Afstand doen

 

Of de schacht was erg diep, of ze viel erg langzaam, want ze had

tijdens haar val ruim de tijd om om zich heen te kijken,

en zich af te vragen wat straks wel zou gebeuren.

 

Alice in Wonderland

Lewis Carroll

 

Drie dagen later tilde Síle haar bagage in de kofferbak van de huurauto. Ze liep terug naar Jude die op de veranda stond te rillen in haar sweatshirt. ‘Ga terug naar binnen, je bent nog niet sterk genoeg.’

‘Met mij gaat het prima.’ Jude grijnsde en krabde zich waar het gipsverband over haar huid schuurde. EIGENDOM VAN SÍLE SUNITA SIOBHAN O’SHAUGHNESSY, stond er in zwarte blokletters op geschreven.

Síle hurkte om een scharlakenrood esdoornblad op te rapen, en even leek het of de wereld kantelde, als een minieme aardbeving. Ze kwam weer overeind, duizelig, met haar ogen op de scherpe punten van het blad gericht.

‘Wat is er?’

Ze stak het blad in haar handtas, tussen de bladzijden van De vrouw van de tijdreiziger. ‘Deze keer zal het niet zo lang duren,’ zei ze tegen Jude.

De blauwe ogen lichtten op. ‘Bedoel je dat je hierheen komt met Kerstmis?’

Síle schudde haar hoofd. ‘Ik bedoel voor de rest van mijn leven.’

Jude keek haar aan, haar armen om haar pijnlijke ribben geslagen. ‘Hou me niet voor de gek, liefje, niet als je op het punt staat om naar het vliegveld te vertrekken.’

‘Nee, ik heb net beslist: ik doe het.’

‘Wat doe je?’ vroeg Jude achterdochtig.

‘Idioot! Als we samen willen zijn, dan zullen we er iets voor moeten doen. En ik ben nu eenmaal flexibeler dan jij. Dus wordt het Ierland, Ontario.’ Síle sprak de naam zo luchtig mogelijk uit.

‘Nee! We kunnen toch gewoon doorgaan zoals we bezig waren,’ protesteerde Jude. ‘We redden het wel.’

‘Wat was dat bijbelvers ook alweer dat je citeerde tijdens onze eerste nacht samen?’ Síle staarde omhoog naar het slaapkamerraam. ‘Als twee mensen samen slapen…’

‘Ook indien er twee nederliggen, zullen zij warm worden, maar hoe zal één alleen warm worden?’

‘Precies.’ Na de afscheidszoen keek ze op haar horloge en liep naar de auto.

‘Ik geloof nooit dat je het doet,’ zei Jude nog.

‘Let maar eens op!’ riep Síle over haar schouder en haar lippen krulden omhoog als de vleugels van een vogel.

 

Twee dagen lang voelde Síle zich in een roes. Die hielp haar door de vlucht van Toronto naar huis heen, naar een mistroostige ochtend in Dublin. Ze keek door de ruiten van de taxi naar de grijze straten en dacht: Oké, als dit alles is. Ik heb hier veertig jaar van mijn leven doorgebracht, het is tijd voor verandering. Haar verrukking hield zelfs aan tijdens haar volgende retourtje New York. Ze was verzonken in de romantiek van dat moment op de veranda van Jude, toen haar leven een moment lang op zijn grondvesten daverde en ze precies wist wat ze moest doen. De herinnering daaraan was als ritselende bladeren onder haar voeten. Niet meer improviseren, niet meer aanmodderen; alle voorzichtige uitspraken hadden plaatsgemaakt voor een overtuigd “ja”. Síle wist dat er ook moeilijkheden zouden zijn, maar die liep ze met wijdopen armen tegemoet.

Op de derde dag werd ze vroeg wakker, al hoefde ze niet te werken. Ze voelde zich ongewoon moe, alsof ze iets onder de leden had. In gedachten zette ze alle pro’s en contra’s op een rijtje. In de ene kolom stond: oude vrienden, Da, Orla, neefjes, werk, bioscoop, de roes van de stad, cafés… Het lijstje werd langer en langer. In de andere kolom stond maar één woord: Jude. Waarom maakte ze überhaupt een lijstje, dacht ze geïrriteerd, als haar besluit toch al vaststond? Síle werd praktisch. Ze bekeek de website van de Canadese immigratiedienst - en verloor meteen de moed. De wetten waren weliswaar progressief, maar leken niet op haar van toepassing. Jude kon, als “feitelijke partner” van Síle, garant staan voor haar immigratie - of nee, toch niet, want ze hadden niet “gedurende minstens een jaar samengewoond als echtelieden”. (In feite hadden ze zelfs nooit langer dan een week samen met elkaar doorgebracht.) Síle ontdekte dat “echtgenoten” net een beetje anders waren dan “feitelijke partners”. Zij hoefden niet samengewoond te hebben als iets hen dat had belet - maar verdomme, ook zij moesten minstens een jaar “een toegewijde (huwelijkse) relatie met wederzijdse afhankelijkheid hebben gehad” waarin ze “zoveel mogelijk met elkaar hadden gedeeld”. Hm. Dat klonk romantisch maar bleek gewoon te betekenen: gemeenschappelijke bankrekeningen, testamenten, betaalpasjes, eigendommen, levensverzekeringen… Wat hadden Jude en Síle de afgelopen elf maanden met elkaar “gedeeld”, behalve woorden en hun lichaam?

Het formulier voor de garantverklaring was surrealistisch.

Heeft iemand (een persoon of een organisatie) u aan elkaar voorgesteld?

George L. Jackson, overleden.

Hebben u en uw sponsor bij de eerste ontmoeting geschenken uitgewisseld?

Een kopje vunzige koffie en een broodje.

En vervolgens, boven een leeg kader van vijf regels: Beschrijf hoe uw relatie zich ontwikkelde na de eerste ontmoeting. Voeg foto’s en andere documenten toe als bewijs van uw gezamenlijke activiteiten. Om praktische redenen en omwille van de veiligheid: voeg geen materiaal toe met elektronische componenten zoals wenskaarten die muziek maken.

O-oh, er was nog een probleem zag Síle toen ze de lijst las met “Relaties die niet in aanmerking komen”. Je kon niet garant staan voor een partner als je op dat moment “reeds getrouwd was met iemand anders”. In dit geval met een zekere Richard Vandeloo, de klootzak. Het begon er steeds slechter voor hen uit te zien.

‘Hoe gaat het met je gekneusde ribben?’ vroeg ze aan de telefoon.

‘Veel beter,’ zei Jude.

‘En je pols?’

‘Begint al aardig te genezen zegt de dokter. Ik hoef nu alleen maar te vechten tegen de drang om naar de sneeuwschep te grijpen.’

‘Sneeuw? Nu al!’ riep Síle verbaasd uit.

‘Dat is wat je te wachten staat als je echt hierheen verhuist,’ waarschuwde Jude haar.

Ze grijnsde. ‘Hé, even een vraagje: je wilt toevallig niet met me trouwen?’

Een moment stilte. ‘In Leitrim zei je toch dat trouwen -’

‘Dit is geen huwelijksaanzoek!’

‘Oh.’

‘Ik hoop dat ik hier geen teleurstelling hoor?’ zei Síle. Ze had spijt dat ze het zo luchtig ter sprake had gebracht. Konden ze dit gesprek maar ergens in bed voeren, waar dan ook, desnoods in een smakeloos ingericht motel.

‘Kortstondige verwarring,’ zei Jude. ‘Eén keer was meer dan voldoende, eerlijk waar.’

