Rolpatronen
Mijn broer was de koning, mijn zusje was de koningin en ik was de prinsesjes. De koning was op jacht, de prinsesjes verveelden zich, maar de koningin had het druk want ze moest regeren.
‘Hoe doe je dat, regeren?’ vroegen mijn broer en ik.
‘Gewoon: zo!’ zei de koningin en schoof haar
vingers over elkaar alsof ze breide.
‘O ja,’ zeiden wij en gingen verder met het spel. De prinsesjes
moesten trouwen.
‘Hoe moet je trouwen?’ vroeg ik aan mijn zus, want die scheen alles
te weten. Maar van trouwen had ze geen verstand. Het moest in een
witte jurk, zei ze, maar hoe het daarna verder moest, wist ze
niet.
Later, toen ik volwassen was, ontdekte ik dat de meeste mensen het
niet weten. Ik was relatietherapeut van beroep geworden en één ding
was me duidelijk: mannen en vrouwen passen niet bij elkaar. Zelfs
als een echtpaar samen kwam vertellen wat eraan scheelde, vertelden
ze zulke uiteenlopende verhalen, dat het leek of het over twee
huwelijken ging in plaats van één.
Mannen en vrouwen zijn heel verschillend. Het begint al op de
lagere school. Als een jongen een meisje leuk vindt, trekt hij haar
aan haar haren of hij duwt haar in een plas modder. Een meisje dat
verkering zoekt met een jongen, vraagt of hij met haar wil gaan.
Als hij ja zegt, is het aan.
‘En daar heb je niks aan,’ vertelde een jongen van elf, ‘want
verder gebeurt er niks.’
Dat dacht die jongen, maar er gebeurde natuurlijk van alles, alleen
niet met hem. Zijn verloofde praatte met haar vriendinnen over hem
en over de andere jongetjes die geëngageerd waren. Met de jongens
die geen verkering hadden omdat niet één meisje er wat in zag,
dreven ze de spot en zo hadden die elfjarige meisjes een hele
vrouwenpraatgroep.
Eenmaal uit elkaar gedreven, komen mannen en vrouwen niet meer over
de kloof heen. Alleen mensen die thuis broers en zusters hadden en
de gewoonte vragen te stellen, begrijpen nog iets van
elkaar.
Ik heb een broer met wie ik alles besprak. Van hem weet ik
bijvoorbeeld dat mannen het vreselijk vinden dat ze altijd het
initiatief moeten nemen in bed.
‘We hebben het al zo moeilijk,’ zei hij, ‘we moeten enthousiaste
minnaars zijn maar ook weer niet te erg, anders is de voorstelling
alweer afgelopen voor hij goed en wel begonnen is. We moeten
precies weten hoe we een vrouw tot orgasme moeten brengen, maar
zelf zal ze nooit zeggen wat ze wil.’
Dat is waar. Vrouwen weten het wel maar ze zeggen het niet, hoewel
ze meer verstand van seks hebben dan mannen. Omdat een groot deel
van de voorlichting gewijd is aan de vervaardiging en preventie van
kinderen, letten meisjes goed op. Zij zijn het tenslotte die de
voorbehoedmiddelen gebruiken en met de gevolgen zitten als er iets
niet volgens plan verloopt. Terwijl ze naar de les luisteren, horen
ze ook wat de technische mogelijkheden van de seksualiteit
zijn.
Jongens van die leeftijd doen net alsof ze alles al weten en de
rest ze niet interesseert. Tegen de tijd dat ze maar wat graag
zouden weten hoe het moet, is het te laat.
Van hun vriendin krijgen ze niks te horen. Die dacht dat ze een man
in haar armen hield, geen groentje en ze kijkt wel wijzer uit dan
hem te vertellen hoe het bedieningspaneel werkt. Hij moet eerst
maar eens bewijzen dat hij echt van haar houdt.
Een man ziet dat anders. Hij kan pas van haar houden als ze in bed
met elkaar overweg kunnen. Koffiedrinken kan hij met zijn zuster
nog wel. Is een man eenmaal zover dat hij veel van een vrouw houdt,
dan is het nog niet genoeg. Hij moet het ook zéggen, vindt
zij.
