18

Sofia had pater Yves opgebeld. De priester intrigeerde haar. Ze wist niet waarom, maar ze had het gevoel dat er een onwrikbare persoonlijkheid schuilging achter zijn voorkomende, knappe uiterlijk.

Ze dacht dat pater Yves wel verrast zou zijn als ze hem uitnodigde voor de lunch, maar hij scheen het heel gewoon te vinden en stemde toe, mits de kardinaal er geen bezwaar tegen had.

En daar zaten ze dan met z’n tweeën, in een trattoria in de buurt van de kathedraal.

‘Ik ben blij dat de kardinaal u toestond met mij te lunchen. Ik wil u graag spreken over alles wat er is gebeurd in de kathedraal.’

De priester luisterde beleefd, maar erg geïnteresseerd leek hij niet.

‘Pater Yves, vertel me eens eerlijk, denkt u dat de brand een ongeluk is geweest?’

‘Het zou niet best zijn als ik niet eerlijk zou zijn,’ antwoordde de priester glimlachend. ‘Natuurlijk is het een ongeluk geweest, tenzij u iets weet wat ik niet weet.’ Pater Yves keek haar oplettend aan. Ondanks zijn open, vriendelijke blik kon Sofia zich niet aan de indruk onttrekken dat er meer achter de pater stak dan hij liet doorschemeren.

‘Misschien is het gewoon beroepsdeformatie, maar ik geloof niet in toeval en in de kathedraal van Turijn hebben te veel toevallige ongelukken plaatsgevonden.’

‘Denkt u dat de brand is aangestoken? Door wie dan? En waarom?’

‘We doen onderzoek naar het wie en waarom. Vergeet niet dat we met een lijk zitten, het stoffelijk overschot van een jongeman. Wie was hij? Wat deed hij daar? Autopsie heeft uitgewezen dat het slachtoffer geen tong had, net als de man in de gevangenis. Herinnert u zich de poging tot roof van enkele jaren geleden? Je hoeft geen genie te zijn om te weten dat daar ook iets vreemds aan kleeft.’

‘Wat vreselijk. Ik had nooit gedacht dat... enfin, ik ben altijd van mening geweest dat ongelukken nu eenmaal gebeuren, zeker in zo’n oud gebouw als de kathedraal van Turijn. Wat het lijk zonder long en de stomme in de gevangenis betreft, weet ik niet goed wat ik moet zeggen. Ik zou niet weten wat ze met elkaar te maken kunnen hebben.’

‘Pater, u bent anders dan andere priesters.’

‘Pardon?’

‘U bent niet zomaar een priester. U bent een intelligente, belezen man. Daarom wilde ik u spreken en daarom vraag ik u nogmaals of u alstublieft eerlijk en open tegen me wilt zijn.’

Sofia had het gevoel dat pater Yves een kat-en-muisspelletje met haar speelde en stak haar ergernis niet onder stoelen of banken.

‘Het spijt me, ik wil u niet voor het hoofd stoten, maar ik ben priester en als zodanig leef ik in een andere wereld dan u. Ik heb inderdaad geluk gehad en een goede opleiding genoten, maar mijn kennis staat lijnrecht tegenover de uwe. Ik ben geen politieagent en het is niet mijn taak noch mijn intentie verdenkingen te koesteren tegen wie dan ook.’

Er lag een harde klank in zijn stem. Ook pater Yves begon zijn geduld te verliezen.

‘Neem me niet kwalijk, ik ben misschien wat te direct geweest. Eigenlijk wilde ik u om hulp vragen.’

‘Hulp? Waarmee?’

‘Om het mysterie te ontrafelen, om uit te zoeken wat er precies achter steekt. Ik zal open kaart spelen: de brand is aangestoken, we weten alleen niet waarom.’

‘En hoe precies zou ik u daarbij kunnen helpen?’ De pater was nog steeds enigszins verstoord. Sofia begreep dat ze iets omzichtiger te werk moest gaan.

‘Ik wil graag weten wat u vindt van de bouwvakkers in de kathedraal. U maakt ze nu al enkele maanden mee, dus misschien heeft een van hen iets gedaan of gezegd wat u opviel, wat u vreemd vond. Ook zou ik graag uw mening horen over het personeel van het bisdom... de secretaresses, de koster, zelfs de kardinaal...’