De vastberaden klank in haar stem stelde Síle gerust. ‘Ik vraag het gewoon omdat ik naar manieren heb gezocht om Canada binnen te komen, en de meest voor de hand liggende is dat jij de scheiding aanvraagt en hertrouwt. Hoewel ook dat veel tijd in beslag zou nemen. Maar er zijn nog heel veel andere mogelijkheden,’ zei ze met meer vertrouwen dan ze voelde.

‘En wie heb je allemaal al op de hoogte gebracht van je waanzinnige voornemen?’

‘Nog niemand, voorlopig.’ Soms kon ze Judes gedachten bijna horen, als een radio in de verte. ‘Ik wil gewoon eerst een plausibel plan hebben,’ verzekerde Síle haar.

‘Luister,’ zei Jude, ‘als je twijfelt - als je merkt dat je dit niet kan -’

‘Hou op met die onzin.’

‘Ik zou het je niet kwalijk nemen. Dus als je van gedachten verandert -’ ‘Ik hang op hoor,’ zong Síle.

Ze kon ook een Skilled Worker-visum aanvragen, voor mensen met specifieke werkervaring, ontdekte ze bij nader onderzoek, maar voor welk beroep? Een nieuwsbericht over problemen in de Canadese luchtvaartindustrie bevestigde haar vermoeden dat de vacatures voor stewardessen niet voor het oprapen lagen. En zelfs als dat wel zo was, dan nog zouden de luchtvaartmaatschappijen iemand uit hun eigen land verkiezen boven een of andere Ierse. Tot Síle’s verbazing deprimeerde haar dat niet. Integendeel, ze wilde het liefst een heel nieuw leven beginnen, geen kopie van het vorige. Had ze er niet al jaren genoeg van om zich een weg te banen tussen twistzieke toeristen en om onsmakelijk ruikende omeletten op te dienen? Op haar veertigste een nieuwe carrière beginnen, dat was precies wat ze nodig had.

Ze moest hardop lachen toen ze de lijst van gevraagde beroepen las die de Canadese immigratiedienst had opgesteld. Wat was in vredesnaam een “positieve kunstenaar”, of een “haaronderzoeker”, een “wisselaar”, een “veelzijdige pelsmaker” of een “kampkok”?

Síle bestelde de boeken Volg je passie: een carrière kiezen met je hart, Je droombaan najagen, en Wat ga je doen met de rest van je leven? Toen bedacht ze dat ze haar geld wellicht beter kon besteden aan de onkosten van de emigratie dan 65,29 dollar te spenderen aan belachelijke zelfhulpboeken - en annuleerde de bestelling. Uiteindelijk kocht ze maar één boek: Onthaasten: meer leven met minder geld. Het viel twee dagen later in de bus (Síle bestelde altijd per expresse). Maar de prekerige toon en de huis-tuin-en-keuken-tips maakten haar zo woest - scheur oude telefoonboeken in snippers om mulch te maken voor de tuin, blijf weg uit winkels, bak je eigen verjaardagscadeau - dat ze in de verleiding kwam om het boek zelf tot mulch te versnipperen. Ze besloot dat Marcus het nieuws als eerste moest horen. Dus wachtte ze tot hij een weekend in Dublin was en - fuck de spaarzaamheid - nodigde hem uit voor een high tea met zilveren bestek in het Shelburne Hotel.

De hand waarin hij zijn scone hield, bleef halverwege in de lucht hangen. ‘Ik wíst dat dit eraan zat te komen.’

‘Echt? Dan wist je meer dan ik.’

‘Waarom kan Jude niet hierheen verhuizen?’ vroeg Marcus nors.

‘Omdat je haar niet kunt verpotten,’ zei Síle.

‘Shit, shit, shit.’

‘Komaan,’ zei ze. ‘Ik dacht dat jij het wel zou begrijpen, meneer Liefde-vindt-wel-een-manier!’

‘Ik begrijp het ook wel,’ zei Marcus en liet de scone weer zakken. ‘Maar vandaag voel ik me niet bepaald een advocaat van de liefde. Ik voel me eerder een kleuter wiens beste vriendje naar de maan verhuist.’

Síle probeerde te lachen; ze nam een slokje van haar thee. ‘We woonden toch al niet meer zo dicht bij elkaar in de buurt.’ Dat klonk verwijtend, dus haastte ze zich om eraan toe te voegen: ‘Ik kan je net zo goed bellen vanuit Canada als vanuit Dublin. En ik zal jou en Pedro vervelen met langdurige bezoeken.’

Er volgde een stilte waarin Marcus de geloofwaardigheid van die uitspraak overwoog.

‘Het spijt me,’ zei Síle op iets vlakkere toon. ‘Blijkbaar is dit een van die momenten waarop vrienden op de tweede plaats komen.’

Hij knikte. ‘Ik wens jullie veel geluk. Jude en jij zijn een geweldig leuk stel.’

Ze leunde over de tafel heen om hem op zijn stoppelige wang te zoenen. Ze nam nog een sandwich maar die bleef als lijm aan haar tong kleven; ze spoelde hem door met lauwe thee.

‘Nog los van mijn persoonlijk verlies -’ zei hij. ‘Weet je zeker dat jij wel opgewassen bent tegen zo’n verhuizing?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Er zijn wel meer mensen die dit soort dingen doen. Pedro heeft zich toch ook gered?’

‘Het verschil is dat jij niet geïnteresseerd bent in de geneugten van het buitenleven. Als het nu nog een stad was waar je heen ging…’

‘Toronto is vlakbij,’ zei ze, maar ze klonk niet overtuigd. Ze dacht aan de autorit van tweeënhalf uur. Drieënhalf in een sneeuwstorm.

‘En bovendien ben je door en door Iers.’

‘Wat dat ook moge betekenen!’

‘Het is je achtergrond, je kader. Jij bent een Dubliner,’ zei Marcus, die nu helemaal op dreef was. ‘Deze vreselijke stad is jouw - hoe zeg je dat - jouw heimat.’ Ze gaf geen antwoord. ‘Wat ga je in hemelsnaam doen in zo’n achterlijk boerengat in Canada?’

‘Bij Jude zijn,’ zei ze boos. ‘Ik wil met haar samenwonen, erin opgaan, een nestje bouwen. Ik wil eindelijk eens op één plek blijven.’

‘En dan nog wat, als je je baan opzegt -’

‘- iets wat je me al jaren aanraadt!’

‘Maar niet als je nog geen ander werk hebt. Hoe wil je de huur gaan betalen?’

‘Jude heeft het huis van haar moeder geërfd.’

‘Je weet wat ik bedoel,’ zei Marcus. ‘Wat ga je dóén?’

‘Daar heb ik jouw hulp bij nodig. Jij hebt al eens een carrièreswitch gemaakt.’ Síle forceerde zich om haar stem te laten klinken alsof dit een gewoon gesprek was en geen ruzie.

Hij zuchtte. Na een tijdje zei hij: ‘Iets met internet.’

‘Wat dan?’

‘Ik weet het niet, maar het is wel een feit dat internet jouw speeltuin is. Dus je kan er net zo goed je werk van maken. Bovendien is het werk dat niet aan een plaats gebonden is,’ voegde hij er somber aan toe, ‘voor het geval dit een rampzalige vergissing blijkt te zijn.’

