Het vrouwencondoom

Toen ik zestien was, kreeg ik de pil. Het was eigenlijk de bedoeling dat ik nog een poosje wachtte met de coïtus, maar op een dag was het ineens gebeurd. Ik zat zoals altijd op zaterdagmiddag met Johan op zijn jongenskamer. Hij was zwijgzaam van aard en ik had alles al gezegd, dus gingen we op bed liggen. Dat deden we ook iedere week. Meestal kwam hij dan op me liggen en gaf twee minuten later blijk van een orgasme. Het ging allemaal zo vlug dat we nooit tijd hadden om ons uit te kleden. Dat kwam ook doordat zijn ouders ons kuis probeerden te houden. Om de vijf minuten kwam zijn moeder thee brengen en soms hoorde ik zijn vader roepen: ‘Is die slet er weer? Laat die gasten toch eens van die kamer afkomen!’ Maar deze keer ging het anders. Zijn vader was iets aan het repareren in de douchecel, iets waar de boormachine aan te pas moest komen, de boormachine schoot uit en na veel gevloek en gejammer verdwenen de ouders met de auto naar de eerste hulp. Het jongere zusje nam de kans waar en ging gauw de deur uit om patat te halen in de snackbar. Het huis was doodstil. Met een zenuwachtig gezicht begon Johan aan mijn kleren te sjorren en aan de zijne. Even later waren we naakt en neukten we.

Na afloop was er een plechtige sfeer. ‘Misschien ben je wel in verwachting,’ fluisterde Johan verrukt. Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. Nee toch zeker! dacht ik, want zwanger, daar hoefde ik thuis niet mee aan te komen, na al die jaren seksuele voorlichting. Bovendien waren mijn ouders niet erg te spreken over onze romance, ze vonden Johan niet goed genoeg, omdat hij op de ambachtsschool had gezeten.

Doodsbenauwd telde ik de dagen tot de volgende menstruatie, die van de zenuwen een poosje op zich liet wachten. Na een week hield ik het niet meer en bekende mijn ouders wat er was voorgevallen.

‘Ik ben bang dat ik zwanger ben.’

