Bewoonbaar verklaard

 

Indien gij rustig in dit land blijft,

dan zal Ik u bouwen en niet afbreken,

u planten en niet uitrukken.

 

Jeremia 42:10

 

Síle stond foutgeparkeerd en hielp Marcus al zijn wereldse bezittingen in een geleend busje te laden. Ze schoof een doos met glazen bollen onder een antieke tafelnaaimachine. ‘Ik dacht dat je gezegd had dat Eoghan en Paul en Tom ook zouden komen?’

‘Ik weet het,’ zei Marcus, ‘alleen realiseerde ik me vervolgens dat er in de bestelbus niet genoeg plaats zou zijn voor ons allemaal. Maar ik vertrouw op jouw spieren. Sinds ik niet meer bij de luchtvaartmaatschappij werk zijn mijn armen pap geworden.’

Síle zette een leunstoel ondersteboven op een kleine sofa. ‘Het zal nog erger worden nu je honderden kilometers van de beschaving gaat wonen. Boerenkinkels op het platteland doen alles met de auto en worden vadsig.’

Marcus lachte. ‘Dat risico neem ik dan maar. Het wordt gewoon tijd dat ik me settel. Op die vreselijke kostschool in Basingstoke heb ik me nooit thuis gevoeld, en mijn vader werd zo vaak overgeplaatst dat ik nooit wist of ik de zomer zou doorbrengen in Praag, in Mexico City of in Johannesburg.’

‘Erg hoor! Niet dat je bent opgehouden met verhuizen toen je eenmaal volwassen was.’

‘Ach, reizen is een slechte gewoonte, een drang. Een tegennatuurlijke manier van leven,’ verkondigde hij op de toon van een priester.

‘Heb jij de film Winged Migration niet gezien?’ Ze kroop naar de achterkant van de bus met een doorbuigende pluimasperge in haar handen.

‘Die met die trekvogels? Ik heb een voorkeur voor menselijke filmsterren.’

‘Ze brengen het grootste deel van hun leven door met heen en weer vliegen. Het is als een geheime hartslag die door de planeet resoneert.’

‘Hun hersenen zijn net zo groot als een pinda,’ zei Marcus.

‘Het zit zelfs in onze taal. Meegesleept -’ Ze zocht nog voorbeelden. ‘Bewogen, verheven, in vervoering…’

‘Over vervoering gesproken,’ zei Marcus. ‘Om mijn verhuizing te vieren brengen Eoghan en Tom morgen ecstacy mee.’

Ze lachte.

Met de rugleuningen stijf rechtop was er voorin nauwelijks plaats voor hen beiden.

‘Gelukkig zijn we allebei krappe ruimtes gewend,’ zei Marcus terwijl hij uit de parkeerplaats reed. ‘Weet je nog die keer in dat toestel met veertig zitplaatsen, toen we op de landingsbaan in Shannon stonden te wachten tot ze dat lampje hadden vervangen?’

Síle kreunde. ‘Twee uur lang verontschuldigingen mompelen en op en neer door het gangpad lopen, gebogen als Quasimodo. Ik dacht dat mijn nek nooit meer recht zou komen.’

‘Zie je? Je kan me gewoon niet verliezen als vriend, na al wat wij hebben meegemaakt.’

Ze reden de westelijke uitdijing van de hoofdstad door en het begon te miezeren. Ze praatten over het werk van Marcus, de prachtige tekeningen die hij maakte van de onwaarschijnlijke uitvindingen waarop mensen een patent wilden nemen, en over zijn zus in Bath die op sterven lag - “een leveraandoening, en de arme meid heeft nooit méér gedronken dan af en toe een sherry” - en Síle’s neefjes. ‘De ironie is: Orla had al twee jongens en wilde zo graag een meisje, dus probeerden zij en William het opnieuw en ze kregen een tweeling: John en Paul - vernoemd naar de paus.’

‘Dat zal het beroemde gevoel voor humor van Onze-Lieve-Heer zijn.’

‘Dit is Kierán die zijn Eerste Communie doet, in een smoking,’ zei Síle en liet hem de foto zien. ‘Is dat niet de schattigste broek die je ooit gezien hebt?’

‘En ik heb in mijn leven al heel wat schattige broeken gezien.’

‘Nu je het zegt: gaan je sociale vooruitzichten er niet op achteruit als je in de wildernis gaat wonen?’

‘Het zit zo,’ zei Marcus terwijl hij zijn hand over zijn geschoren hoofd haalde, ‘met alle mannen in Dublin die me zouden kúnnen interesseren, ben ik al naar bed geweest.’

‘Wat? Allemaal? Jij slet!’

‘Het is niet zo’n grote stad!’ Hij zette de ruitenwissers uit toen de zon door de wolken brak.

Síle staarde naar een paar onverzorgde paarden die in een wei naast de snelweg stonden te grazen. Aan de groene horizon dook af en toe een vervallen toren op. ‘Je klinkt alsof je de wereld moe bent.’

