Turbulentie

 

Het hart denkt misschien dat het beter weet,

maar de zintuigen weten dat afwezigheid mensen uitwist.

In werkelijkheid is er niet zoiets als verre vrienden.

 

Elizabeth Bowen

 

 

 

Onderwerp: Diarmaid en Gráinne

Het is nog maar begin oktober en de kersenboom voor mijn huis is al helemaal kaal.

Ik heb in het boek “De Ierse legenden” van mijn neefje het verhaal opgezocht over de geliefden die op de vlucht zijn, en ik was dit advies vergeten dat iemand hen geeft:

“Ga nooit een grot binnen die maar één uitgang heeft; en leg nooit aan op een eiland met maar één haven; en daar waar je je voedsel klaarmaakt, eet het daar niet op; en daar waar je eet, slaap daar niet; en waar je vanavond slaapt, slaap daar morgen niet.”

Bel je me vandaag?

 

Onderwerp: grot

Mijn grot heeft verschillende uitgangen, lieve Síle, kies maar uit.

Ik denk dat ik ontwenningsverschijnselen heb. Ik kan niet slapen, ik heb geen honger, ik zit in het museum stof in te ademen en met je te praten in mijn hoofd. Vreemd genoeg lijkt het na elk bezoek moeilijker te worden. Dit is absoluut erger dan stoppen met roken…

 

Onderwerp: daten

Ik weet het, ik weet het. Als we afscheid genomen hebben dan lijkt het of je met een ruk in een foute versnelling schakelt, en in de weken die volgen komt de auto langzaam en knarsend tot stilstand. De chef van het grondpersoneel zei dat ze gehoord had dat ik “date met een Canadese”. Het viel me niet alleen op dat er alweer een Amerikanisme in onze taal is binnengeslopen (Da zou zeggen: “verkering hebben met”, toen ik jong was, zeiden we “uitgaan met”), maar wat een vreemd woord “daten”, het doet me aan “dateren” denken...

 

Onderwerp: re: daten

Misschien is het wel het juiste woord voor ons, Síle. Leven we tenslotte niet van de ene date naar de andere? Ik weet zonder dat ik het hoef te checken op mijn “Black Ontario History”-kalender dat het vierendertig dagen geleden is dat je me in Stoneybatter uitzwaaide terwijl ik wegreed in de taxi. Wat ik niet weet is wanneer je volgende bliksembezoek zal zijn.

Hm, dit is een mistroostig begin. Ik begin even opnieuw…

Misschien heeft je zus wel gelijk als ze zegt dat we de afstand tussen ons te veel als - hoe zei ze het ook alweer? - “zwaar weer” beschouwen. We zijn in elk geval beter af dan veel andere stellen. Gwen werkt samen met een bejaardenverzorgster uit Oezbekistan, die haar man één keer in de twee jaar ziet. Ik herinner mezelf er ook voortdurend aan dat jij en ik in de tijd vóór de (min of meer) goedkope vluchten reddeloos verloren waren geweest. Wat wij hebben is volledig afhankelijk van die luidruchtige blikken dozen in de lucht waar ik zo’n hekel aan heb. Vroeger waren brieven het enige teken van leven, en ze gingen dan nog de helft van de tijd verloren. Mijn archief zit vol met verhalen over migranten die zelden hun familie zagen, vrouwen die emigreerden om zich bij hun man te voegen maar onderweg omkwamen, mannen die door de goudkoorts bevangen werden en nooit meer iets van zich lieten horen…

 

Het was het vreemdste jaar dat Jude ooit had meegemaakt. Het was moeilijk om haar ritme te vinden, dat was alles. Ze wist niet wanneer ze zich opnieuw in Síle’s zachte bruine armen zou kunnen nestelen, haar even niet meer zou moeten missen. Tussen de cursussen en vergaderingen door, de afspraken bij de chiropractor en de kinderfeestjes, leken ze geen van beiden drie opeenvolgende vrije dagen in hun agenda te kunnen vinden om elkaar te bezoeken. Als een oase aan de horizon schoof hun volgende afspraak steeds verder op en Jude kon haar route maar niet bepalen. Ze sjokte door de dagen, achtervolgd door het idee dat haar echte leven zich vijfduizend kilometer verderop afspeelde.

