Gevolgen

 

All luggage is interchangeable.

 

Aritha van Herk

Restlessness

 

Het was ondertussen april, maar Síle had nog steeds het gevoel dat ze een zwaar auto-ongeluk had gehad en stram was van de whiplash. Al haar spieren deden pijn.

Hoe had ze ooit kunnen denken dat Kathleen beheerst en competent was en emotioneel onafhankelijk? De vrouw was geknakt als een rietstengel. Ze had zich ziek gemeld op haar werk, woonde in haar badjas en kamde haar haar niet meer. Drie achtereenvolgende avonden was Síle bij Kathleen langsgegaan om haar toast te voeren en haar telkens opnieuw te zeggen hoe erg het haar speet. Ze sliepen dicht tegen elkaar aan, als lepeltjes. Als Kathleen huilend wakker werd, streelde Síle haar hoofd en suste haar weer in slaap. Nooit eerder waren ze zo intens samen geweest, realiseerde ze zich nu; het leek wel een schaduwversie van verliefdheid.

Maar na vier dagen vliegen op Dubrovnik en Wenen had ze bij haar terugkeer in Ballsbridge een envelop met een S. erop gevonden. Op het briefje stond: “Zo kom ik niet verder. Schuif alsjeblieft je sleutel onder de deur.

Ze voelde zich opgelucht natuurlijk, dat moest ze toegeven. Maar het deed haar ook verdriet dat vijf jaar van hun leven zomaar in rook kon opgaan.

En nu was het april en wenkten de narcissen haar alsof ze haar iets wilden vertellen. ‘Het lijkt me het beste om niet te hard van stapel te lopen met die Canadese,’ raadde Marcus haar aan.

Maar daar was het te laat voor. Síle kon al lang niet meer doen alsof. Elke keer als ze zich slecht voelde belde ze Jude.

‘Ik zou waarschijnlijk moeten zeggen dat ik het rot voor je vind,’ zei Jude, ‘of dat het nooit mijn bedoeling is geweest om je in de problemen te brengen - maar dat zou een leugen zijn.’

‘Quaker,’ zei Síle snuivend. Ze veegde haar gezicht af. ‘Vergeet wat je zou moeten zeggen. Wat wíl je zeggen?’

Het woord galmde door de hoorn: ‘Halleluja!’

 

‘Was het Kathleens beslissing of…’

‘De mijne,’ gaf Síle toe, met dichtgeknepen keel.

Shay O’Shaughnessy liet zijn blik afdwalen door het drukke café. Voor Ieren van zijn generatie was het huwelijk voor het leven, bracht ze zichzelf in herinnering. Iets als scheiden bestond eenvoudigweg niet, noch in de wet, noch in hun hoofd, en als ze toch uit elkaar gingen dan zagen ze dat als een vernederende mislukking.

‘Je bent vreemdgegaan,’ gokte Orla.

‘Helemaal niet!’ Maar terwijl ze het zei, wist Síle dat het muggenzifterij was. Werd niet elke cel in haar lichaam alert als ze Judes hese stem door de hoorn hoorde? Als de afstand het had toegelaten, was ze dan niet al weken geleden naar haar huis gereden om die asymmetrische glimlach te kussen en die spijkerbroek open te ritsen? ‘Er is een vrouw met wie ik schrijf, in Canada,’ bracht ze moeizaam uit. ‘Ze werkt in een museum. Ze is vijfentwintig,’ dwong ze zichzelf eraan toe te voegen, en dacht: ouwe snoeperd.

Shay zat maar wat in zijn quiche te prikken.

‘Zijn Canadezen niet een beetje… saai?’ vroeg Orla.

Waarom vroeg iedereen dat? ‘Zijn Ieren niet allemaal onbehouwen en achterlijk?’ wierp Síle tegen.

Shay liet een kort lachje horen.

‘Die zit,’ zei Orla. ‘En heb je dat meisje ook al in het echt ontmoet? Of alleen in de chatroom?’

‘Hm, klinkt mij in de oren als iemand die zich anders voordoet dan ze in werkelijkheid is,’ suggereerde haar vader in een poging luchtig te blijven. ‘Ik durf te wedden dat ze uiteindelijk een mannelijke truckchauffeur uit Swansea blijkt te zijn. “Cyber-dressing” heet dat, ik heb er een artikel over gelezen in de krant.’

‘Ik heb haar ontmoet tijdens een vlucht,’ zei Síle, en keek hem aan. Net als jij en Sunita.

