Grote schoonmaak
De meest nabijgelegen uitgang kan zich achter u bevinden.
Veiligheidsinstructies
Een roze gloed trok weg uit de westelijke hemel toen Jude op een zondag van het Museum naar huis wandelde. Het ijs verschoof en gleed weg onder haar laarzen; de bomen drupten luidruchtig; de eekhoorns deden snel hun werk. Natuurlijk was deze dooi maar tijdelijk, maar toch.
Elke keer als ze thuiskwam tegenwoordig moest ze zichzelf op voorhand harden. Niet zozeer tegen het verdriet als tegen het gevoel van desoriëntatie. Als ze in de eetkamer aan tafel zat te lezen of in de woonkamer op het vloerkleed gitaar zat te spelen, waren haar oren gespitst op het geluid van de voordeur en de voetstap van haar moeder in de hal. Alleen wonen in Main Street nummer 9 voelde op een vreemde manier clandestien aan, alsof ze een inbreker, of nee, een lijmsnuivende wegloper was. (Het grappige was dat Jude wist dat ze die kant had kunnen opgaan als ze niet was gered door haar passie voor geschiedenis. Die had haar houvast gegeven. Had ze na de scheiding van haar ouders immers niet gespijbeld, gedronken en elke drug geprobeerd die maar voorhanden was?) Nu was het huis te groot voor haar, te gevuld met herinneringen, een te grote verantwoordelijkheid - en toch zou ze nergens anders willen wonen.
Rizla’s mandarijnkleurige pick-up stond voor de deur geparkeerd en hij lag uitgestrekt op de schommelbank op de veranda. Ze legde haar hand op zijn rode bandana om hem te wekken. ‘Wat doe je? Waarom slaap je buiten?’
‘Omdat ik dat zo leuk vind,’ zei hij slaperig. ‘Ik zeg tegen mijn neven dat je mijn hulp nodig hebt om dingen te verslepen, en vervolgens kom je niet opdagen en lig ik hier een uur te wachten…’ ‘Oh Riz, het spijt me! Ik was het helemaal vergeten.’
Hij rochelde.
‘Welke neven?’
‘Dan en Wiggie. Waar zat je trouwens? Is er misschien iets leuks te doen in de stad en weet ik er niks van?’ vroeg hij met zijn blik op het uitgestorven kruispunt.
‘Ik was in het Museum.’
Rizla hield zijn hand voor zijn ogen tegen de lage zon. ‘Op zondag? Was er iemand die een acute behoefte had aan geschiedenis of zo?’
‘Gewoon e-mailen,’ mompelde ze terwijl ze tegen de klemmende voordeur duwde.
‘Aha, met de trolleypop!’ Hij liep de hal in en schopte zijn laarzen uit. ‘Doen jullie dat vaak?’
Jude reageerde niet meteen, maar zei toen: ‘Een paar keer per dag.’
‘Dat méén je niet!’ zei Rizla.
‘Tenzij we echt heel hard moeten werken,’ voegde ze eraan toe. ‘Maar op een rustige dag sturen we er zo’n vijf of zes.’
Hij floot tussen zijn tanden. ‘En bellen jullie ook met elkaar?’
Jude schudde haar hoofd. ‘Je hoeft er niets achter te zoeken. Ze heeft al een relatie.’ Kathleen (mijn vriendin). Vriendin = partner.
‘Ja ja…’
‘Nee, serieus. Ze zijn al vijf jaar samen,’ dwong ze zichzelf eraan toe te voegen.
‘Dat zegt niets.’
Jude liep naar de keuken om koffie te zetten. ‘Het spijt me echt heel erg dat ik het vergeten was van de grote opruimbeurt. Er staat niets klaar.’ ‘Het is beter zo,’ zei hij. ‘Denk er niet bij na. Gewoon: houden of weggooien. Laat de grote schoonmaak beginnen!’ Hij klopte op zijn borst als een gorilla.
Rachel was dol geweest op boedelverkopen - het was ook wel een gezellige manier om een winterse zaterdag door te komen - en had bovendien een nogal gevarieerde smaak. ‘Die poef kan de deur uit,’ besloot Jude. ‘En de ezel. Denk je dat we samen dat gevaarte naar buiten krijgen?’ vroeg ze, en wees op de grote relaxfauteuil.
