Ruzie
Ruzie is een vrouwenzaak. Mannen kunnen er niks van. Als een man kwaad is, gaat hij kankeren, zwijgen of slaan, maar mannen kunnen niet tegen ruzie. Conflicten vinden ze interessant, oorlog windt ze op, maar van ruzie zijn ze bang. Ze weten niet hoe het moet. Vrouwen wel.
Er bestaan verschillende soorten ruzie. De gemakkelijkste is de ruzie die gebaseerd is op een misverstand. Daarin mag alles worden gezegd, schelden, verwijten, beschuldigingen, alles is toegestaan. Aan het eind van de strijd blijkt het allemaal op een misverstand te berusten, de lelijke woorden waren ten onrechte gesproken en de partijen sluiten vrede. Dat is de ruzie waarvan ze zeggen dat hij de lucht zuivert. Jammer genoeg zijn er heel wat mannen die zelfs zo’n eenvoudige bui niet kunnen verwerken. Ze doorstaan de boze woordenstroom zwijgend en voelen zich slecht behandeld. Dat gevoel gaat nooit meer over, het begint langzaam te schimmelen en te rotten en leidt ten slotte tot impotentie en beddendood.
Een moeilijker type ruzie is de ruzie die gaat over slechte eigenschappen. Opmerkelijk genoeg kunnen mannen daarin aardig meekomen. Als zijn vrouw of vriendin zich niet gedraagt zoals hij graag zou willen, kan een man verontwaardigd uitvallen en zelfs flink op gang komen met het jijbakken. Maar hij blijft steken in een primitieve vorm. De ruzie over slechte eigenschappen kan veel subtieler uitgevoerd worden. Schreeuwen en schelden is overbodig. Met belangstellende vragen kun je een ander een veel dieper gevoel van ontoereikendheid bezorgen: ‘Hoe komt het toch dat je altijd zo kinderlijk gaat doen als je dronken bent?’ ‘Heb je nooit zin om een echt boek te lezen?’
Een van mijn vroegere verloofdes kon het een beetje. Als hij weer eens een onvolkomenheid in mijn karakter had ontdekt, trok hij een ernstig gezicht en belegde een vergadering. ‘Ik voorzie toch wel grote problemen als jij op deze manier doorgaat,’ zei hij dan en begon aan een beledigende uiteenzetting over mijn verleden en ons gedeelde heden. Hij was goed op weg om een bedreven ruziemaker te worden. Zijn bedachtzame toon was uitstekend en de mise-en-scène was goed. Onze ruzies leken net het stafoverleg van twee beleidspsychiaters. We mikten zorgvuldig op elkaars zwakste plekken, het was bijna sexy. Jammer genoeg hield hij de stijl niet vol. Hij zakte af naar ordinair gevit en vittende verloofdes worden ontslagen. ‘Dat is mij ook overkomen!’ riep een vriend aan wie ik de droevige afloop van deze verhouding vertelde. ‘Ik dacht altijd dat we zulke aardige discussies hadden, mijn vorige vriendin en ik, tot ze me op een dag zei dat ze doodziek werd van al die ruzies.’
Ik knikte begrijpend, ik ken dat soort discussies. Er is een meningsverschil over een of andere kwestie en binnen de kortste keren begint de man behalve zijn eigen argumenten ook die van zijn vrouw af te roepen. Als hij dat nauwgezet zou doen, zou het een hoop moeite en ellende besparen. Dan kon hij het hele debat verder in zijn eentje voeren. Maar hij citeert niet netjes, hij formuleert de mening van zijn vrouw zo krom, dat zij woedend wordt.
Nu moet ze drie ruzies maken, één om de
verdraaide woorden, één om hem af te leren voor zijn beurt te
spreken, en één om het oorspronkelijke meningsverschil. Een
verstandige vrouw begint daar niet aan. Ze laat de man rustig
bazelen en gaat de plantjes planten.
Vrouwen hebben een onuitputtelijk arsenaal straatvechtersmethoden
waar een man onmogelijk tegenop kan. Een man wordt graag
gewaardeerd om zijn verstandige visie op allerlei zaken, om zijn
scherpe oordeel. Niets is zo gemakkelijk als hem daarin te
ondermijnen. Je hoeft alleen maar geïnteresseerd de andere kant op
te gaan kijken als hij het woord neemt. Of hem alles twee keer te
laten zeggen: ‘Wat zeg je, lieverd?’
Er is nog een soort ruzie die mannen niet kunnen maken, niet kunnen verdragen en niet kunnen begrijpen. Dat is de ruzie die vrouwen maken als ze – tegen beter weten in – van een man blijven houden. Kijvend, huilend en wanhopig klampen ze zich aan hem vast, terwijl ze hem toeroepen dat hij op moet lazeren. Daar kan een man niet tegen. Geschrokken maakt hij zich uit de voeten. Hij zou wel iets willen bedenken om terug te kunnen zeggen, maar hij komt niet verder dan ‘klerewijf’ of ‘stil maar schatje’.
Vroeger bestonden er ruzietrainingen. Onder leiding van een relatietherapeut oefenden de echtparen in het ruziemaken. Het scenario was eenvoudig. Bij de inschrijving hadden man en vrouw ieder voor zich een verslag moeten schrijven van hun laatste ruzie. Die verslagen verschilden zoveel van elkaar, dat ze heel geschikt waren als lesmateriaal. Tijdens de opvoering onderbrak de therapeut de ruzie steeds om te informeren naar eventuele opkomende emoties. Daar staken de vrouwen bijzonder veel van op. Nog accurater dan tevoren leerden ze het zelfvertrouwen van de man te torpederen, nog venijniger werden de wonden toegebracht. ‘En wat voelt u nu, meneer?’ vroeg de therapeut. ‘Ik ben kwaad,’ meldde de echtgenoot.
Meestal hadden de mannen niet veel aan hun training. Als ze de les thuis in praktijk wilden brengen, begon hun vrouw te schateren van de pret. Kijk zo’n man nu toch.
Eigenlijk is het hun eigen schuld.
Mannen geven nooit toe dat ze bang zijn, daarom houden vrouwen geen
rekening met hun angst. Integendeel. Die geveinsde stoerheid zweept
vrouwen juist op om nog feller tekeer te gaan. Met tranen,
beledigingen en klachten graven we zijn fundamenten bloot.
En als hij ten slotte vlucht, naar een adres waar ze zijn persoonlijkheid meer op prijs stellen, hebben we berouw. Maar dan is het te laat.