Onager

Er stond een grote kring mensen om het hok van de wilde woudezels. Ze keken deels nieuwsgierig, deels gegeneerd naar de enorme erectie van de hengst en mompelden hun verbijsterde commentaar. Had je er maar zo een! De oppasser, die in het zebraperk ernaast stond te vegen, hielp de bewonderaars uit de droom: hij kon er niks van, die hengst. Telkens wanneer de merrie bereidwillig was, stond hij er zo fier bij, met zijn grote tampeloeris, maar er was nog nooit een jong van gekomen. De oppasser pakte zijn bezem en liep hoofdschuddend weg.

De mensen bij het hek bleven staan. Was het wel zo’n mislukking, als er geen nageslacht van kwam? Zo’n mooie erectie was toch al heel wat, zag je de mannen denken.

Potentie is een klemmende zaak. Mannen die in bed hun penis niet in de juiste stand weten te brengen, voelen zich een mislukking. Ook al zijn ze een briljant boekhouder, een knappe dokter, een zakenman eerlijk als goud, als ze impotent zijn, voelen ze zich over de hele linie een slap dingetje. Alles hebben ze ervoor over om een erectie te produceren.

Vrouwen begrijpen die drang meestal niet. ‘Geeft niet schat,’ zeggen ze vergevingsgezind, wanneer de penis waarmee ze iets van plan waren omvalt. Dat is geen verstandige opmerking. Nu lukt het helemaal niet meer. Je moet nooit ‘schat’ tegen een man zeggen als hij iets verkeerd doet. Daar kan hij niet tegen.

Vroeger, toen ik nog psycholoog was, kwamen echtparen op het spreekuur voor relatietherapie. Het ging niet goed met hun huwelijk, maar ze zeiden wel vaak ‘schat’ tegen elkaar.

‘Nee, schat, zo was het niet,’ verbeterden ze, wanneer een van de twee wilde uitleggen wat eraan schortte. Thuis zeiden ze ook ‘schat’.

‘Hè schat, nu heb je nóg de vuilniszak niet buitengezet!’

Huwelijken die er zo aan toe zijn, eindigen vaak in beddendood. Soms is het de vrouw die er de brui aan geeft, maar het kan ook de man zijn die geen animo meer heeft. Dat is niet zijn bedoeling, maar op een dag wordt hij impotent. Zelf denkt hij dat het alleen zijn penis is die het niet meer doet. Hij denkt dat het een technische storing is en hij is hevig verontrust.

‘Dat gebeurt me nooit!’ roept hij zenuwachtig. Zijn vrouw ziet de ernst niet. Haar overkomt het zo vaak dat ze niet klaar kan komen of dat ze haar belangstelling voor de vrijpartij halverwege verliest. Ze begrijpt niet waar hij zich druk over maakt. Ze is anders dan hij.

Manlijke opwinding verloopt tamelijk rechtlijnig. Wanneer een man iets ziet dat hem op seksuele gedachten brengt, krijgt hij aandrang om te copuleren. Als hij eenmaal bezig is, wordt hij niet graag onderbroken. Het liefst gaat hij door tot hij een orgasme heeft gehad en als hij is klaargekomen, is hij ook klaar. Dan gaat hij de televisie aanzetten of een boterham eten. De opwinding is weg.

Voor een vrouw is het anders. Zij begint met zin in een zoen of ze wil dat hij haar schouders masseert. Ze wil dat hij haar borsten streelt, maar als hij denkt dat hij weet wat de volgende stap is, kan hij zich danig vergissen. Hè nee, denkt ze, ik heb helemaal geen behoefte aan klaarkomen, dat is weer zo’n gedoe.

En al probeerde ze het toch, dan nog kan het gebeuren dat ze er ineens niks meer aan vindt. Daar maakt ze geen drama van. Volgende keer beter, denkt ze en soms is de volgende keer ook beter. Dan kan ze zomaar twee of meer keren achter elkaar tot een orgasme komen of ze blijft nog lang in de stemming voor andere erotische handelingen. Ze is gewend aan haar eigen wisselvalligheid en daarom zegt ze tegen haar plotseling falende bedgenoot dat het niet geeft. Maar een man vat haar woorden heel anders op. Hij hoort berusting in haar stem, alsof ze toch al niet veel van hem had verwacht, de sukkel. En dan zegt ze ook nog ‘schat’.

