Wegwijzers
Het is onze natuur in beweging te zijn.
Pascal
Gedachten
De laatste gele bladeren klampten zich vast aan de takken die tegen het raam van Judes slaapkamer sloegen: Persephone was weer naar de onderwereld vertrokken. Jude verlangde altijd naar de eerste sneeuw, en hier was hij dan.
Achterin een keukenla vond ze een stel zware zilveren lijstjes. Ze ging bij de buren langs om aan dokter Peterson te vragen of hij wist wat het waren.
‘Dat zijn naamkaartjeshouders, suffie. Bewaar ze maar goed, voor als je eens een groot diner organiseert. Om Síle te verwelkomen bijvoorbeeld: een welkomstdiner!’
‘Misschien in het nieuwe jaar,’ zei Jude met een grijns.
Het dorp straalde de sfeer uit van een afgewerkt toneeldecor zonder acteurs. Jude keek voortdurend om zich heen met de gedachte: Síle zal dit doen, dat zal ze leuk vinden, dit zal ze haten. Soms kon ze het zich voorstellen, was het bijna aannemelijk - de buren, Bub bijvoorbeeld, leken het gewoon aan te nemen - dat Judes mooie vriendin inderdaad in het huis op nummer negen zou komen wonen. Maar op andere momenten werd ze overvallen door angstige gedachten als: Eén winter en ze is weer weg.
Terwijl ze buiten sneeuw stond te ruimen - en daarbij probeerde haar nog zwakke pols te ontzien - zag ze in het heiige licht Rizla aan komen lopen.
‘Hallo. Hoe gaat het met de jetset-Barbie?’
Sinds Detroit had ze zich niks meer aangetrokken van zijn gesar. Ze wist dat de strijd gestreden was toen hij de telefoon had gepakt om Síle te bellen. ‘Bezig met inpakken.’
‘Jij hebt vast en zeker voodoo gebruikt om die chick te betoveren,’ stelde hij vast. ‘Zelf zou ik nooit kunnen emigreren.’
‘Je hebt de hele wereld afgereisd,’ zei Jude.
‘Ja, maar ik ben weer naar huis gekomen. De adelaar is geland.’
‘Dus je zou nooit ergens anders gaan wonen?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat ik geen jager of boer ben, betekent nog niet dat dit niet mijn territorium is. Een jood is een jood, ook al woont hij op de Bahama’s, maar een Mohawk in het buitenland is gewoon ontheemd.’
‘Dat is zelfs een term in de genealogie,’ zei Jude, en toen hij haar niet-begrijpend aankeek ging ze verder: ‘Ontheemden zijn mensen die in de archieven opduiken ver van de plaats waar ze oorspronkelijk begonnen zijn. Stel, we vullen een vragenlijst in op een database - “jonge man”,’ improviseerde ze, ‘“Michael Buchanan, gerstekorrel op linkerooglid, in 1893 omgekomen te Seaforth bij een ongeval tijdens het dorsen” - en ineens is er iemand in Ayrshire die eindelijk haar overgrootoom Mick heeft gevonden.’
‘Huh. Leuk. Denk ik. Trouwens,’ zei Rizla, ‘die schikking is erdoor.’
‘Welke schikking?’
Hij liet zijn rechtervoet op en neer wippen.
‘Na al die jaren! Wanneer heb je dat gehoord?’
‘Een tijdje geleden. Het zou genoeg moeten zijn om ons eindelijk van elkaar los te maken.’
‘Geweldig,’ zei Jude verbaasd. Een tijdje geleden? Wanneer had hij besloten dit te doen?
‘Je meissie zal blij zijn.’
‘Hm. Nu moet ik alleen nog mijn helft van de som ophoesten,’ zei ze. Ze zag het gezicht van haar bankier al voor zich.
Hij wapperde met zijn hand. ‘Hoeft niet, het is al geregeld. Vorige week heb ik met de advocaat gepraat. Ik heb hem gezegd dat ik een scheiding wilde aanvragen op basis van het feit dat jij een trucker van een pot bent,’ zei hij genietend, ‘maar blijkbaar is het al voldoende als we verklaren dat we al jaren niet meer samenwonen.’
Ze was ontroerd. ‘Je had iets kunnen kopen dat je écht graag wilde, zoals een gigantische flatscreentelevisie.’