‘Herinner jij je je eerste liefde nog?’ vroeg Marcus plotseling.

‘Natuurlijk: Trish de werkloze activiste.’

‘Nee, niet wíé het was. Weet je nog hóé het was?’

Verbaasd begon Síle in haar herinnering te graven. ‘Nog maar een beetje,’ gaf ze toe. ‘De verrassing. De verrukking.’

Marcus knikte. ‘De eerste keer ben je zo’n baby met uitpuilende ogen, vind je niet? Je bent op avontuur, je meert aan op een mysterieus eiland… Dan blijkt dat het fruit zuur smaakt, of er steekt een storm op, en je peddelt gauw weer weg op je vlot. Maar nu ben je een ervaren eilandhopper geworden, en hoe mooi het volgende eiland ook is, je kunt maar niet vergeten dat het er gewoon een van de vele is en dat er eindeloos veel eilanden zijn in de zee.’

‘En de here Jezus huilde,’ mompelde Síle.

‘Sorry, ik zal mijn mond houden en de radio aanzetten, oké?’

Op de klanken van Mozart reden ze door Meath, Westmeath, Longford… Het binnenland van Ierland was ooit een meer geweest, en dat had het van Síle gerust mogen blijven. Na soep en scones in Carrick-on-Shannon verliet Marcus de N4 en reed de kronkelende weggetjes op die leidden naar de Iron Mountains in het noorden.

‘Vorige week ben ik twee keer heen en terug naar LA gevlogen met dat leeghoofd van een Noreen Cassidy,’ vertelde Síle, ‘en tegen de tijd dat de pendelbus me thuis afzette was ik in staat om een plastic vork in haar gebotoxte gezicht te planten.’

‘Is dat die met de kerstobsessie?’ vroeg Marcus.

‘Nee, dat is Tara Dempsey. Tara bakt haar kerstgebak in augustus en in september koopt ze de cadeautjes,’ kirde Síle. ‘Noreen is degene die - weet je nog toen we allemaal in dat Iraanse restaurant in Chicago waren en ik net een manicure had gehad? Jij wilde toen per se aan de groep uitleggen waarom mijn soort vrouwen meestal geen lange nagels hebben?’

Hij schaterde het uit. ‘Toen ze het eindelijk begreep - werd ze páárs,’ zei hij. ‘Werkelijk, Síle, hoe houd je het uit? Ze kunnen gewoon niet aan je tippen.’

‘Volgens welke maatstaven?’ vroeg ze.

‘Aantal hersencellen, politieke overtuiging, weten wat het verschil is tussen Almodóvar en Alessi…’

Ze haalde haar schouders op. ‘Nuala valt wel mee, en Catherine, en Justin. En niemand doet er moeilijk over dat ik lesbisch ben. Behalve die ene piloot, maar die is uiteindelijk naar Qantas overgestapt.’

‘Dat is gewoon de wet, niet iets om dankbaar voor te zijn,’ zei Marcus kortaf. ‘Wat ik bedoel is dat jij met jouw talenten… Je zou moeten…’

‘Ik zou wat? Als jij de ideale job weet -’

Hij liet zijn adem ontsnappen. ‘Briljante vennoot van een technisch tekenaar?’

Ze lachte. ‘Koop een penthouse in Manhattan, dan kunnen we praten.’

Ze hadden meer dan vier uur gereden toen Marcus met de bestelwagen over twee wildroosters ratelde en scherp naar rechts een modderig landweggetje indraaide. Hij stopte op een binnenplaats naast iets dat leek op een vervallen schuur. ‘Ta-da!’

In de schuur zaten ramen, zag Síle terwijl ze erheen liep, wat betekende dat het dus eigenlijk een huis was.

Marcus legde een arm om haar schouder. ‘Ik heb je gewaarschuwd dat ik me niets kon veroorloven dat al bewoonbaar was. Ik word waarschijnlijk een van die groteske, wegterende vrijgezellen uit de boeken van Molly Keane.’

‘Het is groot,’ bracht ze uit. ‘Veel ruimte voor… voor verbetering.’

Marcus lachte en snoof de vochtige maartse lucht op. ‘Het is veengrond, maar de afwatering is niet slecht, voor in Leitrim. Zie je die hoek waar de dakpannen weg zijn? Dat wordt mijn kantoor, daar staat ’s morgens de zon op. Ik moet hen alleen nog zover krijgen dat ze een telefoonaansluiting aanleggen zodat ik op internet kan.’

‘Er is geen telefoon?’

‘Kom, laten we even een kopje thee drinken. Dat is goed tegen de schok. In het keukenraam zit glas,’ verzekerde hij haar.