‘Doe gewoon even de dubbele deuren open en ga aan de kant,’ zei Rizla. Hij greep de leunstoel en tilde hem op.
‘Pas maar op dat je geen hernia krijgt.’
Hij wankelde de gang in waar hij een kleine varen van een tafeltje stootte toen hij het ding neerzette.
‘Moet je hem nou echt op je slechte voet laten rusten?’ vroeg ze. Jaren geleden was een auto waaraan Rizla stond te werken van de rem geschoten en over zijn tenen gerold; er werd wel gepraat over compensatie, maar hij had er nooit een cent van gezien.
‘Waar moet dit allemaal naartoe?’
‘Naar de kringloopwinkel in Goderich. Als je het niet erg vindt om er morgen heen te rijden tenminste?’
‘Zo eentje zou ik zelf wel kunnen gebruiken,’ pufte hij terwijl hij de relaxfauteuil optilde.
‘Echt? Ik voel me net een invalide als mijn benen zo de lucht in worden geslingerd. Heb je er dan plaats voor in die caravan?’
‘Naast de bank,’ zei hij. De aders in zijn nek waren gezwollen. ‘Hoewel ma Turner zich zal omdraaien in haar graf als ik limonade mors op het velours!’
Vreemd genoeg maakte zijn oneerbiedige humor het makkelijker. Met dozen vol serviesgoed opgestapeld tot aan haar kin, volgde ze hem naar de pick-up. ‘Hé, voorzichtig met mijn muziekinstallatie.’
‘Deze troep?’ Rizla schoof het ding opzij met zijn voet. ‘Kom eens een keertje langs om te horen hoe Duke Ellington klinkt uit míjn boxen.’
‘Als je niet al je geld uitgaf aan mannenspeelgoed,’ merkte Jude op, ‘dan had je nu al de aanbetaling voor een huis bij elkaar.’
‘Jij bent zo vreselijk burgerlijk,’ zei hij met een brede grijns voor hij dubbelsloeg van het hoesten.
Terwijl ze terug naar binnen liepen, wreef Jude hem tussen zijn schouderbladen. ‘Waarom ga je niet eens langs bij dokter Percy?’
‘De vorige keer gaf hij me een donderpreek over suiker -’
‘Misschien omdat twee van je ooms hun tenen zijn verloren door suikerziekte?’
‘- en vervolgens probeerde hij zijn hand in mijn hol te steken! De smeerlap.’
De lach van Jude galmde vreemd door het huis. De akoestiek was al anders; het huis was al minder vol, meer van haar.
Rizla tilde een rieten stoel met een pauw op de rugleuning met één hand op en gooide hem in haar richting. Toen ze er naartoe dook om hem op te vangen, grijnsde hij. ‘Vergeet nooit wie je heeft leren vangen!’
‘Je brak bijna de lamp.’
‘Jammer dat ik miste. Wil jij hem uit zijn lijden verlossen?’
Jude keek er eens goed naar: op de lampenkap stond een danser in geel en bruin glas. Rizla knipoogde en schoof een grote doos met blikjes die over datum waren naar haar toe. Judes handen trilden een beetje toen ze de lamp oppakte. Sorry, mam, maar het is het lelijkste ding ter wereld. Met een klap liet ze de lamp in de doos vallen.
Rizla plofte neer op de oude tartan bank. ‘En euh, tussen jou en die Ierse - is het L-woord al gevallen?’
Jude staarde hem aan. ‘Bedoel je “Lesbienne”?’
‘Ik bedoel de Lie-ve-de,’ zei Rizla op zangerige toon.
‘Nee,’ zei ze en kreeg een kleur.
‘Dus jullie zijn gewoon - wat? Maatjes?’
‘Ik denk het.’ In een opwelling pakte Jude haar portefeuille en trok een bijgeknipte foto achter haar rijbewijs vandaan. ‘Deze stuurde Síle me vorige week op, samen met een sodabrood. Je hebt een bril nodig,’ voegde ze eraan toe toen hij de foto op armlengte bestudeerde.
