Afstand

 

Ye Gods! annihilate but space and time,

And make two lovers happy.

 

‘Martinus Scriblerus’

[Alexander Pope]

Peri Bathous: or, The Art of Sinking in Poetry

 

 

Onderwerp: de dood in het luchtruim

Jude, jij hebt het over “werk met een verhoogd risico” alsof ik een astronaut ben! Je beseft toch dat jouw angst dat ik neerstort alleen maar een metafoor is voor je angst dat ik je laat vallen zodra ik Sigourney Weaver op mijn passagierslijst zie staan? Maar serieus, schatje, niet vliegtuigpersoneel maar voetgangers en fietsers lopen het meeste risico op ongevallen.

Wat écht op mijn zenuwen werkt is als mensen (ik denk dat ik Amerikanen bedoel) het hebben over hoe bang ze “tegenwoordig” zijn om te vliegen. Dachten ze vóór 9/11 dan dat de wereld een gezellige plek was? Zelfs zonder terroristen kunnen grote machines in grote problemen raken. Eenden kunnen een barst maken in de voorruit van een vliegtuig, en de luchtvaartramp waarbij de meeste doden vielen gebeurde op de grond (Tenerife 1977), toen twee straalvliegtuigen op elkaar botsten.

O-ow, ik ben afgedwaald! En ik wilde je nog wel geruststellen…

 

Onderwerp: jou missen

Ondertussen heb ik al een mooie collectie objecten vergaard voor mijn archief(“fonds” zoals we ze noemen in het vak): ingelijste foto’s, een hele ordner vol brieven en e-mails, een lippenstift met de naam “Gekneusd fruit” die je hier in juli hebt achtergelaten… Maar documentatie en voorwerpen zijn blijkbaar niet genoeg voor me, Síle.

Hier is mijn citaat van de dag voor jou. Dit schreef Catherine Talbot aan Elizabeth Carter in de tijd (1744) dat vrouwen die verliefd werden op elkaar thuis bij mama moesten blijven en veel brieven schreven… Nou ja, hier komt-ie:

 

We moeten ons tevreden stellen met het aanhoudend en toegenegen liefhebben van mensen, temidden van deze belemmerende en onaangename omstandigheden die het ons onmogelijk maken om ons leven met elkaar te delen.

 

Ik heb gisteren op Lia gepast zodat Cassie en Anneka naar bed konden gaan - ze zei een hele zin en ik weet zeker dat het Japans was. Cassie vertelde me iets interessants: dat taal een neveneffect is van liefde. Naar het schijnt zou honger of vermoeidheid niet genoeg zijn om Lia aan het praten te krijgen, want ze kan evengoed een gebaar maken of huilen. Spreken doen we blijkbaar gewoon voor het plezier, en taal is een spelletje dat we spelen met de mensen van wie we houden.

Natuurlijk lijkt voor mij taal juist eerder een neveneffect van afstand. Afstand doet ons hart verlangen - en harder roepen. Als ik je schrijf word ik eraan herinnerd dat je ver weg bent, maar het schrijven vormt ook een soort brug over de peilloze diepte. Het is helaas ook zo dat stellen die gelukkig samenleven niet veel sporen nalaten in de archieven. Terwijl een liefdesbrief ons allebei zal overleven - als hij tenminste op zuurvrij papier is geprint en op een droge plek bewaard wordt.

 

Síle was in Leitrim om bij te komen van het Queer Filmfestival in Dublin waar ze in drie dagen tijd negen films had gezien. Ze lag in de wei bij Marcus en op de augustusbries dreef de geur van kamperfoelie en koeienvlaaien. De smaak van de zelfgekweekte frambozen en witte bessen die hij haar bij het ontbijt had voorgezet zinderde nog na in haar mond. ‘En het laatste nieuws is,’ zei ze, ‘dat de luchtvaartmaatschappij er weer eens slecht voorstaat. Ze willen nog eens dertienhonderd mensen op straat zetten. Ze hebben een voorstel gedaan tot vrijwillig ontslag -’

‘Klinkt als je eigen keel doorsnijden,’ zei Marcus.

