25

‘Poeh!’ Mark leunde achterover in zijn stoel. ‘Dat is een behoorlijk krankzinnig verhaal.’

‘Dat hoef je mij niet te vertellen.’ Ellen zuchtte. ‘Ik klink als een van mijn patiënten of als de hoofdpersoon in een David Lynch-film.’

Ze wees naar de ingelijste Mulholland Drive-poster die boven de bank in Marks woonkamer hing. Daarop stonden Naomi Watts en Laura Harring, die ergens bang voor waren en naar het plafond leken te kijken.

‘Nou ja, dat met je kater klinkt meer als Stephen King.’

Hij was nog maar net uitgesproken toen Ellen de tranen in haar ogen sprongen. Ze wilde niet huilen. Als je huilde, was je zwak en kwetsbaar. Maar ze kon de tranen niet tegenhouden. Het beeld van Sigmunds levenloze lichaam, zijn bijna afgesneden kop en de zwarte bloedplas op de tegels kwam haar voor de geest en maakte het voor haar onmogelijk om zich te beheersen. Ze drukte haar ogen stijf dicht, onderdrukte haar gesnik en voelde Marks hand, die teder haar schouder aanraakte.

‘Het gaat zo wel weer,’ perste ze eruit en ze veegde met haar mouw de tranen van haar gezicht. ‘Het is allemaal even te veel voor me.’

Mark trok zijn hand terug en knikte. ‘Heb je echt helemaal geen idee wie die figuur kan zijn?’

‘Nee.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Eerst verdacht ik jou… Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd, dat kwam alleen doordat in het begin alles op jou wees – al wist een deel van me best dat je zoiets nooit zou kunnen doen. Het spijt me echt.’

‘Laat maar zitten, niet meer aan denken.’ Hij maakte een wegwerpgebaar, maar toch was aan hem te merken dat het hem pijn deed dat ze hem had verdacht.

‘Mark, echt, ik wou dat je wist hoeveel het me spijt.’

‘Ja, dat weet ik. Het was alleen… nou ja… ik voelde me gekwetst. Maar na wat je me net allemaal hebt verteld, begrijp ik het wel. Het klopte allemaal ook wel heel goed – mijn verschijning op de parkeerplaats in het bos, het feit dat ik in jouw woning ben geweest, en ook dat ik toegang tot de afdeling heb. Logisch dat ik als mogelijke ontvoerder in beeld kwam. Tja, en alsof dat nog niet genoeg was, schilderde ik je ook nog af als overspannen en zei ik dat je paranoïde was.’

Ze keek hem nadenkend aan en waagde het toen om de vraag te stellen die haar al op de lippen had gelegen vanaf het moment dat Mark haar uit de parkeergarage had gehaald. ‘En hoe zit het nu? Denk je nog steeds dat het overspannen gefantaseer is?’

Hij schudde zijn hoofd en wees op haar omhooggeschoven mouw, waaronder de blauwe plekken als mislukte tatoeages te zien waren. ‘Natuurlijk niet. Ook zonder die zichtbare bewijzen zou het wel heel ver gaan om dat allemaal als door stress ingegeven verbeelding af te doen. Daar hoef je dus niet aan te denken. Ik geloof je en ik neem het je ook niet kwalijk dat je mij hebt verdacht.’

‘Ik ging zelfs zo ver om Chris te verdenken,’ verzuchtte Ellen. ‘Uitgerekend hij! O man. Mark, ik heb het gevoel dat ik mijn verstand aan het verliezen ben.’

‘Dat lijkt precies te zijn wat die kerel wil bereiken.’ Mark schonk hun allebei wat koffie bij. In vergelijking met de dure koffiezetmachine op zijn bureau zag het apparaat in zijn keuken er goedkoop uit. ‘Voor mij klinkt dit erg als een wraakoefening. Misschien hoort die vrouw zelfs wel bij hem, is ze medeplichtig.’

‘Daar heb ik ook al aan gedacht,’ zei Ellen en ze voelde afwezig in haar zak. ‘Maar als dat zo is, dan is ze de beste actrice die ik ooit heb gezien. Haar angst kwam zo echt over. Ik kan op een of andere manier niet geloven dat het allemaal maar gespeeld was.’

‘Oké, laten we ervan uitgaan dat het niet gespeeld was en dat die vrouw werkelijk is ontvoerd door de Zwarte Man. Wat heeft dat dan met jou te maken? Geloof je dat hij op je geweten wil inspelen, jou op de knieën wil krijgen en dan wil toekijken hoe je langzaam doordraait?’