Toen Síle er later over nadacht, werd ze erg enthousiast over het idee. Ze probeerde zich een voorstelling te maken van wat ze zou kunnen doen met internet: reisadviseur worden misschien? Het probleem was dat veel mensen tegenwoordig zomaar gratis informatie of advies aanboden op internet, louter om hun eigen woorden op het scherm te zien staan. Misschien kon Síle haar familie zover krijgen dat ze haar contacten in India bezorgden zodat ze goedkope wandkleden uit Rajasthan kon verkopen aan klanten in Red Deer, Alberta of Nacogdoches, Texas. Hm, dat klonk onwaarschijnlijk en het leek op uitbuiting. Toch was het internet vergeven van mensen die blijkbaar een redelijk inkomen konden vergaren met het verkopen van de meest vreemde en gespecialiseerde dingen: poppenmeubeltjes, sojakaarsen, ansichtkaarten met baseball- spelers…

Op een avond toen zij en Jude allebei een slechte dag hadden gehad - die van Síle werd veroorzaakt door een barst in haar voorruit (volgens haar de schuld van die kleine vandalen die in juni Petrushka hadden ontvoerd), die van Jude door een twaalfjarige die hysterisch was geworden omdat Jude tijdens een workshop met een wilgenroede op haar bureau had geslagen - besloten ze zich samen te bezatten. Jude had geen alcohol meer gedronken sinds haar uitstapje naar Detroit maar haar botten leken zoveel beter dat ze er klaar voor was om een fles Glenfiddich open te trekken. Síle had aan haar kant van de lijn een cocktailshaker vol martini’s klaargemaakt. Ze nam de lijst door met beroepen die ze tot nu toe had overwogen.

‘Topmannequin,’ stelde Jude voor.

‘Vleier! Nee, als het dan echt iets in de schoonheidsbranche moet zijn, dan liever iets als adviseur. Make-uptips voor mooie halfbloedmeiden?’

Jude schaterde het uit. ‘Sneeuwschepper? Rizla zegt dat ik hem honderd dollar per week zou moeten betalen.’

‘Kattenmasseuse,’ zei ze terwijl ze Petrushka’s hoofd aaide.

‘Premier van Ontario?’

‘Ha! Dan zou ik jullie sociaal verzekeringsstelsel eens even grondig onder handen nemen.’

‘En hoe lang duurt het nog voor je dat visum krijgt?’ vroeg Jude.

Síle kreunde. ‘Ik hoopte dat je er niet naar zou vragen. Drink nog wat whisky.’

‘Hm, zo lang dus.’

‘Je moet een uitgebreid dossier samenstellen, met foto’s en geboorteaktes en cv’s en waar je de afgelopen tien jaar allemaal gewoond hebt; een bewijs van goed gedrag, gewaarmerkte kopieën van arbeidscontracten en en en, dat stuur je dan allemaal per koerier naar de Canadese ambassade, oh, en dan vergat ik nog de medische keuring. Die vragenlijst is echt angstaanjagend. Luister,’ zei Síle terwijl ze op zoek ging naar iets in de stapel papieren die ze had geprint. ‘Bent u ooit behandeld voor of hebt u ooit een arts geraadpleegd voor een hartziekte, een tumor of poliep, een darmkwaal, duizeligheid, abdominaal geruis, nefritis, pus of bloed in de urine, verlamming, botvergroeiing, gezwellen in de longen, thalassemie, teelbalaandoeningen, keelaandoeningen, hartruis, bevingen, sidderingen of stuipen?’

‘Wacht eens even,’ zei Jude. ‘Volgens mij heb ik je wel eens zien sidderen en beven.’

‘Elke keer als je me uitkleedt, ja,’ gaf Síle grijnzend toe. Ze las verder. Is u ooit geadviseerd om uw alcoholconsumptie te matigen?’ Daar moesten ze allebei erg om lachen. ‘Ja, elk jaar met kerst, door mijn zus. En dan zijn er allemaal mysterieuze delen van mijn lichaam die mijn dokter gezond moet verklaren, zoals mijn “fundi”. Ik wil niet weten waar die zouden kunnen liggen…’

‘Dat doet me denken aan die Ierse schepen die in de jaren 1840 in Quebec arriveerden,’ zei Jude. ‘De angst voor die vuile immigranten met al hun ziektekiemen.’ Ze wachtte even en zei toen: ‘Maar je hebt me nog niet verteld hoe lang het zal duren.’

Síle wist dat ze tijd aan het rekken was. ‘Het is niet makkelijk om gegevens te vinden over verwerkingstijden. Op één website stond dat het tegenwoordig tussen de zes en de tweeënveertig maanden kan duren. Gemiddeld duurt het ongeveer twaalf à achttien maanden.’

Daar werden ze allebei stil van.

‘Ach, schatje,’ zei Síle. De telefoonhoorn was klam van haar adem.

‘Als ik weet dat je onderweg bent, als ik weet dat het écht gaat gebeuren - dat maakt alle verschil van de wereld,’ zei Jude. ‘Ik loop tegenwoordig de hele tijd te grijnzen als een clown.’

Halverwege een slapeloze nacht in een of ander luchthavenhotel, ging Síle rechtop in bed zitten en zette haar gizmo aan. Ze surfte opnieuw naar de website van de immigratiedienst en checkte toen op de site van haar vliegtuigmaatschappij de meest recente gegevens over de vrijwillige vertrekpremie. Vervolgens zocht ze de prijzen op van het onroerend goed in Stoneybatter. Toen vond ze iets met het webadres ancestors.com en tikte “O’Shaughnessy” in.

‘Ik heb het helemaal verkeerd aangepakt,’ zei ze geeuwend tegen Jude toen ze haar om zes uur ’s morgens opbelde vanuit haar hotel. Voor haar stond een dienblad met een uitgebreid ontbijt.

‘Oh ja?’ Op de achtergrond ving ze het nauwelijks hoorbare geluid op van Jude die koffie dronk uit die afgrijselijke zelfgemaakte beker.

‘Heb je de melk opgewarmd?’

‘Het is prima zo,’ zei Jude.

‘Je moet echt de melk opwarmen,’ zei Síle.

‘Oh, de geneugten van het samenwonen. Over een maand of tweeënveertig kun je me in levenden lijve aan m’n kop zeuren.’

Síle lachte. ‘Zo lang kan ik niet wachten. Luister, ik zat op het verkeerde spoor. Ik heb me tot nu toe zitten afvragen hoe ik aan een verblijfsvergunning kon komen.’

‘Om de status van Landed immigrant te krijgen, ja.’

‘Ondertussen heet dat Permanent Resident, mensen met een verblijfsvergunning. Maar wat ik me had moeten afvragen is: wat heb ik nodig om bij Jude te kunnen intrekken?’

‘Waarom is dat een betere vraag?’

‘Omdat het antwoord daarop is: alleen mijn paspoort!’

‘Ik kan je niet helemaal volgen,’ zei Jude.

‘Als ik het land binnenkom als toerist,’ ratelde Síle, ‘dan mag ik zes maanden blijven, en die periode kan ik waarschijnlijk verlengen als ik ondertussen een aanvraag indien voor een verblijfsvergunning. Geld is geen probleem. Ik krijg mijn gouden handdruk en de opbrengst van mijn huis. Voor de belastingen kan ik mijn domicilie bij Da in Dublin laten staan terwijl ik mijn internetbedrijf als stamboomdeskundige opstart -’

‘Als wat?’

‘Dit vind je vast leuk. Je weet toch hoeveel vragen je krijgt van mensen die willen weten of hun overgrootmoeder in Huron County heeft gewoond? Nou, blijkbaar is de zoektocht naar voorouders de grootste hobby op het net - porno en gokken niet meegerekend,’ gaf Síle toe, ‘en mensen zijn blijkbaar bereid om veel geld te betalen als je hen helpt bij het uitpluizen van hun stamboom.’

‘Ik wil je plezier niet bederven, liefje, maar jouw geschiedeniskennis -’

‘Stelt niet veel voor, ik weet het. Ik heb nog maar net het woord genealogie leren spellen en ik heb nog maar net ontdekt wat een GEDCOM-bestand is. Maar ik hoef alleen maar klanten in Iowa of Melbourne in contact te brengen met onderzoekers in Lyons of Waterford of Minsk of waar dan ook,’ legde Síle uit. ‘Ik heb vooral sociale vaardigheden nodig en ik moet snel informatie kunnen verwerken.’

