Oud
‘De hoed is weer helemaal terug in het modebeeld,’ las ik in een tijdschrift. Ik keek naar de foto bij het artikel. Een model blikte mysterieus in de camera. Hij stond haar goed, die hoed. Wanneer zou ze hem opzetten?
Ik geloof helemaal niet dat de hoed terug gaat komen in het modebeeld, al was het maar om praktische redenen. Op de fiets waait hij af, in de regen verfomfaait hij en als je hem afzet, zit je haar plat. Het enige dat de hoed toevoegt aan het modebeeld is dat hij allure geeft aan de draagster. Als je een oude kop hebt, lijk je toch nog heel vrouwelijk.
Ik denk veel na over oude koppen, daar heb ik
de leeftijd voor.
‘Ga jij een facelift nemen?’ vroeg een vrouw van vijftig mij
laatst. Daar schrok ik erg van.
‘Moet dat al?’ vroeg ik.
Zij is erg rimpelbewust. Ze laat geregeld collageen in de groeven
bij haar bovenlip spuiten en ze smeert driemaal daags crème op haar
gezicht, maar ze wil geen facelift.
‘Je krijgt er een brede neus van,’ zegt zij, ‘je kunt aan iemand
zien of ze gelift is, het gezicht wordt strak. Alsof de uitdrukking
eraf is. Het zal me niet gebeuren dat ze van mij zeggen wat ik van
anderen zeg: moet je haar zien met d’r gelifte kop.’
Ik neem ook geen facelift. Ik geloof niet dat ik er echt van zou
opknappen en je kunt wel aan de gang blijven: spataderen, rimpels,
grijze haren, vervallen boezem – uiteindelijk word je toch gewoon
oud.
Ik geloof trouwens niet dat die rimpels er zo vreselijk veel toe
doen. Tanden zijn veel belangrijker. Mensen met lange gele tanden
of een kaak die geslonken is door het kunstgebit, vallen meteen in
de seniorencategorie. Ik zie soms jonge mensen met een kunstgebit.
Door die valse tanden zie je de toekomstige bejaarde al helemaal op
hun gezicht afgetekend.
Een oude kop krijg je niet van de ene dag op de andere. Het gaat
geleidelijk.
‘Ik kijk soms in de spiegel,’ vertelde een vrouw van middelbare
leeftijd, ‘en dan zie ik hem ineens: een ouwe vent! Ik zou dat
ouder worden niet zo erg vinden als je gelaatstrekken liever en
zachter zouden worden zoals die van een lief omaatje. Maar zo is
het niet, ze verharden juist. De grove dingen in je gezicht komen
naar voren. Het is soms net of er een ouwe vent in mijn gezicht
zit, onder mijn huid als het ware. Maar hij is er niet altijd, hij
is ook wel eens weg.’
Op een dag is die ouwe vent niet meer weg te schminken of te
camoufleren. Een vrouw is dan niet meer jong, hooguit jeugdig. De
mensen beginnen tegen haar te liegen, ze raden haar leeftijd zeven
jaar te gunstig en ze benadrukken het belang van de uitstraling.
‘Je bent zo jong als je je voelt,’ troosten ze, maar eigenlijk
bedoelen ze: ‘Je bent een ouwe taart en iedereen ziet het behalve
jij.’
Mij hoeft niemand wat wijs te maken. Ik let op de
signalen.
Op een dag leunde ik voorover om in een spiegeltje te kijken. Wat
ik daar te zoeken had, weet ik niet meer, de herinnering is
weggevaagd door de schrik. Mijn wangen, die tevoren nooit klachten
hadden gegeven, zakten mee naar voren, alsof ze loskwamen van hun
bevestiging. Ik durfde de akelige ervaring aan niemand te
vertellen, maar inmiddels heb ik begrepen dat ik niet de enige ben
die lager gelegen spiegels ontloopt.
‘Je moet ook nooit bovenliggen als je vrijt,’ raadde een oudere
vriendin aan.
Hoe doen mannen dat, vroeg ik me af, want als niemand meer boven
wil liggen wordt de coïtus wel erg ingewikkeld.
Inderdaad blijken er ook mannen te zijn die lijden onder het
verlies van hun jeugd. Die turen zorgelijk naar hun terugtredende
haarlijn en houden spiegeltjes achter hun hoofd om te kijken of er
al een kaal pleintje schemert. Ze voelen aan hun kont of die nog
strak is. Maar ze verbinden er geen consequenties aan.
