Eten
Toen mijn vriendin haar man de deur uit had gedaan omdat hij niet van andere vrouwen kon afblijven, heeft ze een week niet warm gegeten.
‘Ik had bloemkool voor mezelf gekocht,’ vertelde ze, ‘Harry hield daar niet van, die vond dat bloemkool naar burgermansfatsoen rook. Daarom kookte ik dat nooit. Maar toen ik de pan had opgezet en het in de keuken naar bloemkool begon te ruiken, kreeg ik zo’n verschrikkelijke huilbui, dat ik het gas heb uitgedraaid.’
Na een week droog brood besloot ze dat Harry het niet waard was om voor te verhongeren en ze nam zich voor voortaan lekker te koken, zodat ze nu nog steeds iedere dag iets smakelijks eet, met een voorgerecht, een hoofdgerecht en een glas wijn bij iedere gang.
Ik ben niet zoals zij. Ik ben dol op koken, maar alleen voor publiek. Als ik geen man had, zou ik nooit meer in de keuken staan. Voor hem snij ik nauwgezet de groente in juliennereepjes, maar als ik voor mijzelf kook, heb ik niet eens genoeg geduld om te wachten tot het water heet is. Erger nog, ik eet een potje spinazie koud op omdat ik geen zin heb om het op te warmen. Dat vind ik nog lekker ook.
Vrouwen eten de gekste dingen en bij voorkeur in het geniep. In het openbaar zitten ze precieus in een bordje sla rond te prikken alsof ze nergens trek in hebben, maar thuis geven ze zich over aan hun intieme lusten.
Lang geleden logeerde ik bij Tieke. Zij was toen nog vrijgezel en woonde in een bouwvallig huisje in de Amsterdamse Jordaan. Ik had in die tijd geen eigen woning en sliep zolang bij haar op zolder. Als Tieke van haar werk kwam, riep ze: ‘Joehoe!! Wil je wat lekkers?’ Met ‘wat lekkers’ bedoelde ze drank. Eten deden we zelden.
‘Heb jij honger?’ vroeg Tieke.
‘Nee,’ zei ik.
‘Ik ook niet,’ zei Tieke, ‘maar ik heb zin in Completa.’ ‘In wat?!’
vroeg ik verbijsterd.
Als antwoord hield Tieke een pot poeder-koffiemelk omhoog.
‘Vind je het erg gek?’ vroeg ze. Ik vond het krankzinnig, maar niet veel gekker dan wat ik zelf deed. Ik at cornflakes. Hele pakken gingen erdoor in mijn huishouden.
‘O, dat heeft mijn collega ook,’ zei Tieke
blij, ‘alleen houdt zij meer van Crispies. Eet jij ook
broodkorstjes?’
‘Nee,’ zei ik, ‘juist niet. Ik hol af en toe een wit casino
uit.’
Tieke nam nog een hapje Completa.
‘Ik heb een collega die noedels eet,’ vertelde ik, ‘Chinese Instant
Noodles. Het zijn eenpersoonsporties en je hoeft ze niet te koken.
Je giet er een kopje heet water overheen en ze zijn klaar. En een
andere collega eet instantpuree.’
Tieke knikte. Zij kende weer iemand die weerloos was tegenover
blikjes suikermaïs en ik wist er een die hagelslag snoept.
Chocolademuisjes.
Tieke schudde meewarig haar hoofd. ‘Dat is erg ongezond,’ zei ze.
Toen dwaalde haar blik af naar de fles op tafel. ‘Wil jij nog wat
lekkers?’
Ik ken vrijwel geen vrouwen die gewoon doen over eten. De meeste
vinden zichzelf te dik en proberen uit alle macht af te blijven van
dingen die ze lekker vinden, en de paar vrouwen die zich niet van
alles ontzeggen om te vermageren, zijn vegetariër en eten
uitsluitend gras en noten.
Damesbladen maken misbruik van de eetstoornissen van vrouwen.
Wanneer er een dieet wordt aangekondigd op het omslag schijnen de
verkoopcijfers astronomisch toe te nemen. Daarom verzint de
redactie telkens opnieuw een revolutionaire methode om af te
vallen, ook al weet iedereen dat je van dieet houden aankomt omdat
het lichaam op schaarste reageert met hamsteren en dus extra kilo’s
aanmaakt.
Ik heb vanaf mijn zestiende aan de lijn gedaan. Ik beweer altijd
dat het niet zo is, maar ik ben als de dood om aan te komen. Om op
gewicht te blijven sla ik alle etenswaren over die je van een
maaltijd kunt missen: vlees, saus, aardappelen, toetjes. Wat je dan
overhoudt is groente. Die eet ik uit een potje en dan ben ik nog te
beroerd om de magnetron aan te zetten.
Dat schrappen van franje heb ik van thuis. Mijn ouders hielden er
een meedogenloze soberheid op na. Eten was een noodzakelijke, wat
beschamende aangelegenheid, waar je zo weinig mogelijk ophef over
diende te maken. Eetlust was hun een gruwel. Het gold bij ons thuis
als een teken van volwassenheid als je geen suiker meer in je thee
hoefde, en toen het jongste kind tien was, schafte mijn moeder het
dessert af. Twee jaar later verdwenen de aardappelen van het menu.