De tijdzonetango noemde Síle het, “en je weet hoe slecht ik kan dansen!” Jude zag een beeld van hen beiden in een enorme danszaal, stampend met hun voeten, hun schouders en handen aan elkaar vastgeklonken, hun hoofden stijf opzij gedraaid. Het was een vreemde dans, de tango, een soort juk.

‘Dat klinkt leuk,’ zeiden mensen als Jude vertelde dat ze iets had met een vrouw aan de andere kant van de oceaan, en dan wist ze nooit goed wat ze moest antwoorden: “Gaat wel?” “Soms?” Het was minder een plezier en meer een noodzaak nu na de opwinding van de eerste maanden de ontnuchtering intrad. Welke listen en kunstgrepen, welke compromissen zouden nodig zijn om haar en Síle bij elkaar te houden? De gedachte aan nog een jaar van e-mailen, bellen en wachten - laat staan twintig jaar - maakte Jude misselijk.

Elke keer als ze eraan terugdacht, voelde ze zich slecht over de brute manier waarop ze Síle’s voorstel had afgewezen daar op die heuvel in Roscommon. Maar wat had ze kunnen zeggen zonder de vrouw te misleiden? Jude had altijd geweten dat ze niet iemand was die emigreerde. Niet zoals haar vrienden van school die in Ohio, Amsterdam of de Arabische Emiraten waren beland. En hoewel ze het tijdens haar twee bezoeken erg naar haar zin had gehad in Dublin, was een lawaaierige hoofdstad van een ander land niet een plek waar Jude zich ooit thuis zou kunnen voelen. Het was anders als je alleen maar op bezoek ging, argumenteerde ze in haar hoofd, de bedoeling van vakantie was immers dat het een uitzondering op de regel vormde. Jude kon bijvoorbeeld cocaïne snuiven, of Síle kon liggen dutten op de veranda: het was meer spélen alsof ze elkaars leven deelden.

Uiteraard had Jude er al over gefantaseerd dat Síle naar Canada zou verhuizen, maar als ze het hardop vroeg zou ze zichzelf alleen maar belachelijk maken. Dublin had tenminste nog een zekere glamour, maar wat was er voor Síle Sunita O’Shaughnessy te vinden in Ierland, Ontario? Jude stond zichzelf heel even toe om zich Síle in het huis in Main Street voor te stellen. Op dezelfde manier waarop sommige vrouwen erover fantaseerden om zwanger te zijn, veronderstelde ze. Het was gewoon het eigenwijze hart dat álles wilde hebben en dacht dat meer dan één leven tegelijk leven mogelijk was.

‘Ik denk dat jij en ik gewoon verknocht zijn aan deze plek,’ zei ze tegen Gwen terwijl ze zich in het bos een weg baanden door de overdadige wildgroei van de vroege herfst.

Gwen haalde haar neus op.

‘Niet dan?’

‘Soms voelt het meer alsof ik in een val zit,’ zei haar vriendin terwijl ze een blad van haar zweterige wang sloeg. ‘Als ik een adonis uit Paraguay tegenkom, dan volg ik hem wel hoor.’

‘Dat zou je niet doen.’

‘Misschien wel.’

‘Maar jouw situatie…’ Jude wist niet precies wat ze wilde gaan zeggen. ‘Is sowieso een val,’ zei Gwen bitter. ‘Soms zou Luke net zo goed aan de andere kant van de wereld kunnen wonen. Ik hang wat rond en bijt op mijn nagels en wou dat ik hem kon opbellen zonder bang te hoeven zijn dat zijn vrouw de telefoon opneemt.’

‘Ach, Gwen.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Hij is een leuke man.’

‘Leuk genoeg?’

‘Een mens neemt wat-ie kan krijgen.’

Bedoelde ze daarmee Luke Randall, van alle mannen die beschikbaar waren voor een affaire in deze uithoek van Zuid-West Ontario, of bedoelde ze het beperkte stuk dat Gwen van hem kon krijgen? Jude vroeg er niet naar; beide antwoorden waren te triest om aan te horen.

