Zeuren

Mannen kankeren. Als de auto niet wil starten, als het doehet-zelfboekenrekje dat hij heeft getimmerd op een hangmat lijkt, als hij in de file staat, dan begint een man te kankeren. Dat doet hij uit machteloosheid. Mannen houden van vaardigheden. Auto’s moeten rijden, machines moeten draaien, de techniek staat voor niks, waarom zou hij dan blijven zitten met een dooie accu, een rood stoplicht en een mislukt boekenrekje? Zijn kop loopt paars aan, hij balt zijn vuisten, maakt zijn schouders breed en zet een keel op. Daar trekken machines en boekenrekjes zich weinig van aan, de enige die zich eraan stoort is zijn vrouw. ‘Hè toe nou,’ zegt ze verdrietig, ‘vloek nou niet zo.’ Het is goed dat ze dat zegt. Nu krijgt zij de volle laag. Dat lucht lekker op en zij kan er wel tegen. De zak, denkt ze, hij kan niks en heeft nog een grote bek ook.

Vroeger dacht ik dat het een kwestie van temperament was. De ene man werd nu eenmaal wat sneller boos dan de andere. Ik heb eens een romance gehad met een man die steeds ontplofte. Elke dag gebeurde er wel wat waarover hij razend werd. De pasgekochte parasol woei bij de geringste bries om en sleepte het bijbehorende tuintafeltje mee in zijn val. De belasting bleef dwangbevelen sturen, ook nadat het verschuldigde bedrag was gestort, de bushalte was verplaatst zonder bericht te sturen en alle knopen vielen van zijn nieuwe overhemd.

In het begin probeerde ik zijn woede te temperen door hem kalmerend toe te spreken, maar dat hielp niet. Ten slotte begreep ik dat er niks aan te doen was. Die man voelde zich nu eenmaal belaagd door levenloze voorwerpen en hij had maar één antwoord: kankeren. Het voordeel van kankeren is, dat het luid en duidelijk gebeurt. Het is dus niet moeilijk een aardige man van een zenuwelijer te onderscheiden. Een man die veel en hard kankert is een machteloze en de vrouw die iets met hem wil beginnen, moet het dus verder zelf maar weten.

Vrouwen kankeren niet, vrouwen zeuren. Zeuren is een vechtsport. De tegenstander is de man. Tegen machines en elektronische apparaten is het lang niet zo gerieflijk vechten als tegen een man, vinden vrouwen. In de primitiefste vorm zeuren vrouwen over achterstallige beloften. Je zou in de herfstvakantie met mij naar Parijs gaan en moet je nu alweer vergaderen. Dat is een klassiek thema. Het is een doeltreffende manier om ontevredenheid te laten zien, maar het richt verder weinig uit. Er zijn betere methodes.

Een vriendin van mij heeft een cursus assertiviteit gedaan. Zelf denkt ze dat ze van een bedeesd meisje in een ferme vrouw is veranderd, maar ik zie het anders. Ze heeft haar zeurtechniek verbeterd. Vroeger zuchtte ze af en toe even. ‘Is er wat?’ vroeg haar vriend dan. ‘Nee hoor, laat maar,’ zuchtte ze. Het droevige was dat hij dat inderdaad deed. Dat zou hij nu niet meer durven. ‘Wat gaan we tegenwoordig zelden uit, hè,’ zegt zij vriendelijk. ‘Hoezo?’ vraagt hij, ‘wil jij uit?’ ‘Nee hoor,’ zegt zij. ‘Als je uit wilt moet je het zeggen,’ zegt hij geprikkeld. ‘Nee zo hoeft het voor mij niet meer,’ zegt zij. ‘Als jij het met tegenzin doet, vind ik er niks aan.’

Ze weet ook heel wat te bereiken met het stellen van vragen. Als hij een lompe opmerking maakt, zwijgt zij even. Dan vraagt ze wat hij precies bedoelde met zijn woorden. De kunst is, hem ertoe te brengen een uitvoerige toelichting te geven. Hoe langer hij aan het woord blijft, hoe meer het gaat lijken of hij een mop probeert uit te leggen.
De keuze van het tijdstip is ook belangrijk. Sommige vrouwen beginnen te zeuren als het gezellig is. Dat deed ik vroeger ook. Op een rustige zondagochtend of na een mooie film begon ik over problemen. Heel voorzichtig om de stemming niet te bederven. Dat was natuurlijk knoeiwerk! Hij versomberde meteen en het gesprek liep steevast uit op het soort ruzie waarin ik altijd verloor.

Om goed te kunnen zeuren moet je veel weten over de tegenstander. Vrouwen zijn uitermate deskundig op het gebied van mannen. Ze weten niet alleen alles over hun eigen man, zijn gewoonten, zijn voorkeuren, zijn malle ideeën en zijn zwakke plekken, ze zijn ook goed thuis in de theorieën omtrent de man in het algemeen. Ze lezen de vakliteratuur.

Iedere week staan in de modebladen, naast de mode en de recepten voor de slanke lijn, bespiegelingen over de man. Er worden indringende vragen gesteld als: waarom tonen mannen nooit begrip? Waarom houden ze geen rekening met de premenstruele spanningen van hun vrouw? Mogen mannen huilen?

Geen wonder dat vrouwen experts zijn. Relatietherapeuten weten er alles van. Als ze aan een man vragen zijn vrouw te beschrijven, zegt hij: ‘Uh, tja, wel een goeie vrouw. Zeurt een beetje.’

Als een vrouw dezelfde vraag krijgt voorgelegd, begint ze een lange verhandeling over het karakter van haar man. Ze heeft er flink op gestudeerd. Mannen proberen soms ook te zeuren, maar ze zijn er niet erg bedreven in. Het blijft op het niveau van jengelen. Ze klagen over de levensomstandigheden thuis, ze drenzen over vroegere minnaars van hun vrouw. Dat lijkt nergens naar. Zeuren moet klinken als een geanimeerd gesprek, zeuren moet ontregelen, de ander doen twijfelen en in ieder geval moet zeuren door de ziel snijden als een rapier.