‘Dit wilde ik écht heel graag, geloof me.’ Hij deed net of hij zijn haren waste en zong theatraal: ‘I’m going to wash that girl right out of my hair…’
Niet dat dat ooit zou lukken, bedacht Jude. Zij en Rizla zaten hoe dan ook aan elkaar vast. Ze pakte haar sneeuwschep weer op en duwde met een luid schrapend geluid de sneeuw voor zich uit.
‘Síle landt volgende week, toch?’
‘Dinsdag,’ zei ze tegen hem, haar glimlach zo schichtig als een vis.
Jude kon zich nergens op concentreren. Ze had zich op het catalogiseren gestort, maar daarbij had ze nogal veel last van tunnelvisie: elk document leek te gaan over reizen of over de liefde. Schandalen over gemengde huwelijken tussen katholieken en protestanten; de uitwijzing van de Acadiërs uit Nova Scotia in de achttiende eeuw; bombastische advertenties waarmee men toekomstige kolonisten probeerde te overtuigen dat Noord-Canada een paradijs was. In een verzameling spelletjes voor jongedames uit 1822 kwam Jude een beschrijving tegen van wat duidelijk een jojo was - maar het werd een “Emigrant” genoemd. De nauwgezette gebruiksaanwijzing eindigde met de woorden: Het ding zou vanzelf in je hand terugkeren, ware het niet dat een deel van de drijfkracht verloren gaat door de wrijving en door de weerstand van de lucht. Jude liet haar hoofd op haar over elkaar geslagen armen rusten en dacht daarover na.
Op het mededelingenbord voor het museum hing ze de meest recente uitdraai in een plastic hoesje op.
Enige criminele aanklachten uit de archieven van Huron County.
Hockey, Hubert: in omloop brengen van vals geld, 1863
Jardine, John: poging tot vleselijke gemeenschap met een meisje van minder dan 14 jaren oud, 1894
Johnston, Marshall: overlast, 1861
McKeegan, Malcolm: bestialiteit, 1862
Naebel, Doris: onwettig begraven van een stoffelijk overschot, 1923
Pratt, John: obstructie van de spoorweg, 1893
Sturdy, John: onrechtmatig stemmen, 1882
Sturdy, die naam deed een belletje rinkelen. Was iemand van de familie Malone een paar generaties geleden niet met een Sturdy getrouwd? Ach nou ja, de man was alleen maar beschuldigd van fraude, niet van bestialiteit.
Een V-vormige vlucht Canadese ganzen vloog mistroostig snaterend over. Hersenloze vogels! Wisten ze dan niet dat het bijna kerst was? Ze hadden al lang in Zuid-Carolina moeten zijn. Wat deden ze hier nog, de hele dag heen en weer vliegend; waar wachtten ze nog op?
In de brievenbus vond Jude een brief van de stichting waarbij ze in juli samen met Síle een aanvraag had ingediend. Ze scheurde de envelop ter plekke open, op het besneeuwde stoepje. De woorden sloegen in als kogels.
In het huidige klimaat is het gebrek aan middelen zodanig…
Of er werkelijk behoefte is aan nog een klein museum gewijd aan de geschiedenis van de bevolking van Perth en Huron, gezien het feit dat …
Ze keek om zich heen, naar het glinsterende wit dat alles bedekte. Het leek wel een karikatuur van een kerstkaart. Haar pols deed pijn. Ze wist dat ze een paar telefoontjes moest plegen, een bestuursvergadering moest organiseren. Ze kon zich helemaal voorstellen hoe Jim McVaddy haar de schuld zou geven van de mislukking, en hoe Glad Soontiens iedereen zou aanmanen om toch vooral rustig te blijven.
Het ergste was: het kon Jude niks schelen. Nou ja, natuurlijk vond ze het verschrikkelijk dat de stichting hun aanvraag had afgewezen, maar vandaag was het 14 december, en morgen was het “Landing Day”. In haar hoofd was maar plaats voor één gedachte: Síle. Síle die door de openschuivende deuren van Toronto Pearson Airport zou komen, met haar kat en haar koffers; Síle die kwam om te blijven; Síle, onbeperkt en in levenden lijve.