‘Wat ik bedoel is dat jij en Síle moeten ophouden met jammeren en klagen. Behalve een oceaan is er niets dat jullie scheidt,’ zei Gwen. ‘Je kunt op elk moment van de dag haar nummer draaien en met haar praten. Je kunt alles zeggen wat in je opkomt. Je kunt elkaar elke maand zien zonder dat er iemand tussen jullie in staat.’

‘Je zult wel gelijk hebben,’ zei Jude nors. Het was net als wanneer je een ijsje wilde in plaats van spruitjes en ze tegen je zeiden dat kinderen in een vluchtelingenkamp anders heel blij zouden zijn met de spruitjes. Ja, natuurlijk had ze niet te klagen in vergelijking met veel andere mensen, maar sinds wanneer had dat er ook maar iemand van weerhouden om te zeuren? Geluk was als een ballon die altijd net buiten je bereik hing.

Werken hielp, een beetje. De komende maand zou Jude het druk hebben met het organiseren van de derde jaarlijkse “1867-dag” die plaatsvond op 2 november, met Allerzielen. Ze moest kleren uit die periode zien los te krijgen van het kostuumatelier van het Stratford Festival, ervoor zorgen dat de verzekeringsmaatschappij het hooibergklimmen voor de kinderen verzekerde, en een vervanger vinden voor de smid die geveld was door RSI.

‘Dit jaar probeer ik echt te komen,’ zei Estelle, haar voormalige baas van het Pioniermuseum, aan de telefoon. ‘Je hebt knap werk verricht met dat kleine schoolgebouwtje.’

‘Ja hè?’ zei Jude. Ze moest lachen om haar eigen vrijpostigheid. ‘En we maken veel kans op substantiële steun van hetzelfde fonds.’

‘Als je ooit je vleugels wil uitslaan, Jude, dan zijn er interessante mogelijkheden voor je in Toronto -’

‘Ik dacht dat er overal gesnoeid en bespaard werd?’

‘Klopt, maar er gaan binnenkort twee mensen met pensioen bij een speciale regionale collectie die toevallig gerund wordt door een goede vriend van me…’

‘Bedankt dat je aan me denkt, Estelle, maar ik heb grootse plannen met mijn kleine museum,’ zei Jude.

Die middag leende ze de pick-uptruck van Rizla om een enigszins roestige karnton van de kaasfabriek naar een museum in London te brengen. Die was te groot om in haar kleine museum tentoon te stellen. In ruil kreeg ze van de conservator een kopie van een krantenknipsel uit de London Free Press van 9 januari 1883 met de kop “Boer uit Ierland, Ont. neergestoken bij marktgevecht. Alcohol de schuldige”.

Jude had geen zin om al terug te rijden. In de mooie overdekte markt van het stadje vond ze een café met de naam De Kleine Branderij waar ze uit een grote blauwe mok eerlijke biologische koffie ging zitten drinken. Ze genoot eigenlijk wel van de energie van het aanzwellende kwetterende winkelpubliek. Ze sloot haar ogen en stelde zich het gebouw voor zoals het in 1883 was geweest, vol dronken boeren die met elkaar op de vuist gingen.

Aan het tafeltje naast haar, onder een spichtige koffieboom in een pot, zat een jonge vrouw met halflang bruin haar. Ze was verdiept in een gesprek met een jongetje van zes, misschien zeven, waarschijnlijk haar zoontje. Hij had dezelfde charmante donkere ogen als zij. Ze moest hem op jonge leeftijd hebben gekregen, bedacht Jude die hen vanuit haar ooghoek observeerde terwijl ze zogenaamd een folder over Falun Gong zat te lezen. Ze praatten met elkaar als vrienden, zonder de typische “we zullen je mond eens even afvegen”-toon. De vrouw lachte luid om iets dat de jongen zei en haar lach veranderde haar gezicht. Hij liet zijn muffin op haar map met papieren vallen, klokte zijn melk naar binnen en sprong toen bij haar op schoot. Ze sloeg haar armen om hem heen. Jude probeerde zo onopvallend mogelijk naar hen over te leunen en ving een paar woorden op van hun gesprek dat over de bush ging of over president Bush, ze was niet helemaal zeker. Ze wierp een blik op de papieren die uit de map gleden. Het was een scriptie met de titel (aha, haar gaydar werkte nog!):

 

Yana Petronis

‘Stoute kleine zusjes:

Een casestudy van grensoverschrijdende censuur’

Vrouwenstudies 253 (Lesbische vraagstukken)

 

Het was tijd om naar huis te gaan. Jude probeerde de aandacht van de jonge vrouw te trekken voor een snelle glimlach, maar slaagde daar niet in.

