’
‘Ik weet het eigenlijk niet. Yves en hij hebben wel iets van elkaar, ze zijn allebei superslim, correct, vriendelijk, knap en onbereikbaar.’
‘Volgens mij is D’Alaqua minder onbereikbaar dan je denkt. Tenslotte is hij geen priester.’
‘Nee, dat niet, maar toch is het net of hij niet van deze wereld is, alsof hij ver boven ons staat. Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen...’
‘Hij lijkt je anders erg graag te mogen.’
‘Niet meer dan anderen. Ik zou graag willen dat het anders was, maar laat ik mezelf geen rad voor ogen draaien. Ik ben ervaren genoeg om te weten wanneer een man iets voor me voelt.’
‘Hebben jullie het nog ergens over gehad?’
‘We zijn maar heel even alleen geweest en toen vroeg hij of het onderzoek naar wens verliep. Ik heb er weinig over verteld, behalve dat jij graag de leden van de commissie wilde leren kennen.’
‘Wat vond je van Bolard?’
‘Ja, vreemd, weer zo’n type als Yves en D’Alaqua. Nu weten we in elk geval dat ze elkaar redelijk goed kennen, zoals we al vermoedden.’
‘Eerlijk gezegd vind ik ze ook een beetje eigenaardig. Ik kan er niet precies de vinger op leggen, maar er is iets met ze. Ze stralen macht uit, misschien komt het door hun houding, hun elegantie of het zelfvertrouwen dat ze aan de dag leggen. Ze zijn gewend de leiding te nemen en dulden geen tegenspraak. Onze kletsmajoor Bonomi wist me te vertellen dat Bolard zijn leven aan de wetenschap wil wijden en daarom niet is getrouwd.’
‘Het is ook vreemd dat hij zoveel belangstelling heeft voor de sindone, terwijl hij als geen ander weet dat de koolstofmethode heeft uitgewezen dat de doek uit de Middeleeuwen stamt.’
‘Dat was mij ook al opgevallen. We zullen zien of een en ander morgen wat duidelijker wordt. Ik wil graag dat je met me meegaat. O ja, vertel me nog even over dat dineetje morgen bij Bonomi.’
‘Hij bleef er bij D’Alaqua op aandringen dat hij me meenam naar de opera, met aansluitend een souper ter ere van kardinaal Visier. D’Alaqua had geen keus, hij moest wel aanbieden me te begeleiden. Maar ik denk niet dat ik ga.’
‘Zeker wel, en je houdt je oren en ogen goed open. Ook die respectabele, machtige kerels hebben ergens een lijk in de kast. Het is goed mogelijk dat een van hen meer weet over de incidenten rond de lijkwade.’
‘Toe nou toch, dat is absurd. Die mannen hebben toch niets met die branden of de mannen zonder tong te maken!’
‘Zo absurd is het niet. Ik spreek nu als politieman. Ik stel vrij weinig vertrouwen in die hoge omes, om aan de top te komen hebben ze heel wat koppen moeten laten rollen. Telkens als we een dievenbende oprollen, blijkt er een excentrieke miljonair achter te zitten die ervan droomt een kunstwerk in zijn privé-collectie te hebben dal thuishoort in een museum.
Jij bent een sprookjesprinses, maar dit zijn gehaaide lieden die over alles heen walsen wat ze in de weg zit. Houd dat in gedachten als je morgen bij Bonomi aan tafel zit. Hoe welgemanierd en goed opgevoed ze ook zijn, al dat uiterlijk vertoon kan een façade zijn, een dekmantel.’
‘Dan zal ik maar een nieuwe jurk gaan kopen.’
‘Als we terug zijn zal ik vragen of je een tegemoetkoming kunt krijgen in alle bijkomende kosten die je hier hebt gemaakt. Maar loop Armani ditmaal maar even voorbij, anders is je hele extraatje er in één klap doorheen.’
‘Ik zal het proberen, maar ik beloof niets.’