Een lange stilte. ‘Nou, ik vind het heel erg. Vooral voor Kathleen natuurlijk,’ zei Orla. ‘Ik zou haar bloemen moeten sturen.’

Síle staarde naar haar bord.

‘En wat die vrouw betreft die je hebt leren kennen… kan ik alleen maar zeggen dat je blijkbaar te veel vrije tijd hebt.’

Orla concentreerde zich op haar salade en Síle keek haar vol afkeer aan. Waarom? wilde ze vragen. Omdat ik niet, zoals het hoort, voor de rest van mijn leven in een seksloze relatie blijf hangen? Omdat de dingen die ik voel geen duidelijk doel hebben, ik er geen punten voor krijg, en geen gouden ring?

 

De lijst van vrienden en collega’s aan wie ze het moest vertellen was eindeloos; ze nam haar toevlucht tot e-mail en stuurde één bericht naar iedereen tegelijk. Síle hier. Ik vrees dat ik slecht nieuws heb: Kathleen en ik hebben besloten om elk ons weegs te gaan… Ze had het eufemistisch geformuleerd om Kathleens waardigheid te beschermen. Pas toen ze het bericht verzonden had, besefte ze dat ze met deze formulering vooral haar eigen schuld verhulde. Vervolgens vroeg ze zich af wat voor e-mail Kathleen verstuurd had.

Sommige mensen reageerden bezorgd en warm; sommigen antwoordden gewoon niet. Stilletjes splitsten ze zich weer op in twee groepen: Síle’s oude vrienden en Kathleens oude vrienden. Als koppel hadden ze geen nieuwe vrienden gemaakt, wat op zich al veelzeggend was. En hoewel het haar kwetste, kon ze zich niet verzetten tegen deze opsplitsing. Op een nacht werd ze wakker met het besef dat ze niet eens foto’s had van Kathleen. In de netjes gelabelde foto-albums die nog in het appartement in Ballsbridge lagen zaten foto’s van vijf jaar samen op reis en op feestjes, maar Síle kon zich niet voorstellen dat ze zou vragen of ze die mocht doorbladeren om er een paar representatieve kiekjes uit te halen.

Kathleen was ondertussen zakelijk geworden, weer zichzelf, of een gebroken en opnieuw gelijmde versie van zichzelf. Een fietskoerier leverde een grote doos met Síle’s bezittingen af in Stoneybatter, samen met een formulier dat ze moest ondertekenen om hun gezamenlijke bankrekening af te sluiten. Haar buurvrouw Deirdre nam het pak aan, zoals ze altijd deed als er in Síle’s afwezigheid iets werd afgeleverd. ‘Van je vriendin Kathleen,’ zei ze. Niet dat Deirdre naïef was, maar “vriendin” was het woord dat haar generatie nu eenmaal gebruikte. (De rest van de buren verkoos te geloven dat Síle door haar drukke baan geen tijd had voor een relatie.)

Síle moest ermee voor de dag komen in de deuropening: ‘We zijn eigenlijk niet meer samen, Deirdre.’

‘Ach, wat jammer!’ Een korte stilte. ‘Ik heb er wel eens over gedacht om van Noel af te gaan,’ vertrouwde ze haar vriendelijk toe terwijl ze met een ruk van haar hoofd naar de woonkamer wees waar haar man de hele dag de krant zat te lezen, ‘maar ons pensioen is te klein voor twee huishoudens.’

Op een vreemde manier troostte dit Síle een beetje.

‘Het is lief van je dat je naar alle onprettige details informeert,’ zei ze ’s avonds aan de telefoon tegen Jude, ‘maar ik zou ze je liever besparen.’

‘Dat kun je niet,’ zei het meisje tegen haar. ‘Ik zit hier tot aan mijn nek in.’

‘Maar -’

‘Ik heb een vrouw die ik niet eens ken ongelukkig gemaakt. Ik heb mijn eigen regels geschonden,’ zei Jude streng. ‘Ik wist dat je een relatie had en ik heb me niet teruggetrokken.’

‘Waarschijnlijk omdat ik als een loopse teef “neem me”-signalen uitzond,’ fluisterde Síle. Ze wist niet wie van hen beiden het eerst in de lach schoot. Ze kreunde. ‘Dit is zo’n puinhoop. Was ik maar single geweest toen ik je ontmoette.’

‘Zoals je je voordeed op Heathrow?’