Terwijl de uitdijende verkavelingen langzaam plaatsmaakten voor open velden merkte ze dat ze probeerde zich een ander leven voor te stellen. Een relatie zonder afstand. Je kwam je vriendin tegen op de markt, zag haar bij het avondeten en sliep de hele nacht op nog geen haarbreedte van haar. Een leven dat gemeten werd in minuten en uren in plaats van in weken en maanden; de plannen die je maakte hoefden niet verder te gaan dan de fietstocht van morgen of het festival op zaterdag. Niet noodzakelijk perfect, maar van de ene nieuwe dag in de andere.

Waarom had Jude nooit zo’n relatie gehad in de jaren tussen haar breuk met Rizla en haar ontmoeting met Síle? Waarom was ze, ondanks al haar “seksuele contacten”, nooit verliefd geworden op iemand in de buurt? Als je het pragmatisch bekeek was er in elk dorp toch wel iemand te vinden van wie Jude zou kunnen houden en die van Jude kon houden? Om welke perverse reden had ze zich dan gefixeerd op een vrouw in het buitenland? Waarom viel ze op een vrouw die ver weg was als er vlakbij net zulke interessante mensen te vinden waren? Het was net als in een sprookje waarin de prins langzaam wegteert: “Ik verlang naar het fruit van de boom die aan het einde van de wereld groeit. Niets dan die vrucht kan mijn honger stillen, alleen het sap daarvan kan mij redden”.

Toen Jude Ierland binnenreed, zag ze in de etalage van de General Store een affiche hangen met de tekst: DENK GLOBAAL, KOOP LOKAAL. Ze knarsetandde.

 

Onderwerp: Bezig blijven

Vandaag was ik in London, Ontario - ja hoor, alweer een plek die haar naam heeft gekregen van eenzame emigranten. Er is daar een bizar miniatuurkasteel uit 1826 dat dienstdeed als rechtbank en gevangenis en een kopie is van Malahide Castle in de buurt van Dublin. (Neem je me daar volgende keer mee naartoe?) Voor er echt mensen in London woonden, vond er een publieke terechtstelling plaats waarvoor mensen uit heel Noord-Canada toestroomden. Het touw brak en ze moesten de man opnieuw ophangen. En het ergste is: hij was Franstalig maar zijn bekentenis werd in foutloos Engels opgetekend - dus waarschijnlijk werd hij erin geluisd…

Op de markt zag ik een vrouw in een café, en ik dacht: waarom kan ik niet houden van iemand als zij in plaats van van jou?

 

Bij nader inzien selecteerde Jude die laatste zin en drukte op “delete”. Er waren dingen die je face to face kon zeggen, maar e-mail was zo’n onbehouwen medium.

Als ze eens één dag geen telefoontje kreeg van Síle was dat min of meer oké; twee dagen voelde eenzaam aan; na drie dagen van stilte kwamen de paranoïde gedachten. (Ze is boos op me, ze is me vergeten, ze heeft iets beters te doen). Jude deed haar uiterste best om niet meer dan 5000 dollar rood te staan en als er een envelop met het logo van Bell Canada in de bus viel, raakte haar maag van slag. Síle bleef maar zeggen dat ze een hypotheek op het huis moest nemen, maar Jude zag de samengeknepen lippen van haar moeder al voor zich. ‘Het is niet hetzelfde als lenen,’ drong Síle aan, ‘het is gewoon cash regelen door middel van onroerend goed.’ Eigenlijk, besefte Jude, hadden ze het belachelijk vaak over geld als je bedacht dat ze nog maar zo’n vijftien nachten samen hadden doorgebracht.

‘Klinkt als een huwelijk,’ grinnikte Rizla. Ze zaten een hotdog te eten in de Garage.

