Op maat
Ik zat met een vriend in een restaurant. Na het eten haalde hij een cederhouten kistje tevoorschijn en stak een sigaar op. ‘Hmm, een tuitknakje,’ zei ik peinzend, ‘eigenlijk is een tuitknakje meer een ochtendsigaar.’
Ik heb mij in het verleden een poosje verdiept in sigaren en sindsdien doe ik of ik er verstand van heb. Ik ken de namen van de modellen, ik weet hoe ze worden gemaakt en welke sigaar bij de verschillende gelegenheden past. Na de warme maaltijd rook je een corona of een longfiller. Een tuitknakje is als avondsigaar een beetje licht.
Sigaren zijn overwegend een mannenaangelegenheid, maar er zijn ook vrouwen die ze roken. Deense vrouwen staan erom bekend. Die doen het niet om de emancipatiegedachte kracht bij te zetten, maar vanwege de kosten. Op sigaren werd in Denemarken altijd minder belasting geheven dan op sigaretten.
Als een Nederlandse vrouw een sigaar opsteekt bedoelt ze dat als uitdagende daad. Dat zegt ze niet, ze zal met klem beweren dat ze de smaak zo lekker vindt, maar dat is natuurlijk onzin. Je gaat sigaren pas lekker vinden nadat je hebt geleerd hoe je ze moet roken en als je aan de smaak bent gewend. Dat duurt een poos. Niemand zegt na zijn eerste trek sigarenrook: ‘Is me dat smullen!’
Sigaren roken is net zoiets als biljarten of vissen. Het is verboden voor vrouwen, behalve als ze het lekker toch doen. Maar als ik zie welke sigaar ze kiezen, moet ik toch vaststellen dat vrouwen niet weten hoe het hoort. Ze hebben een voorkeur voor slanke sigaartjes, omdat ze denken dat die minder heftig smaken. Daar vergissen ze zich in. Juist die dunne sprieten zijn scherp. Een senoritas of een corona is veel zachter.
Die wijsheid kan ik ook nooit voor me houden, maar ik ontmoet geen dankbare ontvangst. Sigarenrooksters wijzen op hun voorhoofd als ik mijn goede raad uitserveer. ‘Ik ga niet met zo’n veeboerenknak in mijn hoofd zitten,’ zeggen ze.
Vrouwen willen graag kleine voorwerpen in hun handen houden, elegante tasjes, smalle aanstekers, liever een fluitje bier dan een pul of een vaasje. Mannen willen juist alles in het groot.
Ik zette mijn verloofde eens een schaaltje yoghurt met een dessertlepel voor. Hij bekeek de lepel alsof hij was overgeslagen bij de afwas, stond zwijgend op en bracht hem naar de keuken. Even later keerde hij terug met een soeplepel. Daarmee hevelde hij de yoghurt zijn mond in alsof hij een bouwvakkerskarwei klaarde.
Ik keek belangstellend toe. Hier werd een daad gesteld.
Mijn vader was een klein meneertje. Dat vond hij niet leuk. Het liefst was hij een vervaarlijke grote vent geweest. Van de weeromstuit omringde hij zich met grote spullen. In ons huis was alles groot. Voor de kasten had je een trapleer nodig, in de pannen kon je een maaltijd voor een jeugdherberg klaarmaken, onze kamerplanten leken wel bomen.
Die hang naar grootheid is geen uitzonderlijke eigenschap. Alle mannen zijn bang voor de kleine schepping. Als een man zijn auto moet parkeren, kost dat vaak veel tijd, omdat de chauffeur denkt dat geen plek groot genoeg is voor zijn slagschip.
Daar krijg ik hem nooit in, denkt
hij.
Fabrikanten weten dat mannen zo zijn. Daarom hebben producten die
zich op manlijke klanten richten stoere namen die duiden op een
ferm formaat. Condooms zijn uitsluitend in Large, Extra Large en
King Size te koop, wijnflessen dragen, naarmate ze groter zijn,
ontzagwekkender namen. Een fles van anderhalve liter heet nog
bescheiden een Magnum, maar daarna komt de Jeroboam, de Rehoboam en
de Methusalem. Die bevat zes liter. Ik zou niet weten wie zo’n fles
nog kan uitschenken, maar er zijn nog drie grotere flessen, de
Salamanzar van negen, de Balthasar van twaalf en ten slotte de
Nebukadnezar van zestien liter. Die kom je liever niet tegen als de
nacht is gevallen.
Sigaren zijn mannenattributen bij uitstek en vanzelfsprekend bestaat ook daarin een oplopende reeks. Over de kleintjes hoef ik het niet te hebben, die zijn voor watjes. Het telt pas vanaf de corona. Dan komen de Robusto, de Torpedo en de Churchill.
Ik ken een man die dat formaat rookt. Hij is heel klein, maar hij heeft zijn leven lang gebokst. Dat zie je aan zijn neus en aan zijn sigaar. Daar zou je iemand mee tegen de vlakte kunnen slaan.
Wanneer hij het café binnenkomt, groeten de andere mannen hem eerbiedig. Want niet alleen zijn sigaar is groot, hij heeft ook een gulle hand waarmee hij breed uitdeelt als hij wat bestelt: ‘Geef mij een pils en geef die jongens ook wat!’ Zodra iedereen te drinken heeft, haalt hij een grote sigarenkoker uit zijn zak. Daar zitten longfillers in, die hij uit Midden-Amerika heeft geïmporteerd. Die rookt hij zelf op, want hij is de enige die het tegen zo’n grote sigaar durft op te nemen.
Ik dacht altijd dat deze man de grootste sigaren rookte die er bestaan. Maar het kan nog groter. Er bestaat een formaat Immenso. De importeur had hem eigenlijk bij wijze van grapje besteld, om zijn klanten aan het lachen te maken, maar de Immenso schijnt een kolossaal succes te zijn. Hij heeft een brandtijd van vier uur en hij past alleen in een wijdopengesperde mond.
Ik heb hem niet zelf gezien, de man van het tuitknakje vertelde me erover. Hij trok er een misprijzend gezicht bij, want hij dacht dat ik mij op grond van een feministische overtuiging zou ergeren aan zulke overdreven mannelijke symbolen. Maar ik kijk niet zo nauw. Het kan mij niets schelen welke capriolen mannen uithalen om er nog wat van te maken. Ik juich het zelfs toe als ze hun best doen.
Bovendien had ik een briljante inval: ik zou een reclameposter voor de Immenso willen maken waarop een beeldschone meid te zien is. Uitdagend kijkt ze in de camera, terwijl ze een Immenso tussen haar roodgeverfde lippen houdt. Wie durft? staat eronder. Het zou geen bijdrage zijn aan de vrouwenstrijd, maar die verhoudt zich nu eenmaal slecht met de reclame.
Ik vertelde aan mijn tafelgenoot wat ik had bedacht. Hij keek me verontrust aan. Om het goed te maken, vroeg ik de rekening. De man wendde zijn hoofd bescheiden af terwijl ik betaalde, maar ik zag dat het hem niet ontging dat ik een grote fooi achterliet. Bij de uitgang hield ik ook nog de deur voor hem open. Ik houd wel van grote gebaren.