25

Guner legde de borstel weg en hing het donkere kostuum van Addaio in de ruime kast van zijn kleedkamer. Terug in de slaapkamer ordende hij de papieren op het bureau en zette een paar boeken terug op de plank.

Addaio had tot diep in de nacht zitten werken. De zoete geur van Turkse tabak hing nog in de kamer. Guner zette het raam wagenwijd open en bleef even staan om de tuin in te kijken. Hij hoorde de zachte voetstappen van Addaio niet en merkte ook niet dat deze hem bezorgd opnam.

‘Waar denk je aan, Guner?’

Hij draaide zich om, ervoor zorgend dat er niets op zijn gezicht te lezen viel.

‘Niets bijzonders. Het is een mooie dag, ik krijg zin om naar buiten te gaan.’

‘Dat kan, ik ga dadelijk weg. Je zou zelfs een paar dagen naar je familie kunnen gaan.’

‘Ga je weg?’

‘Ja, ik moet naar Duitsland en Italië, ik wil onze mensen daar spreken. Ik wil weten wat er telkens precies misgaat en waar de verrader zit.’

‘Dat zou je niet moeten doen, het is veel te gevaarlijk.’

‘Ik kan niet iedereen hiernaartoe laten komen, dat is nog gevaarlijker.’

‘Laat ze dan naar Istanbul komen. De stad is het hele jaar door vergeven van de toeristen, daar vallen ze niet op.’

‘Niet iedereen kan. Ik kan me makkelijker verplaatsen dan zij. Het is al besloten, ik vertrek morgen.’

‘Welke reden geef je op?’

‘Ik ben moe, daarom ga ik op vakantie. Ik ga vrienden opzoeken in Duitsland en Italië.’

‘Hoe lang blijf je weg?’

‘Een week, tien dagen, langer niet. Profiteer ervan en neem een paar dagen vrij. Je bent zo gespannen de laatste tijd, geïrriteerd zelfs. Wat is er met je?’

‘Eerlijk gezegd heb ik medelijden met die drie jongens, je laat ze wel erg zwaar boeten. De wereld is veranderd, maar jij doet net of alles nog bij het oude is. Het kan niet meer zo zijn dat je jongeren de dood injaagt en hun tong laat uitrukken, uit angst dat ze te veel praten en...’

‘Als ze praten, betekent dat het einde. Dankzij de offers en het zwijgen van onze voorvaderen hebben we het twintig eeuwen lang overleefd. Ik ben met je eens dat het zware offers vergt, ook ik heb mijn leven opgeofferd. Mijn leven heeft mij nooit toebehoord, evenmin als het jouwe jou toebehoort. Het is een eer om te mogen sterven voor onze zaak, evenals het offeren van de tong dat is. Ik ruk ze niet persoonlijk uit, ze staan hun tong vrijwillig af omdat ze weten dat het absoluut noodzakelijk is. Zo beschermen ze zichzelf en het Genootschap.’

‘Waarom maken we ons niet bekend?’

‘Ben je gek geworden? Denk je nu heus dat we het zouden overleven als we ons bestaan openbaar maken? Wat is er in vredesnaam met je aan de hand, wat zijn dat voor duivelse gedachten?’

‘Soms denk ik dat de duivel in jou is gevaren, Addaio. Je bent hard en wreed geworden. Ik vrees wel eens dat je op deze manier wraak neemt, omdat je niet kunt zijn wie je wilt.’

Zwijgend keken ze elkaar aan. Guner had meer gezegd dan hij eigenlijk wilde en Addaio verbaasde zich erover dat hij Guners verwijten accepteerde zonder zich te verweren. Hun levens waren onlosmakelijk met elkaar verbonden en ze waren geen van beiden gelukkig.

Zou Guner in staat zijn hem te verraden? Hij verwierp de gedachte ogenblikkelijk. Nee, dat was onmogelijk. Hij vertrouwde Guner als zichzelf.

‘Zorg dat mijn bagage morgenochtend klaarstaat.’ Guner gaf geen antwoord en draaide zich om om de ramen te sluiten. Zijn gezicht stond strak van spanning. Toen hij de deur achter Addaio in het slot hoorde vallen haalde hij diep adem.

Naast het bed van Addaio zag hij een blad papier op de vloer liggen. Hij raapte het op. Het was een brief in het Turks en hij kon zich niet bedwingen hem te lezen. Bij tijd en wijle legde Addaio hem brieven of documenten voor om zijn mening te vragen. Guner wist dat hij er verkeerd aan deed, maar hij móest welen wat er in deze brief stond.

De brief was niet ondertekend. De schrijver deelde Addaio mede dat de bestuurscommissie van de gevangenis in Turijn overwoog Mendibj vervroegd in vrijheid te stellen en vroeg om instructies.

Hij vroeg zich af waarom Addaio een belangrijke brief als deze niet beter had opgeborgen. Had hij misschien gewild dat hij hem zou vinden? Dacht hij dat hij de verrader was? Met de brief in de hand liep Guner naar Addaio’s werkkamer. Hij klopte zachtjes op de deur en wachtte tot de pastor hem binnenliet.

‘Deze brief lag op de vloer naast je bed.’

De pastor keek hem onbewogen aan en strekte zijn hand uit om de brief aan te nemen.