Van aardappelen werd je dik. Vet wees op vraatzucht, op vadsigheid,
op wellustig smakkend slobberen, op het verslinden van voedsel.
Mijn vader kon het woord ‘voedsel’ uitspreken alsof hij de
tafelmanieren van een hond in gedachten had. Als je in onze familie
iets wilde verslinden, dan pakte je maar een boek, De gebroeders Karamazov van Dostojevski.
Ik herinner me dat ik eens met een vriend langs een flatgebouw liep
waar uit een keukenraam de geur van sudderlapjes walmde. ‘Mmm,’
snoof hij genietend, ‘dat ruikt lekker!’
Ik kromp in elkaar! Etenslucht snuiven en daarover een mededeling
doen was in het licht van mijn opvoeding ongeveer even onbeschaafd
als een wind laten en daar je neus even boven houden.
‘Jullie waren gek,’ constateerde de vriend, en daar moest ik hem
gelijk in geven. Mijn vader was gek, maar mijn moeder was nog veel
gekker. Zij at hersenen in azijn en oud brood dat ze in melk
opwarmde. Broodpap, noemde ze dat. Ik geloof dat mannen dat soort
rare dingen niet eten, en zeker niet stiekem. Ze hebben hun eigen
cultuur en verbergen die voor niemand.
Mannen eten vlees.
Geen balletje met jus, geen benauwd bieflapje van iets meer dan een
ons, maar een maat 42 t-bone, een hele kip half, een kwartponder
bij de hamburgergigant en een braadworst voor tussendoor. Zo eet
een kerel.
Ik heb een man gekend, Jan Grootenboer heette hij en hij at een
kilo vlees per dag. Als je hem zag schoot je in de lach, want hij
had het postuur van een gup, maar wanneer hij vertelde van zijn
vleeszucht, dwong hij het respect van andere mannen af. Die Jan kon
goed eten!
In landen waar mannelijkheid een belangrijke plaats inneemt, wordt
veel vlees gegeten. Argentijnen eten biefstukken zo groot dat ze
over de rand van het bord hangen, Australiërs eten lamsbout,
Amerikaanse cowboys roosteren hun zelfgeschoten wild boven een
zelfgestookt vuur op de prairie, en wanneer van al die ruwe
mannelijkheid alleen de cowboyhoed nog over is, barbecuen ze hun
biefstuk in de achtertuin. Zelfs mannen die in de keuken nog geen
keteltje water kunnen koken, die ternauwernood hun eigen brood
kunnen smeren, gaan prat op hun vaardigheden bij de barbecue. Al is
de barbecue niet meer dan een elektrisch verhit rooster, al staat
dat ding op een stadsbalkon, de man braadt het vlees.
Ik heb me er vaak over verwonderd dat mannen zo goed weten welke
culinaire bezigheden tot eer strekken en aan welke gerechten ze
voor geen prijs hun handen vuilmaken. Er zijn natuurlijk mannen die
uitstekend kunnen koken, maar die kunnen vermoedelijk ook een
wasmachine aanzetten en misschien zelfs stofzuigen. In de ogen van
andere mannen zijn dat eigenlijk verraders, overlopers. Een echte
man heeft drie kunststukken op zijn repertoire: de barbecue,
pannenkoeken en spaghetti. Waarom ze allemaal spaghetti maken, is
me een raadsel, maar ik heb het nu al een paar keer meegemaakt dat
een man aanbood voor me te koken. ‘Wat leuk,’ riep ik dan, ‘wat ga
je maken?’
Steevast was het antwoord: spaghetti. Het kan beslist niet zijn
omdat het zo gemakkelijk klaar te maken is. Als je ziet welke
boodschappen eraan te pas komen en wat voor helse toeren hij
vervolgens uithaalt in de keuken, denk je dat hij op z’n minst
gevulde gans op tafel gaat zetten.
Misschien is spaghetti romantisch omdat het Italiaans is, misschien
moet ik de spaghetti eigenlijk opvatten als een culinaire serenade.
Als dat klopt, is er al vaak voor mij gezongen, en vooral
veel.
Want mannen koken nooit kleine porties.
Flinke hoeveelheden moeten het zijn, met veel vlees en weinig
groente. Tegen groente koesteren ze wantrouwen omdat er vitamines
in zitten en goede raad, een gezond leven met matigheid. Konijnen
en vrouwen knabbelen groente. Dat is geen eten voor een
man.
Een journalist vertelde me dat hij met een paar collega’s in een
restaurant zat. ‘Hé jongens,’ riep een van de mannen plotseling
uit, ‘er zijn geen vrouwen bij. Nu hoeven we onze sla niet te
eten!’
Echte mannen eten geen sla.
In sommige landen waar strenge regels voor masculien gedrag gelden,
eten ze ook geen soep. Mijn beste vriendin is met een Australiër
getrouwd. Haar man eet beslist geen groente of soep. Wanneer het
regent, neemt hij ook geen paraplu mee, want hij is geen watje. Hij
is een man van het zuidelijk halfrond, en die worden liever
nat.
Ik vroeg aan mijn vriendin wat Australische vrouwen snoepen wanneer
er geen mannen bij zijn.
‘Bubbelwijn,’ zei ze.
Als ik het niet dacht! Wat lekkers.