Versieren
‘Zal ik je mijn berenklauw laten zien?’ bood de man in het café aan. Hij had me even tevoren toevertrouwd dat hij André heette en toen ik daar niet erg van onder de indruk leek te komen, had hij ook nog verteld dat hij lid was van de Haagse Kunstkring. Dit was zijn derde en sterkste bod. Een berenklauw. Ik kende in die tijd nog geen plantennamen, dus keek ik even verwonderd naar zijn handen. ‘Hij is enorm,’ zei André, ‘en ik woon hier vlakbij.’
In de tuin stond inderdaad een gigantische berenklauw, maar André vond dat hij nog meer kon laten zien. Enthousiast sloeg hij zijn armen om me heen en nam een duik. Ik ook.
André had zelden succes met zijn pogingen een vrouw te versieren. Een week later zag ik hem naast een meisje van een jaar of twintig zitten. Hij hield haar linkerhand gevangen en was kennelijk bezig haar toekomst te lezen. Het meisje verborg met haar rechterhand een verveelde geeuw.
Veel mannen zetten de eerste stap op weg naar bed door een zinnetje te zeggen, een wervend zinnetje waaruit moet blijken dat de aangesproken vrouw met een interessante gesprekspartner te doen heeft om nog maar te zwijgen over zijn kwaliteiten als minnaar.
Je zou verwachten dat er een rijkdom aan
dergelijke openingszinnen bestaat, maar het tegendeel is
waar.
De laatste jaren is wel iets veranderd.
‘Wat doet een leuk meisje als jij in deze tent?’ is uit de handel
genomen, evenals ‘Waar gaan die mooie beentjes heen?’ ‘Zo, helemaal
alleen op stap?’ hoor je ook niet meer sinds de mannen hebben
gemerkt dat vrouwen die helemaal alleen op stap gaan niet gediend
zijn van dergelijke opmerkingen. Maar ‘Ken ik je niet ergens van?’
doet het nog best en ‘Is deze plaats vrij?’ lijkt het eeuwige leven
te hebben. En hier is een nieuwe: ‘Zal ik eens lekker bij je komen
inwonen?’
Op het station waar ik soms sta te wachten om een bezoeker van de
trein te halen, hoor ik vaak het weerbericht als lokaas. ‘Mooi
weertje,’ zeggen de mannen verleidelijk. Eerlijk gezegd heb ik daar
niet van terug. Sprakeloos stond ik ook toen een moderne man mij
meedeelde dat ik hem wel een leuke meid leek en dat hij graag eens
met mij naar bed wilde. Het scheelde maar weinig of hij had
gevraagd hoe laat het neuken begon.
Ik geloof niet in versieren.
Ik denk dat een man alleen iets moet zeggen als hij wat te zeggen
heeft, anders wordt het toch zo’n radeloze opmerking die gedoemd is
te verschrompelen in de honende stilte die erop volgt.
Ik ken niet één vrouw die aangenaam verrast opkijkt wanneer ze ‘Is
deze plaats nog vrij?’ hoort vragen. Een man met een dringende
vacature is nu eenmaal niet erg aantrekkelijk. Tegen sluitingstijd
zie je hem wel eens aan de bar staan. Hij had zo graag meegewild,
maar niemand is hem komen halen. Nog even kijkt hij fronsend in
zijn glas, zijn schouders mooi breed, maar hij wordt overgeslagen.
Dan zucht hij diep en betaalt de rekening.
Het geheim van een man met veel vriendinnen is dat hij niet
hunkert. Hij heeft het naar zijn zin in het café of in de
koffiepauze. Dat straalt hij uit.
Net zoals een muurbloempje door haar eigen wanhoop maakt dat
niemand met haar wil dansen, zo zal de versierder zijn leven lang
handen moeten lezen en praatjes ophangen. Een leuke man hoeft dat
niet. Als hij een vriendin zoekt gaat hij naar het museum of naar
de supermarkt. Daar zijn een heleboel vrouwen met wie je zomaar
kunt praten zonder dat ze denken: wat moet die engerd.
Als hij naar het café gaat, dan is dat voor de gezelligheid en niet
omdat hij tekortkomt. Het is voor een vrouw veel aardiger een
gesprek te beginnen met iemand die zich zonder haar ook al
vermaakte dan met een vossenklem die bij de geringste
welwillendheid toehapt.
Als een man met mij praat alsof ik ook een mens ben, voel ik me op
mijn gemak. En als er al sprake is van een gedeelde nacht, dan
hoeft er niemand versierd te worden. Met zo’n man wil ik wel uit.
Of thuis.