Het is lang niet altijd de teloorgang van de relatie waar een man impotent van wordt, of het verlammende feminisme. In veel gevallen is het gewoon de leeftijd. Na het vijftigste levensjaar hapert het mechaniek wel eens. Dat is een grote schok voor een man. Hij is bang dat het begin van het einde is aangebroken en dat het nu voortaan altijd zo zal zijn: Slabberdewatski in plaats van Casanova, en van de weeromstuit verliest hij zijn zelfvertrouwen.

‘Als ik alleen maar denk aan impotentie, val ik al slap,’ zei een vriend van wie ik weet dat hij het wel eens laat afweten. ‘Soms ben ik heel genoeglijk aan het vrijen en gaat alles goed, tot ik wil neuken. Als het maar lukt, schiet het door mijn hoofd en dan is het mis.’

Een impotente penis draagt natuurlijk niet bij aan de seksuele gezelligheid, maar veel vrouwen nemen beslist genoegen met een vlijtige tong of vaardige vingers. Zij hoopt dat haar geliefde ophoudt met zich mislukt te voelen en verdergaat met het voorspel, want dat is voor haar vaak het aardigste gedeelte van de seks. Maar met dat argument hoef je bij een man niet aan te komen. Hij wil niet fijnzinnig vrijen, hij wil een paal.

Als ik maar een begin heb, denkt hij, dan komt de rest vanzelf. Om zijn onwillige lid aan de gang te krijgen, pakt hij het vast tussen vinger en duim en begint het wanhopig in zijn vrouw te proppen. Dat is geen plezierig gevoel. Een fiere penis die binnendringt maakt een verovering, een opgerold flensje niet.

Bovendien is er een verandering opgetreden in de intimiteit. Zojuist voelde zij zich nog begeerlijk. Hij werd duizelig van haar vormen, hij hijgde van opwinding. Alles wat ze deed joeg hem op tot hogere extase, zij was zijn minnares.

Nu ligt ze als een bekommerde toeschouwer af te wachten of het nog wat wordt. Ze kan niets toevoegen, want hoe meer zij haar best doet, des te dieper zinkt zijn moed. Hij is haar trouwens allang vergeten, want hij is met zichzelf bezig. Hier is een ontwrichtend mankement dat onmiddellijk verholpen moet worden.

Ik vraag me wel eens af welke fantasieën een impotente man in stelling aan het brengen is, als hij daar ligt te prutsen. In ieder geval hebben ze niets te maken met de vrouw die naast hem ligt, want van haar krijgt hij hem niet overeind.

Een vriendin heeft een man met erectieproblemen. Ze houdt veel van hem en als het wil vlotten met de seks is er niets aan de hand. Maar soms valt de energievoorziening uit. Het zou goed zijn als hij op zo’n moment zijn aandacht op haar zou richten, maar dat doet hij niet. Er verschijnt een diepe frons tussen zijn wenkbrauwen en hij gaat verbeten aan de slag om het geslonken geslachtsdeel te reanimeren. Daar wordt zij woedend om.

‘Dat ligt daar maar te sjorren,’ klaagt ze, ‘en ik lig er voor Piet Snot bij.’
Ik word ook niet mild van impotentie. Het kan me niks schelen dat het feest wordt uitgesteld of afgelast, maar ik voel me, net als die vriendin, uitgerangeerd als de man het probleem gaat liggen verhelpen alsof zijn fiets een lekke band heeft. Het liefst heb ik dat een man met erectieproblemen monter vaststelt dat het niet lukt en dan iets anders gaat doen, praten of strelen, een kopje thee zetten voor mijn part, maar dat doen ze maar zelden.
Terwijl hij worstelt, lig ik stilletjes te wachten. Komt er nog wat van? denk ik, en stel me voor hoe geschokt hij zou zijn als ik dat hardop zou zeggen.
Soms komt er warempel nog iets van. Nu zou de opwinding weer toe moeten nemen en de vervoering van zo-even terug moeten keren in het liefdesbed.
Maar hij is weg. Ik heb geen vertrouwen meer in de goede voortzetting. Gespannen tast ik inwendig af hoe het gesteld is met de erectie. Zou hij het houden?
Ik vermoed dat de man dat zelf ook denkt.
Tegen de tijd dat hij tot een orgasme komt, zijn we allebei opgelucht. Klaar is Kees.