Herkomst
Inderdaad kan emigreren meestal gezien worden als een zware plicht,
die volbracht wordt ten koste van persoonlijke vreugde,
en die gepaard gaat met het opofferen van de plaatsgebonden gehechtheden
die de scènes temidden dewelke onze jeugd zich voltrok
als onuitwisbare merktekens in ons hart hebben gegrift.
Susanna Moodie
Roughing It in the Bush
Op 7 december was Síle’s laatste vlucht: van Heathrow naar Dublin. De zonsopgang was uitzonderlijk mooi. Als in een religieus schilderij viel het gele licht schuin door de raampjes en raakte hoofden, schouders en wangen aan. Síle keek naar de slapende mensen, de mensen die rapporten zaten te lezen, de mensen die naar buiten staarden, de mensen die zaten te kletsen. Zoveel onbekenden die ze door het luchtruim had begeleid. Ze waren niet allemaal ongemanierd en opvliegend geweest, bedacht ze nu; ze was langzamerhand vergeten hoeveel van hen gewoon rustig zaten te lezen of een praatje maakten met hun kinderen.
Dat gevoel alsof je langzaam naar de aarde viel; het ongracieuze geschraap en gerommel als de wielen het asfalt raakten, en het gebrul van de motoren. Dan een korte stilte toen ze over de landingsbaan gleden. Hier en daar applaus. Een veilige landing.
De Canadese wake zou die avond plaatsvinden in een zaaltje boven haar stamkroeg in Stoneybatter. De bekende gezichten doken op, oude schoolvrienden, studiegenoten en collega’s (de enkele die ze zou missen en een paar andere die ze niet zou missen), mensen die ze kende van Pride-comités, van Italiaanse les en van een avondcursus over de vroege Franse cinema. Deirdre had haar man meegebracht en een vijftal andere buren. Síle was ontroerd door deze opkomst in een stad waarin iedereen altijd beweerde de komende drie maanden geen tijd te hebben. Orla was er ook. Ze had de jongens thuisgelaten bij William. Naast haar zat Shay zijn glas bier te koesteren. Van Marcus en Pedro nog geen spoor.
Een vriend van vroeger, Declan, was toevallig net terug na zes jaar in Stockholm en stond op het punt om een tijdelijk contract te tekenen in Glasgow. ‘We zijn als schepen in de nacht,’ legde hij uit aan Síle nadat hij haar een natte zoen had gegeven. Ze herinnerde zich nu dat hij na haar coming-out regelmatig galant zijn diensten had aangeboden “voor het geval je de mannen toch eens een kans wil geven”.
‘Wat heb je gemist toen je wegging?’ zei Síle in zijn oor.
Declan schudde zijn hoofd. ‘Het treurige is niet het weggaan.’
‘Oh nee?’
‘Het treurige, Síle, is als je op bezoek komt en je jezelf op alles hoort afgeven. Misschien niet bij het eerste bezoek of het tweede,’ zei hij, ‘maar er komt een moment dat je merkt dat Dublin niet meer je thuis is. Maar die andere plek ook niet. En dan ben je reddeloos verloren.’
Jael kwam haar redden met nog een martini. ‘Dit is echt de laatste,’ zei Síle. ‘Anders herinner ik me straks niets meer van deze avond.’
‘Zij herinnert zich niets meer van haar trouwfeest behalve de kater,’ grapte Anton die naast Jael stond. ‘Hé, ik wens je veel geluk,’ zei hij op ernstiger toon tegen Síle. ‘Dat jaar dat ik in Japan was heb ik me de hele tijd een complete buitenstaander gevoeld.’
‘Jij bent zo’n moederskindje,’ zei Jael tegen hem met haar arm over zijn schouder. ‘Altijd ren je weer terug naar de verlepte tieten van Moeder Ierland!’
Ze zagen er zo leuk uit samen, als man en vrouw, bedacht Síle, je zou het er niet achter zoeken. Wist Anton ervan, vermoedde hij dat zijn vrouw een verhouding had? Misschien had hij zelf ook wel geheimen, onverlichte kamers in zijn hart.
