14
Dorba liep met hen mee naar hun hotelkamers. ‘Even verzamelen op de mijne,’ fluisterde Noa. ‘We’ll be fine,’ bitste ze Dorba toe.
‘Wat heb je op de straat gevonden?’
Shit, hij had gezien dat ze iets in haar tas had gestopt.
‘Gaat je niks aan.’
Samen met Sanne en Milou verdween Noa haar kamer in en sloeg de deur voor Dorba’s neus dicht. Ze wachtte een paar minuten en deed de deur toen voorzichtig een stukje open. Ze zag door de kier dat Dorba nog steeds op dezelfde plek stond en zich niet verroerd leek te hebben. Hij zag haar loeren en stak zijn hand uit.
‘Geef het aan me.’ Noa schudde vastberaden haar hoofd. ‘Als je nu niet heel snel naar de lobby gaat dan ga ik gillen. En geloof me, dat wil je niet.’
‘Blijf in je kamer totdat ik je toestemming geef eruit te komen.’ Dorba gaf het op, draaide zich zonder verder nog iets te zeggen om en verdween.
‘Wie denkt hij wel dat hij is?’ Noa gaf een gefrustreerde trap tegen haar kamerdeur die met een klap weer dichtviel. Haar vriendinnen keken haar vragend aan.
‘Wat?’ schreeuwde Noa. Sanne en Milou schrokken van haar agressieve houding.
‘Niks, we zijn het gewoon niet gewend dat jij je kalmte verliest.’
‘Ik ben ook maar een mens,’ verontschuldigde Noa zich. Moedeloos zakte ze neer op het grote tweepersoonsbed in de kamer en sloeg een paar keer met haar vuisten op het matras.
‘Wat wil die Dorba nou steeds van je hebben?’
‘Toen Fleur die auto in werd gesleurd, liet een van die mannen iets op straat vallen. Dat heb ik opgeraapt en meegenomen.’
‘Maar wat is het dan?’ vroeg Sanne.
‘Een mobiele telefoon.’
‘Echt waar?’ riep Milou uit.
‘Ja. Beschadigd van het vallen, dus ik weet niet of we hem nog aan de praat krijgen, maar het is de enige aanwijzing die we op dit moment hebben die naar Fleur kan leiden.’
‘Ik vind dat we de politie moeten bellen. Ik geloof geen klap van wat die Dorba ons probeert wijs te maken, jullie?’ zei Sanne.
‘Mijn intuïtie...’ begon Milou maar ze staakte haar zin toen Noa haar een vernietigende blik toewierp.
‘Ja, ik vind ook dat we de politie moeten bellen,’ deed ze een nieuwe poging.
‘Mee eens,’ reageerde Noa. ‘Je weet wat ze altijd zeggen bij ontvoeringen: de eerste vierentwintig uur zijn cruciaal. Daarna wordt de kans dat je iemand levend terugvindt steeds kleiner.’
Milou begon weer te huilen. Sanne en Noa sloegen troostend een arm om haar heen maar hielden het zelf ook niet droog. Het idee dat iemand op dit moment misschien vreselijke dingen met Fleur uithaalde of haar zelfs probeerde te doden, was meer dan ze aankonden en iets waar ze niet te veel bij na wilden denken. ‘We gaan haar terugvinden. Ik weet niet hoe, maar het gaat ons lukken en dan nemen we haar mee naar Nederland, de enige plek waar ze echt thuishoort.’ De vastberadenheid in Noa’s stem sloeg over op de anderen. Milou veegde de tranen uit haar ogen en haalde haar neus op. Sanne rechtte haar rug. ‘We bellen de politie.’ Ze pakte haar telefoon en gaf hem aan Noa. ‘Aan jou de eer.’
Noa liep naar het mapje met reispapieren en landinformatie dat op haar nachtkastje lag. Vlug scande ze de informatie. ‘Ah, 112 werkt hier ook.’ Milou wierp Sanne uit macht der gewoonte een zak chips toe. Ze weerde hem af en de zak viel op de grond. ‘Geen trek.’