Oud en Nieuw
DESORIËNTATIE (uit het Frans, désorienter,
zich van het oosten afkeren, uit de koers raken).
1. verlies van richtinggevoel
2. (geestelijke) verwarring
Achteraf zou Jude Turner die eenendertigste december zien als de laatste dag dat haar leven nog stabiel, hanteerbaar en overzichtelijk was.
Ze had naakt en droomloos geslapen en werd zoals altijd om zes uur wakker in het huis in Ierland, Ontario waar ze geboren was. Een wekker had ze niet. In haar oude kamerjas stond ze voor de spiegel en bekeek zichzelf vluchtig terwijl ze koud water in haar smalle gezicht spatte. Ze temde haar opstandige haren en pakte haar zwarte rechthoekige brilletje. De derde en achtste trede kraakten onder haar voetstap en de kachel was bijna uit; ze legde houtblokken op de nagloeiende as. Ze dronk haar koffie zwart, uit de blauwe beker die ze in de tweede klas had gemaakt.
Terwijl Jude haar tweede sigaret rookte, werd het buiten langzaam licht. Door een traliehek van ijspegels van een halve meter lang keek ze naar de achtertuin: waren dat verse wasbeersporen? Straks zou ze de sneeuw van haar oprit vegen, en dan van die van haar buren, de Petersons. Aan de andere kant woonde Bub, een gesloten kalkoenplukker met een enorme snor. Gewoonlijk zou haar moeder nu al beneden zijn - met krulspelden in haar haar - maar Rachel Turner was al sinds tweede kerstdag bij haar zus in Engeland. De stilte druppelde als olie in Judes oren.
Ze zou tegen zeven uur de drie straten naar het Museum afleggen zodat ze wat écht werk kon verzetten voor er weer iemand belde, of binnenwipte om een kale bontstola te schenken, want vanmiddag zouden ze de magere opbrengst van de kerstinzamelingsactie evalueren. Net als de meeste kleinkinderen van de bestuursleden was Jude vijfentwintig.
De telefoon begon met een schel geluid te rinkelen en hoewel ze geneigd was niet op te nemen, deed ze het toch. Ze herkende het accent eerder dan de stem.
‘Louise! Vrolijk kerstfeest. Waarom fluister je?’
Jude onderbrak de kakelende monoloog van haar tante: ‘Hoezo niet zichzelf?’
‘Ik denk gewoon niet -’ Louise brak haar zin af om iets te roepen: ‘Ik ben alleen even aan het bellen, Rachel, ik kom zo.’
Jude doofde haar sigaret en probeerde zich het huis in Luton voor de geest te halen, al was ze er nooit geweest.
‘Mag ik mam even?’
In plaats van te antwoorden, riep haar tante luid: ‘Wil je het water nu opzetten?’ en siste vervolgens in de hoorn: ‘Momentje.’
Terwijl ze wachtte voelde Jude haar irritatie groeien. Haar tante had altijd al van een glaasje gin gehouden, maar zou ze werkelijk al dronken zijn op dit uur van de dag? Ze keek op de oude staande klok en telde er vijf uur bij: het was nog maar half twaalf.
Louise kwam weer aan de telefoon en zei op de gemaakte toon van iemand die in en amateurtoneelstuk speelt: ‘Je moeder zet thee.’
‘Wat is er aan de hand? Is ze ziek?’
‘Ze zou nooit klagen, en ik heb haar niet gezegd dat ik je zou bellen,’ fluisterde haar tante, ‘maar als je het mij vraagt: ik vind dat je even moet langskomen om haar mee naar huis te nemen.’
Lángskomen! Alsof Luton naast de deur lag. Jude kon de bitsheid niet uit haar stem houden toen ze zei: ‘Mag ik alsjeblieft mijn moeder even spreken?’
‘De gele pot,’ schreeuwde Louise, ‘de andere is voor kruidenthee. En een paar van die suikervrije koekjes. Jude, liefje, ik moet ophangen. Om twaalf uur moet ik naar Tai Chi - geloof me nou maar, alsjeblieft. Ze heeft haar dochter nodig -’
De verbinding werd verbroken. Jude staarde naar de zwarte bakelieten telefoon en legde toen de hoorn op de haak.
Ze zocht het nummer op in het groezelige adresboekje dat op het tafeltje lag, maar na vier keer overgaan, kreeg ze het antwoordapparaat waarop de stem van Louise op ingehouden toon zei: ‘Dit is nummer 3688492…’
‘Ik ben het weer, Jude,’ zei ze tegen de machine. ‘Ik… Luister, ik begrijp echt niet wat er mis is. Ik zou het op prijs stellen als mam me meteen terugbelt.’ Als Rachel kon rondlopen en thee kon zetten dan was ze toch zeker ook in staat om aan de telefoon te komen?