Een poosje geleden had ik een ex op bezoek. Ik had hem lang niet
gezien, want hij woont in het buitenland.
‘Vind je me niet oud geworden?’ vroeg hij.
‘Welnee!’ loog ik vriendelijk.
‘Ach kom nou!’ riep hij. ‘Ik ben helemaal grijs, en kijk eens hoe
erg!’ Hij strekte zijn handen naar voren, met gespreide vingers.
‘Oude handen heb ik gekregen, rimpelhanden. En dit!’ Hij pakte een
stukje keelvel tussen vinger en duim en kneep. ‘Ik ben een ouwe
kalkoen aan het worden. Vreselijk!’
Hij leed, dat kon je zien, maar toen we een uurtje later op een
terras gingen zitten, zag ik hem begerig naar de jonge meiden
kijken. ‘Wat een lekker ding,’ mompelde hij wanneer er een
voorbijliep.
‘Die blieven geen kalkoen,’ hielp ik hem herinneren, maar hij
begreep niet wat ik bedoelde. Hij was weer een jonge god in het
diepst van zijn gedachten.
Naar mij wordt tegenwoordig nooit meer gefloten. Dat is ook iets
wat langzaam wegsterft. In het begin merkte ik niet dat het stiller
werd om me heen, ik dacht dat ik minder verlegen was geworden, maar
ineens besefte ik dat niemand meer naar me floot. Laatst was er een
man die een paar tonen inzette, maar die had zich vergist. Hij keek
nog eens goed en hield toen geschrokken zijn mond.
‘Mannen hebben een hekel aan oudere vrouwen,’ zei een vrouw van een
jaar of zestig, ‘ze doen vijandig. Ze negeren je heel nadrukkelijk
of ze fronsen geërgerd hun voorhoofd en kijken een andere kant op
als je iets tegen ze zegt. En ik ben heus niet onvriendelijk of
kattig tegen ze.’
Het was een opmerking die ik eerder had gehoord. Mannen schijnen
echt raar te doen. De zwier en hoffelijkheid die ze voor jonge
vrouwen aan de dag leggen, slaan om in prikkelbare
onverdraagzaamheid en horkerige manieren wanneer een vrouw de
vijftig is gepasseerd. Buschauffeurs wachten niet meer bij de halte
wanneer ze aan komt rennen. Politieagenten knijpen geen oogje toe
en als een oudere vrouw even staat te hannesen, zie je de mannen
denken: stom wijf!
Er bestaan verklaringen voor. Een psychiater wist te vertellen dat
oudere vrouwen ze aan hun moeder doen denken, aan de vroege
zindelijkheidstraining en aan de onmacht van kleine
jongens.
Een sociobioloog schreef dat vrouwen na de overgang niet meer de
juiste lokstoffen produceren om de aandacht van mannen op zich te
vestigen. Onvruchtbare vrouwen zijn biologisch opgeheven, dus als
een man ze negeert, is dat heel natuurlijk.
Ik denk dat oudere mannen voor leeftijdgenoten terugdeinzen omdat
ze beseffen dat ze dáár eigenlijk mee naar bed zouden moeten en
niet met de groene blaadjes die ze liever lusten.
Er schijnt zelfs een wiskundige formule te bestaan die van
toepassing is op de partnerkeus van de man: de helft van zijn
leeftijd, plus zeven. Dat is zijn ideaal.
Als je die rekensom toepast op de liefdesverwachting voor vrouwen,
veroordeel je iedere vrouw van achtenveertig en ouder tot de
necrofilie. Zo wreed is de werkelijkheid niet.
Uiteindelijk zijn het de vrouwen die winnen. Tegen de tijd dat de
echte oude dag aanbreekt, verwelken mannen razendsnel, terwijl de
vrouwen opbloeien. Ze vechten niet meer tegen rimpels en verval. Ze
hebben belangrijker zaken aan hun hoofd. Ze hebben kaartclubs en
toneelverenigingen, ze bezoeken theaters en sportscholen. Als je
een groep bejaarden tegenkomt, hoor je de vrouwen opgewekt
schateren. Ze hebben lol, meestal ten koste van dat ene mannetje
dat ertussen loopt. Die kijkt sip en lacht zo’n beetje mee. Hij mag
blij zijn dat hij nog leeft.