‘Maar dan zonder de kots in het middenpad.’

‘Precies! Origins gaat het heten.’

‘Ja,’ zei Jude die nu al wakkerder klonk, ‘ik kan me wel voorstellen dat het je lukt.’

‘Echt? Misschien zal ik je moeten inhuren als adviseur. Zullen we erover praten als ik bij je ben? Dat is op -’ Síle legde de hoorn neer om op het tafelblad van het nachtkastje te kunnen roffelen, nam hem toen weer op en zei: ‘15 december!’

‘Nee!’

‘Ik heb mijn ticket al gekocht. Vanaf nu zijn dat nog tweeëndertig dagen, dertien uur en twintig minuten.’

 

Ze was Jael uit de weg gegaan uit angst dat die zou proberen haar op andere gedachten te brengen. Maar die middag, toen ze haar vriendin zag zitten in een broodjeszaak, diep in gesprek met een blonde vrouw, besloot ze eindelijk de knoop door te hakken.

Jael knipperde even met haar ogen en veegde een lok haar uit haar gezicht. ‘Síle, hoe gaat het.’ En meteen daarna: ‘Ken je Caitríona nog, van mijn werk?’

Síle glimlachte. ‘Caitríona. Jij organiseert de muziekevenementen, geloof ik.’

‘Ik ben ondertussen bevorderd, eigenlijk,’ zei de vrouw en knikte enigszins schaapachtig in de richting van Jael. ‘Ik ben nu hoofd marketing.’

‘Geweldig!’ Het was grappig om Jael te zien in haar functie als baas.

‘Ga hier maar zitten,’ zei Caitríona tegen Síle en pakte haar broodje en haar koffie.

‘Oh, nee -’

‘Echt, ik moet toch terug om een pakje te gaan opsporen.’

Síle ging zitten en pikte een champignon van Jaels bord. ‘Oké, hou je vast.’

Jael was ongewoon stil terwijl ze naar haar luisterde.

Síle ging steeds langzamer praten. ‘Zeg op, wat denk je ervan?’

‘Wat denk je dat ik denk?’ pareerde Jael en rolde met haar ogen. ‘Je hebt het meisje terug, zonder enige tegemoetkoming van haar kant. Ze lag daar in een ziekenhuisbed, een beetje geblutst, maar helemaal boetvaardig. Je hebt gewonnen, maar door stom toeval,’ bracht ze Síle in herinnering. ‘Dus wat heeft je bezield om zomaar al je kaarten op tafel te gooien?’

‘Het is geen spel.’ Síle overwoog even om te beschrijven wat ze had gevoeld op Judes veranda, toen ze in een flits haar toekomst voor zich had gezien. ‘Ik wil haar niet alleen terug. Ik wil dat ze gelukkig is.’

‘Had je haar dan op zijn minst niet kunnen weghalen uit dat godvergeten incestueuze gat?’ vroeg Jael. ‘Vancouver, Montreal… Jij zult verschrompelen zonder de roes van de stad.’

‘Ik wil hier geen ruzie over maken. Wat ik nu wil, is niet meer op de klok hoeven kijken en leven met de vrouw van wie ik houd.’

‘De meest stompzinnige dingen worden in naam van de liefde gedaan,’ zuchtte Jael. ‘Vrouwen offeren zichzelf nog steeds zo graag op. Voor de liefde mis je de bus of blijf je de hele nacht op, Síle. Maar het is geen goede reden om je vrienden in de steek te laten en in de bloei van je leven te gaan zitten nagelbijten in een boerengat in Ottawa.’

‘Ontario heet de provincie. Ottawa is de hoofdstad.’

‘Kom op, word wakker! Je hoeft verdomme Patience en Sarah niet na te spelen.’

Síle’s stem klonk zo woedend dat ze er zelf van schrok. ‘Jude is het beste dat me in veertig jaar is overkomen. Al moet ik naar Mars verhuizen om bij haar te zijn - En als jij je zegen niet wilt geven, zoals ik heb gedaan toen je totaal onverwachts aankondigde dat je met Anton ging trouwen, rot dan maar op en verdwijn uit mijn leven.’

Een eindeloos moment lang was het stil. Toen zei Jael op priesterlijke toon: ‘Oké, je hebt mijn zegen, mijn kind.’ Ze doopte haar vingers in haar glas water, spatte de druppels op Síle’s hoofd en mompelde: ‘Ominie pominie dominie…’

Síle slaagde er niet in om te lachen. Jael pakte haar broodje weer op dus dacht Síle dat het gesprek misschien voorbij was, maar toen zag ze op het zwarte tafelkleed een donkere vlek verschijnen. Op Jaels wang bungelde een volgende traan. Síle staarde haar aan. ‘Let maar niet op mij,’ zei haar vriendin met een mond vol brood met ham.

‘Wat -’

‘Wijt het maar aan het moederschap.’

Nu begreep Síle er echt niets meer van.

‘Vóór ik Yseult kreeg was ik nooit zo,’ klaagde Jael. Met de achterkant van de hand waarin ze het broodje hield drukte ze tegen haar ogen. ‘Als je eenmaal een kind hebt, word je zo breekbaar als een rietstengel. Het is alsof je helemaal poreus wordt. Ik huil als het kind een aft heeft! Al zorg ik er wel voor dat ze het niet ziet. Soms huil ik zelfs als ik in de auto naar het nieuws zit te luisteren.’

‘Ach snoes -’

‘Noem me geen snoes. Yseult wordt zo snel groot, over niet al te lange tijd zal zij ook wel haar vleugels uitslaan. Niemand blijft tegenwoordig nog op één plek. Dat noemt zich mijn beste vriendin, maar neemt zomaar de benen naar Cánada.’

Síle legde haar hand op Jaels arm. ‘Het spijt me heel erg.’

‘Wat heb ik daar nu aan?’ Een lang moment keek Jael haar met betraande ogen aan, toen forceerde ze een verwrongen glimlach. ‘Trouwens, je hébt helemaal geen spijt, je bent een vrouw met een missie. Je bent er helemaal opgewonden van.’

‘Ik houd heel erg veel van je, weet je dat? Geloof jij in verre vrienden?’

Jael liet haar hoofd achterover vallen en kermde luid.

 

Vertellen aan mensen dat ze vertrok voelde aan als vertellen dat ze een terminale ziekte had, vond Síle. Alleen was het in dit geval haar eigen schuld.

Vanaf de andere kant van de bank staarde Shay zijn dochter aan. ‘Naar Canada verhuizen? Dus… jullie willen er echt voor gaan.’

‘Inderdaad, Da,’ zei Síle, en probeerde haar irritatie te verbergen. Waarom geloofde iedereen pas als je ging samenwonen dat het serieus was? En waarom werd het zo verwoord dat de liefde klonk als werken?

‘Tot de dood jullie scheidt?’

‘Dat is wel het idee, ja,’ zei Síle met een droge mond.

‘Kijk eens aan!’

Ze was bang geweest dat hij haar zou berispen om haar impulsiviteit maar hij beweerde erg ingenomen te zijn met haar bedrijfsplan voor Origins. Natuurlijk was ze blij dat hij het zo goed opnam, maar op een of andere manier voelde ze zich ook gekwetst. Hoe kon haar vader zo luchtig reageren terwijl haar vrienden het haar zo moeilijk hadden gemaakt?

‘Je had in elk geval geen aardiger meisje kunnen uitzoeken dan Jude,’ mompelde hij.

‘Ik heb haar niet uitgezocht,’ zei Síle. ‘Ik had nooit verwacht dat er iemand voorbij zou komen die mijn leven zo op zijn kop zou zetten.’