‘Blablabla. Het spijt met dat ik het moet zeggen, maar maatjes sturen elkaar geen foto’s. Ze ziet er niet uit alsof ze veertig is,’ zei hij toen Jude niet reageerde. ‘Of Iers.’
‘Haar moeder kwam uit India. En ze is negenendertig: een jaar jonger dan jij.’
‘Ja, maar meiden worden sneller oud. Ze is wel mooi, maar niet mijn type,’ zei Rizla. ‘Al dat goud en die lippenstift, een beetje angstaanjagend.’
Jude ging naast hem zitten en nam de foto terug. ‘Weet je wat het is, Riz? De kortharige tomboys waar jij op valt, gaan meestal niet naar bed met mannen. Dat betekent dat jij misschien nooit meer een nieuw vriendinnetje krijgt.’
‘Kan mij het schelen. Dan heb ik de caravan helemaal voor mezelf, kan ik om drie uur ’s nachts popcorn eten, en zeurt niemand me aan mijn kop omdat ik naar een andere zender zap, of omdat ik een hypotheek zou moeten nemen…’
‘Jij eindigt nog eens als krantenkop: “Ierland, Ontario: Kluizenaar bevroren in stacaravan. Gedeeltelijk opgegeten door zijn hond”.’
‘Siouxsie zou me niet gedeeltelijk opeten,’ protesteerde hij. ‘Als ze de moeite al zou doen om eraan te beginnen, dan zou ze niets overlaten behalve mijn laarzen.’
‘Ze heeft een nieuwe vlooienband nodig trouwens.’
‘Waarom bedenk jij eigenlijk voortdurend bizarre manieren van doodgaan voor me? Ik ben erin geslaagd om al veertig jaar heel te blijven - min of meer,’ voegde hij eraan toe met een blik op de vinger waarvan hij een kootje was kwijtgeraakt door een vismes. ‘En maar één jaar daarvan heb ik jou je natuurvoeding voor mij laten klaarmaken.’ Er lag een zeldzame hardheid in zijn stem. ‘En ik heb familie. Dat is meer dan jij kan zeggen. Er zijn wel dertig huizen waar ik kan aankloppen, én word binnengelaten.’
Jude staarde naar de grond.
‘Dat was vals van me,’ zei hij na een tijdje. ‘Ik dacht niet na.’
‘Dat heb je nooit gedaan, waarom zou je er nu mee beginnen?’
‘Ik neem het terug.’
Ze deed een poging om te glimlachen. ‘Ik ook. Je zult lang en gelukkig leven.’
‘Laat het zo zijn,’ zei hij met een Star Trek-stem.
Deze jongen deed alles voor haar en zij gedroeg zich als een kruising tussen een nukkige zus en een vittende moeder. Het was zo moeilijk om vastgeroeste gewoontes los te laten. Oude gewoontes, oude grappen, oude ruzies - plagen, vitten, plagen, vitten, trekken, duwen.
In haar mails aan Síle daarentegen voelde Jude zich nieuw. Waar was Síle vandaag - Dubrovnik? Tenerife? Was ze meegegaan met de rest van de bemanning om zich te bezatten, of sliep ze ongedwongen tussen de gesteven hotellakens? Of ze was thuis in Dublin, dat kon natuurlijk ook, bracht Jude zichzelf in herinnering. In bed met “mijn partner Kathleen”.
Er lag bijna geen sneeuw meer maar het werd een koude avond; de kleine in jute gehulde bomen in de voortuin leken op versteende kobolden. Toen ze eindelijk de relaxfauteuil in Rizla’s caravan hadden geperst, aten ze samen de stoofschotel van Jude op. Rizla’s neven waren al teruggekeerd naar het reservaat. Jude rolde een joint, en toen nog een, en toen belandden ze samen in bed.
Ze staarde naar het plafond. De barsten leken wel een kaart van het Huron-district in de tijd dat de rivieren nog de enige lijnen waren die de wildernis doorsneden. ‘Ik denk dat dit misschien de laatste keer was.’
Rizla lachte en hoestte tegelijk. ‘Verdomme, als ik dat had geweten had ik alle registers opengetrokken.’ De hitte van zijn naakte borst wolkte in de koude lucht. Zijn hand hing over de rand van het matras op het kunstbont van het zwarte vloerkleed, de blauwe tatoeage van een slang op zijn pols duidelijk zichtbaar. Siouxsie kwam naar hem toe en likte de hand; hij krabde de hond ruw achter een oor.