Jude maakte havermoutpap om de tijd te doden. Na een paar happen verdween haar eetlust.
Dit was belachelijk. Judes moeder was op haar zesenzestigste mager en vinnig en ging alleen maar naar de dokter voor haar jaarlijkse griepprik. Erg dol op reizen was ze niet, maar ze was er prima toe in staat. Louise was zes jaar ouder dan haar zus, of zeven? Als er iets ernstigs met Rachel aan de hand was - pijn of koorts, bloedingen of een gezwel - dan zou Louise dat toch gezegd hebben? Jude realiseerde zich nu dat haar tante ontwijkend had geklonken, bijna paranoïde zelfs. Konden dat de eerste tekenen van seniliteit zijn?
Jude draaide opnieuw het nummer in Luton en kreeg weer het antwoordapparaat. Deze keer liet ze geen boodschap achter omdat ze wist dat ze te fel zou klinken. De twee zussen konden toch niet weggegaan zijn meteen nadat ze een pot thee hadden gezet?
In haar buik kronkelde een nest slangen. Langskomen. Het klonk zo makkelijk. Maar in haar hoofd strekte de Atlantische Oceaan zich uit als een weidse angstaanjagende grijze massa.
Niet dat ze vliegangst had. Ze had gewoon nooit de noodzaak of de behoefte gevoeld om in een vliegtuig te stappen. Het was een van die dingen waarvan mensen in de foute veronderstelling verkeerden dat het verplicht was, zoals een mobiele telefoon bezitten of lid zijn van een fitnessclub. Jude had in de eerste kwarteeuw van haar leven prima zonder vliegen gekund. Wanneer in februari de meeste mensen in Ontario als bibberende zwaluwen naar Mexico of Cuba trokken, gaf zij er de voorkeur aan om op sneeuwschoenen door Pinery Park te trekken. Toen haar nicht twee jaar geleden trouwde in Vancouver, was ze er met de auto heen gereden. Ze had een week over de heenweg en een week over de terugweg gedaan en had onderweg achterin haar Mustang geslapen. En in de zomer dat haar vrienden van de middelbare school rondtrokken in Europa, had Jude in het noorden bomen geplant om te sparen voor haar eerste motorfiets. Het was toch háár zaak als ze liever op de grond bleef? “Je moeder is zichzelf niet.” Wat kon Louise daarmee bedoelen?
Geen van hen beiden had teruggebeld. Deze hele toestand, zei Jude tegen zichzelf, zou ongetwijfeld niets meer blijken te zijn dan een hinderlijke en dure waanvoorstelling van haar tante. Toch begon ze in haar nette, bijna kinderlijke handschrift dat niet meer veranderd was sinds de lagere school, een bordje te maken om op de deur van het kleine museum te hangen: Gesloten wegens familie-omstandigheden.
Rizla nam de middag vrij in de Garage om haar naar het vliegveld te brengen in zijn nieuwe oranje pick-up. Hij droeg een lange astrakan jas die van Ben Turner was geweest; Jude had hem gevonden in de kelder, in een zak van de stomerij, jaren nadat haar vader de benen had genomen naar Florida. Het gaf haar een rilling van wraakzuchtig genot dat Rizla er een White Snake-T-shirt vol olievlekken onder droeg. Witte vlokjes wervelden tegen de voorruit; op de landwegen lag een dik pak sneeuw. Jude nam een trek van de sigaret die ze deelden.
‘Hé, ik kreeg een bandje met “Dit nummer is niet in gebruik” toen ik je belde.’
‘Een tijdelijk misverstand tussen mij en die stomme oenen van Bell Canada,’ mompelde Rizla vanuit zijn mondhoek.
‘Zal wel.’ Ze was even stil en vroeg toen: ‘Hoeveel kost deze auto je per maand?’
‘Is het geen juweeltje?’
‘Het is een prachtige, enorme mandarijn. Hoeveel betaal je?’
Rizla hield zijn blik op de weg gericht. ‘Leasen is op lange termijn voordeliger.’
‘Maar als je je telefoonrekening niet kunt betalen -’
‘Hè verdomme, als je van plan bent me tot aan Detroit uit te horen over mijn financiën, ga dan maar achterin zitten.’
‘Oké, oké.’ Jude gaf hem de sigaret aan. ‘Waarom zouden ze me niet teruggebeld hebben? Ik heb drie boodschappen ingesproken,’ mopperde ze, zich ervan bewust dat ze zichzelf herhaalde.
‘Misschien heeft je moeder iets waarover je niet praat,’ suggereerde hij. ‘Ze is tenslotte Brits.’
‘Zoals wat? Bloed in haar ontlasting?’
