De mannenfluisteraar

Een van mijn beste vriendinnen is hondenfluisteraar. Zijzelf is enig, maar ik heb een hekel aan dat woord. Er valt niks te fluisteren tegen dieren, bovendien berust haar kennis niet op wat ze zegt, maar op wat ze waarneemt. Wanneer ze een hond op het spreekuur krijgt, stelt ze vragen aan de baas en kijkt onderwijl naar de hond. Aan zijn houding, zijn staart en oren ziet ze meer dan de eigenaar van de hond haar kan vertellen.

Ik zou ook graag een diepgaand inzicht hebben in de hondenziel, maar ik heb geen aanleg voor de taal van dieren. Ik kan het alleen met mannen. Die kunnen ook niet zelf uitleggen wat eraan schort.

‘Wat is er?’ vragen talloze vrouwen aan hun man als ze hem zien fronsen, mokken of simmen. Meestal krijgen ze geen antwoord. Het is geen onwil, hij begrijpt de vraag domweg niet. Wat zou er moeten zijn? Zijn auto staat geparkeerd, hij heeft geen ontslag gekregen en hij is niet impotent. Hij wantrouwt de vraag ook. Doet hij iets niet goed, misschien? Heeft zijn vrouw iets te klagen?

Ik weet niet hoe het komt dat ik begrijp wat er in mannen omgaat. Ik was niet van plan over te lopen naar het vijandelijke kamp, maar ineens bleek dat ik precies kon uitleggen wat ze bezielt.

Een vriendin van mij heeft een romance met een getrouwde man. Zij wordt niet geplaagd door morele overwegingen, ze houdt van spanning. Ze nodigt hem uit voor geheime ontmoetingen, ze verzint geloofwaardige leugens voor hem, die hij aan zijn vrouw kan vertellen zodat hij een nacht kan blijven slapen.

Ik ken mannen die van zo’n minnares zouden smullen, maar deze getrouwde man heeft geen talent voor overspel. Hij is een keer in dronkenschap met mijn vriendin in bed beland en sindsdien heeft hij spijt. Hij zou maar het liefst weer een trouwe echtgenoot worden, maar dat durft hij niet. Hij is bang dat de minnares dan wraak neemt en alles aan zijn vrouw vertelt, dus hobbelt hij maar zo’n beetje mee in het bedrog. Hij maakt afspraken met haar, komt niet opdagen en liegt dan achteraf dat zijn zoontje ziek was geworden en dat hij met hem naar de dokter moest.