Jude ging er niet op in. ‘Ik denk erover om de Triumph te verkopen. De verzekering is weer eens omhoog gegaan en is onbetaalbaar geworden. Misschien moet ik afslanken naar een 850 cc, of zelfs een 750 cc.’

Rizla zette grote ogen op. ‘Man, die heeft je goed bij je kladden!’

‘Het is niet Síle’s idee,’ snauwde ze.

‘Die motor is een familiestuk! Wat zou je oom zeggen als je hem afstond aan een of ander advocaatje gewoon om je telefoonrekening te kunnen betalen? Dit,’ zei hij en trok met zijn vinger een streep in de lucht, ‘is de grens. Jij bent een motorrijder met een oldtimer Triumph. Die verkoop je niet! Jezus, verkoop dan liever het huis!’

Jude voelde zich enigszins opgelucht. ‘Het was een stom plan. Ik wil gewoon… Ik móét Síle zien. Ze klinkt uitgeput, ze heeft een zware dienst naar New York en LA. Ik wou dat ik er voor haar kon zijn als ze thuiskwam, om risotto voor haar klaar te maken.’

‘Waarom kan ze zelf geen risotto klaarmaken?’

Jude schudde haar hoofd. ‘Het gaat te langzaam. Ze zet altijd het vuur hoger en dan verbrandt het.’

Rizla kauwde op een van zijn enorme verweerde duimen. ‘Als dat meisje niet eens kan koken had je net zo goed een man kunnen nemen.’

Ze keek hem koud aan.

‘Hou je mond, Richard,’ zei hij kijvend tegen zichzelf, ‘je vriendinnetje heeft lief-des-pro-ble-men.’

‘De liefde is niet het probleem, de afstand is het probleem.’

‘Maar de afstand zou geen probleem zijn als je niet verliefd was, toch? Ik bedoel, ik woon duizenden kilometers bij Céline Dion vandaan, maar vind ik dat erg?’

‘Oké, dan zit het probleem in de combinatie van liefde en afstand. Het wat, wie en waarom zijn eenvoudig, alleen het wanneer en waar zijn niet duidelijk.’

‘En het hoeveel,’ lachte hij en greep naar de rekening die op tafel lag.

Jude pakte een servet om de ketchup van zijn kin te vegen. ‘Het is niet zo dat Síle wil dat ik de motor verkoop,’ benadrukte ze. ‘Zij zou het liefst alles voor me betalen.’

Rizla wierp zijn handen in de lucht. ‘Shit, vergeet het koken dan. Als ik een suikertante had zou ik gewoon achteroverleunen en nergens moeilijk over doen.’

Jude rolde met haar ogen.

‘Ze is me er eentje, die griet,’ zei Rizla grijnzend. ‘Weet je nog toen ze hier in juli was - de manier waarop ze Gwen de mond snoerde!’

Nou ja, als hij zich het incident op die manier wilde herinneren -

‘Maar je kunt het maar beter onder ogen zien,’ zei hij welwillend. ‘Het zal altijd alleen maar een vakantieliefde zijn.’

Jude staarde hem aan. ‘Dat weet jij niet.’ Waarom waren haar eigen gedachten zo ondraaglijk als hij ze hardop uitsprak? ‘Waarom zeg je dat?’

Zijn mond vertrok alsof hij medelijden met haar had. ‘Wie zal de berg zijn en wie Mohammed? Ik zie het gewoon niet gebeuren.’

‘Het zou toch kunnen, theoretisch gezien!’

‘Ja! En ik kan de volgende Dalai Lama worden,’ zei Rizla. ‘Weet je wat: we zullen erom wedden. Als jij en die charmante dame binnen de, laat ons zeggen, twee jaar samenwonen ergens op deze aardbol, dan betaal ik je… de kosten voor de scheiding,’ eindigde hij met een grijns.

‘Je denkt dat je grappig bent, maar je bent gewoon gemeen.’ Judes stem klonk onvast.

‘Hé, het is niet mijn probleem -’

Ze schoof haar stoel achteruit en liep naar buiten. Pas halverwege de straat besefte ze dat ze niet betaald had voor de hotdog.