Ik hoef niet per se meteen iets over deze brief te zeggen, dacht Jude. Ik roep het bestuur wel bijeen in het nieuwe jaar. We bedenken wel iets. Andere manieren om geld in te zamelen, een beroep doen op de gemeenschap… Maar haar gedachten dwaalden alweer af naar Síle die door Main Street liep in hoge met bont afgezette laarzen.
Dinsdagmiddag stond Jude in de aankomsthal te wachten, haar handen om de stang van het hek geklemd. Haar hart tikte luid als een klok in een kamer waarin iemand probeert te slapen. De afgelopen dagen hadden zij en Síle berichten achtergelaten op elkaars antwoordapparaat, maar ze waren er niet meer in geslaagd elkaar nog te spreken. Jude wachtte al veertig minuten; of beter gezegd: ze wachtte al het hele jaar. Bewegingloos stond ze, passief als een geest.
Andere passagiers van Heathrow kwamen naar buiten en werden liefdevol begroet. Aanvankelijk vond Jude het leuk om naar hen te kijken. Toen begon ze een hekel te krijgen aan elk gezicht dat niet dat van Síle was. Langzaam loste de menigte zich op en nog slechts druppelsgewijs kwamen er passagiers naar buiten. ‘Pardon,’ vroeg ze aan een man met een aktetas, ‘komt u van Heathrow?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Bonn.’
Jude dwong zichzelf om niet in paniek te raken. Ze móét wel komen, ze heeft haar ticket een maand geleden al gekocht. Maar dat betekende helemaal niets, nu Jude erover nadacht. Het was niet eens een stuk papier: Síle kocht haar tickets altijd online. Het was gewoon een code ergens op internet, een fragiele opeenvolging van cijfers en letters.
Nog een kwartier lang bleef ze staan waar ze stond, tot ook alle passagiers uit Bonn naar buiten waren gekomen. Ze klampte zich vast aan rationele verklaringen. Síle was tegengehouden door de douane omdat ze op de vraag “Hoe lang bent u van plan om in Canada te blijven?” had geantwoord “Voor altijd!”. Nee, de douaniers doorzochten haar bagage met drugshonden omdat Jael ongemerkt coke in haar koffer had verstopt. Nee, Síle stond nog steeds bij de bagageband te wachten op de ontbrekende koffer met haar meest favoriete kleren. Of misschien was ze ziek en zat ze opgesloten in een wc. Of ze was al naar buiten gekomen en was haar op een of andere manier voorbijgelopen.
Jude hield zich voor dat ze zich niet druk hoefde te maken. Ze wachtte, met stijve knieën, nog tien minuten. Toen ging ze op zoek naar een openbare telefoon om haar voicemail te checken voor het geval Síle een bericht had ingesproken.
Het schemerde toen ze wegreed van de luchthaven. Ze voelde de kou in haar nek bijten, zijn klauwen in haar mouwen slaan en de vingers in haar handschoenen verdoven. Ze praatte in zichzelf, troostend, als tegen iemand die op de reling van een brug staat. Dat Síle niet in dit specifieke vliegtuig zat betekende nog niet dat ze niet op een andere vlucht naar Toronto zou zitten, op een andere dag. Koudwatervrees, dat kan het zijn. Niets ergs. Ze belt vanavond wel. Maar Judes hart was een steen.
In de buurt van Stratford voelde ze opeens de ziekmakende gladheid van ijzel onder haar banden en voor ze kon afremmen begon de auto te schuiven. Zo langzaam, zo gracieus verloor de Mustang zijn grip op de weg. Ze boog zich over het stuur en sloot haar ogen voor het duister dat kwam. De auto kwam tot stilstand en ze keek op; ze stond met haar neus in de richting waar ze vandaan kwam. Toen ze het raampje opendraaide en naar buiten keek zag ze dat haar achterwiel net op de rand van de met sneeuw gevulde greppel stond. De weg was nog steeds verlaten. Jude wist dat ze dood had kunnen zijn, maar het raakte haar niet. Ze keerde de auto en reed verder naar huis.