‘Ach ja,’ zei Shay. De stilte rekte zich uit. ‘Natuurlijk zal ik je vreselijk missen, maar dat is niet zo erg.’

Huilend viel ze uit: ‘Dat is wel erg, Da!’

Ze hielden elkaars hand vast. ‘Ik wil alleen maar zeggen dat het erbij hoort,’ zei hij. ‘Geen enkele ouder zou je willen kortwieken… Het is onze taak om jullie goed op te voeden en ons dan terug te trekken zodat jullie je vleugels kunnen uitslaan.’ Haar vader bracht zijn hand naar zijn vochtige ogen en voor het eerst zag ze de donkere levervlekken op zijn arm. ‘Nee, het is heel goed om naar een ander land te verhuizen. Dat haalt je uit je vastgeroeste gewoontes.’

Shay had zijn hele volwassen leven in Monkstown gewoond. ‘Heb jij er ooit over gedacht om ergens anders te gaan wonen, Da?’ vroeg ze. Ze verwachtte dat hij zijn hoofd zou schudden.

‘Tanzania,’ antwoordde hij meteen. ‘Die keer dat ik daar was - om zaken te doen voor Guinness. Ik heb me nooit ergens zo ontspannen gevoeld als daar. Je hoefde niet te kiezen tussen vijftien soorten tandpasta of je te verdiepen in de dienstregeling van de bus. Je vroeg gewoon: “Is er tandpasta?” of “Is er een bus?” en als iets er niet was, dan was dat gewoon jammer.’

In een opwelling vroeg Síle: ‘Hoe lang deed Amma erover om zich hier aan te passen?’

Hij keek haar niet-begrijpend aan.

‘Aan het klimaat en aan de godsdienst en zo. Het moet toch een vreemde periode geweest zijn om hier aan te komen. De Ieren wilden hier alleen maar zo snel mogelijk weg.’

‘In 1961 stond Kerala aan de rand van een burgeroorlog,’ bracht Shay haar in herinnering. Hij kneedde de rug van zijn neus waar zijn bril een afdruk had achtergelaten en vervolgde: ‘Er was dus werkelijk geen sprake van -’

‘Nee, ik begrijp wel waarom jullie hier zijn gaan wonen en niet daar,’ onderbrak ze hem, ‘ik vroeg me gewoon af hoe lang het duurde voor Amma zich hier echt thuis voelde.’

‘Dat is moeilijk te zeggen.’

Te laat besefte ze dat het hem misschien triest maakte om over zijn huwelijk te praten. Op zijn zevenendertigste was hij al weduwnaar geworden...

‘Maar die verhuizing van jou wordt een groot avontuur,’ zei Shay. ‘Er is een Indiaas spreekwoord - iets met een brug…’

‘Dat vinden we wel terug op internet,’ zei ze snel. Ze haatte het als haar vader zich zorgen maakte over zijn vergeetachtigheid. Hij was vijfenzeventig; wat was de levensverwachting van mannen tegenwoordig? Hoe lang zou hij er nog zijn nadat ze verhuisd was?

Hij knipte met zijn vingers. ‘Het leven is een brug. Dat is het.’

‘Dat is het?’

‘Wacht nou even. “Het leven is een brug: bouw er je huis niet op, maar loop er overheen”.’

Dat stelde Síle niet bepaald gerust.

 

Op haar gizmo hield ze een takenlijst bij die ze ieder uur bijwerkte. Ze regelde de laatste details van haar ontslagovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij. (Uiteindelijk bleek dat ondanks de vakbondsprotesten nog zestienhonderd andere medewerkers vrijwillig waren vertrokken.) Ze ruimde het huis op - haalde op aandringen van de makelaardij minstens negentig procent van wat aan de muren hing naar beneden - en binnen de drie dagen was het verkocht, na een bittere opbodstrijd tussen een man van de kinderbescherming, een cellist en de regisseur van een Iers realityprogramma. De buren spraken haar aan op straat om te zeggen hoe ze haar zouden missen, en om te vragen wie er in het huis kwam wonen, en of ze er echt wel helemaal zeker van was.

Het leek allemaal even onwerkelijk als een droom. Op sommige dagen voelde Síle zich door dit hele emigratieproject als een smokkelaar of een soort kerstman; een Jeanne d’Arc met een edel en stralend gelaat. Maar op andere dagen voelde ze zich mat en lusteloos als ze naar de stapel papieren keek: formulieren die verband hielden met haar werk of met de verkoop van het huis, het hondsdolheidattest van Petrushka - de duizenden onromantische details. Af en toe betrapte ze zich op de gedachte: Jude, je zult me heel wat verschuldigd zijn.

Ze verdeelde haar spullen over drie stapels: Canada, Zolder Da, en Weggeven. De stapel voor Canada bracht ze terug tot winterkleren, schoenen, een paar fotootjes en de gadgets die ze onderweg altijd bij zich had. Twee koffers, en Petrushka in haar reismandje als handbagage: het was niet veel meer dan wat ze gewoonlijk meenam voor een weekje vakantie.

‘Mag ik mijn opzichtige dingetjes wel ophangen in jouw sobere huis?’ vroeg ze aan Jude over de telefoon.

‘Waar je maar wilt.’

‘Ja, dat zeg je nu, maar je hebt het kruisbeeld van prikkeldraad nog niet gezien dat ik in Louisiana heb gekocht.’

Bij nader inzien legde ze het kruisbeeld op de stapel Weggeven.

‘Iedereen zegt tegen me dat emigreren zo’n perfecte gelegenheid is om jezelf opnieuw uit te vinden,’ zei ze tegen Orla toen ze aan de toog van een café artisjoksoep zaten te eten.

‘Werkelijk.’

‘Een kans om je te ontdoen van alle ballast,’ ging Síle door. Ze had het gevoel dat ze in een slechte reclamespot meespeelde. Kom op Orla, help een beetje mee. ‘Had jij dat niet toen je naar Glasgow ging?’

Orla nipte aan haar soep. ‘Ik denk niet dat ik al veel ballast had vergaard op m’n tweeëntwintigste. Maar het klopt dat ik er nieuwe vrienden heb gemaakt.’

Politieke activisten, herinnerde Síle zich; Orla had zelfs een tijdlang de Socialist Worker verkocht op demonstraties, en ooit een vriendje mee naar huis gebracht dat drie maanden had gezeten omdat hij eieren naar de oproerpolitie had gegooid. Wanneer was haar zus dan zo respectabel en hard geworden?

‘Toen we studeerden,’ stelde Orla vast, ‘toen leek het wel of iedereen die we kenden naar New York of Brussel verhuisde. Maar toen begon de economische heropleving en kwam iedereen op een drafje weer naar huis. Je hebt een raar moment gekozen om te vertrekken, moet ik zeggen. Je gaat tegen de stroom in.’

‘Oh, nou, dát geeft dan de doorslag,’ zei Síle sarcastisch. ‘Ik zou natuurlijk niet willen dat ik afwijk van de statistieken.’

Orla legde met een klap haar lepel neer. ‘Waarom koop je niet gewoon een Porsche?’

Síle staarde haar aan. ‘Wát moet ik doen?’

‘Je hebt alle symptomen van een midlifecrisis. Net veertig geworden en op zoek naar verandering. De toegewijde partner dumpen,’ zei Orla en telde het af op haar vingers, ‘een jonge exotische scharrel nemen, een geweldige carrière opgeven en naar een ander land trekken!’

Even hing er een gespannen stilte. ‘Verbitterd oud wijf,’ zei Síle toen tussen haar tanden. En ze waren weer zeven en negen jaar oud en schoten in de lach.