 

Síle stond met vloeiende geroutineerde gebaren de nooduitgangen aan te wijzen. Ze had deze mime al zo vaak opgevoerd dat ze het met haar ogen dicht kon, maar als ze dat deed zou ze de passagiers misschien alarmeren. Vervolgens klikte ze zich vast in een van de klapstoeltjes achteraan, tussen twee collega’s die het hadden over het risico op regen als je in januari trouwde. Terwijl het vliegtuig zich losmaakte van de grond, wachtte Síle op de vertrouwde kriebel in haar buik, het pure, zoete gevoel bij de lancering als de zwaartekracht werd opgeheven.

Maar het kwam niet. Ze waren in de lucht en Síle voelde geen verrukking. Het enige dat ze voelde was een overweldigend verlangen om niet meer te hoeven bewegen, om nergens meer heen te moeten. Het voelde alsof ze ineens niet meer wist hoe ze een orgasme kon krijgen.

Die dag ging voorbij in een waas van gesprekken voeren, bagagevakken sluiten, afval verzamelen en discreet geeuwen. Op sommige dagen voelde dit werk aan als hamburgers serveren in een veel te kleine snackbar tijdens een aardbeving. Síle’s handpalmen jeukten van de plastic handschoenen die ze moesten dragen om het voedsel op te dienen, maar ze weigerde het een allergie te noemen. Jude, Jude, waarom ben je niet hier in stoel 39D, opkijkend naar mij met je scheve grijns?

Tegenwoordig wist Síle vaak niet, als ze het vliegtuig het asfalt voelde raken, in welk land ze was. Ze werd wakker in hotels en staarde verdwaasd naar het plafond. In luchtvaarttermen heette dat: “losing situational awareness”, het besef van tijd en plaats verliezen. In de beslotenheid van haar hoofd dacht ze alleen maar: Jude, Jude, hoe lang nog, als een ritmisch lied uit het Boek der Psalmen, al wist ze dat de vergelijking absurd was. Hoe vaak kunnen we elkaar nog bezoeken voor we de stuwkracht verliezen en langzaam tot stilstand komen? Hoe lang kan dit duren? Het was heiligschennis maar ze probeerde zich te herinneren of ze vroeger tevredener was geweest, in de tijd voor haar ontmoeting met Jude Turner.

Het cabinepersoneel had vorige week de vakbond een mandaat gegeven om te staken als de luchtvaartmaatschappij de massaontslagen opdrong. Maar Síle kon zich wel een paar collega’s voorstellen die bereid zouden zijn om onder bepaalde voorwaarden te vertrekken. Nuala bijvoorbeeld, misschien Jenny. Ze hadden er allemaal genoeg van, van het gebakkelei en de veranderingen - elke maand nieuwe korte vluchten, chaotische uurroosters die overhoop werden gegooid, belachelijke prestatiedoelstellingen. Het enige dat altijd hetzelfde leek te blijven was hun loon. En als de luchtvaartmaatschappij er inderdaad in slaagde om nog eens een duizendtal banen te schrappen bovenop de tweeduizend die al verdwenen waren, bedacht Síle bezorgd, zouden de achterblijvers nog harder moeten werken dan nu al het geval was.

‘Dus alles gaat goed tussen jou en Pedro?’ vroeg ze aan Marcus. Ze belde hem met haar gizmo vanaf de achterbank van een taxi.

‘Ja hoor, al hebben we het tegenwoordig vooral over tuinieren,’ zei hij minzaam. ‘Nee, jouw situatie is veel romantischer: de geliefden die gedoemd zijn om gescheiden te blijven, Heloïse en Abelard en zo.’

‘Dát is een troost zeg,’ zei ze op sarcastische toon.

‘Was het Socrates die zei dat we eigenlijk alleen maar houden van dat wat niet voorhanden is?’

‘Wat ben je belezen, lieve jongen!’

‘Eigenlijk denk ik dat ik het op BBC2 heb gehoord. Maar het is wel een interessante vraag: hoe ver zouden geliefden uit elkaar moeten wonen?’

‘Op een kusworp afstand,’ stelde ze voor.

‘Hm, ja, soms heb je behoefte aan dat verbazingwekkende gevoel van huid op huid,’ beaamde Marcus. ‘Maar op andere momenten is het wellicht beter om verder uit elkaar te zijn dan je kunt verdragen, zodat je elkaar écht kunt zien, kunt beseffen wat je wilt, wat je mist. Misschien moet het zijn zoals een spier die zich spant en dan weer ontspant: dichtbij, veraf, samen, apart.’