‘Inderdaad!’

‘Ik heb ook nieuws,’ zei hij, kwam half overeind en leunde op zijn elleboog. ‘Hou je vast.’

‘Wat? Je bent zwanger?’ vroeg ze.

‘Ha ha. Pedro trekt bij me in.’

‘Waarin? Hierin? In deze ruïne?’

‘Er is nu koud én warm water in de wc binnen, en de vleermuizen zijn verjaagd. Het is een boerderij uit de achttiende eeuw met uitzicht op Lough Allen! Popsterren zouden een moord begaan om hier te mogen wonen.’

‘Maar…’ Maar jullie zijn nog maar samen sinds april, wilde Síle zeggen. Alsof dat een maatstaf was. Alsof je je relatie met iemand niet au sérieux kon nemen nog voor je de persoon zelfs maar gekust had.

‘Weet je wat het is,’ zei Marcus, ‘het heen en weer rijden is een hel, en alleen de weekends zijn niet meer genoeg voor ons.’

‘Ik had nooit gedacht -’ zei Síle. Ze probeerde tijd te winnen. Ze bedacht hoe het zou zijn als ze Jude élk weekend kon zien.

‘En trouwens, de huur van zijn appartement in Temple Bar gaat weer omhoog. Een helderziende heeft hem verteld dat zijn leven zich op een scharniermoment bevindt.’

Síle kon zich niet inhouden en rolde met haar ogen. ‘Sinds wanneer geloof jij in die onzin?’

‘Sinds het Pedro over de streep kan trekken,’ zei Marcus grijnzend. ‘Dus heeft hij zijn baas zover gekregen dat hij van thuis uit mag werken. We gaan de serre afmaken en als we een vergunning krijgen misschien een aanbouw toevoegen.’

‘En gepassioneerd seksen in de brandnetels.’

‘Op elk uur van de dag.’ Na een paar seconden vertrok zijn gezicht. ‘Je snapt het niet, hé?’

‘Jawel hoor! Min of meer.’

‘Ik dacht dat je het zou begrijpen, vanwege Jude…’

Oh, Síle begreep best dat de liefde je kon besluipen en onverwacht bij de keel kon grijpen. Ze begreep het gevoel dat de tijd dat je samen was altijd te kort leek, en het hart een leegte was die niet kon worden gevuld. ‘Ik snap het wel,’ herhaalde ze zwakjes. Het was waar. Waarom dan deze vage angst, dit cynisme? ‘Het lijkt gewoon zo snel.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Als je er klaar voor bent, ben je er klaar voor.’

Haar vriend maakte vroeger nooit zulke banale opmerkingen, dacht Síle. ‘Wat als de wilde passie helemaal wordt verstikt door de huiselijkheid?’ zei ze. Ineens was ze bang dat dit te kwaadaardig had geklonken, maar Marcus lachte alleen maar. Er kleefde gras aan zijn trui; ze had hem nog nooit zo knap gezien. ‘Ach schat,’ zei ze. ‘Ik wens je alle geluk.’

 

‘Ze woonden maar vier uur rijden uit elkaar,’ zei Síle tegen Jude over de telefoon. ‘Voor hun is de afstand nooit zo’n groot probleem geweest als voor ons.’

‘Is die voor ons zo’n groot probleem dan?’ Een stilte. ‘Ik bedoel, soms denk ik dat de afstand juist deel uitmaakt van wat ons in elkaar aantrekt,’ zei Jude.

Die gedachte bracht Síle van haar stuk. ‘We zijn in elk geval niet the girl next door voor elkaar, nee,’ gaf ze toe. ‘Bedoel je dat we het eigenlijk niet eens leuk zouden vinden om samen te wonen?’

‘Nee nee. Maar het zou een heel andere dynamiek zijn,’ zei Jude. ‘Nu gaat mijn hart onmiddellijk sneller slaan als ik alleen maar je stem hoor.’