Weer thuis stond er nog steeds geen bericht op het antwoordapparaat. Jude toetste niet het haar zo bekende nummer in. Wat kon ze zeggen? “Ik was op het vliegveld. Jij niet,” leek een overbodige mededeling. “Waar was je?” klonk zielig. In plaats daarvan zette ze een pot espresso en ging op de grond voor de houtkachel zitten in een poging zichzelf weer warm te krijgen. De koffiebonen hadden te lang in de diepvries gelegen, ze proefde de branding; ze kende het verschil nu.
Doodmoe ging ze op de bank liggen en wachtte. Ze was uitgehold, ze was alleen nog maar verlangen. Er was een regel uit Jeremia die maar in haar hoofd bleef malen: “Er is geen hoop, nee, want ik heb vreemdelingen liefgehad en hen zal ik volgen”. Maar Jude kon nérgens heen. Ze kon alleen maar blijven waar ze was; als een fossiel lag ze in het huis waarin ze geboren was.
Drie dagen al kwam Jude de deur niet uit.
Gwen had een bericht ingesproken om de nieuwe Canadese te verwelkomen en hen allebei uit te nodigen om haar te zien hockeyen, want de Stratford Devilettes hadden de kwartfinale gehaald. Rizla liet een schunniger bericht achter. Hij spoorde Síle en Jude aan om “eindelijk eens te stoppen met krikken” en zich bij hem te vervoegen in de Dive. Er waren nog andere berichten, over de verschillende kerstmarkten en bazaars waarop Jude werd verwacht… Ze wiste ze allemaal.
Ze zag er de zin niet van in om iemand te vertellen wat er gebeurd was. Wat kon je vertellen over iets dat niet had plaatsgevonden, over een mislukking, een afknapper? Het was geen scheiding tot je getrouwd geweest was. Het was niet weggaan als je nooit ergens was aangekomen. Het was alleen maar als een toon die ineens ophield, een lied dat abrupt stilviel. Het was alleen maar haar leven dat als een rotte tand was afgebroken.
De voorspelbare gevoelens overspoelden haar - verdriet, woede, angst - maar vloeiden weer weg. Jude vond dat ze het Síle niet eens kwalijk kon nemen dat ze niet was komen opdagen; de hele onderneming was een bevlieging geweest. Síle belde haar niet. Maar was dat niet precies wat Jude ook bij haar had gedaan, toen in oktober? Misschien was het gewoon een kwestie van timing: ze hadden hun kans voorbij laten gaan; het estafettestokje was tussen hun vingers geglipt en op de grond gevallen.
Om de tijd door te komen keek ze veel uit het raam. Ierland zag er vreemd en onecht uit: een oude gecraqueleerde foto, een griezelig spookstadje. Wat doe ik hier? Ik ben zesentwintig. Waarom ben ik hier nog steeds? Ineens voelde Jude zich misselijk. Die pragmatische kolonisten zouden haar veracht hebben om de manier waarop ze zich vastklampte aan haar huis. Zij droegen hun nostalgie met zich mee in de vorm van ingelijste foto’s en erfstukken, maar ze lieten zich er niet door tegenhouden.
Het drong tot haar door dat een plek op zich niets betekende. Het waren de mensen die er een betekenis aan gaven. Ze had de oude verhalen verkeerd begrepen. Het was toen Sedna weer naar huis probeerde te gaan dat ze haar vingers verloor; het was toen hij weer voet zette op zijn geboortegrond dat Oisín was verschrompeld. Je kon niet in de baarmoeder blijven zitten; je moest op reis gaan.
Niet dat Jude daar nu de energie voor had. Ze kon het niet eens opbrengen om in de General Store melk te halen.
Ze voelde ook geen behoefte om te gaan werken. Wat maakte het uit of het Museum vandaag open was, of morgen, of ooit nog? Niemand zou er een traan om laten als het nooit meer open ging. Misschien kon het nog een jaar of twee meegaan, als de bestuursleden en de vrijwilligers erg hun best deden. Maar het was een feit dat er grotere musea waren die dezelfde thema’s behandelden, alleen beter. Zonder de koppigheid van Jim McVaddy over de voorwaarden voor zijn schenking zou het museum zelfs nooit bestaan hebben; en bovendien was zijn collectie wellicht beter af in Goderich of Stratford.