‘Dottora, niet alleen ik, maar ook alle medewerkers van het aartsbisdom hebben onze volledige medewerking verleend aan de carabinieri en uw mensen van de afdeling Kunstdelicten. Het zou van weinig respect van mijn kant getuigen als ik verdenkingen naar buiten zou brengen over de mensen die voor mij dan wel voor het aartsbisdom werken. Ik heb u alles verteld wat ik weet en als u meent dat er opzet in het spel is, dient u een onderzoek in te stellen. U weet dat u op onze volste medewerking kunt rekenen. Ik begrijp eerlijk gezegd niet wat voor spelletje u speelt en u zult begrijpen dat ik de kardinaal van dit gesprek op de hoogte moet stellen.’

De spanning was om te snijden. De pater leek oprecht boos te zijn. Sofia begon zich steeds minder op haar gemak te voelen en had het idee dat ze dit hele gesprek niet al te slim had aangepakt.

‘Ik vraag u niet om kwaad te spreken over uw werknemers of collega’s...’

‘O, nee? Het is het één of het ander: of u denkt dat ik iets weet wat ik niet heb verteld, waarmee ik de verdenking op me heb geladen. Als ik iets heb verzwegen, betekent dat dat ik iets te verbergen heb; of u vraagt om weet ik wat voor informatie over de arbeiders of de mensen van het aartsbisdom en wel hier, officieus, met wie weet welk doel.’

‘Het gaat me niet om roddels, maar om feiten. Waarom heeft u mijn uitnodiging voor de lunch aangenomen?’

‘Goede vraag!’

‘Mag ik het antwoord?’

De priester keek Sofia zo doordringend aan, dat ze ervan ging blozen.

‘Omdat ik u beschouwde als een serieuze, capabele vrouw.’

‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’

‘Zeker wel.’

Ze hadden allebei nog geen hap gegeten. De pater vroeg om de rekening.

'Ik heb ú uitgenodigd.’

‘Als u het niet erg vindt, is dit voor rekening van het aartsbisdom.’

‘Ik ben bang dat we elkaar niet goed hebben begrepen. Als dat mijn schuld is, bied ik hiervoor mijn excuses aan.’ Weer keek pater Yves haar aan, ditmaal was zijn blik kalm, ongeïnteresseerd zelfs.

‘We hebben het er niet meer over.’

‘Ik houd niet van misverstanden, ik zou graag...’ Hij legde haar met een gebaar het zwijgen op.

‘Het is niet belangrijk, we vergeten het.’

Eenmaal buiten in het warme zonlicht liepen ze zwijgend in de richting van de kathedraal. Plotseling bleef de pater staan en keek haar recht in de ogen. Sofia hield zijn blik vast, maar weer voelde ze dat ze bloosde.

‘Ik nodig je uit voor een kop koffie.’

‘Een kop koffie?’ Geamuseerd merkte ze op dat hij haar ineens tutoyeerde.

‘Of wat je maar wilt. Ik ben niet aardig tegen je geweest.’

‘En daarom nodig je me uit voor een kop koffie?’

‘Tjonge! Sommige mensen gaan ook over alles in discussie.’ Sofia schoot in de lach. Ze wist niet waarom hij plotseling van gedachten was veranderd, maar ze was er wel blij mee.

‘Goed, we gaan koffiedrinken.’

Hij nam haar bij de arm om de straat over te steken. Ze liepen om de kathedraal heen en slenterden naar een oud café met mahoniehouten tafeltjes en stokoude obers.

‘Ik heb trek,’ zei de pater.

‘Dat verbaast me niets. Je was zo boos dat je niets hebt gegeten.’

‘Ik ga taart bestellen. Wil jij ook iets?’

‘Nee, dank je, ik eet nooit taart.’

‘Iets anders dan?’

‘Alleen koffie, graag.’

Toen de ober hun bestelling had opgenomen, zaten ze elkaar even zwijgend op te nemen.

‘Wie verdenk je?’

De vraag bracht haar van haar stuk. In feite bracht zijn gedrag haar constant van haar stuk.

‘Weet je zeker dat je over de gebeurtenissen in de kathedraal wilt praten?’

‘Brand maar los.’

‘Goed dan. We hebben geen concrete verdachte, we hebben zelfs geen enkel spoor, maar we weten dat er een luchtje aan zit. Marco, mijn chef, denkt dat het alles te maken heeft met de sindone.’

‘Met de sindone? Hoezo?’

‘Omdat zich nergens in Europa zo veel ongelukken voordoen als in de kathedraal van Turijn. En aangezien de kathedraal van Turijn de lijkwade bezit, denkt hij dat het een met het ander samenhangt.’