Síle glimlachte naar de muur. Ze wachtte even en zei toen: ‘Dus Marcus en Pedro trouwen de dertigste, in hun koeienwei -’

‘Oh? Ik wist niet dat dat al kon in Ierland.’

‘Nee, het is een handfasting-ritueel. Zo staat het tenminste op de uitnodiging.’

‘Ik wist niet dat Marcus een paganist was,’ zei Jude.

‘Het is Pedro z’n ding,’ zei Síle. ‘Blijkbaar gaat hij soms kamperen met de Radical Faeries, en Marcus is zo verliefd op hem dat hij zijn trouwbelofte in welke taal dan ook zou afleggen. In elk geval: je moet echt komen.’

‘Maar ik heb ze nog maar één keer ontmoet -’

‘Niet voor hen, stommeling, voor mij! Van trouwerijen krijg ik de kriebels. Dus ik hoop dat je het niet erg vindt, maar ik heb je ticket naar Dublin geboekt op de dag ervoor.’

Stilte. ‘Liefje, dat kun je niet maken.’

‘Ik heb het al gedaan,’ zei Síle. Ze hoopte dat ze zelfverzekerd klonk en niet kinderlijk. ‘Maak je maar geen zorgen, het ticket was een koopje,’ loog ze. ‘Trouwens, hoe vaak krijg je nu helemaal de kans om deel te nemen aan een paganistisch ritueel in een neolithische steencirkel?’

‘Toe maar, maak maar misbruik van mijn liefde voor geschiedenis!’ Jude leek al minder streng te klinken. ‘En wat doe je met het feit dat ik al mijn vakantiedagen al heb opgebruikt door vorige maand met jou op de veranda te liggen lummelen?’

‘Ha, je ticket was zo walgelijk goedkoop - maar negenennegentig euro -’ improviseerde Síle, ‘dat je een week onbetaald verlof kunt nemen. Ik zal je loon wel aanvullen.’

‘Drijf het niet te ver,’ zei Jude, maar het klonk alsof ze glimlachte.

Helaas was Síle vergeten dat de vliegtuigmaatschappij altijd een ontvangstbewijs naar de passagier mailde. Daarop stond in dit geval vermeld: “Totaal afgehouden van creditcard Mevr. Síle S. O’Shaughnessy: € 803,92”.

Toen ze de telefoon opnam, maakte ze de vergissing om het uit te leggen als “een leugentje om bestwil”.

Jude zei dat ze van geen enkele soort leugen hield.

Síle zei tegen haar dat ze een benepen fatsoensrakker was. ‘Het heeft me niet meer gekost dan een paar goede schoenen, en god weet dat ik niet nog meer schoenen nodig heb.’

‘Ik geef er gewoon de voorkeur aan om op mijn eigen manier te betalen,’ zei Jude.

Síle voelde haar humeur kelderen. Ze was ineens moe, ze had zin in een kop sterke chaithee en in een banaal tv-programma. ‘Nou, en ík geef er de voorkeur aan je af en toe te zien.’

‘Je had het me moeten vragen in plaats van me voor het blok te zetten. Jij bent ouder, én een stuk rijker,’ ging Jude verder voor Síle kon antwoorden, ‘en soms heb ik het gevoel dat je me als een satelliet in je invloedssfeer hebt gezogen en dat ik nu om je heen wentel.’

‘Dat is belachelijk,’ viel Síle uit. ‘Jij zit zo aan je plekje gekluisterd dat er een tornado voor nodig is om je los te krijgen.’

‘Ik wil alleen maar zeggen -’

‘Het is pure koppigheid en valse trots, dat is alles. En wil je nu verdomme dat ticket gewoon aannemen voor je me aan het huilen maakt?’

 

Síle’s kleine BMW was voor reparatie bij de garage, dus accepteerde ze een lift naar Leitrim met Jael en haar gezin. Samen met Jude zat ze achterin naast Yseult die naar The Incredibles keek.