Jude nam een bad - zodat er weer een halfuur voorbij was -, ging toen op de bank liggen en sloot haar ogen. Síle wandelde rond in de waanzinnige architectuur van haar dromen, haar handen gebaarden naar deuropeningen en gangen en glijbanen, geluidloos bewogen haar donkerrode lippen.
Met een schok werd Jude wakker van het schrille gerinkel van de telefoon. Het was donker. Ze had er geen idee van welke dag het was. Zaterdag? Het rinkelen hield op maar op de tast zocht ze zich een weg naar het tafeltje in de hal om naar het bericht te luisteren.
Eerst hoorde ze alleen maar stilte. Toch wist ze wie er niet sprak. Wat haar stemming ook was, ze zou altijd de ademhaling van deze vrouw herkennen. ‘Jude? Ik ben het. Ik - Luister, ik zal zodadelijk opnieuw proberen. Wil je alsjeblieft, alsjeblieft, opnemen?’
Jude zette de telefoon terug, bleef heel stil staan en hield haar adem in. Ze voelde zich duizelig en ze had een smerige smaak in haar mond. Toen de telefoon opnieuw ging pakte ze hem zo hardhandig op dat hij tegen haar jukbeen sloeg.
‘Je vindt me vast een monster,’ zei Síle, zo dichtbij, zo helder.
Het leek een jaar geleden dat Jude deze stem gehoord had. Ze kon geen woord uitbrengen.
‘Ik had niet geslapen,’ zei Síle. ‘Ik hield mezelf voor dat alles in orde zou komen zodra ik bij jou was. Ik stond helemaal klaar om te vertrekken dinsdagochtend. Ik had een taxi besteld. En toen… Toen kón ik het gewoon niet.’
‘Ik weet het,’ fluisterde Jude.
Síle ademde uit. ‘Lieveling,’ zei ze, en het woord klonk als gekneusd fruit. ‘Ik heb je zo gemist. Het spijt me dat ik niet ben komen opdagen. Het spijt me zo.’
Een duizelig gevoel vulde Jude van haar tenen tot aan haar kruin. ‘Het is al goed,’ zei ze hees. En toen, om te zorgen dat het gesprek nog niet zou eindigen, zei ze gejaagd: ‘Het is nooit mijn bedoeling geweest dat je zo overhaast zou emigreren. We kunnen het hele idee gewoon loslaten.’
‘Loslaten?’
‘Voorlopig in ieder geval. Ik denk erover om te verhuizen.’
‘Verhuizen?’ zei Síle op schrille toon. ‘Waarheen?’
‘Het Museum - het zou kunnen dat het niet lang meer bestaat,’ zei Jude. ‘Een tijdje geleden zei mijn voormalige bazin dat er in Toronto een vacature vrijkomt en dat ze me wou aanbevelen.’ Ze zat te improviseren, maar het was allemaal waar. ‘Dus wat denk je - zou het makkelijker voor je zijn om de sprong te wagen als we allebei tot halverwege komen? Tussen Dublin en hier,’ legde ze uit toen Síle niet reageerde. ‘Zou je het leuk vinden om in Toronto te wonen?’
‘Ja, maar - meen je dat serieus?’
‘Waarom niet? Als jij kunt wennen aan een nieuw land, kan ik vast wel wennen aan een stad.’ Jude liet haar gezicht tegen het koele hout van de trapleuning rusten. ‘Síle, ben je daar nog?’
‘Ja, ik ben er nog.’
‘Ik loop op de zaken vooruit; laten we het voorlopig gewoon vergeten. Het is al heel fijn om je stem te horen. Ik wil dat je weet,’ ging Jude verder, struikelend over haar woorden, ‘dat ik hetzelfde voor je blijf voelen, waar je ook bent.’
‘Echt?’
‘Sinds de dag dat ik je ontmoette,’ haar stem klonk onvast, ‘vanaf de eerste dag ben je, je bent de enige, ik bedoel -’
Een zacht gegrinnik.
Achteraf wist Jude niet meer door welk klein geluid ze haar hoofd had omgedraaid om door het glas in de voordeur een blik naar buiten te werpen, maar daar op de oprit kwam Síle tevoorschijn uit het duister, met haar gizmo tegen haar oor gedrukt. Haar rolkoffer trok een spoor in de sneeuw. In een reismand haar kat, sneeuwvlokken in haar haren.
***