Ting-ting: Síle’s intieme vrienden sloegen met hun mobiele telefoon of een pen tegen hun glas om iedereen tot stilte te manen.
‘En dan nu,’ zei Shay terwijl hij opstond, ‘als ik even een cúpla focail mag wijden aan mijn geliefde dochter - “in wie Ik vreugde vind” om het met de woorden van de Man Hierboven te zeggen -’
Luid gelach. Orla filmde alles met de digitale camera van Síle. Die kon zich niet voorstellen dat ze er ooit voor zou gaan zitten om de beelden nog eens te bekijken.
‘Ze verlaat ons, zoals jullie wellicht allemaal weten, om haar lot te verbinden met dat van Jude - een geweldige jonge vrouw die helaas niet aanwezig is op dit knalfeest - en we kunnen alleen maar hopen dat ze allebei regelmatig de Atlantische oceaan zullen oversteken om ons te komen bezoeken.’
Van de andere kant van de ruimte lachte Síle hem toe. Ze moest haar best doen om niet te huilen.
‘Síle, nu denk je waarschijnlijk dat ik maar ga blijven praten en je in verlegenheid ga brengen, maar dat zal ik niet doen. Ter ere van je moeder, die ongetwijfeld in de geest bij ons is,’ zei hij zakelijk, alsof Sunita thuis in bed lag met griep, ‘zal ik afsluiten met een regel uit de huwelijkshymne in de Rig-Veda, gericht tot de bruid en in dit geval tot beide dames. “Mogen jullie niet gescheiden worden en hier blijven; en alle jaren van een mensenleven leven”, droeg hij voor. ‘Hier laat ik het bij.’ Shay ging zitten terwijl applaus en gejuich weerklonk. Hij sprong weer op om te zeggen: ‘- zodat de dame in kwestie ons zelf met een korte speech kan verblijden.’
‘Absoluut niet!’ protesteerde Síle, maar uiteindelijk dwongen ze haar om op te staan. Haar hoofd was leeg. En toen begon ze, op de haar vertrouwde professionele toon - terwijl ze haar handen voor zich uit en naar opzij bewoog - te zeggen: ‘Dames en heren, graag uw aandacht voor een paar belangrijke mededelingen omtrent de veiligheid in dit vliegtuig…’
Luid gelach.
‘Serieus nu. Beste vrienden. Jude stuurde me onlangs een citaat op dat volgens mij erg toepasselijk is,’ zei Síle, in de hoop dat ze het goed onthouden had. ‘Het zijn de woorden van een Française met de naam Madame de Boufflers. Ik had nog nooit van haar gehoord. Naar het schijnt zei ze dat ze bereid was, oui, om zich als ambassadrice in Engeland te vestigen - áls ze zo’n twintig van haar intieme vrienden mocht meenemen en ook nog zo’n zestig à zeventig andere mensen die noodzakelijk waren voor haar welbevinden.’
Nog meer bulderend gelach, hoewel Síle het citaat eerder triest vond dan grappig.
‘Dus als jullie het goedvinden, dan stop ik jullie straks allemaal in mijn rolkoffertje. Want om eerlijk te zijn, als ik mijn beste en liefste vrienden kon meenemen, dan zou ik het best kunnen stellen zonder de regen, de Guinness, en de Tayto-chips.’ Wild applaus. Achterin de zaal zag ze het geschoren hoofd van Marcus verschijnen en ze zwaaide naar hem. ‘En nu, aangezien jullie allemaal niet genoeg van me houden om me te horen zingen, wil ik mijn vriend Marcus vragen om naar voren te komen -’
Hij schudde zo bruusk met zijn hoofd dat ze meteen begreep dat ze een blunder had begaan.
‘Zet ’m op, jongen!’ brulde iemand.
‘Breng ons aan het huilen!’
Síle’s blik bleef rusten op een muzikale neef. Die liet zich overhalen om de cafépiano uit te proberen, en een van haar buren stond op en begon met beverige stem The Parting Glass te zingen.
Ze baande zich een weg tussen de mensen door tot ze naast Marcus stond.