Het ontroerde haar dat Jude alles wat oud was zo fascinerend vond. Toen ze langs de wegwijzer naar Tara Hill reden (“Tombe uit het stenen tijdperk”, “Vesting uit de ijzertijd”, “Zetel van Hoge Koningen van Ierland”) vroeg Jude of ze even konden stoppen, maar Jael zei snibbig: ‘We zijn nog niet eens voorbij Navan. We moeten nog urenlang rijden.’

‘In haar dorp is het oudste gebouw dat nog overeind staat uit - wat is het - 1830?’ legde Síle uit.

‘1847,’ zei Jude, ‘sinds de boerderij van de McPhee’s is afgebrand.’

Anton snoof verachtelijk. ‘Ik ben opgegroeid in een huis uit 1780, en het had helemaal niets betoverends. Hoge plafonds vol spinnenwebben en een vochtige keuken in het souterrain.’

‘Er waren vijf grote verharde wegen in Ierland vroeger,’ zei Síle tegen Jude, ‘en een daarvan gaat van hier - Tara Hill - helemaal naar het zuiden, naar het kloosterterrein Glendalough in Wicklow. En het stuk dat door Dublin loopt heet “stenen weg” - Stoneybatter!’

‘Heb je dat opgezocht om indruk op me te maken?’ vroeg Jude.

‘Natuurlijk,’ riep Jael over haar schouder.

‘Ik heb het vorige week gegoogeld, toen ik me zat te vervelen in de crew lounge in Boston,’ gaf Síle toe.

Op een of andere manier kwamen ze op het onderwerp grensovergangen. De ergste die Jael ooit had meegemaakt was in Seattle geweest. ‘Die kalende klootzak werpt een blik op mijn paspoort vol stempels en gromt: “Hoe komt het dat jij je kunt veroorloven om zo veel te reizen?” Dus ik kijk hem recht in de ogen en zeg: “Omdat ik een betere baan heb dan jij”.’

Síle gilde het uit.

‘Wat een eersteklas bitch,’ mompelde Anton waarderend tegen Jude. ‘Is ze niet de meest ongelooflijke bitch die je ooit hebt ontmoet?’

‘Eh, nou -’ begon Jude.

‘Je mag ja zeggen hoor,’ kwam Síle haar te hulp. ‘Dat vindt hij leuk aan haar.’

‘Hoe bedoel je, “leuk”?’ vroeg Jael eisend terwijl ze veel te snel van rijstrook veranderde. ‘Hij aanbidt me!’

Yseult haalde haar koptelefoon van haar hoofd. ‘Als ik later groot ben word ik ook een eersteklas bitch.’

‘Natuurlijk schat,’ zei Jael tegen het kind terwijl ze haar aankeek via de binnenspiegel. ‘De allergrootste.’

‘Maar Ys, je weet wat ik gezegd heb over dit soort woorden: je mag ze alleen maar thuis gebruiken, hè?’ zei Anton tegen zijn dochter.

‘Dûh,’ kreunde Yseult en trok haar koptelefoon weer over haar oren.

‘En wat zei die douanier toen?’ vroeg Síle aan Jael.

‘Niets.’

‘Maar als straf had hij blijkbaar iets geheimzinnigs op onze douanepapieren gekriebeld,’ zei Anton. ‘We werden eruit gehaald en ze doorzochten álles, tot onze vuile onderbroeken aan toe.’

‘Wat waarschijnlijk erger was voor hen dan voor ons,’ zei Jael grootmoedig.

Jude zei luid met haar hese stem: ‘Mijn vriendin Gwen groeide op in Windsor waar je gewoon de brug over rijdt om te gaan shoppen in de winkelcentra in Detroit, maar haar moeder was als kind aan de nazi’s ontsnapt, dus elke keer als ze voorbij de douane moesten kreeg ze een paniekaanval.’

‘Nee!’ zei Anton.