Bij het derde kopje thee staarde Síle uit het raam naar het eenzame schaap dat in een wei gras stond te kauwen. Ze hoorde alleen haar hartslag en af en toe het fluiten van een vogel. ‘Als je tenminste niet de pleuris krijgt vóór het zomer wordt…’

Marcus gooide nog een blok hout in de nieuwe gele kachel. ‘Jij bent zo’n typische stadsmus. Jij zou niet eens kunnen slapen zonder het constante achtergrondgeluid van een autoalarm dat afgaat. James, de buurman over wie ik je vertelde, hij en Sorcha hebben een biologische boerderij, aanpalend aan mijn grond -’

‘Hoor jezelf nu eens bezig, met je nieuwe plattelandsvocabulaire: “aanpalend”, mar dhea!’

‘Nou, James denkt dat dit huis misschien wel driehonderd jaar oud is.’

Ze staarde naar de spinnenwebben boven haar hoofd. ‘Het duurt inderdaad wel een paar eeuwen voor iets zo grondig uit elkaar valt.’

‘Je kunt zeggen wat je wilt, ik ga hier heel gelukkig worden.’ Marcus nam nog een van zijn zelfgebakken citroenkoekjes. ‘Kom mee naar buiten. Ik zal je het allerbeste laten zien.’

‘Het regent weer.’

‘Nauwelijks.’ Hij leidde haar via de met netels overgroeide binnenplaats langs een paar schuttingen naar een heuvelafwaarts lopend veld.

Síle zag alleen maar grijze wolken. ‘De schapen?’

‘Nee, oen, de stenen.’

Ze keek naar de meest nabijgelegen steen. Er hingen een paar plukken wol aan. Marcus wees naar een andere steen, en toen naar een met gras bedekte bult, en toen naar nog een andere achter een sleedoorn… en opeens zag ze het. ‘Een stenencirkel!’

‘Ik weet dat het strikt genomen geen echte cirkel meer is, want de helft van de stenen is door de boeren uit de buurt meegenomen om varkensstallen van te maken. Maar het blijft magisch, vind je niet?’

Ze legde haar arm om het middel van haar vriend. Zijn grijze wollen trui rook naar houtvuur. ‘Kolonist! Jullie Britten banjeren hier rond met jullie geld en jullie chique wagens en kopen al ons Keltisch erfgoed op -’

Zijn lach galmde over het terrein. Hij wees naar beneden. ‘Op een heldere dag kun je Lough Allen zien.’

Ze liepen terug naar het huis met in hun handen druipende stengels klein hoefblad, dorre aardbeiplanten en robertskruid (dat beweerde Marcus tenminste; voor Síle waren het allemaal “planten”). ‘Dus ik mail al een tijdje met die Canadese,’ zei ze vanuit het niets.

‘Welke Canadese?’

‘Die waarover ik je nu ga vertellen,’ zei ze en gaf een erg bondige samenvatting van Jude Turner.

‘Is ze aantrekkelijk?’

Ze keek hem aandachtig aan en zei toen: ‘Ja, eigenlijk wel.’ Ze haalde zich de smalle schouders voor de geest, het jonge gezicht. ‘Maar ze woont vijf tijdzones hier vandaan, dus dat is niet relevant.’

‘Het is altijd relevant.’

‘Ze schrijft interessante e-mails,’ zei Síle kortaf. Ze wandelden verder langs een enorme bos netels. ‘Vergeet wat ik gezegd heb,’ zei ze om te voorkomen dat het gesprek hier ophield.

Marcus haakte zijn arm door de hare. ‘Wat is er aan de hand, Síle?’

‘Niets. Vrijwel niets. Ik weet het niet,’ voegde ze er een minuut later aan toe.

‘Gaat het goed tussen jou en Kathleen?’

‘Ja,’ zei ze somber. ‘Alles gaat goed. Zoals altijd.’

‘Verveel je je, is dat het?’

Síle liet zijn arm los. ‘Kathleen is niet saai. Ik weet dat jij en Jael haar nooit echt gemogen hebben, maar dat is deels omdat ze zich niet wil opdringen -’

‘Ik heb niet gezegd dat ze saai is,’ onderbrak hij haar vriendelijk. ‘Ik vroeg of jij je verveelt.’

Síle gaf geen antwoord. Ze had “nee” kunnen zeggen, of “ja”, of “nu niet méér dan in de afgelopen vijf jaar”. Ze schopte een tak uit de weg en fluisterde: ‘Het is niet dat ik me verveel. Het is niet… Ik was niet op zoek naar iets, weet je.’

‘Dat weet ik.’ Hij wachtte. ‘Wordt het langzamerhand serieus met die Jude?’

‘Dat kan niet,’ zei Síle met opeengeklemde kaken. ‘En objectief gezien hebben we geen ruk gemeen. Ze is zo jong; ze zit daar weggestopt in Nergens, Ontario; en haar idee van een wild avondje uit is een diavoorstelling over de pijlpunten van de Ojibwa.’ Ze voelde zich een verrader toen ze dit voorbeeld gaf.

Marcus zei niets.

‘En hoewel het erg leuk is om berichten heen en weer te sturen tussen onze twee planeten, zal het uiteindelijk met een sisser aflopen. Zo gaan die dingen nu eenmaal.’