‘Maar met de lijkwade is nooit iets gebeurd, godzijdank. Ik snap werkelijk niet wat de incidenten met de sindone van doen hebben.’

‘Het is een kwestie van intuïtie, moeilijk te verklaren. Marco heeft het hele team aangestoken.’

‘Denk je dat iemand de sindone wil vernietigen, net zoals toen met de Piëta van Michelangelo? Een of andere gek die beroemd wil worden?’

‘Lag het maar zo eenvoudig! Hoe zit het dan met die mannen zonder tong?’

‘Nou ja, dat zijn er maar twee. En of je er in gelooft of niet, toevalligheden doen zich nu eenmaal wel eens voor.’

‘Volgens ons is die stomme in de gevangenis...’ 

Sofia zweeg. Ze had die leuke, knappe pater bijna verteld wat ze van plan waren.

‘Ga door.’

‘Volgens ons weet die stomme in de gevangenis er meer van.’

‘Hebben ze hem niet verhoord?’

‘Hij doet net of hij nergens iets van begrijpt.’

‘En een schriftelijk verhoor?’

‘Zonder resultaat.’

‘Sofia, wie weet ligt het simpeler dan je denkt, misschien was het wel gewoon toeval.’ Ze bleven nog een uurtje zitten, maar het gesprek bracht Sofia niet veel verder. Yves liet weinig los. Het was gezellig, dat wel, maar wijzer was ze er niet van geworden.

‘Tot wanneer blijf je nog in Turijn?’

‘Ik ga morgen terug naar Rome.’

‘Je mag me altijd bellen, als je denkt dat ik je nog ergens mee kan helpen.’

‘Dan bedenk ik me eerst tweemaal, voordat je weer kwaad op me wordt.’ Ze namen hartelijk afscheid. Pater Yves zei dat hij haar zou bellen als hij in Rome was. Sofia beloofde contact met hem op te nemen als ze terugkeerde naar Turijn.

 

Marco had om één uur ‘s middags een vergadering belegd. Het was tijd de anderen in te lichten over zijn vorderingen betreffende de vrijlating van de stomme.

Sofia arriveerde als laatste. Marco wist niet waarom, maar hij vond haar anders dan anders. Even mooi, dat wel, maar toch anders.

‘Goed, het is een simpel plan. Zoals jullie weten komen de leden van de bestuurscommissie van de strafinrichting maandelijks bij elkaar. De commissie bestaat uit de rechter, de officier van justitie, enkele psychologen, maatschappelijk werkers en de gevangenisdirecteur. Ze gaan in principe alle gevangenen langs, met name degenen die aan het einde van hun straftijd zitten en in aanmerking komen voor vervroegde invrijheidstelling of een andere strafverlaging wegens goed gedrag. Morgen ga ik naar Turijn om de bestuursleden te spreken. Ik ga ze vragen of ze een beetje toneel willen spelen.’

De anderen zaten aandachtig te luisteren en Marco ging verder: ‘De volgende maand, als de commissie in de gevangenis van Turijn bijeenkomt, gaan ze naar de cel van de stomme en houden hun bespreking in zijn bijzijn, wat ze trouwens altijd al hebben gedaan. De maatschappelijk werker en de psycholoog zullen dan aanvoeren dat het weinig zin heeft hem nog langer vast te houden, aangezien hij zich voorbeeldig gedraagt en geen enkele bedreiging vormt voor de samenleving. Juist voor gevallen als hij is de wet op vervroegde invrijheidstelling in het leven geroepen. De gevangenisdirecteur maakt wat bezwaren en ze lopen door. Zo gaat het dan drie, vier maanden lang, tot ze hem uiteindelijk vrijlaten.’

‘Willen ze eraan meewerken?’ vroeg Pietro.

‘De ministers hebben al met hun respectievelijke afgevaardigden gesproken. Ze zullen ons geen strobreed in de weg leggen. Het gaat ten slotte niet om een moordenaar of een terrorist, de stomme is weinig meer dan een kruimeldief.’

‘Een goed plan,’ knikte Minerva.

‘Absoluut,’ beaamde Giuseppe.