‘Dus die Amerikanen werden natuurlijk achterdochtig en trokken haar uit de rij om haar te ondervragen in een achterkamertje…’

‘Grenzen zijn stom,’ zei Síle. ‘Ze zouden ze allemaal moeten afschaffen.’

‘Dat zal nooit gebeuren,’ zei Jude. ‘De menselijke geest heeft grenzen nodig. Zonder grenzen zou hij in zichzelf verzinken, als een platgedrukte honingraat.’

Even was het stil.

‘Wow, dat is wel heel erg diepzinnig zo om negen uur ’s morgens op de N3,’ zei Jael binnensmonds.

Ze schaterden het allemaal uit, ook Jude. ‘Sorry, wijt het maar aan de jetlag.’

‘Nee, nee. Jij hebt gewoon nog dubbel zoveel hersencellen als wij,’ stelde Anton haar gerust.

Yseult rukte haar koptelefoon weer van haar hoofd. ‘Heb ik niet de meeste, papa? Heb ik er niet ongeveer tien miljoen meer dan jij en mama?’

‘Toe maar, wrijf het er maar in.’

‘Maar Jude heeft wel gelijk wat grenzen betreft,’ mompelde Jael terwijl ze gas gaf om een vrachtwagen in te halen die met een slakkengangetje voor hen reed. ‘Neem nu het hele hetero-slash-homo-gedoe.’

‘Precies,’ zei Jude, ‘de maatschappij probeert iedereen in het ene of het andere kamp te dwingen.’

‘Welke slasher?’ wilde Yseult weten.

‘Geen slasher, een slash, dat is gewoon een leesteken,’ legde haar vader uit ‘Kijk je nog naar die film of hoe zit het?’

‘En god beware als je eens een uitstapje naar de andere kant maakt,’ klaagde Jael, ‘met een paar taxfree producten in je rugzak!’

Voorbij Cavan werden de wegen slechter maar het uitzicht beter. Tegen de middag kwamen ze aan bij Marcus. Het hele erf stond al vol met auto’s dus parkeerde Jael met een luid geknars van kiezelstenen achter de voormalige varkensstal. ‘Het is nog erger dan op de foto’s.’

‘Ik vind het prachtig,’ zei Síle, ‘op een vermolmde en schimmelige manier.’

Yseult zat te kronkelen en prutste aan haar veiligheidsgordel. ‘Uit, uit!’ Jude drukte voor haar op het knopje, maar het meisje zei: ‘Nee, zelf doen!’ Ze duwde de hand van de Canadese weg en klikte de gordel weer vast zodat ze hem zelf weer kon losmaken.

Rotkind, mimede Síle met een stille grijns.

‘Ik zie geen ballonnen,’ merkte Anton op.

Jael rookte nog snel een sigaret terwijl ze haar lippen stiftte in de binnenspiegel. ‘Misschien hebben de tortelduifjes gekibbeld en gaat het allemaal niet door.’

‘Ballonnen zouden niet erg paganistisch zijn, toch?’ vond Síle.

Jude kwam terug en opende het portier voor haar. ‘Er is een groot kampvuur in de wei achter het huis. En er zijn mensen met gewaden in regenboogkleuren.’

‘Help!’ zuchtte Jael en nam nog snel twee halen van haar sigaret voor ze die uittrapte in het grind. ‘De champagne kan maar beter voortreffelijk zijn.’

Maar er was geen champagne, alleen maar mede die rondging in grote runderhoorns. Síle slaagde erin om de honingwijn op de kraag van haar oranje zijden blouse te morsen en moest snel het huis inrennen om het eruit te spoelen voor ze wespen begon aan te trekken. ‘Ik dacht dat je me meetroonde om je aan mij te vergrijpen,’ mompelde Jude, ‘niet om me te laten helpen je kleren te wassen.’

‘Oh, was het maar waar,’ zei Síle en leunde ontspannen in haar armen. ‘Ik geloof hier gewoon niet in.’

Jude keek haar niet-begrijpend aan.