Jude draaide zich op haar zij en voelde met haar heup de vloer door de dunne futon. Ze legde een hand op Rizla’s onbehaarde borstkas; ze voelde iets kloppen maar wist niet of het zijn hart was of het hare. ‘Het is namelijk zo dat ik hier aan iemand anders lig te denken.’
‘Weet ik.’
Ze zou haar tijd niet mogen verspillen met proberen de waarheid voor hem verborgen te houden, besloot Jude. Of voor zichzelf.
‘Je beseft toch dat je die griet waarschijnlijk van je hele leven niet meer terugziet?’
‘Fuck you,’ zei Jude, en keerde hem haar rug toe. Ze voelde zich plotseling rillerig en trok het dekbed omhoog. Haar ogen bleven rusten op de deuk die Rizla in de dunne wand had geslagen tijdens een van zijn woedeaanvallen; ze kon zich niet meer herinneren waarover de ruzie ging. Ze staarde naar het bierflesje op de grond naast een oude mocassin die zijn zus voor hem had gemaakt en de pizzakorst waarop Siouxsie lag te kauwen. ‘Het is hier een puinhoop.’
‘Oh, is het decor de afknapper dan?’ Ze voelde zijn warme adem in haar nek.
Ze krulde haar voeten om de zijne. ‘En als je die teennagels niet een keer knipt, zullen ze omkrullen en naar binnen groeien.’ Ze probeerde in haar geheugen op te slaan hoe hij voelde. Toen ging ze rechtop zitten, kreeg overal kippenvel, en pakte haar rode flanellen overhemd.
‘Maar hé, weet je,’ zei Rizla, met zijn kin op zijn handen, ‘ik zit er niet mee als je hier komt liggen dromen van je meisje.’
‘Síle is niet van mij,’ bromde Jude tussen haar tanden. ‘Ze is bezet. Ik zou nooit - ik wil niet stoken in een relatie.’
‘Oh nee?’
Ze concentreerde zich op het dichtknopen van haar overhemd.
‘Hoe heet dat dan als je iemand zes keer per dag mailt?’
Haar vingers bleven stilhangen in de lucht. ‘Ik weet het niet,’ zei ze met een klein stemmetje. ‘Ik heb geen idee wat er gebeurt.’ Even later voegde ze eraan toe: ‘Ik denk dat het veilig leek omdat ze zo ver weg woont.’
Een ruwe warme hand gleed om haar heupen. ‘Niet piekeren. Kom hier.’
Jude schudde haar hoofd. ‘We moeten hiermee ophouden, Riz. Het voelt… fout.’
‘Fout?’
‘Vreemd. Slecht.’
‘Moreel gezien?’ vroeg hij boosaardig.
Slecht in elke cel van haar hersenen, elke cel van haar lichaam. ‘Neem het nu maar gewoon van me aan.’
‘Oké.’
Half aangekleed draaide ze zich om en probeerde ze zijn gezicht te lezen in de oranje gloed van de lavalamp. ‘Echt?’
‘Hé, we zijn niet getrouwd of zo.’ Rizla lachte schor.
Ze giechelde ook. Dat kreeg je van de wiet.
‘Als jij zo graag trouw wil zijn aan een dame met wie je nog niet eens gezoend hebt - ga je gang.’
Jude voelde de woede als een golf in zich opwellen, en dan weer zakken. ‘Slaap lekker.’ Met haar voet prikte ze hem in zijn oksel en liep toen naar de deur om haar veters vast te maken.
De straten waren glad van het ijs; ze gleed uit bij de hoek en verdraaide haar knie een beetje, de knie waar ze vorige zomer een blessure aan had opgelopen. Ze deed de voordeur open en ging naar binnen.
De telefoon begon te rinkelen toen ze halverwege de trap was. Ze nam op en zei: ‘Huize Turner.’ Blijkbaar kon ze de oude gewoontes van haar moeder niet loslaten.
‘Hallo. Eindelijk!’
‘Hallo?’ zei Jude, en toen ‘Sorry -’
‘Jude, ben jij dat?’