 

Op sommige dagen, als ze probeerde wijs te raken uit de websites van de Canadese overheid en de online versie van de Canadese krant The Globe and Mail las, voelde Síle zich stuurloos en verward. Wat was dat eigenlijk voor land waaraan ze nederig verzocht om binnengelaten te worden? Het enige dat ze er tot nu toe van gezien had waren een paar vierkante kilometer van één provincie. Canada was 142 keer zo groot als Ierland terwijl de bevolking maar acht keer zo groot was, en een volle vijfentwintig procent daarvan waren immigranten. Het land was tweetalig, in theorie. Het was vooruitstrevend en divers; behoedzaam en provinciaal. Geobsedeerd door sport. Ondergesneeuwd of verzengend heet. Een bezadigd soort Stepford met een Wagner-sfeer. Rood gebladerte, goede manieren, burgerrechten, God save the Queen, donuts. Socialistisch, geamerikaniseerd, saai of spannend. Síle kon er zich niet echt een beeld van vormen - en trouwens, wat er werkelijk toe deed was of zij en Jude erin zouden slagen om gelukkig te worden met elkaar.

Tijdens het inpakken en sorteren luisterde ze naar traditionele muziek: treurige ballades over ballingschap die ze vroeger neerbuigend had afgedaan als Keltische smartlappen.

 

Till sad misfortune came over me,

And caused me to stray from the land,

Far away from me friends and relations,

I followed the black velvet band…

 

Maar de mensen in deze liederen werden gedwongen om te vertrekken: door de soldaten van de Koningin, of door de Grote Hongersnood, of louter door de armoede. Síle kóós ervoor om te vertrekken; zou het dan niet makkelijker moeten zijn?

Ze dronk sterke chaithee terwijl ze de Netturpetti van haar moeder doorzocht - een juwelenkistje van rozenhout en koperbeslag dat na al die jaren nog steeds naar sandelhout rook. Shay had geen bruidsschat gevraagd, herinnerde Síle zich, maar de familie Pillay had erop gestaan er een mee te geven, voor het geval de Ieren op hun dochter zouden neerkijken. Hoe zouden de zeshonderd inwoners van Ierland Ontario Sunita’s dochter onthalen? Hoe ver zou ze komen met haar zoete woordjes?

Síle realiseerde zich nu pas dat het wellicht haar vader was geweest die Sunita’s spullen na haar dood onder hun dochters had verdeeld. Had hij het willekeurig gedaan of had hij geraden wat het beste paste bij welk meisje? Orla had de armbanden van parelmoer, email en steen geërfd, de beeldjes van sandelhout, de traditionele metalen lamp en de bronzen handspiegel. En ook al Sunita’s rode, gouden en witte handgeweven mundu’s. De enkele keren dat Orla ze gedragen had, voor verkleedpartijtjes, leek ze wel een vrouw van een maharadja. Síle had de Netturpetti gekregen en heel veel gouden sieraden, waaronder de verfijnde Aranjanam die ze om haar middel droeg. Ook een miniatuur slangenboot, die typisch was voor Kerala, en een opgetuigde olifant (die ze als kind het leukste vond). En dat wat nu voor haar het meeste betekende: het kleine gouden blad dat drieënveertig jaar geleden aan het huwelijkskoord was geregen tijdens de hindoeceremonie in Cochin. Dat feest had plaatsgevonden vóór het katholieke huwelijk. Het blad hing nog steeds aan het touw en lag nu helder en blinkend in Síle’s hand.

Toen ze neerknielde naast haar felgele archiefkast om de papieren te selecteren die ze zou opslaan op haar vaders zolder, stond ze zichzelf toe om de stapels oude brieven door te bladeren van voor het e-mailtijdperk. Laconiek stelde ze vast dat ze elastiekjes had gebruikt om de brieven bij elkaar te houden zodat de ontboezemingen van de ene geliefde niet vermengd zouden raken met de hunkeringen van de andere. Het papier begon al te verkleuren, als de asgrauwe resten van een vurig verlangen. Opgelaten sloeg ze de bladzijden om, als een nerveuze student die voelt dat de bibliothecaresse hem over haar bril heen in de gaten houdt. Ze herkende niet elk handschrift; het leek wel of ze onbekenden bespioneerde. Ze betrad het verboden terrein van haar eigen afgegrendelde verleden.

Ze had kopieën bewaard van enkele van haar eigen brieven. Je bent de mooiste vrouw ter wereld, had iemand met de naam Síle in een ver verleden geschreven aan Carmel, een niet zo héél erg knappe kunststudente die ondertussen al jaren een gesetteld leven leidde in Dorsetshire, met een dierenarts die Pete heette. Af en toe stuurden ze haar met de feestdagen nog wel eens een grappige wenskaart. Ik zal er nooit genoeg van krijgen je te schrijven, had Síle gezworen aan Lorn, een gate-agent op Heathrow. Drie brieven later was deze opwindende correspondentie doodgebloed, nog voor ze ook maar in de buurt waren gekomen van een vrijpartij. (Uit de laatste brief viel niet af te leiden dat het de laatste zou zijn, vond ze; je draaide gewoon het blad om en daar was de leegte.) Ze schaamde zich vooral over de overlappingen in de tijd - zoals de Valentijnskaart die ze had gekregen van de ene vrouw net op de dag dat ze was begonnen te schrijven naar een andere.

Ze werd zowel opgetogen als verdrietig bij de gedachte dat ze herhaaldelijk verliefd was geweest, én geliefd, en dat haar hart zichzelf even meedogenloos had vernieuwd als een slang die haar huid afwerpt. Vluchtig bekeek ze de opgewonden paragrafen. Ze wilde er liever niet te lang bij stilstaan, bang dat ze opnieuw zou worden meegezogen in de oude betovering. De brieven waren raadselachtig omdat ze momenten vastlegden maar nooit uitlegden wat er tussen de ene brief en de volgende was gebeurd, wat er bijvoorbeeld de oorzaak van was dat de liefde of de woede opvlamde of bekoelde. “Ik mis je de hele dag en de hele nacht”, stond er op een briefje dat ze naar Kathleen had gestuurd toen ze drie maanden samen waren. De zin was twee keer onderstreept en ze voelde zich ontroerd en een klein beetje misselijk.

Andere zinnen sprongen Síle in het oog, en het ergste was dat ze zich absoluut niet kon herinneren wat ze betekenden.

 

Ga ervoor de 23e!

Zul je ooit dat moment vergeten toen die deur openging?

Ik bewaar een je-weet-wel voor je.

Naar het strand geweest met D, heel erg noli me tangere.

Voor altijd jouw Speranza.

 

Het leek wel geheimtaal uit de oorlog. Ze begon een lichte walging te voelen voor de koortsachtige ondoorgrondelijkheid ervan.

Nog erger was dat ze op de bodem van de kast, onder stapels brieven, een netjes opgevouwen witte onderbroek vond waarop nog vaag te zien was dat iemand die ooit gedragen had. Hoewel er maar vijf mogelijke kandidaten waren, had ze geen idee van wie het ding kon zijn. Wat had de Síle die dit aandenken had bewaard gemeen met de Síle die nu van Jude hield? Was ze één Síle of een miljoen Síles, een beeld dat was opgebouwd uit flinterdunne laagjes tijd?

Ineens moest ze denken aan die andere archiefkast, die op haar harde schijf, volgepropt met alle e-mails die Jude haar ooit gestuurd had en elke mail die Síle ooit had teruggestuurd. Ze stelde zich een toekomstige versie van zichzelf voor, een Síle die door de e-mails zou scrollen (tenminste, als de apparatuur daar zou werken) en erover zou oordelen, als over de doden.

