Frans
Mijn eerste zoen kreeg ik van Eddy Becker, die van de televisie. Hij zat bij mij op school en ik vond hem knap. Ik geloof niet dat hij mij begeerlijk vond, ik was te jong en erg zenuwachtig, want van zoenen kende ik alleen de theorie. Mijn ouders waren lid van de nvsh en in onze boekenkast stond een dikke, uit het Zweeds vertaalde liefdesroman waar je veel uit kon leren. Het boek stond daar voor opvoedkundige doeleinden. Er werd precies in beschreven hoe een zeventienjarige jongeman met bevende handen het tot dan toe ongerepte lichaam van zijn vriendinnetje verkent.
Zoenen stond er ook in: ‘Hij drukte zijn lippen op haar half geopende mond en liet zijn tong tussen haar lippen glijden. Zij sloeg haar armen om zijn hals en kreunde, terwijl haar tong met trage bewegingen om de zijne draaide. Lars hijgde en wreef zijn verhitte onderlijf tegen haar schoot.’
Zo moest het.
Tongzoenen heette Frans zoenen, want Fransen waren beroemd om hun
erotiek. Eigenlijk heb ik dat nooit begrepen. Fransen zijn helemaal
niet zulke goede minnaars en ik kan het weten, want Franse minnaars
waren mijn specialiteit. Mijn hele middelbare schooltijd heb ik in
Frankrijk gekampeerd, omdat mijn vader hoopte dat wij er mooie
rapportcijfers voor Frans aan over zouden houden. ‘Ze babbelen wat
met andere tieners en spelenderwijs komt de taal ze dan
aangewaaid,’ dacht hij. Maar het ging anders. Inderdaad gingen mijn
zuster en ik regelrecht op de Franse jongens af maar van praten
kwam niet veel. We zoenden.
Frans zoenen, dat kon je maar het beste in het land van herkomst
doen, vonden we. We hadden een broertje met een gitaar, die we op
de camping aan het spelen zetten en al gauw kwamen er
leeftijdgenoten. Als zusters van de gitarist hadden we een streepje
voor en we konden kiezen wie we wilden. Als we op een jongen
uitgekeken waren, zochten we een volgende uit om Frans mee te
zoenen. De jongens boden nog andere technieken aan: Frans vrijen,
soixante-neuf, een Franse coïtus.
Soixante-neuf heb ik nooit veel aan gevonden, het is me te
wederkerig. Ik kan me niet concentreren op mijn eigen gevoelens als
ik mijn mond vol heb. Ik kan niet twee dingen tegelijk. Alleen
zoenen en trouwen kun je samen zonder dat het jammer is van de
afleiding.
Soixante-neuf is uitgevonden om de democratie in de relatie te
bevorderen: je krijgt allebei evenveel als je geeft. Er bestond in
de jaren zestig een fotoverhaal over een partnerruil. Op de eerste
foto zie je een echtpaar op de driezitsbank. Ze wachten op wat
komen gaat. Daar gaat de bel. Een tweede echtpaar komt binnen. Ze
drinken met zijn vieren koffie, dan pakt de man van het ene
echtpaar de vrouw van het andere bij haar borst. Op de volgende
foto doet de tweede man hetzelfde bij de vrouw van het eerste stel.
De vrijpartij zet zich in stereo voort en mondt uit in een
soixante-neuf à deux. Zo kan niemand klagen dat hij te kort komt en
is er ook geen ongelijkheid in penissucces.
Een paar jaar geleden was ik in Amerika. Amerikanen raken heel
opgetogen als ze horen dat je uit Europa komt.
‘Nederland, is dat niet vlak bij Zweden?’ vragen ze.
‘Bijna,’ zeg ik dan, want ze bedoelen het niet geografisch. Zweden
is het land van de vrije liefde en voor Amerikaanse begrippen is
Nederland net zoiets. Van Nunspeet of Staphorst hebben ze nog nooit
gehoord en de Amsterdamse meisjes zien er in de zomer heel frivool
uit. Zweden, Holland en het Franse oh la la, dat is
Europa.
‘Heb jij wel eens een Franse minnaar gehad?’ vroeg een Amerikaan.
Ik knikte.
‘Ze zijn heel bijzonder, hè?’ glunderde de Amerikaan.
‘Och,’ zei ik en dacht aan Jean-Claude, die me twee weken aan mijn
kop had gezeurd over de verrukkelijke strelingen die hij me had
toegedacht, over de zwoele nachten die hij met me zou doorbrengen,
tot ik besloot een keer met hem naar bed te gaan. Het werd niks.
Voor Jean-Claude was het de sport een vrouw over te halen en daarna
was hij moe. Na een kwartiertje schrale seks trok hij zijn kleren
weer aan.
‘Aan Franse mannen heb je niks,’ zei een vriendin die veel reist.
Ze vertelde over een Fransman die ze in Japan had ontmoet. Hij
maakte een wereldreis, de laatste grote reis in zijn leven. Hij was
drieëntwintig en hij had trouwplannen met een meisje uit zijn
geboortedorp. Dat was geen toeval, hij wilde geen vreemdeling. Daar
krijg je maar narigheid van. Trouwen kon je het beste met iemand
uit je eigen milieu, liefst iemand uit je eigen dorp en als het kon
zelfs uit je eigen straat.
‘Zo burgerlijk zijn ze en ze willen maar één ding: op tijd eten,’
zei mijn vriendin en vertelde nog een gruwelverhaal over een
Nederlandse vrouw die hals over kop met een Fransman getrouwd is en
nu in een Parijse buitenwijk spijt als haren op haar hoofd zit te
hebben. Hij werkt de hele dag en als hij thuiskomt weet ze niet hoe
laat dat zal zijn, of hij dan al gegeten heeft en hoeveel gasten
hij meebrengt voor het diner. Voor de zekerheid houdt ze dagelijks
rekening met een viergangenmenu voor acht personen. Het scheen dat
alle vrouwen in die buitenwijk zo leefden en dat niet één vrouw
daarover klaagde.
Ik wil het best geloven. Op de Franse campings in mijn jeugd
stonden de vrouwen ook de hele dag te koken aan echte fornuizen die
ze in de aanhangwagen van huis hadden meegebracht. Want de Franse
liefde mag dan niets om het lijf hebben, de Franse kookkunst
bestaat echt.