Ze wachtte, bang om de ander weer in de rede te vallen.
‘Ik ben het, Síle.’
Bijna liet Jude de hoorn uit haar hand vallen. Dit was niet de stem die ze zich herinnerde. Ze was nog een beetje duizelig en wilde dat ze die joint niet had gerookt. ‘Síle? Ben je er nog?’
‘Absoluut,’ klonk het luid. ‘Sorry dat ik zo laat nog bel. Hoe gaat het met je?’
‘Goed,’ zei Jude formeel. ‘En met -’
Maar hun stemmen botsten weer tegen elkaar op. Een lange pauze.
‘Het is een slechte verbinding,’ brulde Jude.
‘Ik bel met mijn gsm. Zit aan een vreselijk ontbijt in Dubrovnik. Ik wou gewoon even weten of je nog wakker was,’ klonk de blikkerige stem.
‘Ik ben nog wakker.’ Jude kon helemaal niets bedenken om te zeggen.
‘Dit is een beetje vreemd.’
‘Inderdaad.’
‘Ik vond gewoon dat het tijd was dat we elkaar in het echt spraken. Dus het gaat goed met je?’ vroeg Síle.
‘Ja.’ Jude had de indruk dat ze Rizla nog kon ruiken op haar lichaam; had ze maar gedoucht.
De stilte rekte zich uit als lijm.
‘Ik heb veel aan je gedacht,’ zei Síle, alsof ze het over het weer had.
Judes hartslag schoot de hoogte in. ‘Ik ook aan jou.’
‘Shit, ik moet gaan, ze roepen mijn gatenummer af,’ zei Síle met een schelle stem.
Jude wist niet of ze haar moest geloven. ‘Een andere keer?’
‘Zeker weten. Hou je goed. Dag!’
‘Dag.’ Jude hing op. Nou, dat zijn dan de wonderen van de moderne communicatie.
Ze leunde tegen het tafeltje in de hal; haar handen trilden. Haar vaders grootvader had het ooit gemaakt van een oude deur. Een klein vierkantje straatlicht viel naar binnen op de trapleuning. Misschien zou een lange wandeling haar goed doen. Maar de straten lagen er verraderlijk bij, deze keer zou ze echt haar knie kunnen breken. Schuldgevoel, verwarring, opwinding, verdriet zelfs, vochten om voorrang in haar hoofd.
Ze haalde diep adem en was opeens helemaal nuchter. Ze liep naar de woonkamer om de doos van haar moeder te zoeken met het mooie crèmekleurige briefpapier.
Lieve Síle,
schreef ze, en staarde naar de twee woorden. Ze drukte de vulpen in het papier.
Het spijt me
Ik ben bang dat ik
Ik hou van je.
Op weg naar de homeopaat voor de huiduitslag op haar linkerhand, zat Síle vast in het verkeer op Astor Quay. Ze probeerde een paar keer diep adem te halen. Als ze zo opgefokt bij Helen arriveerde zou ze weer een preek krijgen over stresshormonen en celvergiftiging. Om zichzelf af te leiden bekeek ze haar post. Aanbiedingen voor een creditcard, nieuwsbrieven van goede doelen en een paar kitscherige ansichtkaarten van vrienden die op vakantie waren in Budapest of Nieuw-Zeeland. Er zat een envelop bij met het verzorgde handschrift van Jude en een Express Delivery-stempel erop. Síle was van plan geweest die te bewaren voor na de homeopaat, als ze in het café zat, maar ach wat.
Toen ze de eerste regel las voelde ze zich een beetje duizelig worden. Ze had even aan de kant willen gaan staan, maar als ze dat deed zou ze nooit meer in het verkeer kunnen invoegen. Dus bleef ze verder rijden in de eerste versnelling, al dwaalden haar ogen telkens weer af naar de woorden op het blad dat op haar schoot lag: Ik hou van je.
Die formulering schokte Síle. Ze kon zich niet herinneren of ze het ooit op papier had zien staan, behalve in boeken - en dan niet het soort boeken dat de Booker Prize won. Ze veronderstelde dat zij en Kathleen het wel een paar keer tegen elkaar gezegd hadden, in het begin, maar ze kon het zich niet herinneren. Tegenwoordig waren mensen op hun hoede voor deze woorden. Ze hadden ze te vaak gehoord in Hollywoodfilms. “Ik hou van je” klonk als een tikkende bom. Het klonk als een tegenwoordige tijd, maar er zat een toekomstige tijd in verborgen. Het was afgezaagd, een cliché, te zwaar.