‘Syfilis. Schaamluis.’
Ze gaf hem een oorveeg en Rizla schreeuwde het uit van de pijn. Ze pakte de sigaret terug en rookte die op tot aan de filter.
‘Ik durf te wedden dat die twee meiden elkaar gewoon op de zenuwen werken,’ zei hij na een tijdje. ‘Mijn zussen vlogen elkaar ook regelmatig in de haren. Letterlijk.’
‘Al je zussen?’
‘Vooral de middelste twee.’ Rizla was de vijfde in een Mohawk-Nederlands gezin met elf kinderen. Als enig kind was Jude altijd gefascineerd geweest door de Vandeloos.
‘Maar als dat alles was, zou ze mam toch gewoon naar een hotel sturen? Waarom mij naar de andere kant van de aardbol lokken met de vage boodschap: “Ze heeft haar dochter nodig”?’
‘Engeland is niet echt de andere kant van de aardbol, het is eerder een kwart,’ zei Rizla en krabde onder zijn oksel met de zelfingenomenheid van een man die in Bangkok is geweest. ‘Zeg, maak je je echt zorgen over de gezondheid van ma Turner, of over het feit dat je nu eindelijk in een vliegtuig moet stappen?’
Jude stak er nog eentje op. ‘Waarom noem je haar zo?’
‘Waarom niet? Als ze die kleine Honda van haar binnenbrengt voor een beurt, kijkt ze me altijd scheef aan. Laatst noemde ze me “Ríchard”.’
‘Zo héét je.’
Hij snoof minachtend.
Toen ze zijn zwarte paardenstaart uit zijn kraag trok zag ze, voor het eerst, een paar grijze haren zitten. ‘Het is vooral het vliegen,’ gaf ze toe. ‘Ik voel me nu al misselijk.’
‘Neem een paar glazen whisky en het is een eitje. Eigenlijk is het wel leuk om jou eens een keertje je kalmte te zien verliezen. Iedereen denkt altijd dat jij zo volwassen bent,’ zei Rizla met een zelfgenoegzaam lachje. Met een beverige stem declameerde hij: ‘“Die meid van de Turners die ons museum heeft ingericht, die staat met beide benen op de grond!”’
Bij Jude riep dat een beeld op van in de modder weggezakte voeten. Ze veranderde van onderwerp en begon over hockey. Terwijl Rizla erover doorboomde dat zijn ploeg, de “Leafs”, kampioen zou worden, herhaalde zij in gedachten elk woord dat Louise aan de telefoon had gezegd.
Voor ze uitstapte wees hij haar op het bord met Kiss ’n Fly en tuitte zijn lippen als een waterspuwer. In plaats van hem te kussen trok ze hard aan zijn paardenstaart en stapte uit, de ijzige kou in.
De luchthaven van Detroit was erger dan een winkelcentrum: neon-licht, aankondigingen door de luidsprekers, verdwaalde kinderen, koffers als mummies verpakt in plasticfolie. Jude ging in de ene rij na de andere staan wachten tot ze een stand-by ticket te pakken kreeg voor een vlucht naar London Heathrow bij een Ierse luchtvaartmaatschappij waarvan ze nog nooit had gehoord. Gelukkig had ze vorig jaar een paspoort aangevraagd toen de nieuwe voorschriften in de VS van kracht werden. Vervolgens ontstond er commotie over het feit dat ze contant wilde betalen. (Ze had die ochtend haar rekening leeggehaald.) ‘Je kunt me toch niet wegsturen gewoon omdat ik geen creditcard heb,’ zei ze.
Op haar sokken schuifelde ze door de veiligheidscontrole en ze moest een gewatteerde envelop kopen om haar zakmes naar huis te sturen, omdat het anders geconfisqueerd werd. Laat het vliegtuig alsjeblieft overboekt zijn. Dan kon ze met een gerust gemoed naar Luton bellen en zeggen dat ze haar best had gedaan. Maar bij de gate riep de vrouw met het groene uniform en het vierkante hoedje een lijst met namen af, waaronder die van Jude Turner.
Ik ben op weg naar Engeland,
zei ze in gedachten om zichzelf enthousiast te maken. Maar het
enige waaraan ze kon denken waren de Koninklijke wachten die ze
kende van de ansichtkaarten, met hun hoeden van berenvel waarvan de
riempjes in hun kin sneden. Terwijl ze door de slurf naar het
vliegtuig schuifelde, plakte haar tong tegen haar gehemelte. Bergen
die achter de wolken verscholen zaten, vleugels die in brand
vlogen, zelfmoordterroristen… Jouw angsten zijn zo
ongelooflijk cliché, sprak ze zichzelf toe. Kom op, hoe vaak gebeuren die dingen nou écht?