‘Dat Marcus en Pedro een dag langer bij elkaar zullen blijven gewoon omdat ze kransen en trouwbeloftes hebben uitgewisseld. “Tot de dood ons scheidt”, há. Wat een onzin.’

Jude haalde haar schouders op. ‘Mijn buren, de Petersons, zijn al bijna zestig jaar gelukkig getrouwd.’

‘Natuurlijk komt het wel eens voor,’ gaf Síle toe. ‘Hoewel je als buitenstaander moeilijk kunt beoordelen of mensen écht gelukkig zijn. Maar wat ik bedoel is: het is niet het huwelijk dat je bij elkaar houdt.’

‘Dat is waar. Het hielp in elk geval niet bij mij en Rizla,’ zei Jude.

Síle grijnsde naar haar. ‘Ik heb liever een geliefde dan een vrouw.’

‘Waarom? Omdat het woord een betere bijklank heeft?’

‘Omdat het dan een keuze is, geen belofte. Eén dag tegelijk, zoals ze bij de AA zeggen,’ voegde ze er droogjes aan toe.

Er hing een sfeer als aan het einde van de zomer en ondanks het feit dat mannen in gewaden Síle altijd aan The Life of Brian van Monty Python deden denken vond ze de ceremonie toch ontroerend. Pedro en Marcus zagen er prachtig uit toen ze samen over de bezem sprongen in hun bij elkaar passende linnen pakken. Síle strooide een heel mandje met munt en rozenblaadjes over hun hoofden uit.

‘Hoe vieren de Quakers een trouwfeest?’ fluisterde ze in Judes oor.

‘Raad eens.’

‘In stilte?’ Om een of andere reden moesten ze hier heel erg om giechelen en konden ze niet meer stoppen; Síle gaf de honingwijn de schuld, want die kwam nogal hard aan.

Tegen de tijd dat het eten werd geserveerd - op wankele schragen in de wei, door meisjes getooid met bloemenkransen - waren de gasten straalbezopen. Een klein zwart schaapje liep blatend voorbij. Síle en Jude raakten aan de praat met de buren die een bioboerderij runden; Síle kon zich met de beste wil van de wereld hun namen niet meer herinneren. Ze hadden een dochter die economie studeerde in Galway. ‘Is zij een van de meisjes met een halsketting van madeliefjes?’

‘Oh nee, die zijn van een bureau,’ verzekerde meneer Bio haar, ‘wij zijn de enige inboorlingen hier. Nee, Marcus kan het goed vinden met de mensen uit de buurt, maar er wordt niet over gesproken.’

‘Bedoel je dat -’

Mevrouw Bio lachte luid. Ze klonk redelijk dronken. ‘Iedereen weet dat hij en Pedro nichten zijn, en dat is geen probleem, maar ze krijgen liever geen uitnodiging voor een huwelijksfeest!’

Jude knikte. ‘Op sommige plaatsen op het platteland in Canada is het ook zo.’

De echtgenoot vertelde over twee mannen die hij kende. Toen ze hand in hand op het strand in Sligo hadden gelopen werden ze door een groepje tieners bekogeld met stenen. ‘Als een scène uit Leviticus!’

Síle huiverde theatraal. ‘Wat nog maar eens bewijst dat homo’s beter naar de meest nabijgelegen grote stad kunnen vluchten en daar blijven.’

‘Ach kom op, dat is zo’n cliché. In de stad gebeuren er ook slechte dingen,’ zei Jude scherp. ‘Voor mij is het belangrijker dat ik de zon kan zien opkomen zonder dat er honderd wolkenkrabbers in de weg staan, dan om een koffie verkeerd te kunnen kopen bij een getatoeëerde transman.’

‘Ieder z’n meug,’ zei Síle met een klein lachje dat zelfs haar gekunsteld in de oren klonk.

‘Wat is een transman?’ wilde mevrouw Bio weten.