Een fietskoerier slingerde zich voor Síle’s auto en ze trapte bruusk op de rem. Ze las de zin opnieuw en voelde zich blij worden.
Ze nam de rest van de brief door. Hij was kort en zonder verwachtingen. Ik neem aan dat ik eigenlijk mijn mond zou moeten houden en me terugtrekken, schreef Jude. Maar ik kan niet slapen tot ik je heb laten weten wat mijn hart me ingeeft.
Nou, wat had Síle dan gedacht dat er aan de hand was? Ze was zoveel ouder. Was ze niet oud en wijs genoeg om dit te zien aankomen? Had ze het niet moeten temperen voor het met hen aan de haal ging?
Ze had het te druk gehad, dat was haar enige excuus. Ze had gewerkt - “goedemorgen, wilt u uw stoelriemen vastmaken, rundvlees of kabeljauw, bedankt dat u voor onze maatschappij hebt gekozen” - en op haar vrije dagen was ze samen met Kathleen naar de film gegaan, had ze haar aandelen gecheckt op internet, een intensieve cursus Italiaans gevolgd, en Yseult mee uit winkelen genomen terwijl Jael haar uitgroei liet bijkleuren. En al die tijd had Síle’s nieuwe leven steeds meer vaart gekregen, voorbijrazend als een ondergrondse rivier. Ze had de fout gemaakt te denken dat uit eten gaan en in de file staan haar échte leven was, en de band met Jude een voorbijgaande fase. Nu besefte ze dat ze haar echte leven op het beeldscherm had geleefd: tekst die werd opgeslokt en weer tevoorschijn kwam en weer verdween. Ze bestond langzamerhand bijna helemaal uit woorden.
Síle las Judes omzichtig geschreven zinnen opnieuw en proefde lippenstift; ze had op haar lip zitten bijten als een kind. Er liep een rilling over haar rug. Ja, verdomme, ja, dacht ze, terwijl ze stapvoets over Aston Quay reed en haar handen het stuur omklemden.
Síle had die avond de lift kunnen nemen naar het appartement van Kathleen op de vijfde verdieping. Maar ze nam de trap. Ze wist niet of ze dat deed om zichzelf te straffen of om tijd te winnen. Op een van de overlopen moest ze even uitrusten; ze had het gevoel dat ze moest overgeven. De brief van Jude had haar hardhandig wakker geschud. Het was geen besluiteloosheid die haar deed aarzelen, integendeel. Het was de druk van een beslissing die ze al veel eerder had genomen, een geheim dat ze als een tumor met zich mee had gedragen.
Ze belde aan; geen antwoord. De timer klikte en het licht sprong uit. Waar kon Kathleen zijn op een dinsdagavond? Niet naar stijldansen, dat was op donderdag; zij en haar jongere broer waren al jarenlang een duo en hadden prijzen gewonnen met hun rumba. Was ze boodschappen doen? Of iets gaan drinken met een van haar oude vrienden? Was de wasserette nog open op dit tijdstip? Síle had het altijd fijn gevonden dat zij en Kathleen elkaar niet voortdurend in de gaten hielden, maar vanavond voelde het vreemd aan; ze zou toch minstens een idee moeten hebben waar haar vriendin uithing? Kathleen had misschien moeten overwerken in het ziekenhuis; de nieuwe software voor het opstellen van de werkroosters was tegendraads - dat wist Síle nog wel. Ze wist zoveel dingen van Kathleen - dat haar middelste teen een beetje scheef stond door een fietsongeluk dat ze als kind had gehad; dat ze bang was voor spookverhalen; dat ze ooit verloofd was geweest met een orthopedisch chirurg - maar nu ze hier in het donker voor de deur stond, drong het opeens tot haar door dat deze vrouw voor een groot deel een mysterie voor haar was. Er waren vragen die je nu eenmaal nooit meer stelde als je ze niet in de eerste zes maanden had gesteld. Síle’s maag trok samen toen ze zich afvroeg: Waarom hebben we zoveel tijd besteed aan het praten over het nieuws en over tandpasta?