‘Dat deed ik niet! Nou ja, misschien heb ik de waarheid achtergehouden. Wat dacht je toen ik Kathleen uiteindelijk vermeldde?’

‘Toen wilde ik het liefst een spijker door mijn hand slaan.’

‘Au! Zelfs je metaforen zijn butch.’

‘Weet je, het begin van een relatie is meestal net zo rommelig als het einde,’ zei Jude. ‘Alles overlapt elkaar, het is als een vijver vol waterlelies. Ik denk niet dat ik twee mensen ken die het geluk hadden allebei single te zijn toen ze verliefd werden.’

 

Nu zat Síle met een koffie verkeerd in haar favoriete café over de Irish Times gebogen. Ze wierp een blik op de rivier en was geschokt toen ze plotseling overspoeld werd door een golf van euforie.

‘Hm,’ zei Jael, die vanuit de trein naar Galway belde om te vragen hoe het met Síle was, ‘er is een specifiek soort euforie die je alleen maar voelt als je iemand hebt gedumpt bij wie je veel te lang gebleven bent.’ ‘Jij mocht Kathleen niet, hè?’ vroeg Síle, zichzelf dwingend het onder ogen te zien.

‘Ik kon haar niet uitstaan!’ riep Jael uit. ‘Mijn god, wat moest ik mijn best doen om een gesprek met haar gaande te houden over ténnis of over die stomme chachacha!’

Síle voelde zich op een vreemde manier gekwetst. ‘Wat was er mis met haar?’

‘Ach, niets,’ zei Jael, ‘Kathleen is het soort vriendinnetje dat je uit een postordercatalogus haalt.’

‘Wat ben je toch een kreng!’

‘Absoluut.’

Síle nam een grote slok van haar koffie. ‘Waarom moet jij trouwens naar Galway?’

‘Voor de lancering van de verzamelde gedachten over dood en impotentie van een oude zuurpruim. Het is in een veertiende-eeuwse banketzaal. Ik zou je zijn naam zeggen, maar er zitten misschien journalisten in de trein.’

‘Erg tactvol van je.’

‘Weet je, Síle, je bent beter af alleen.’

‘Zegt mevrouw Anton McCafferty,’ zei ze zonder nadenken. En toen: ‘Ik voel me eigenlijk niet single.’

‘Hé, rustig aan. Die Canadese was waarschijnlijk alleen maar een symptoom van je ontevredenheid,’ waarschuwde Jael haar. ‘Potten binden zich altijd veel te snel; de jongens zijn veel verstandiger. Marcus kan gewoon even gaan cruisen in het Phoenix Park als hij zin krijgt, en naar de sauna als het regent, toch?’

Síle grijnsde bij de gedachte dat een hele wagon vol reizigers kon meeluisteren naar Jaels uitlatingen over wat in de roddelbladen “de homoseksuele levensstijl” heette. ‘Niet nu hij zichzelf begraven heeft in Leitrim en geniet van het Goede Leven.’

‘Oh god, dat was ik alweer vergeten, de idioot. Dan zal hij vanaf nu schapen moeten neuken.’

‘Kathleen en ik hadden het al drie jaar niet meer gedaan,’ zei ze stilletjes.

Er klonk zo’n luide schreeuw door de telefoon dat Síle hem van haar oor weg moest houden.

‘Rustig,’ zei ze.

‘Als ik ooit een maand droog sta,’ zei Jael, ‘maak me dan af.’

 

Síle voelde zich alsof ze een surpriseparty organiseerde; de hele dag liep ze op haar tong te bijten om het er niet uit te flappen. Toen ze in het kleine buurtwinkeltje in Stoneybatter een serieus tijdschrift en een paar roddelbladen, bacon en een stokbrood kocht, wilde ze tegen de vermoeid kijkende achttienjarige zeggen: “Ik heb net mijn leven op zijn kop gezet voor een onbekende.”

Per post stuurde ze foto’s van elk van de vijf kamers in haar huis naar Jude. Ze had ze moeten printen omdat de computer van het Museum was gecrasht op de digitale foto’s die ze had verstuurd. Ze glimlachte naar moeders met baby’s in Phoenix Park en gaf sommige passagiers een extra portie zoutjes, maar ze reageerde geprikkeld op iedereen die haar dagdromen over Jude onderbrak, en ze snauwde haar zwager af toen hij haar onnadenkend “air hostess” noemde. Hoorde je niet blij te worden van verliefdheid? Wat zij voelde leek meer op hartkloppingen, of brandend maagzuur.