Marcus had een tijdje in de buurt van hun groepje rondgehangen en mengde zich nu in het gesprek: ‘Dan zou Dublin erg geschikt voor je zijn, Jude. Geen enkele wolkenkrabber en érg weinig getatoeëerde transmannen.’

‘Tja, maar zou ze zich in Dublin een koffie verkeerd kunnen veroorloven?’ vroeg mevrouw Bio.

‘Wie wel?’ zei Síle vriendelijk terwijl ze Jude aankeek. Waarom was ze zo stom geweest om hun eeuwige discussiepunt te berde te brengen?

Mevrouw Bio feliciteerde de bruidegom.

‘Ik heb een lichte hoofdpijn van de mede, maar verder vermaak ik me prima,’ verzekerde Marcus haar.

Later op de avond werd er gedanst bij de volle maan. Tot opluchting van de meeste gasten werd er Latijns-Amerikaanse muziek gedraaid en niet op panfluiten gespeeld. Jude stond erop dat Síle een langzaam nummer met haar danste; ze drukte haar stevig tegen zich aan en bewoog Síle’s heupen op het ritme. Jael reed met haar gevolg naar de meest luxueuze B&B in het graafschap Leitrim, maar Síle en Jude kwamen terecht op een eenpersoonsmatras in het kantoor van Pedro - een nog maar nauwelijks gerenoveerd kippenhok. Toen hij hen welterusten kwam wensen, bleef hij Jude maar op beide wangen kussen en uitroepen hoe leuk hij haar cadeautje vond: een foto van twee vrijgezelle boeren uit Waterloo County, Ontario, die ze zelf had ingelijst in een cederhouten lijstje. ‘Circa 1873, op z’n laatst ’76,’ zei ze nauwgezet. ‘Ik vind het leuk hoe ze samen op die hooivork leunen.’

‘Mijn veel te dure glazen fruitschaal raakte er wel enigszins door op de achtergrond,’ klaagde Síle voor ze in bed kropen.

Jude zette haar tanden in Síle’s nek en blies haar warme adem uit.

‘Hebben we geen ruzie dan? Ik moet echt eens ophouden met onbeschofte dingen zeggen over het platteland.’

‘Daar houd je toch nooit mee op,’ zei Jude terwijl ze haar lippen even op elk van Síle’s nekwervels liet rusten. ‘Ik denk dat het goed is dat we het oneens kunnen zijn. Dat betekent dat we niet meer ons beste beentje voorzetten.’

‘Oh, geweldig. En voor we het weten zitten we onze nagels te knippen in bed en scheten te laten in bad.’

Ze lachten uitgelaten.

De volgende ochtend vroeg Síle aan Jael of ze via de N4 konden rijden omdat Jude het stukje van Roscommon wilde zien waar Síle’s tak van de O’Shaughnessy’s vandaan kwam. De anderen bleven in de auto zitten, wat Síle wel goed uitkwam. Zij en Jude liepen samen naar het kleine meer in het keteldal en staarden naar de glazige duisternis van het water. De wolken schoven plotseling weg en de lucht werd lichtblauw. De klaver geurde zoet waar ze hem met hun voeten verpletterd hadden. ‘Mijn overgrootvader verdiende zijn brood door Yankees rond te roeien over dit meer,’ vertelde Síle, ‘tot hij op een avond met een hele boot vol mensen verdronk.’

‘Nee!’

‘Blijkbaar was hij strontzat - stomdronken,’ vertaalde ze meteen. ‘Dat is het huis waar mijn vader opgroeide, daar achter die enorme granieten zwerfkei,’ zei ze en wees in de richting van het dorp beneden.

‘Dus hij is net als ik een provinciaal!’

Síle lachte. ‘We kwamen hier bijna elke maand naartoe om oma en opa te bezoeken. Het weekend dat onze Amma stierf waren we hier.’

Jude greep Síle’s hand. ‘Ik vertelde het aan Gwen en die vroeg of het hypo- of hyperglykemie was.’