‘Ja, dat dacht ik eerst ook, maar ik raak onderhand uitgeput. Alleen maar samen zou ondertussen een verademing zijn,’ zei Síle koppig, en toen moest Marcus ophangen want zijn champignonsoep kookte bijna over.

Op vrije dagen ontvluchtte Síle de oktoberregen door Poolse mini-series of twee films achter elkaar te kijken. Ze hield van films; die sleurden je mee een andere wereld in zodat het er niet meer toe deed waar je lichaam in werkelijkheid was. Je kon in een schreeuwerige megabioscoop zitten of in een vies oud zaaltje op het platteland, maar de film zag er precies hetzelfde uit. (Behalve dan die ene keer in Carlow Town toen de film van de spoel gleed en brak.) Als ze tegenwoordig terugdacht aan haar leven met Kathleen was dit wat ze zag: ze zaten naast elkaar in de filmzaal, misschien raakten hun handen elkaar, en ze hielden allebei hun blik op het scherm gericht. Het was vreemd hoe weinig ze Kathleen miste. Het was alsof je in een ladekast netjes opgevouwen oude kleren tegenkwam, kleren waarvan je je nog nauwelijks kon voorstellen dat je ze ooit gedragen had.

Toen ze door Grafton Street liep kreeg Síle een flyer van Gastvrij Ierland in haar handen gedrukt.

 

Ben je een immigrant of een asielzoeker? In ons centrum kunnen we je helpen om je weg te vinden in het Ierland van vandaag. Juridisch en medisch advies, hulp bij uitkeringen, hulpverlening, creche, gratis drank (thee, koffie, soep).

 

Zowel geïrriteerd als geamuseerd dat zij blijkbaar als doelgroep werd beschouwd, prentte ze zich in dat ze tegen Orla moest zeggen dat degene die haar flyers maakte het woord “crèche” niet kon spellen.

Voor het eerst in haar leven ging Síle doodmoe in het donker naar bed en kon ze toch niet slapen. Ze liet haar gizmo eerst witte ruis afspelen, vervolgens oerwoudgeluiden, de branding van de oceaan, walvistonen, maar niets werkte; van het geluid van de waterval moest ze alleen maar naar de wc.

Síle moest gewoon dringend haar Jude-reservoir bijvullen, meer was er niet aan de hand; ze voelde zich leeg en bibberig. Hoe vaak ze echter ook hun agenda raadpleegden, ze leken geen tijd te vinden voor een bezoek. Als dansers die er maar niet in slaagden om synchroon te bewegen, die slingerden en op elkaars tenen trapten. “Fuel exhaustion”, zo heette dat, geen brandstof meer; ze herinnerde zich dat ze iets gelezen had over een vliegtuig dat door vertraging en communicatiestoornissen op JFK Airport gewoon uit de lucht was gevallen omdat de tank leeg was geraakt.

In elk hotel zette ze haar kleine ingelijste fotootje van Jude naast haar bed en raakte het op een keer bijna kwijt toen het achter het nachtkastje was gegleden. Van een afwezige geliefde werd je dweperig. Síle’s goud hing zwaar om haar nek en aan haar oren.

‘Juffrouw, neemt u me niet kwalijk maar ik heb uren geleden al op het belletje gedrukt. Mijn lampje werkt niet...’

‘Ik móét bij mijn verloofde zitten. Dit moet een vergissing zijn. Het was de bedoeling dat we bij elkaar zaten, maar deze vrouw wil nergens anders gaan zitten…’

‘Juffrouw, juffrouw? Mijn dochter zegt dat de film in haar ene oor in het Engels is en in haar andere oor in het Frans -’

 

‘Maar hoe wéét je dat ze niet meer met die Mohawk-krijger naar bed is geweest?’ vroeg Jael. ‘Of met iemand anders?’

De paarse sofa van Síle was zo klein dat ook met opgetrokken knieën hun voeten elkaar raakten. ‘Dat doet ze niet. Jude en ik praten overal over. Het is alles wat we hebben: gesprekken.’