‘Het spijt me dat ik te laat ben.’ Zijn stem klonk zo vlak dat ze zich zorgen begon te maken.
‘Geen probleem,’ zei ze. ‘Waar is Pedro?’
‘In Londen.’
Ze keek hem niet-begrijpend aan. ‘Voor hoe lang?’
Een bruusk schouderophalen.
Síle trok hem mee de gang op om hem alleen te kunnen spreken.
‘Met James,’ zei Marcus.
‘Wie is -’
‘Onze buurman, weet je nog?’
‘Meneer Bio?’ Síle was nog steeds verbijsterd. ‘Bedoel je -’
‘Pedro is nog nooit in zijn leven trouw geweest aan één man,’ zei Marcus met een grafstem. ‘Ik maakte mezelf gewoon wijs dat ik hem bekeerd had.’
‘Maar schat toch!’ Waarom had Síle hier niets van geweten? Waarom had ze er niet naar gevraagd? Ze had zich volledig in beslag laten nemen door haar eigen grote plannen. ‘Komt hij nog terug?’
‘Oh, waarschijnlijk wel ja,’ zei Marcus zonder veel enthousiasme. ‘Ik weet het niet. We zien wel wat er te redden valt.’
Síle voelde zich wee worden. ‘Was het - was verhuizen naar het platteland te veel voor Pedro?’
Marcus snoof minachtend. ‘Ik had toch de indruk dat hij het geweldig vond. Maar ja, ik dacht ook dat hij míj geweldig vond.’
‘Ik weet zeker dat dat zo was. Zo ís,’ zei Síle enigszins wanhopig. ‘Het is met mensen als met plaatsen, denk ik. Je weet nooit hoe lang je er bij blijft.’ Kop dicht, dame, dit helpt niet.
Maar Marcus knikte. ‘Inderdaad. Maar als de liefde een land is, dan is er niet zoiets als een permanente verblijfsvergunning. Gedwongen uitwijzing,’ voegde hij er op bittere toon aan toe. ‘Vrij verkeer van goederen.’
Síle hield hem stevig vast. Toen vloog de deur open en iemand riep: ‘Daar is hare hoogheid!’ Ze werd opnieuw het feest in getrokken, voor een stevige knuffel hier en een verzoek daar om nog eens iets te gaan drinken voor de vijftiende, en voor de eindeloze sentimentele adieus.
Pas toen ze samen met de laatste achterblijvers de trap af liep, besefte ze naar wie haar ogen de hele avond hadden gezocht: Kathleen. Niet dat Síle haar had uitgenodigd. Toch had ze blijkbaar de absurde hoop gekoesterd dat een van haar vrienden het had doorverteld en dat Kathleen even zou zijn langsgekomen - gewoon om haar geluk te wensen, om toch een soort van wapenstilstand te sluiten, of haar te vergeven - alsof het leven ooit zo netjes afgebakend verliep.
Shay en Orla liepen met haar mee naar huis om daar op de taxi te wachten die hen naar de Southside zou brengen. Omdat de taximaatschappij had gezegd dat de wachttijd zo’n drie kwartier tot een uur was, maakte Síle thee en toast voor hen klaar. ‘Het is een fascinerend verhaal,’ zei Shay. ‘Iemand van het fonds voor de kinderen van Irak stuurde me een krantenknipsel over een kerel die vogelgeluiden wilde kunnen maken. Hij koopt een cassettebandje om het te leren en besluit zich toe te leggen op uilen. In de achtertuin oefent hij het uilengeluid: “oehoe, twiet, tuwoe”. En op een nacht hoort hij een uil antwoorden! Ze klinken identiek - in zijn oren tenminste - en hij is helemaal opgewonden dat hij met een vogel kan praten, als een jongetje uit een sprookje van Grimm. Hoewel hij natuurlijk niet eens wist of het territorium- of paargeluiden waren.’
Síle glimlachte om de opwinding van haar vader.
‘Dit ging zo maanden door, tot op een nacht -’
‘Blijkt dat het de buurjongen is die ook de roep van de uil nabootst,’ maakte ze het verhaal voor hem af.
‘Wat een sufferd,’ zei Orla.