‘Dat vind ik middeleeuws,’ zei mijn vader afgemeten en las verder in zijn krant.
‘Waarom heb je niet om een condoom gevraagd?’ riep mijn moeder. ‘Er was geen tijd,’ zei ik bedremmeld. Zij had geen idee van het verschil tussen onze familie en die van hem. Zij zette nooit thee. Het zou voor de hand hebben gelegen dat we vaker bij mij thuis afspraken, maar dan had Johan ook een gesprek moeten voeren, want het was nu eenmaal de gewoonte bij ons thuis dat je af en toe iets zei en dat kon hij niet. Na goeiemiddag wist hij niet hoe het verder moest en de koele blikken van mijn ouders maakten het er niet beter op.
We waren al bezig een dokter te zoeken voor een abortus, toen ik toch nog ongesteld werd. Een week later had ik de pil. Het was een van de eerste merken, Lyndiol tweeëneenhalf en je had er vermoedelijk een nijlpaard onvruchtbaar mee kunnen houden. Tien jaar lang heb ik onbekommerd anticonceptiepillen geslikt, tot ik verliefd werd op een gesteriliseerde man.
Ik schoof de pillen terzijde en genoot van de vrijheid. Nooit meer hoefde ik na te denken of ik de pil niet was vergeten en de artikelen in tijdschriften over het verband tussen enge ziektes en de anticonceptiepil sloeg ik voortaan over. Maar onze liefde duurde niet lang en toen de volgende verloofde zich aandiende, moest ik me opnieuw bezinnen op voorbehoedmiddelen. ‘Neem de pil,’ raadde de nieuwe man aan, want dat leek hem wel gemakkelijk. Maar ik kon het niet meer. Ik kreeg maagpijn van de nieuwe merken, ook al waren ze nog zo licht en verantwoord vergeleken met de kanonskogels waarmee ik tevoren mijn vruchtbaarheid had bestreden en bovendien vergat ik ze steeds in te nemen. We probeerden condooms te gebruiken, maar daar kreeg hij niet alleen de slappe lach van en ten slotte viel de keus op de spiraal, zo’n klein elegant friemeltje dat eenvoudig te plaatsen zou zijn en drie tot vijf jaar kon blijven zitten. Het werd een slachting. Mijn uterus wrong zich in duizend bochten om het onding eruit te werken en ik kwam pas tot bedaren toen ik uren later een injectie met morfine had gehad. ‘Je moet wat overhebben voor je liefdeleven,’ zei mijn verloofde.
Het is natuurlijk niet eerlijk. Voor vrouwen zijn er wel zeven soorten pijnlijke, gênante, ongezonde, riskante en ongerieflijke voorbehoedmiddelen op de markt en voor mannen is er maar één: het condoom en dat trekt hij niet aan.
Daar heb ik al veel verhalen over gehoord. Een man vertelde me dat hij eens met een vrouw mee naar huis was gegaan. Ze zaten op de bank te zoenen toen de vrouw de bezigheden onderbrak. ‘Zeg Maarten, als wij straks gaan neuken, wil ik wel dat jij een condoom aandoet hoor!’ zei ze. De man declameerde de zin schaterlachend en toen nog eens en nog eens: ‘Zeg Maarten, als wij straks gaan neuken, wil ik wel dat jij een condoom aandoet hoor!’
‘En wat deed jij toen?’ vroeg ik.
‘Niks,’ zei de man, ‘en toen zei zij: “Als jij zo ambivalent tegenover het gebruik van een condoom staat, kun je nu beter vertrekken.”’
Hij ging.
Ik zou ook niet weten hoe je een man duidelijk maakt dat je wilt dat hij een condoom gebruikt. Ik heb het een paar keer in mijn leven geprobeerd, maar de ene man deed net of hij niets had gehoord en ging extra hard kreunen, een andere grinnikte en negeerde mijn opmerking verder en de derde verloor zijn erectie. Ik heb dus nog nooit een condoom van dichtbij in actie gezien.
Tegenwoordig bestaat er ook een condoom voor vrouwen. In de krant stond dat een kwart van de vrouwen er tevreden over is en dat schijnt nogal veel te zijn. Ik heb een pakje gekocht, maar het viel me niet mee. Ik zal wel bij die driekwart horen die het vrouwencondoom helemaal niet zo’n aanwinst vindt. Voor een deel ligt dat aan mijzelf. Ik ben nogal vaginistisch. Als zich iets engs aandient bij de ingang van mijn vagina knijpen de spieren zich afwerend samen. Drie pakjes tampons kostte het destijds, voor ik er voor het eerst één van miniformaat naar binnen wist te loodsen. Het mag een wonder heten dat ik überhaupt een liefdeleven heb. Toen ik het vrouwencondoom uit de verpakking haalde wist ik het al: dat wordt niks. Uit het zakje kwam een vette kledder met twee ringen. De ene moest hoog in de schede gebracht worden volgens de aanwijzingen op de bijsluiter en de andere wordt buiten om de schaamlippen gevouwen of blijft als een loos mondje openhangen, wachtend op het bezoek.