‘De mooiste liefdesbrieven die ik ooit gekregen heb waren van die ex-non uit Lissabon,’ herinnerde Jael zich terwijl ze mijmerend opkeek naar de feestverlichting aan Síle’s plafond. ‘Ze waren zo gepassioneerd, zo levendig, dat ik er bijna mijn vingers aan brandde. Ik heb ze zelfs een paar jaar lang bewaard,’ voegde ze eraan toe op haar meer gebruikelijke toon.

‘Zuster Slang?’ vroeg Síle, verbolgen over de vergelijking. ‘Ze leende geld van je, besmette je, en stuurde je toen een ansichtkaart om te zeggen dat het uit was!’

‘Ach, Anton beweert dat het wel moest gebeuren, dat het mijn karma was. De brieven waren misleidend, ja,’ zei Jael met ongewone tederheid. ‘Nu denk ik dat ze elk woord ervan meende, toen ze het schreef. Maar ja, ze liet een hele hoop weg, zoals de jongere vriendin en de chlamydia. Brieven zijn per definitie selectief. En e-mails,’ voegde Jael eraan toe voor Síle iets kon zeggen, ‘en sms’jes, en telefoongesprekken en welke vorm van communicatie dan ook die we gebruiken om contact te houden als we niet samen leven.’

‘Lijkt Jude je niet eerlijk dan?’ vroeg Síle op eisende toon.

‘Ik bedoel het niet persoonlijk. Hou even op je geliefde te verdedigen en zet je hersenen weer aan.’

‘Dat is zo’n bullshit,’ zei Síle. Ze voelde steken achterin haar hoofd. ‘Afstand en misleiding zijn twee ongerelateerde variabelen. Mensen die samenwonen kunnen toch net zo goed tegen elkaar liegen? Eigenlijk denk ik zelfs dat samenwonen zo beklemmend is dat mensen dingen voor elkaar gaan verbergen, gewoon om een beetje ademruimte te krijgen.’ Síle wist niet zeker of ze dit zelf geloofde, maar Jael daagde haar uit. ‘En het huwelijk nog meer!’

Jael haalde haar schouders op. ‘Ik ken de statistieken niet. Ik wil alleen maar zeggen dat bij corresponderen de ruimte om te liegen is ingebouwd. Het misleiden is er inherent aan. Ik weet zeker dat je, als je Jude mailt, of met haar belt, net doet alsof jouw hele leven om je liefde voor haar draait.’

Síle probeerde wanhopig een antwoord te bedenken.

‘Maar dan zeg je “da-ag” en ga je gewoon door met je leven, tot de volgende keer. Toch? Je werk, je vrienden, winkelen en koffiedrinken, aan de rozen ruiken. Dat is jouw druk-druk-drukke leven en zij maakt er geen deel van uit.’ Jael klonk bijna kwaadaardig. ‘Jij woont alleen, en ondanks al je romantische angsten: dit is je leven, Síle, en je houdt ervan zoals het is.’

Síle wendde haar blik af alsof ze naar het kleine bronzen beeldje keek dat in een nis in de muur stond.

‘Je bent toch niet -’ Jael greep haar bij haar kin. Síle sloeg haar hand weg. ‘Heb ik je aan het huilen gemaakt?’

‘Waarom? Was dat de doelstelling voor vanavond?’ vroeg ze. Ze stond op en veegde haar wangen droog.

‘Ach schat. Ik ben een vreselijke spelbreker,’ zei Jael.

Dat moest waarschijnlijk doorgaan voor een verontschuldiging.

‘Ik moet echt naar bed,’ zei Síle.

‘Ik ook. Morgen moet ik onmenselijk vroeg opstaan om dat kind naar haar repetities te brengen; ze speelt Dorothy in de ingekorte versie van The Wizard of Oz.’ Jael slaagde er niet in haar trots te verhullen. Enigszins wankel stond ze op en trok haar trenchcoat aan. ‘Zullen we volgende week lunchen?’

‘Waarschijnlijk niet. Druk druk druk,’ zei Síle vals terwijl ze de voordeur open hield. Toen ze de deur achter Jael gesloten had, knielde ze neer om de feestverlichting uit het stopcontact te trekken.