Shay fronste. ‘Je had me moeten onderbreken.’
‘Ik vond het leuk hoe je het vertelde. Het verhaal circuleerde jaren geleden op internet.’
‘Maar dit artikel kwam uit een recente krant,’ wierp hij tegen.
Síle schudde haar hoofd. ‘Het is een broodjeaapverhaal, Da.’
‘Ach zo.’
Ze had er meteen spijt van dat ze hem het gevoel had gegeven dat hij onnozel was. ‘Wat niet betekent dat het nooit gebeurd is.’
‘Ben je zenuwachtig?’ vroeg Orla toen Shay naar boven was gegaan om, zoals hij het noemde, “zijn handen te wassen”.
‘Natuurlijk.’
‘Ik maak me zorgen over je.’
‘Over mij? Ik red me wel.’
Orla zat helemaal op het randje van de bank en hield haar blik strak op het tapijt gericht. ‘Ik weet dat jij denkt dat je net als Da bent,’ zei ze schor, ‘maar jij bent haar evenbeeld, weet je nog?’
‘Van wie, van Amma?’ vroeg Síle verward.
‘Het verhuizen deed haar de das om, zelfs al duurde het acht jaar.’ Ze wachtte. ‘Jij hebt ervoor gekozen om de officiële versie te geloven. Dat is oké. Dat is ook de versie die ik aan andere mensen vertel, omdat het hun zaken niet zijn. Maar ik heb me altijd afgevraagd, Síle, of je het echt gelooft.’
De vermoeidheid had Síle in haar grip; ze wilde dat de taxi er al was. ‘Waar heb je het over? Welke officiële versie?’
‘Ach kom nou,’ zei Orla. Ze wierp een blik op de smalle trap, maar er kwam geen geluid uit de badkamer. Met haar vingers vormde ze twee aanhalingstekens: ‘Onze mooie moeder stierf aan suiker- ziekte.’
‘Maar dat was toch zo.’
Er lag een woeste ondertoon in de stem van haar zus. ‘Vertel me dan eens waarom het na de diagnose “Diabetes Type 2” twee jaar lang prima ging. En waarom ze - toevallig net terwijl Da een weekend lang met ons bij familie op bezoek was - in een terminale coma terechtkwam?’
Síle kreeg het benauwd. ‘De tekenen dat de bloedsuikerspiegel te laag is zijn niet altijd even duidelijk. Ik heb een artikel gelezen…’
‘Ach, Síle, doe niet zo naïef.’ Orla telde af op haar vingers: ‘Beven, zweten, duizeligheid…’
‘En verwardheid! Verwardheid is een van de belangrijkste symptomen -’
‘Zomaar ineens? Zomaar ineens was ze te verward om te beseffen dat ze een beetje vruchtensap moest drinken? Er zaten snoepjes in haar handtas, in het handschoenvakje van de auto, in de keukenla! Ik weet nog dat ik er eentje gestolen had en dat Da me een standje gaf: dat waren Amma’s speciale medicijnen voor noodgevallen.’
‘Die dingen gebeuren,’ zei Síle, bijna stotterend.
‘Ja, bij popsterren die te stoned zijn om na te denken,’ zei Orla. ‘Óf bij depressieve immigranten die hun familie wegsturen voor een uitstapje naar het platteland om dan een driedubbele dosis insuline in te spuiten.’
Síle zweeg geschokt. Toen bracht ze haar gezicht vlakbij dat van haar zus. ‘Jij bent paranoïde. Je verzint het. Jij was nog maar vijf!’
‘Ik was oud genoeg om te zien dat Amma een wandelende dode was. Ze was heel dik geworden, lusteloos. Heb jij je nooit afgevraagd waarom er geen foto’s zijn van haar laatste jaren? Elke keer als ik van school kwam die winter lag ze nog in bed.’ Orla sprak opgejaagd en fluisterend. ‘Als tiener kwam ik tot de conclusie dat er maar twee mogelijke verklaringen waren: óf ze nam teveel insuline óf ze hongerde zichzelf een weekend lang uit. Misschien dacht ze: als ik gewoon in bed ga liggen en niets meer eet dan valt het niet onder zelfmoord.’