‘Waarom vertelt hij mij leugens?’ jammert mijn vriendin geregeld.
‘Omdat hij jou een engerd vindt,’ leg ik uit. ‘Ken je die film niet, waarin een man ten onder gaat aan een fatale vrouw? Daar lijk jij op.’
‘Helemaal niet!’ protesteert ze. ‘Ik ben niet eng. Ik ben spannend. Dat vindt hij leuk, hij heeft het zelf gezegd.’
Hij heeft wel meer tegen haar gezegd. Dat zijn vrouw hem niet begrijpt, dat hij al jaren geen seks meer met haar heeft en dat hij alleen vanwege zijn zoon bij haar blijft. Dat is allemaal niet waar. Hij zegt die dingen omdat hij bang is. Het zijn kindertjes die hij uit de slee gooit om de wolven op afstand te houden.
‘Jij bent de wolven,’ zeg ik tegen mijn vriendin, ‘laat die man toch met rust. Je wordt zijn dood nog eens.’
Ik wou dat mijn vriendinnen net zo goed naar mij luisterden als er wordt geluisterd naar de hondenfluisteraar. Die wordt op haar woord geloofd, ik krijg altijd tegenspraak. In plaats van de eenvoudige opdracht uit te voeren en de man terug te sturen naar zijn huwelijk, wil die vrouw haar relatie uitdiepen.
‘Je hebt geen relatie,’ zeg ik onverbiddelijk, ‘je hebt het klokhuis van wat eens een appel was. De appel is op. Klaar! Heb je me begrepen? Ga maar een andere zoeken.’
Ik weet al deze dingen zo goed doordat ik zelf geregeld mannen heb ontvoerd. Ik dacht dat ze blij waren dat ze mij hadden ontmoet. Ik was veel liever dan hun eigen vrouw, enthousiaster in bed en lang niet zo zeurderig. Ik vergat dat je een langdurige verhouding niet met een nieuwe liefde mag vergelijken. Die wedstrijd wint de nieuwe liefde altijd. Tot die zelf verandert in een langdurige verhouding. Dan pas blijkt dat niemand ermee opgeschoten is. Meestal stapte ik op tegen de tijd dat er iets te zeuren viel, en twee van de drie mannen die ik had geschaakt zijn toen teruggekeerd naar hun echtgenote. Dat was een goede beslissing. De derde ging naar de volgende minnares. Hij zette de plaat domweg opnieuw op. Hij gaat het nooit leren.
De meeste mannen zijn er niet serieus op uit om vreemd te gaan. Ze fantaseren wel over andere vrouwen, ze dromen over alle vrouwen die ze tegenkomen en die niet afstotelijk lelijk zijn, maar veel verder gaat de onderneming niet. Ze vinden het te veel gedoe. Het liefst zouden ze met iedereen naar wie ze nieuwsgierig zijn een keer naar bed willen, even onder de douche de schuld wegspoelen en dan naar huis, de krant lezen en ’s avonds naast hun eigen vrouw in slaap vallen.
Minnaressen hebben daar geen begrip voor. Als ze met een man hebben gevrijd, willen ze de nabespreking.
‘Ben je verliefd op mij?’ vragen ze al gauw. Daar schrikken mannen van. Ze vermoeden dat het antwoord verstrekkende gevolgen gaat hebben, dus houden ze de zaak nog even in beraad.
‘Ik vind je heel erg lekker,’ proberen ze. Dat is het verkeerde zinnetje.
Ze zouden beter de waarheid kunnen spreken: ‘Nee, ik ben niet verliefd, ik wilde alleen een hapje proeven van de verboden vrucht. Hij was heerlijk. Dankjewel!’
Maar als ze dat zouden doen, komt er geen tweede traktatie. Daarom bazelen ze maar wat en denkt de minnares intussen dat ze iets moois meemaakt.
Verleden week was mijn vroegere buurman bij mij op bezoek. Hij is ooit eens iets begonnen met een getrouwde vrouw. Hij dacht dat het een briljant idee was, lekker vrijblijvend, spannend en zonder het gewicht van vaste verkering.
In het begin was het inderdaad leuk. Ze stuurden stiekem e-mails en eens in de vier weken zagen ze elkaar. Dan hadden ze drie uur lang de tijd om de liefde gestalte te geven.
Maar mijn buurman heeft er inmiddels genoeg van. ‘Ze wil steeds meer,’ klaagde hij.
‘Wat wil ze dan?’ vroeg ik, want eens in de vier weken seks leek mij schamel. Maar de seks was het probleem niet.
‘Ze wil over de relatie praten.’ De weerzin stond op zijn gezicht. ‘We gaan altijd naar een motel dat langs de snelweg ligt. Zodra we arriveren, rennen we naar de kamer, gaan als beesten tekeer, nemen nog even een bad en dan moet zij weer weg. Wat valt daar nou over te praten?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Als je er niks meer aan vindt, maak je het uit,’ zei ik harteloos. ‘Dat is niet zielig, want ze heeft nog een man om haar te troosten.’
Hij keek mij hulpeloos aan. ‘Maar de seks is zo lekker.’
Het is heel eenvoudig om mannenfluisteraar te worden. Je moet alleen goed leren luisteren naar de betekenis van de signalen en leren kijken naar de lichaamshouding.
Ik nam de buurman van hoofd tot voeten op. Hij hield zijn kopje scheef, de oren leken wat te hangen en als hij een staart had gehad, stond die tamelijk laag.
Voorlopig is die vriendin nog de baas.