Ze merkte dat ze in de verleden tijd dacht.
Natuurlijk had ze een sleutel van het appartement; nog geen maand na hun eerste etentje hadden zij en Kathleen sleutels uitgewisseld. Maar vanavond kon ze het niet opbrengen om zichzelf binnen te laten en te doen alsof ze thuis was. Ze ging met haar rug tegen de muur op de grond in de gang zitten; haar ogen wenden langzaam aan het duister. Gewoonlijk had ze allang een sms naar Kathleen gestuurd met de vraag: Waar ben je? Maar ze kon het niet opbrengen; deze keer moest het live zijn.
De minuten kropen voorbij. Wat ben ik toch een trut, dacht Síle. Waarom ga ik dit doen? Ik gooi bijna vijf jaar van mijn leven weg, vijf redelijk goede jaren. Maar toen drong het als een koude windvlaag tot haar door dat die jaren voorbij waren, over. Je bleef niet bij iemand uit dankbaarheid of omwille van de herinnering, tenzij je een vrouw was in een negentiende-eeuwse roman. Vandaag de dag moest het de moeite waard zijn. Hoe lui ben ik geweest! Ik heb me gewoon laten meedrijven naar dit moment. Ik had dit eerder moeten doen. Vóór Jude.
Ze liet haar hoofd op haar knieën rusten. Ze was zo bang voor wat ging komen dat de verleiding groot was om op te staan en de trap af te wankelen. Was ze al meer dan een maand ontrouw? Telden e-mails? En dromen? Verdomme Síle, dacht ze woest, als het zo zit, had je Kathleen een dienst moeten bewijzen en jaren geleden weg moeten gaan. Wat een bange reiziger was ze geweest, zich vastklampend aan haar vlot tot de allerlaatste minuut. En hoe stompzinnig. Waarom besefte ze pas nu - met een per expresse geleverde liefdesbrief als een bom in haar handtas - wat ze allemaal gemist had, waar ze zo naar hunkerde?
Ze herinnerde zich dat haar vader ooit had verteld dat in de traditionele matriarchale huishoudens in Kerala, de streek in India waar haar moeder vandaan kwam, een vrouw van haar man kon scheiden door simpelweg zijn paraplu voor de deur te zetten.
Het leek uren later toen ze eindelijk de lift hoorde; ze tilde haar hoofd op. Kathleen stapte uit de lift met allemaal tassen in haar handen. Síle knipperde met haar ogen tegen het felle licht.
‘Schatje! Waarom zit je hier in het donker?’
Ze stond op het punt om te liegen en te zeggen dat ze haar sleutel vergeten was, maar ze hield haar mond.
‘Heb je slecht nieuws? Is er iets met je vader? Een van de neefjes?’
Ze schudde haar hoofd.
Kathleen staarde haar aan en opende toen de deur. Terwijl ze haar boodschappen wegzette, ging Síle bij het raam staan. Dublin was een blinkende gitzwarte halsketting. Kathleen deed kastjes open en dicht, liep de badkamer in en kwam weer terug. Hoe vertrouwd klonken haar voetstappen, de kleine geluiden in het appartement. Er kwam geen woord over haar lippen.
Toen Síle zich er eindelijk toe zette om zich van het raam af te wenden, had Kathleen zichzelf een groot glas wijn ingeschonken. Ze stond het naar binnen te gieten alsof het water was.
‘Is er een probleem?’ vroeg Kathleen op zakelijke toon.
Ze knikte.
‘Ik veronderstel dat het over die Canadese gaat.’
Dat verwarde Síle. Kathleen had geen greintje interesse getoond in haar correspondente, en Síle had de afgelopen twee weken niets meer over Jude verteld. Maar ja, Kathleen was een intelligente vrouw, met een goed oor voor stiltes. Síle aarzelde en zei toen: ‘Het is meer dan dat.’
‘Dat zeggen ze allemaal.’ Snel en giftig als de tong van een slang.
‘Wie zijn “ze”?’ vroeg Síle verward.
‘De kutwijven die per se bij een ander hun gerief willen halen.’