 

Het was december en Dublin had de kleur van houtskool, de bladeren veranderden in pulp in de goten. Meestal kocht ze haar kerstboom in Smithfield, maar dit jaar zou ze Kerstmis vieren in Main Street nummer 9. (Ze had een paar keer geprobeerd om over de telefoon “Ierland” te zeggen tegen Jude en daarmee dan Ontario te bedoelen, maar dat maakte haar duizelig, en bovendien ging Jude er toch van uit dat ze het land bedoelde en niet het dorp.) Síle dwong zichzelf om zich een beeld te vormen van haar dagelijkse bestaan vanaf 15 december. Waarschijnlijk zou ze aan haar bedrijfsplan werken, en veel mailen met vrienden, misschien zou ze zelfs leren koken. Er zou tijd zijn voor alles - zoveel tijd dat ze erin verstrikt zou raken. Hou op met piekeren, Síle. Zij en Jude praatten er vaak over, op een theoretische manier. Hoewel Síle besefte dat het voor hen allebei een nieuw leven zou zijn, voelde ze zich toch alleen: slechts een van hen moest deze reis maken.

In januari, of op z’n laatst in februari zouden de paarse krokussen uitkomen onder de appelboom bij haar vader en op Deirdre’s vensterbank. Rond die tijd zou Síle opgesloten zitten in de strenge winter in Ontario, die niet zou afnemen tot de hitte van april of mei begon. De lente was haar favoriete seizoen en ze verhuisde naar een deel van de wereld waar die ongeveer twee dagen duurde.

‘We zouden moeten waken voor je,’ zei haar vader. ‘Ik bedoel een wake houden.’

‘Ik ga niet dood,’ zei Síle, te scherp. Maar misschien keek iemand die terminaal was wel net zo naar de dingen als zij nu: met een hongerige, kwijnende blik.

‘Je hebt vast wel eens gehoord van een Amerikaanse wake,’ zei haar vader. ‘Vroeger hielden de mensen in Roscommon een wake op de avond voor de emigranten aan boord gingen. Ze zorgden ervoor dat ze zo straalbezopen waren dat ze nog nauwelijks iets merkten van hun vertrek.’

‘Noemden ze het een wake omdat ze ervan uitgingen dat ze hen nooit meer zouden zien?’

‘Dat klopt.’

‘Maar ik zal heel vaak op bezoek komen,’ zei Síle, en proefde de leugen op haar tong.

 

De stapel Weggeven begon eruit te zien als een vuilnisbelt. Hoe had ze zoveel dingen verzameld? Eindeloos veel kokers met posters waarvan ze zich niet eens meer kon herinneren dat ze ze ooit gekocht had; bontstola’s waar de haren in plukken vanaf vielen; zes scharen! De afgedragen kleding bracht ze naar het Leger des Heils. ‘Voor de andere dingen wil ik een potlatch organiseren,’ zei ze tegen Jael toen ze beladen met kerstcadeautjes door het Stephen’s Green-park naar Yseults toneelschool liepen.

‘Oh nee,’ kermde Jael. ‘Dat komt er toch altijd op neer dat er tonnen pastasalade is en géén dessert.’

‘Dat is een potluck,’ verbeterde Síle haar. ‘Een potlatch is een feest van de Native Americans waarbij iemand al zijn bezittingen weggeeft.’

‘Aha, in dat geval wil ik jouw gouden Alan Ardiff-hanger!’

‘Mijn wat?’

‘Je weet welke ik bedoel: die met al die tingelende versierseltjes.’

‘Die is van koper, niet van goud.’

‘Toch blijf ik erbij dat je spijt zult krijgen van dit grootse gebaar,’ mopperde Jael. Ze ging sneller lopen en nam haar zakken in haar andere hand. ‘Je moet toch toegeven: naar een ander land verhuizen en je werk opgeven, allemaal voor de liefde… Laten we zeggen dat het niet erg goed staat op je cv.’

‘Hé, oude taart, kun je nog iets burgerlijkers bedenken?’ zei Síle smalend. ‘Gaan samenwonen houdt toch altijd een risico in, zelfs al blijf je in dezelfde stad. Je legt je hart in iemands handen. Maar wie ben jij om te zeggen dat het niet zal slagen? Ik herinner me nog goed jouw paniek op je vrijgezellenavond. Je sleurde me mee naar de toiletten en jammerde: “Síle, Síle, hoe kan ik me nu de rest van mijn leven tevreden stellen met één persoon?”’

Jaels gezicht vertrok in een scheve grijns. ‘Anton was de eerste Ierse man die ik tegenkwam die groter was dan ik.’

‘Doe maar cynisch zoals altijd,’ hijgde Síle, ‘maar jij bent wel een voorbeeld voor mij.’

Jael stond abrupt stil, rekte zich uit en legde een hand op haar onderrug.

‘Wat is er?’ Síle draaide zich om en liep terug. ‘Heb je steken?’

Jael schudde haar hoofd. Haar boodschappen stonden naast haar op de grond, ze hield haar hand voor haar mond.

‘Komaan, straks komen we nog te laat voor Yseults geweldige optreden als Dorothy!’

‘Jij bent zo fucking naïef!’

Síle’s voorhoofd rimpelde.

Jael klonk vertwijfeld. ‘Dat is wat ik zo leuk vind aan jou, Síle, jij bent op een of andere manier zo transparant, je hebt een soort glans die op ons reflecteert…’

‘Waar heb je het over?’

‘Toen je mij met Caitríona in dat café zag zitten,’ zei Jael, ‘wat dacht je toen dat we aan het bespreken waren? Budgetten?’ suggereerde ze na een korte stilte. ‘Perscommuniqués?’

Síle haalde zich de scène weer voor de geest, de naar elkaar toe gebogen hoofden, rood en blond. Ze schrok zo dat ze haar gezicht moest afwenden. ‘Je bedoelt -’

‘Eén persoon is niet genoeg.’ Jael sprak de woorden langzaam uit, alsof het een dictee was. ‘Niet voor een heel leven.’

‘Oh, shit.’

‘Of misschien ligt het gewoon aan mij.’ Ze haalde bruusk haar schouders op.

‘Zijn jij - zijn jij en die Caitríona - wil ze dat je Anton verlaat?’ vroeg Síle onbeholpen.

Jael lachte kort. ‘Ze is ook getrouwd, ze heeft een tweeling die op de middelbare school zit. Niemand verlaat iemand.’

Síle zou hier blij om moeten zijn, maar ze voelde steken in haar borstkas.

‘Blijkbaar heb ik iets extra’s nodig, iets voor mezelf,’ zei Jael schor. ‘Als ik dat niet had, dan zou ik het echt niet trekken allemaal: het huis, de echtgenoot, het werk, het kind. Misschien heb ik gewoon een geheim nodig.’

Síle knikte.

‘Het spijt me dat ik je zeepbel heb doorgeprikt, maar ik kon er niet tegen dat je me als een soort rolmodel zag.’ Jael wierp een blik op haar horloge en graaide haastig haar boodschappen bij elkaar. ‘We moeten ons haasten. Straks zijn ze de Gele Weg al helemaal af gelopen.’

Samen zetten ze het op een rennen.

 

‘Ja, dat klopt, ik verhuis naar Canada,’ zei ze tegen collega’s en kennissen, ‘ik emigreer.’ Waarom, vroeg Síle zich af, klonk “emigratie” zo edel en tragisch, en “immigratie” zo armoedig en inhalig?