‘Hypo,’ zei Síle. ‘Ze hebben nooit kunnen achterhalen waarom ze in coma raakte, maar een te lage bloedsuikerspiegel kan heel snel opkomen - je raakt in de war, gaat trillen, krijgt stuipen… Op een site op internet las ik dat als je al jarenlang suikerziekte hebt, je soms de signalen niet meer opmerkt. Dat is wat het zo erg maakt - ze had gewoon gered kunnen worden als ze een glas sinaasappelsap had gedronken. Of een glucose-injectie had gekregen - als we net iets vroeger thuis waren gekomen die zondag en op tijd een ambulance hadden kunnen bellen.’

‘Oh, god. Ik hoop dat je vader zichzelf niet de schuld geeft,’ zei Jude na een tijdje.

Síle haalde haar schouders op. ‘Geen idee. Hij praat graag genoeg over haar, maar niet over haar dood. Ik denk dat hij er tien dagen over deed voor hij de machines die haar in leven hielden liet uitschakelen. In elk geval,’ zei ze, en wees opnieuw heuvelafwaarts, ‘die rots staat bekend als het bed van Diarmaid en Gráinne. Maar ik waarschuw je alvast: zo heten alle dolmen en afgeplatte stenen van hier tot Kerry.’

‘Wie zijn Diarmaid -’

‘Ah, dit is een goed verhaal voor bij een trouwerij! Herinner je je Fionn Mac Cumhaill?’

‘De vader van Oisín?’ vroeg Jude.

‘Goed zo. Dus, Gráinne, de dochter van de Hoge Koning moest trouwen met de oude Fionn, maar tijdens het huwelijksfeest op Tara Hill ging ze ervandoor met een van de jonge mannen uit zijn gevolg: Diarmaid. Dus riep hij de Fianna bijeen en jaagden ze het jonge paar op door heel Ierland. Diarmaid en Gráinne konden nooit twee nachten na elkaar op dezelfde plek slapen.’

Jude glimlachte. ‘Rechabieten! En liep het slecht met ze af?’

‘Ze waren een hele tijd op de vlucht: zestien jaar,’ vertelde Síle. ‘Toen werd Diarmaid opengereten door een everzwijn en moest Gráinne uiteindelijk toch nog met Fionn trouwen.’

Ze liepen terug de heuvel af naar de auto.

‘Kom volgende keer voor twee weken en dan kunnen we een “magische geschiedenis-rondreis” maken.’

‘Dat zou ik erg leuk vinden.’

Síle’s hart klopte in haar keel. ‘Of nog beter: kom voor altijd hierheen.’

Jude gaf geen antwoord. Ze keek Síle met haar lichte ogen doordringend aan.

Síle forceerde een glimlach. ‘Ik weet dat jij denkt dat het je de keel zou dichtknijpen als je van stad, laat staan van continent verandert.’

‘Dat is het niet,’ zei Jude voorzichtig. ‘Maar ik denk dat ik mezelf zou verliezen in Dublin.’

‘Stoneybatter is toch een soort dorp -’

‘Ja maar ín een stad. En ik zou een werkloze gedesoriënteerde buitenlander zijn die telkens vier dagen achter elkaar zit te wachten tot jij thuiskomt.’

Nee, dat zou je niet doen, protesteerde Síle in stilte. Maar wat had het voor zin?

‘Ik voel me gevleid. En ontroerd.’

Hier bedaarde Síle niet van. Verdomme, waarom had ze haar mond niet gehouden tot ze een beter voorstel had uitgedacht? Nu zat er een grote ruwe barst in de grond waar ze de rest van Judes bezoek omheen zouden moeten laveren.

Yseult lag op de achterbank. ‘Ik verveel me. Is er iets te eten?’ vroeg ze en ging geeuwend rechtop zitten terwijl de anderen instapten.

‘Wist je dat een slak drie jaar lang kan slapen?’ vroeg Jude aan haar.

Een ijskoude blik. ‘Mij maak je niks meer wijs, hoor, ik ben acht.’