Síle zakte neer op de leuning van de roomgele canapé. Ze hadden hem samen uitgekozen, in de koopjeshoek bij Habitat, herinnerde ze zich. Síle had nog vijftig pond afgedongen op de prijs vanwege een klein vlekje op een van de kussens. Toen waren het nog ponden en geen euro’s. Haar geschiedenis met Kathleen overspande twee munteenheden, twee eeuwen, twee millennia.
‘Het is nooit zo simpel en zo smerig als “Ik wil weer eens wat nieuws”, hè?’ zei Kathleen bitter. Ze zette haar glas zo hard neer dat Síle dacht dat de steel zou breken. ‘Nee, het is altijd iets diepzinnigs, een onvervuld verlangen of zo.’
Síle slaagde erin om te antwoorden. ‘Ik wil niet “bij een ander mijn gerief halen”. Maar ik denk dat jij en ik… Ik zie niet in hoe… Ben jij gelukkig?’ Haar stem klonk schril en onvast. ‘Kun je echt zeggen dat ik je gelukkig heb gemaakt de afgelopen jaren?’
‘Gelukkig genoeg,’ zei Kathleen.
‘En trouwens, hoezo bij een ander mijn gerief halen? Alsof er thuis iets te halen valt!’ zei Síle wanhopig.
Ze zag in de grijze ogen van Kathleen hoe dat aankwam.
Snel voegde ze eraan toe: ‘Ik beschuldig je nergens van -’
‘Dat is je geraden ook. Is het mijn schuld dan?’ vroeg Kathleen eisend.
‘Het is niemands schuld, we zijn het gewoon kwijtgeraakt. Misschien hadden we meer ons best moeten doen, erover moeten praten, op zijn minst -’
‘Dus dáár gaat het over? Wil je een openhartig gesprek, Síle? Oké. Waarom is seks zo belangrijk?’
Síle staarde haar aan.
‘Het zijn gewoon lichamen die tegen elkaar aan wrijven. We zijn geen tieners meer, we hebben meer met elkaar dan dat. Jij en ik zijn verdomme zo goed op elkaar ingespeeld, we kunnen het zo goed met elkaar vinden,’ pleitte Kathleen, ‘waarom moet dat ene kleine ontbrekende stukje alles verpesten?’
‘Ik weet het niet.’ Síle huilde nu. ‘Maar het ís wel zo.’
‘Met dat meisje in Canada heb je anders ook geen seks, toch? Waarom doe je me dit dan aan?’
‘Nee,’ gaf Síle toe, ‘maar ik wil het wel.’
‘Wat heb je nou aan willen?’
Haar mond bewoog als die van een vis op het droge. ‘Het geeft me het gevoel dat ik leef.’
‘Gewetenloos kutwijf.’
‘Ik -’
‘Hoe kun je dat zomaar tegen me zeggen?’
En toen huilde Kathleen zo hard dat haar mascara uitliep, en ze wilde niet dat Síle haar aanraakte. Ze tierde en schold op Síle. Ze zei dingen die Síle haar nooit eerder had horen zeggen. Daarna begon ze te hyperventileren en ging ineengedoken op de keukenvloer zitten. Síle legde haar armen om haar schouders. De witte handen van Kathleen grepen naar de hare. Ze verborg haar gezicht in Síle’s verwarde haren alsof alleen degene die haar kwelde haar beschermen kon. Síle’s ogen bleven kurkdroog.
Het ergste was dat Kathleen zich ook nog begon te
verontschuldigen voor alles wat onaantrekkelijk aan haar was, elke
slechte gewoonte die ze zich had aangewend, alles wat ze
veronachtzaamd of verzuimd had. Ze verontschuldigde zich er zelfs
voor dat ze huilde. Ze bleef maar snikken: ‘Wat kan ik doen? Wat
kan ik doen?’ Nee, het allerergste was dat ze uiteindelijk
probeerde Síle te kussen, haar blouse begon los te knopen; haar
smeekte om met haar naar bed te gaan. Het gezicht van Kathleen was
naakt tot op het bot. Het drukte afwisselend angst, woede en
vernedering uit. Wat Síle nog het meeste trof toen ze op haar
neerkeek was het besef: dit gezicht heb ik nooit
eerder gezien.