Immigranten moesten alles maar bewijzen - met documenten of getuigen of zelfs met hun eigen lichaam. Shay had haar een vreselijk verhaal verteld over de Indiase vrouwen die in de jaren zeventig naar Groot-Brittannië kwamen om zich bij hun verloofde te voegen: op Heathrow werden ze onderworpen aan een maagdelijkheidstest. Voor heel veel mensen was een grens oversteken een zaak van leven en dood: achter hen geweren, honger in het verschiet, eigendommen en familie verspreid over de wereld. Onlangs nog had ze iets gelezen over een hoogzwangere Palestijnse vrouw die, vertraagd door de Is-raëlische grenswacht, was bevallen in de struiken - de baby had het niet overleefd. Er leek geen grens te zijn aan wat mensen allemaal konden verdragen om het land van hun (misschien willekeurige) keuze te bereiken: afzetterij, bureaucratische vernederingen, bespuwd worden op straat. Een van Orla’s Nigeriaanse cliënten in “Gastvrij Ierland” had net een illegale abortus laten uitvoeren omdat ze doodsbang was om het land te verlaten terwijl haar asielaanvraag liep *[5. Síle deed haar best om niet aan de ergste verhalen te denken: zoals die vrachtwagen met tomaten waarin een groep verstekelingen gestikt was.

Zij en Jude hadden de gewoonte ontwikkeld om tijdens het bellen hun ogen te sluiten en te doen alsof ze samen in bed lagen en elkaar verhalen vertelden. Vanavond vertelde Jude er eentje van de Inuit over een meisje dat Sedna heette en samen met haar vader in het hoge noorden woonde. ‘Ze was zo mooi dat de jonge mannen uit de wijde omtrek om haar hand kwamen vragen. Maar ze vond zichzelf te goed voor hen. Op een dag in de lente, toen het ijs begon te smelten, streek er een fulmar neer in de baai, en hij begon voor Sedna te zingen.’

‘Wat is een fulmar?’ wilde Síle weten.

‘Een stormvogel, een soort zeevogel. Hij zong,’ Jude imiteerde een spookachtige stem, ‘“Volg mij, Sedna, beeldschone vrouw, naar het land der vogels, waar honger noch armoe is. Je zult er wonen in een tent van zachte huiden en gehuld gaan in een verenkleed. In je lamp zal altijd olie zitten, in je pannen altijd vlees!”.’

‘O-ow,’ zei Síle. ‘Dat lijkt wel Tir Na nOg. Blijft ze er drie weken en blijken het driehonderd jaar te zijn?’

‘Het zijn geen Kelten,’ waarschuwde Jude haar. ‘Dus klom Sedna op de rug van de fulmar en hij droeg haar mee over de zee. Toen ze eindelijk aankwamen besefte ze dat ze was bedrogen: haar tent was gemaakt van haveloze huiden, en het enige dat ze te eten kreeg waren oude restjes vis. Dus begon ze te zingen: “O vader, kom me halen met je kleine boot en neem me mee naar huis.” Na een jaar kwam haar vader.’

‘Ten langen leste! Hoera!’

‘Hij doodde de fulmar en nam Sedna mee in zijn kleine boot. Maar de andere vogels vonden hun dode vriend en begonnen te huilen en te weeklagen - en dat doen ze nog steeds.’

‘Ach,’ zei Síle, ‘dat is een triest verhaal.’

‘Wacht,’ zei Jude, ‘het is nog niet afgelopen. Ze vlogen achter de boot aan en veroorzaakten een vreselijke storm door met hun vleugels te slaan. Dus gooide Sedna’s vader haar overboord.’

‘Wát deed hij?’

‘Ze klampte zich vast aan de rand, dus pakte hij zijn mes en sneed haar vingers eraf. En ze zonk naar beneden. De fulmars dachten dat ze verdronken was en keerden terug naar huis. De storm ging liggen en haar vader trok Sedna weer de boot in -’

‘Zonder vingers!’

‘- maar ze haatte hem nu,’ zei Jude. ‘Zodra ze weer in hun eigen baai waren, ging hij liggen slapen. Sedna riep haar honden en droeg ze op zijn handen en voeten eraf te knagen. De vader werd wakker zonder handen en voeten en begon te vloeken. Hij vervloekte zichzelf en zijn dochter en de honden en ook de fulmars. En de aarde scheurde open en slokte hen allemaal op.’

‘Jeezus Christus,’ zei Síle in de stilte die volgde. ‘Vergeleken daarbij zijn de Keltische mythen lieflijk. Alles wat de trollen doen is hun uitgemergelde kindjes met de onze verwisselen, of ervoor zorgen dat de melk zuur wordt.’ Toen voegde ze eraan toe: ‘Het gaat over emigreren, toch?’

Jude lachte.

‘De moraal is: wordt nooit verliefd op een vreemdeling die je wil meenemen naar een desolaat land.’

‘Alles gaat over emigreren volgens jou.’

‘Dat is ook zo! Vorige week keek ik op de televisie naar een paar oude films - Casablanca, Journey to the Centre of the Earth, Wings of Desire, Castaway. Het was een willekeurige selectie, maar állemaal gaan ze over het inruilen van de ene wereld voor de andere.’

Toen ze gehaast de weg overstak van Trinity College naar Dame Street, haar armen vol inpakpapier, hield Síle even halt op de vluchtheuvel. Ze dacht terug aan die koude dag, zevenentwintig jaar geleden, toen zij en Niamh Ryan op precies dezelfde plek hadden staan praten. Ze sloot haar ogen en beleefde het moment opnieuw. Ze zag hoe de witte vlokjes in de rode krullen van haar vriendin bleven hangen en wegsmolten. Haar voeten waren verkleumd zoals die van Lucy nadat ze via de kast in het besneeuwde landschap van Narnia was beland. Zij en Niamh waren niet echt goede vriendinnen geworden na die dag, en Síle had er geen idee van wat er van haar geworden was. Tien jaar nadat ze van school was gegaan had Síle de schoolreünie bijgewoond, en nog eens tien jaar later opnieuw, maar Niamh Ryan was er nooit bij geweest. Dat was misschien maar goed ook eigenlijk; haar haren zouden toch niet meer de kleur hebben die Síle zich herinnerde. Waarschijnlijk waren ze nu roestbruin, met hier en daar een grijze lok.

Tegenwoordig had ze het gevoel dat ze in een film leefde. Elk liedje dat ze hoorde op de radio, alles wat uit haar koptelefoon kwam, maakte deel uit van de soundtrack van Síle’s laatste weken in Dublin. In de pendelbus op weg naar huis van de luchthaven keek ze vol vertedering naar de groezelige etalages en de rotzooi in de goten. Vaak kreeg ze, zonder directe aanleiding, tranen in haar ogen. En ze betrapte zichzelf erop dat ze bulderend moest lachen om een gore mop over drie blondines die een taxichauffeur haar vertelde. We hebben allemaal een verleden, had ze in juli minachtend tegen Jude gezegd, maar je vastklampen aan de plek waar het heeft plaatsgevonden, is een beetje zielig. Maar nu was het Síle zelf die zich als een baby vastklampte. Ze wandelde door oude straten in de Northside, van de ene herinnering in de andere, en elke straathoek leek een merkteken. Ze vroeg zich af of Dublin haar zou missen. Hoe had ze ooit kunnen denken dat ze een wereldburger was, niet gebonden aan deze plek! Mijn willekeurige woonplaats, mijn zandkorrel.

‘Die praatjes over “wereldburgerschap” heb ik nooit geloofd,’ zei Jude aan de telefoon. ‘Natuurlijk hou je van Dublin. Daarom kan ik ook nauwelijks geloven dat je doorzet.’

‘Het helpt wel dat je het begrijpt,’ zei Síle.

‘Natuurlijk begrijp ik het. Respect des fonds, weet je nog? Context is alles, en jij scheurt jezelf los van de jouwe. Ik zal me de rest van mijn leven moeten bezighouden met dat te compenseren.’

Een golf van warmte overspoelde Síle.