‘Ik heb hem gelezen. Ik neem aan dat je hem expres hebt laten slingeren opdat ik hem zou lezen. Dacht je dat ik de verrader ben en wilde je me in de val lokken? Nee Addaio, ik ben geen verrader. Ik heb me duizendmaal voorgenomen om te vertrekken, duizendmaal heb ik ervan gedroomd de wereld te vertellen wie we zijn en waar we voor staan. Maar ik heb het niet gedaan, uit respect voor de nagedachtenis aan mijn moeder en omdat ik wil dat mijn familie met opgeheven hoofd door het leven kan gaan. Ik heb het niet gedaan, omdat ik hen wil sparen en omdat ik niet weet wat er van mij zou worden. Ik ben slechts een mens, een arme drommel en te oud om een nieuwe start te maken. Ik ben een lafaard, net als jij. Uit lafheid hebben we ons bij ons lot neergelegd.’

Addaio keek hem zwijgend aan, in de hoop iets in Guners gezicht te kunnen lezen, een emotie waaruit bleek dat hij nog steeds op zijn vriendschap kon rekenen.

‘Nu weet ik waarom je morgen op reis gaat. Je bent bang voor wat er gaat gebeuren met Mendibj. Heb je zijn vader al ingelicht?’

‘Nu je zo stellig beweert weet dat je me niet zult verraden, kan ik je zeggen dat ik me zorgen maak over de vrijlating van Mendibj. Als je de brief hebt gelezen, weet je dat onze contactpersoon in de gevangenis meldt dat de baas van de afdeling Kunstdelicten Mendibj heeft opgezocht in de gevangenis. Het vermoeden bestaat dat de gevangenisdirecteur iets van plan is. We kunnen geen enkel risico nemen.’

‘ Wat ga je doen?’

‘Alles wat nodig is om het Genootschap te redden.’

‘Waaronder het laten doden van Mendibj?’

‘Dat zijn jouw woorden, niet de mijne.’

‘Ik ken je, ik weet waartoe je in staat bent.’

‘Je bent de enige vriend die ik ooit heb gehad en ik heb nooit iets voor je verborgen gehouden. Je kent alle geheimen van het Genootschap, maar het spijt me te moeten constateren dat je geen greintje affectie voor me voelt.’

‘Je vergist je, Addaio. Je bent altijd goed voor me geweest, vanaf de dag dat ik hier als tienjarig jongetje binnenkwam. Je wist hoe ik mijn ouders miste en je hebt er altijd voor gezorgd dat ik zo vaak mogelijk bij ze op bezoek kon. Ik zal nooit vergeten dat je me op een dag thuisbracht en de hele middag langs de velden hebt gezworven om ons niet in de weg te zitten. Ik maak je geen verwijten over je gedrag jegens mij, ik verwijt je je gedrag jegens de wereld, jegens ons Genootschap, het verdriet dat je mensen aandoet. Als je wilt weten of ik genegenheid voor je voel, dan is het antwoord... ja. Ik moet echter toegeven dat ik je af en toe haat, omdat mijn lot onverbrekelijk met het jouwe is verbonden. Maar verraden zal ik je nooit, mocht je je daar zorgen over maken.’

‘Wat mij zorgen baart, is dat we een verrader in ons midden hebben. Het is mijn plicht het zekere voor het onzekere te nemen.’

‘Neem me niet kwalijk als ik zeg dat het wat doorzichtig was om een brief te laten slingeren.’

‘Wellicht wilde ik dat je hem zou vinden om je te waarschuwen, mocht je de verrader zijn. Je bent mijn enige vriend, de enige die ik niet zou willen missen.’

‘In Italië loop je gevaar.’

‘Als ik niet ga, lopen we allemaal gevaar.’

‘In Turijn hebben we mensen die jouw instructies opvolgen. Als de politie iets van plan is, hoef jij jezelf niet in gevaar te brengen.’

‘Waarom denk je dat de politie iets van plan is?’

‘Dat staat in de brief. Probeer je me nu weer in de val te lokken?’

‘Ik ga eerst naar Berlijn, vervolgens naar Milaan en dan pas naar Turijn. Ik heb veel waardering voor de familie van Mendibj, maar ik kan niet toestaan dat ze ons in de problemen brengen.’

‘Zodra hij vrij is, kun je hem ophalen in Turijn.’

‘En als het nu een valstrik is? Stel dat ze hem vrijlaten om hem te schaduwen? Dat zou ik doen, als ik in hun schoenen stond. Ik kan niet toestaan dat hij het Genootschap in gevaar brengt, dat zul je begrijpen. Ik ben voor veel families verantwoordelijk, ook voor de jouwe. Wil je soms dat ze ons vernietigen, dat ze ons alles afnemen wat we bezitten? Wil je dat we de nalatenschap van onze voorvaderen verloochenen? We zijn wie we moeten zijn, niet wie we graag zouden willen zijn.’

‘Turijn is gekkenwerk, het risico is te groot.’

‘Ik ben geen waaghals, dat weet je, maar in de brief wordt gesuggereerd dat er een val wordt opgezet en ik moet zorgen dat niemand in die val trapt.’

‘Dat betekent dat de dagen van Mendibj zijn geteld.’

‘De dagen van alle mensen zijn geteld vanaf hun geboorte. En nu wil ik aan het werk. Laat het me weten als Talat is gearriveerd.’ Guner verliet de werkkamer en ging naar de kapel. Geknield staarde hij door zijn tranen heen naar het altaarkruis, op zoek naar een antwoord op zijn lijden.