‘Ik heb nog meer nieuws. Dit zul jij wel leuk vinden, Sofia. Ik ben gebeld door Lisa, de vrouw van John Barry. Lisa is de zus van Mary Stuart, getrouwd met James Stuart. Die kennen jullie natuurlijk, dat is ongeveer de rijkste man ter wereld. Hij is bevriend met de president van Amerika en volgens mij met een stuk of wat presidenten van andere landen. Ook allerlei internationale kopstukken uit het bedrijfsleven en het bankwezen rekenen zich tot zijn vrienden. De jongste dochter van de Stuarts, Gina, is evenals Lisa archeologe. Ze logeert al een tijdje bij Lisa en John in Rome, omdat ze meewerkt aan de opgravingen van Herculaneum. Lang verhaal kort, Mary en James Stuart komen binnenkort naar Rome en Lisa wil een etentje voor ze organiseren. Ze heeft alle Italiaanse vrienden van de Stuarts uitgenodigd, onder wie Umberto D’Alaqua. Paola en ik hebben ook een invitatie ontvangen en ik denk dat Lisa en John het wel goed vinden als jij ons gezelschap houdt, Sofia.’

Sofia straalde. Ze kon niet verbergen hoe heerlijk ze het vond Umberto D’Alaqua weer te zien.

‘Dat is dé manier om bij die man in de buurt te komen.’ Na de vergadering schoof Sofia nog even bij Marco aan.

‘Ongelooflijk dat Lisa’s zus getrouwd is met die industrieel.’

‘Zo gek is het niet. Mary en Lisa zijn de dochters van een hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Oxford. Ze hebben allebei gestudeerd: Lisa archeologie en Mary middeleeuwse geschiedenis, evenals haar vader. Lisa kreeg een beurs om haar doctoraal in Italië te halen en haar zus kwam haar regelmatig opzoeken, maar het leven had andere plannen met Mary. Ze kreeg een baan bij Sotheby’s en daar leerde ze allerlei mensen kennen, onder anderen haar huidige man, James Stuart. Ze werden verliefd en zijn getrouwd. Lisa leerde intussen John kennen en beide stellen zijn gelukkig, elk op hun eigen manier. Mary beweegt zich in de hoogste kringen, Lisa heeft naam gemaakt in het academische wereldje. Ze helpen elkaar, Mary financiert regelmatig opgravingen, Lisa helpt Gina weer aan een goede slageplaats... zo gaat dat.’

‘Wat een geluk dat jij zo goed bevriend bent met John.’

‘Ja, het is een leuk stel. John is de enige Amerikaan die ik ken die nergens anders wil wonen. Hij wil niet overgeplaatst worden. Ik denk dat de invloed van de Stuarts ook wel geholpen zal hebben om hem zo lang op dezelfde ambassade te houden.’

‘Denk je dat ze het goed vinden als ik meega naar dat feest?’

‘Ik zal het proberen. D’Alaqua heeft nogal indruk op je gemaakt, geloof ik.’

‘Wat dacht je, op zo’n man wordt iedere vrouw verliefd.’

‘Behalve jij, natuurlijk.’

‘Ik zeg niets,’ lach te Sofia.

‘Kijkje wel een beetje uit?’

‘Maak je geen zorgen, Marco. Ik sta met beide benen op de grond en dat wil ik graag zo houden. D’Alaqua is voor mij te hoog gegrepen, dus wees maar niet bang.’

‘Mag ik je een persoonlijke vraag stellen? Als je niets wilt zeggen, houd dan gerust je mond, maar hoe zit het nu met Pietro?’

‘Dat mag je best weten, het is uit. Het was uitzichtloos.’

‘Weet hij dat al?’

‘We gaan vanavond uit eten om erover te praten, maar hij is niet dom. Ik denk dat hij het wel weet en ik geloof dat hij het niet eens zo erg vindt.’

‘Dat doet me deugd.’

‘Hoezo, deugd?’

‘Pietro is geen man voor jou. Het is een fijne vent met een leuke vrouw die dolblij zal zijn dat ze haar man weer terugkrijgt. En jij, Sofia, zult binnenkort je vleugels uitslaan en op zoek gaan naar een nieuwe baan. De afdeling Kunstdelicten is te klein voor je geworden.’

‘Dat moet je niet zeggen! Weet je dan niet hoe dol ik ben op mijn werk? Ik wil helemaal niet weg, ik vind het hier fijn.’

‘Je weet dat ik gelijk heb, je bent al veel te lang blijven hangen.’ Pietro kwam haar halen en dat maakte een eind aan hun gesprek. Ze namen afscheid van Marco, die de volgende ochtend vroeg naar Turijn zou vliegen.

‘Zullen we naar jouw huis gaan?’ vroeg Pietro.