Het woord kwam bij Síle aan als de giek van een boot.
Een wc die werd doorgespoeld, een kraan die liep. De zussen staarden elkaar aan zonder met hun ogen te knipperen.
Shay kwam voorzichtig de trap af. ‘Ik moet zeggen dat dit huis er veel beter uitziet zonder al je troep.’
‘Ja hè,’ bracht ze moeizaam uit.
Buiten klonk getoeter. Ze trok de jaloezieën open: de taxi was er. Orla knuffelde haar veel te hard en mompelde iets over een laatste keer lunchen begin volgende week. Síle maakte zich zonder een woord te zeggen los uit haar omhelzing.
Zodra ze alleen was, belde ze Jude en gooide het hele verhaal er met bibberige stem uit. ‘Ik ben zo onoplettend geweest.’
‘Je was nog maar drie!’
‘Ik bedoel sindsdien, als ik erop terugkeek. Ik hield te veel van dat beeld van een glimlachende Amma in mijn hoofd. En de liefde maakt je onnozel.’
‘Liefje -’
‘Niet dat ik het wil geloven, maar het snijdt wel hout,’ zei Síle, en begon te snikken. ‘Waarschijnlijk voelde ze stukjes van zichzelf afbrokkelen zodra ze geland was. Ze vestigde zich in het huis dat Da had geërfd en alle buren staarden haar aan over de tuinhagen; ze bekeerde zich tot het katholicisme, ze sprak geen Malayalam meer. Ze werd steeds minder Indiaas. Ze moet het gevoel gehad hebben dat ze verschrompelde -’
‘Ho even. Zelfs als het waar is -’
‘Het móét wel waar zijn, verdomme,’ riep ze. ‘Orla zegt dat Amma zo depressief was dat ze de hele dag in bed bleef liggen. Het is gewoon té toevallig dat ze net dat ene weekend dat wij niet thuis waren in coma raakte!’
Op rustige toon zei Jude: ‘Wat ik wil weten is: waarom vertelt je zus je dit explosieve nieuws net vanavond?’
‘Ze wilde me waarschuwen.’
‘Waarvoor? Dat je gedoemd bent om net als je moeder depressief te worden als je emigreert, ook al zijn de omstandigheden bij jou helemaal anders?’ Ze wachtte.
Síle voelde de woede als spuug tussen haar tanden zitten.
‘Mij klinkt het gewoon in de oren alsof Orla probeert je te straffen omdat je weggaat.’
‘Je begrijpt het niet.’
‘Ik -’
‘Luister, jij hebt gewonnen, oké? Ik laat mijn hele familie achter voor jou. Dan hoef je ze niet ook nog eens af te kraken.’
Een stilte zo luid als een dreun.
‘Sorry,’ zei Síle, maar half gemeend.
‘Ik wilde me er niet mee bemoeien. Het spijt me heel erg van je moeder, als het waar is.’
‘Vergeet het. Wat maakt het nog uit na al die jaren?’
‘Je klinkt uitgeput,’ zei Jude na een korte stilte. ‘Ga slapen, liefje.’
‘Hm.’
Síle deed de lichten uit maar op weg naar boven moest ze halverwege de trap gaan zitten. Haar hoofd was een wespennest. Ze wilde heel hard jammeren voor Sunita Pillay, de betoverende Air India-stewardess, die alles wat ze had gekend had ingeruild voor een regengroene buitenwijk in Dublin: ze was haar man gevolgd, was in vrijwillige ballingschap gegaan, had haar land en familie en vrienden opgegeven zoals het een vrouw betaamde. Ze had het allemaal gedaan voor de liefde, en had ontdekt dat de liefde uiteindelijk niet genoeg was om van te leven.
Síle dacht aan de “grot met maar één uitgang”, en
“het eiland met maar één haven”, en de paniek sloeg als een enorme
golf over haar heen. Het sneeuwmeisje smolt weg op het tapijt voor
de open haard. Síle voelde het mes over haar vingers glijden en
hoorde het krijsen van de neerduikende vogels.