Het Othellocomplex
Ik werd opgebeld: ‘Wat vindt u van het Othellocomplex?’ Ik wist geen antwoord. Wat heeft Othello gedaan, Desdemona gewurgd, waarom ook weer?
‘Het is het gevoel van onzekerheid dat mannen bevangt als ze met een feministische vrouw omgaan,’ hielp de man aan de telefoon, ‘ze kunnen er zelfs impotent van worden.’
Impotent, dan is het vast heel erg.
Ik probeerde iets verstandigs te bedenken om
terug te zeggen, maar ik bleef steken bij dat woord:
Othellocomplex.
Hoe komt het toch dat mannen zulke mooie namen uitkiezen voor hun
tekortkomingen? Een promiscue vrouw is een slet, een snol, een
sloerie, een man die hetzelfde doet een Casanova, een Don Juan.
Vrouwen mankeren nooit iets leuks, zelfs het Assepoestercomplex is
niet vernoemd naar de gouden koets en de glazen muiltjes, maar naar
het gesloof dat eraan voorafging. Maar goed, bij moderne mannen is
een Othellocomplex geconstateerd en ik moest er iets van
vinden.
Ik wil best geloven dat een man schrikt als zijn vrouw, die zo
lekker kan koken, ineens een eigen inkomen wil. Als je hem mag
geloven had ze helemaal uit vrije wil haar carrière laten lopen en
voor het huishouden gekozen, omdat ze gewoonweg gek is op tuinieren
en nu presenteert ze hem de rekening voor alle keren dat hij haar
niet bedankt heeft voor haar offers.
Zo zijn we niet getrouwd, denkt hij natuurlijk en laat het er niet
bij zitten. Hij gaat de sluimerende erotische spanning tussen de
secretaresse op kantoor en hem tot leven wekken en vertelt haar dat
zijn vrouw lesbisch is geworden.
Er zijn ook mannen die van tevoren wisten dat ze met een feministe
van doen hadden. Dat schijnen bij uitstek de mannen te zijn die een
Othellocomplex ontwikkelen. Ze waren vol goede moed begonnen: ze
konden al koken, leerden zonder protest de was doen en stofzuigen
en als hun vrouw zwanger werd, gingen ze mee naar de
zwangerschapsgymnastiek. Daar hyperventileerden ze erop los en als
het kind werd geboren, stonden ze hun vrouw uit te leggen hoe ze
moest bevallen, tot ze de kraamkamer werden uitgestuurd. Goede
feministische mannen, die geen moeite te veel is, maar ondank is
hun loon. De vrouwen die met hen samenleven vinden het niet meer
dan normaal als een man zijn aandeel levert in het huishouden, ze
prijzen hem niet als hij de afwas doet. Op de televisie zag ik een
programma waarin dergelijke mannen aan het woord kwamen. Ze waren
niet gelukkig.
Terwijl alle chauvinistische zwijnen erop los leven en nooit een
poot uitsteken in het huishouden, stoffen zij de plintjes en
krijgen nog een grote mond toe als ze klagen. Als een ouderwetse
druiloor een kopje in de afwasmachine zet, valt het hele gezin stil
van vertedering, maar deze mannen krijgen nooit een vriendelijk
woord.
Ze bejegenden vrouwen met het grootste respect, ze hadden nooit
onuitgenodigd een erectie en ze voerden gesprekken over hun
gevoelens, maar het leverde ze niet veel op. Het huishouden bleek
zwaar werk en ook niet erg plezierig en zo heel veel beter was hun
liefdesrelatie er ook niet op geworden. Een van hen was met een
feministische vrouw getrouwd en had er een boek over geschreven.
Hij had een analytische theorie bedacht over mannen die zich van
hun moeder los proberen te maken of juist met haar willen
versmelten, dat kon ik zo gauw niet volgen. Maar hoe dan ook,
jarenlang had hij geprobeerd een nieuwe, androgyne mens te worden,
maar zijn huwelijk was evengoed gestrand. ‘Uiteindelijk,’ zei hij
gelaten, ‘willen vrouwen toch liever een vent dan een
watje.’
Je zag de ontgoocheling op zijn gezicht. Het ergste was, dat hij
een zoon had, die ondanks zijn feministische opvoeding zijn vader
had toegebeten, dat hij zichzelf meer man achtte dan hem. ‘Want jij
staat in de keuken met een theedoek. Ik niet,’ zei het
joch.
De mannen in het televisieprogramma durfden het niet te zeggen,
maar ik weet zeker dat ze liever chauvinist waren gebleven. Daar
krijg je geen complexen van en ook geen afwashanden.
Het is een wonder dat er nog mannen bestaan die iets doen in huis,
want het lijkt wel of niemand van ze houdt. Klootzakken, die hebben
het pas goed!
Ik ken er een die zijn vriendin heeft uitgenodigd bij hem te komen
wonen in zijn huis. ‘Wie doet nu het huishouden?’ vroeg ik aan de
vriendin. Het was even stil. ‘Tja, ik toch voornamelijk,’ zei ze
weifelend. ‘Hij helpt wel met afwassen hoor, als ik het vraag en ik
denk dat hij ook wel zijn eigen overhemden zou strijken. Maar dat
vraag ik hem nooit, want weet je, strijken, zeg nou zelf. Dat is
toch niks voor mannen!’