Noot van de auteur
en woord van dank

De personages en gebeurtenissen in dit boek zijn verzonnen. Elke gelijkenis met levende of gestorven personen is puur toeval en lag niet in mijn bedoeling. De enige uitzonderingen hierop vormen vier personages, die ik heb gewijd aan goede vrienden. Om wie het daarbij gaat, verraad ik niet, maar deze vier jongens zullen het zelf beslist weten.

De Boskliniek, waarin een deel van het verhaal zich afspeelt, bestaat niet echt. Er is wel een kliniek die model heeft gestaan voor de ruimtelijke indeling ervan. Ook de stad Fahlenberg en het dorp Ulhingen zijn niet te vinden op Duitse landkaarten. Dit leek me raadzaam in verband met het gevoelige onderwerp van deze roman. De plaats Alpirsbach bestaat natuurlijk wel, maar ik heb me hier een paar vrijheden veroorloofd; wie de plaats kent zal dit snel beslist hebben opgemerkt.

De legende van de ‘Sallinger-hoeve’ is gebaseerd op een waar gegeven. Om de betrokken personen te beschermen zijn de feiten hier enigszins gemanipuleerd en zijn de namen en de plaats veranderd.

Ik dank iedereen die heeft geholpen om deze roman een gedrukt boek te laten worden. Vooral mijn vriend Andreas Eschbach, aan wie ik meer te danken heb dan ik met een paar woorden kan beschrijven.

Verdere dank is voor mijn literaire agenten Roman Hocke en Uwe Neumahr, voor hun onvermoeibare inzet om het juiste onderdak voor mijn romans te vinden, en mijn lector Markus Naegele, voor al zijn inspanningen, de geweldige samenwerking en het vertrouwen dat hij vanaf de eerste dag heeft getoond.

Angela Kuepper dank ik voor haar opbouwende kritiek en talloze suggesties. Van haar heb ik geleerd dat je regelmatig dingen moet opofferen aan je verhaal, om het echt goed te laten worden. Schrijven is soms hard werken, maar ook de geweldigste baan ter wereld.

Een grote hulp bij mijn research waren psychiater Rana Kalkan, mevrouw Ost van Burgerzaken in mijn woonplaats, ‘Mister X’ met zijn info over hackers en Reiner Sowa voor zijn gedetailleerde beschrijving van ontbindende lijken. Als ik daar op de een of andere manier nog fouten bij heb gemaakt, ligt de schuld geheel bij mij.

Verder bedank ik mijn proeflezers Marianne Eschbach, Ursula Poznanski, Kerstin Jakob, Rainer Wekwerth en Thomas Thiemeyer. Het is fantastisch om zulke vrienden te hebben.

Bovendien heel veel dank aan Mo Hayder. Vooral voor wat ze me op een regenachtige Londense aprilavond heeft meegegeven.

Mijn grootste dank is voor mijn vrouw Anita. Zonder haar geduld, haar begrip en haar rotsvaste geloof in mij had ik het beslist nooit voor elkaar gekregen.

Wulf Dorn,
oktober 2008