‘Nee, ik wil vanavond liever in een restaurant eten.’ Pietro nam haar mee naar een bistro in het Trastevere. Het was dezelfde bistro waar ze samen voor het eerst hadden gegeten, in het begin van hun relatie. Ze waren er in geen tijden geweest. Ze bestelden iets te eten en praatten over koetjes en kalfjes. Allebei stelden ze het moment van de confrontatie liever nog even uit.

‘Pietro...’

‘Stil maar. Ik weet al wat je wilt zeggen en ik ben het met je eens.’

‘Weet je het al?’

‘Ja, daar hoef je geen helderziende voor te zijn. Af en toe ben je zo doorzichtig als glas.’

‘Pietro, ik ben dol op je, maar ik ben niet meer verliefd op je. Ik hoop dat we goede vrienden kunnen blijven en net als altijd probleemloos kunnen blijven samenwerken.’

‘Ik hou van je. Je moet wel gek zijn wil je niet van jou houden, maar ik weet best dat ik niet goed genoeg voor je ben.’

Sofia maakte een ontkennend gebaar.

‘Klets nou geen onzin, verdorie.’

‘Ik ben een smeris en dat zal ik ook altijd blijven. Jij bent hoog opgeleid en of je nu een spijkerbroek draagt of een pak van Armani, klasse heb je altijd. Ik heb geluk gehad datje een tijdje met me om wilde gaan, maar ik heb altijd geweten dat je me op een dag de deur uit zou zetten. Die dag is aangebroken. Is het D’Alaqua?’

‘Die ziet me niet eens staan! Nee, Pietro, er is niemand anders. Het gaat er alleen om dat onze relatie uitzichtloos is. Jij houdt van je vrouw, daar heb ik ook alle begrip voor. Het is een schat en ze is nog mooi ook. Je zult nooit van haar scheiden, al was het maar omdat je de kinderen niet kunt missen.’

‘Sofia, als je me voor de keuze had gesteld, had ik jou gekozen.’ Ze zwegen. Sofia had zin om te huilen, maar hield zich in. Ze was vastbesloten het uit te maken en wilde zich niet door haar emoties laten meeslepen. Ze had dit al maanden geleden moeten doen.

‘Ik denk dat het beter is als we ermee stoppen. Kunnen we vrienden blijven?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Hoezo niet?’

‘Omdat ik het niet weet. Ik weet echt niet of ik het red om je elke dag te zien zonder je te mogen aanraken. Op een dag kom je ook nog vertellen dat je een nieuwe vriend hebt! Ik kan wel zeggen dat we altijd vrienden zullen blijven, maar ik wil je niet voorliegen. Als het niet lukt, stap ik op, voordat ik een hekel aan je krijg.’

Het ging Sofia aan het hart. Marco had gelijk gehad, het was niet goed om privé en zakelijk met elkaar te vermengen. Maar ja, het was nu eenmaal gebeurd.

‘Nee, Pietro. Als er iemand weggaat, ben ik het. Ik wil alleen dit onderzoek naar de brand nog afronden en de invrijheidstelling van de tongloze gevangene begeleiden. Daarna neem ik m’n ontslag en ben ik weg.’

‘Nee, dat is niet fair. Ik weet dat jij heel goed in staat bent mij als een vriend te beschouwen. Ik weet alleen vrij zeker dat ik het niet kan, ik ken mezelf. Ik vraag wel overplaatsing aan.’

‘Dat wil ik niet, want je bent dol op Kunstdelicten. Het is een carrièresprong voor je geweest en die ga je niet verspelen. Marco zegt dat ik m’n vleugels moet uitslaan en eerlijk gezegd heb ik wel zin om eens iets anders te gaan doen. Lesgeven aan de universiteit, meewerken aan een of andere opgraving, wie weet open ik een galerie. Ik heb het gevoel dat ik een bepaalde periode in m’n leven aan het afsluiten ben. Marco zag het al, hij stelde voor dat ik eens wat om me heen zou kijken en hij had gelijk. Ik wil je één gunst vragen: doe alsjeblieft je best de komende maanden, totdat het onderzoek naar de brand is afgerond. Laten we deze laatste maanden nog even zo goed mogelijk proberen door te komen.’

‘Ik zal m’n best doen.’

Pietro’s ogen stonden vol tranen. Sofia stond versteld, ze had nooit gedacht dat hij zo veel van haar hield. Ze hoopte van harte dat gekrenkte trots ook een rol speelde.