Wat me vooral zo ontmoedigde was, dat de ringen zo groot waren. Een heel klein ringetje had ik misschien nog wel weggekregen, maar zes centimeter doorsnee zou me niet lukken, was mijn ervaring. Ik had het eerder meegemaakt, met een pessarium. Na twee vruchtbare, een gesteriliseerde, weer een vruchtbare en weer een gesteriliseerde verloofde, stond ik opnieuw voor de keuze hoe ik mij zou beschermen tegen ziektes en zaad. Omdat ik geen vaste verkering had, besloot ik het eens met een pessarium te proberen. Ik maakte een afspraak met een arts. Zij zou het pessarium aanmeten en mij leren hoe ik het in kon brengen. Ik had nog nooit zo’n ding gezien en ik wilde onmiddellijk rechtsomkeert maken. Een grote grijze dop grijnsde mij aan. ‘Hebt u ook kleinere maten?’ vroeg ik.
‘Dit is de kleinste,’ zei de dokter, ‘en een pessarium is heus niet zo moeilijk te plaatsen, kijk, je kunt het samenknijpen, dan is het een slank voorwerp en schuif je het zó naar binnen.’
De ring van het vrouwencondoom kun je ook samenknijpen, dat moet zelfs van de bijsluiter, maar er was geen sprake van dat ik ook maar een centimeter toegang vond. Zo verging het de dokter met het pessarium ook. ‘Ontspant u maar,’ raadde ze aan. Na tien minuten machteloos wringen, gaven we de moed op en achteraf is dat maar beter ook. Ik heb wel eens gehoord dat het pessarium niet zo’n goed voorbehoedmiddel is. Een gynaecoloog die ik sprak zei dat de zwangerschap vooral wordt verhinderd door de zaaddodende pasta die je er bij gebruikt, niet door het pessarium zelf. Dat kon je net zo goed op je hoofd zetten, zei hij. Het was er in ieder geval groot genoeg voor.
Na een paar mislukte pogingen legde ik het vrouwencondoom op een schoteltje en bestudeerde de bijsluiter. Ik zou toch zeker niet de enige zijn die problemen ondervond? Maar nergens stond dat het moeilijk zou kunnen zijn het ding in de vagina te brengen, alleen dat sommige vrouwen graag een keer in afzondering wilden oefenen. Later wordt het iets waar je samen wat aan beleeft. ‘Vrouwen die het vrouwencondoom regelmatig gebruiken, vinden het prettig het door hun partner – als onderdeel van het voorspel – in te laten brengen. Het condoom wordt zo een natuurlijk onderdeel van het vrijen.’
Dat hebben ze ook altijd beweerd van het mannencondoom, dat een vrouw er allerlei verleidelijke omtrekkende bewegingen mee kon maken, het met haar mond over de penis rollen, het liefdevol met de hand aanbrengen terwijl zij speelse beetjes geeft, vol verlangen roepend: ‘O schat, doe een condoom om je heerlijke roede’, maar de werkelijkheid is, dat de meeste mannen het condoom op zijn best een noodzakelijk kwaad maar nooit een erotische toevoeging vinden.
‘Ik mag al blij zijn als een minnaar een erectie hééft,’ zei een oudere vriendin, ‘als ik een condoom tussen mijn tanden neem, raakt zo’n man onmiddellijk impotent en dat gaat de eerste vijf weken niet over.’
Een condoom is niet sexy, daar is het ook niet voor bedoeld. Je draagt het om een ernstige reden en als je het maar vaak genoeg gebruikt, wordt het op den duur een heel gewoon artikel. Maar het vrouwencondoom is wel erg onplezierig in de omgang. Het is groot en lelijk en daarbij druipt het van de olie. Als een man het inbrengen ervan, zoals de bijsluiter suggereert, opneemt in het voorspel en het liefdevol in de vagina steekt, krijgt hij enorm vette vingers. Ik heb liever niet dat hij die aan het beddengoed afveegt, of aan mij.
Ik zou ook niet goed weten wat er verder nog aan voorspel kan plaatsvinden als je eenmaal met die natte boterhamzak tussen je benen ligt.
Maar de onaangenaamste eigenschap merk je pas als de coïtus eenmaal is begonnen. Het vrouwencondoom maakt geluid. Het kraakt een beetje.
Dat is waarschijnlijk bij het vooronderzoek niet gebleken, anders had de fabrikant er vast wat aan gedaan, want die is erg trots op dit moderne product. In de bijsluiter worden alle voordelen opgesomd: het is geurloos en veilig, het is geschikt voor iedere vrouw, het is ook tijdens de menstruatie te gebruiken, het is dun maar het is sterk. Heel sterk. En daar maakt de fabrikant zich eigenlijk een beetje zorgen over. Het is bepaald niet de bedoeling dat een vrouwencondoom meer dan één keer gebruikt wordt, maar ik heb al een vrouw horen zeggen, dat ze het zonde vond om het weg te gooien. ‘Het kan best mee in de wolwas,’ zei ze, ‘ik stop het in een panty, dan scheurt het niet. En voor glijmiddel kan ik zelf zorgen. Slaolie heb ik zat.’