Vrouwen kunnen hun gevoelens in het algemeen aardig verwoorden,
mannen zijn daar minder goed in. Kwaad kijken kunnen mannen als de
beste, mopperen kunnen ze ook en schaapachtig lachen als ze iets
liefs hadden willen zeggen. Maar een gesprek over emoties wil niet
lukken. Ze hebben het niet geleerd en ze hebben er geen talent
voor.
Vrouwen proberen in het begin nog wel om hun vriend zover te
krijgen dat hij zijn gevoelens op een genuanceerder manier uitdrukt
dan met een bos bloemen omdat hij van haar houdt en een bos bloemen
om het weer goed te maken. Maar na verloop van tijd geeft ze het
op. Ze laat die vent voor wat hij is en bespreekt zijn innerlijk
voortaan met een vriendin. Die begrijpt precies wat ze bedoelt,
thuis heeft ze er net zo een.
Geen wonder dat er een ravijn gaapt tussen mannen en
vrouwen.
Sommige van de verschillen tussen de geslachten zijn aangeleerd –
een vrouw wordt niet met een afwasborstel in haar hand geboren –
maar er bestaan wel degelijk dingen waar vrouwen beter in zijn dan
mannen en omgekeerd.
Huilen bijvoorbeeld, is een vrouwenzaak. Een man mag niet huilen,
dat is hem van jongs af aan geleerd, maar hij hoeft ook niet zo
nodig. Wanneer hij onder invloed van zijn hormonen ophoudt kind te
zijn en een volwassen lichaam krijgt, wil het huilen er ook niet
meer zo van komen. Dat betekent overigens niet dat hij zich niet
vreselijk kan voelen, maar hij houdt het droog. Vrouwen huilen wel,
ook als ze geleerd hebben zich flink te houden. Vooral wanneer er
sprake is van veranderend hormoonevenwicht, zoals voor de
menstruatie en tijdens de menopauze, hebben vrouwen last van
opwellende tranen.
Er is veel onderzoek gedaan naar de invloed van geslachtshormonen.
Sommige uitkomsten van die onderzoeken zijn nogal ontmoedigend. Er
zijn bijvoorbeeld sterke aanwijzingen dat vrouwen beter toegerust
zijn dan mannen om op zuigelingen te passen; vrouwen hebben betere
oren en wanneer ze pas gebaard hebben, herkennen ze het stemmetje
van hun eigen baby uit die van honderd andere blèrende
baby’s.
Het zou heel goed kunnen dat mannen door de natuur eerder bedoeld
zijn voor de oorlog dan voor de fijne was, maar dat is natuurlijk
geen reden voor mensen om de rolverdeling van de jaren vijftig maar
weer op te vatten. Zolang we er geen bezwaar tegen maken dat we ’s
ochtends gewekt worden door een wekker in plaats van door ons
bioritme, mogen we kiezen of we kleutermeester worden of piloot,
timmervrouw of echtgenote. De natuur is inschikkelijk.
Maar de mensen willen duidelijkheid. Moeten mannen op de lagere
school leren breien? Moeten vrouwen in militaire dienst? Na een
betrekkelijk korte periode waarin de mensen zich bevrijdden van de
voorschriften van de brave burgerlijkheid, klonk de dringende vraag
alweer: hoe hoort het eigenlijk?
Het lijkt misschien of de mogelijkheden in onze tijd onbegrensd
zijn, maar nooit werd er zoveel geschreven, gefilosofeerd en
gebazeld over stijl.
Een moderne vrouw leidt een onafhankelijk bestaan, maar ze heeft
altijd een vaste cavalier aan haar zijde. De man van de
eenentwintigste eeuw is een zwierige zakenman, een warmbloedige
minnaar, die een vrouw met hersens zoekt. Hoe die twee zorgen dat
er altijd pindakaas in huis is en wie de loodgieter belt, staat er
niet bij.
Wat ik het liefst zou zien is dat die loodgieter Patricia blijkt te
heten. Ze doet het bedrijf samen met haar man. Ze hebben twee
kinderen en een werkster. Die was eigenlijk treinconducteur, maar
dat was zulk uithuizig werk. Nu zorgt hij voor de
loodgieterskinderen en lapt de ramen. Maar breien kan hij niet.