Ellen dronk van haar koffie en knikte. ‘Ja, hoewel ik niet begrijp waarom hij dat zou willen.’

‘Wraak misschien?’

‘Mogelijk.’

‘Goed, het kan ook zo zijn dat die kerel krankzinnig is. Mogelijk een vroegere patiënt die jou in zijn waanconstructie heeft ingebouwd. Niet elk motief is transparant, en al helemaal niet bij een geesteszieke. Misschien maken wij allebei wel de fout hem te willen analyseren, in plaats van eenvoudig te proberen uit te zoeken wie hij is.’

‘Maar hoe, Mark? Wie hij ook is, hij lijkt me bij elke stap die ik zet te observeren. En als hij die vrouw daadwerkelijk gijzelt, dan zal hij haar ongelofelijk laten lijden zodra hij doorkrijgt dat ik hem op het spoor probeer te komen. Verdomme, ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen.’

Hij krabde zich nadenkend op zijn hoofd. Toen stond hij op en kwam even later terug met een pakje sigaretten en een doosje tabletten. Hij legde de tabletten voor haar op tafel en stak zelf een sigaret op. ‘Neem er daar eentje van en probeer een paar uur te slapen. Ik moet zo meteen weer aan het werk. Daarna overleggen we hoe het verder moet.’

Ellen keek wantrouwig naar de verpakking en moest weer aan het meisje – de hallucinatie – in de kelder van het hotel denken.

‘Ik heb geen slaapmiddel nodig, Mark. Van die troep heb ik vannacht al genoeg nachtmerries gehad.’

Hij blies de rook door zijn neus uit en glimlachte. ‘Luister nou maar naar oom dokter.’

Toch wel ontroerend, dacht ze en ze glimlachte terug, hoewel er in haar toestand eigenlijk weinig te lachen viel. Ze bezweek bijna aan het gehamer in haar slapen, om maar te zwijgen van haar nog veel grotere probleem: de psychopaat. Had ze echt gedacht dat Mark de kerel was die in het bos bijna haar wervelkolom had verpletterd? Opeens leek dat haar onvoorstelbaar.

Desondanks schoof ze het doosje tabletten van zich weg. ‘Goed bedoeld, maar juist jij zou moeten weten dat artsen de ongehoorzaamste patiënten kunnen zijn.’

Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Waarom juist ik?’

‘Heb je wel eens gehoord van het risico op longkanker door passief meeroken?’

Mark lachte, maar kleurde vuurrood en drukte zijn sigaret uit. Even later verliet hij het huis en ging Ellen op de bank liggen, die heerlijk comfortabel was. Hoewel ze twee koppen van Marks tamelijk sterke koffie had gedronken en hoewel ze zich niet hield aan haar belofte om één van de tabletten in te nemen, sliep ze ogenblikkelijk in.

Ze was veel te uitgeput om te dromen.

Rrrrrriiiiinnnnnggggg!

Ellen schrok op. Een ogenblik lang wist ze niet waar ze was. Toen zag ze Jack Nance met zijn potsierlijke kapsel op de ingelijste Eraserhead-poster boven de boekenplank en herkende ze haar omgeving als het huis van Mark.

Rrrrriiiiinnnnnggggg!

Opnieuw rinkelde de telefoon op de vloer. Ellen kon hem door de openstaande huiskamerdeur zien. Hij blonk in het oplaadstation en klonk als een van die grote zwarte bakelietmonsters uit de jaren veertig; terwijl het toestel zelf nauwelijks groter was dan een mobiel.

Rrrrriiiiinnnnnggggg!

Een zeer onaangename beltoon, die ondanks alle voorliefde voor nostalgie enorm in je oren schetterde. Vooral als je aan migraine leed.

Ellen was opgelucht dat het antwoordapparaat het na de derde keer overnam. Ze hoorde een mannenstem, maar kon niet verstaan wat die zei.

Op dat moment interesseerde haar dat niet bijzonder, want er was haar iets anders in het oog gesprongen. Iets wat haar behoorlijk verbaasde.

Hoewel de kerstavondviering vaak heel zoetsappig kon zijn, behoorde Ellens eerste Kerstmis op Afdeling 9 tot de mooiste belevenissen in haar beroepsmatige leven tot dan toe. De herinnering daaraan was voor haar zo levendig, alsof het pas gisteren was.

Chris en zij hadden samen dienst gehad met de twee verpleegkundigen Lutz en Dieter, een sympathiek duo dat ook een stelletje vormde.

De twee verplegers hadden zich er stevig voor ingezet. Aan Lutz was een werkelijk goede decorateur verloren gegaan, terwijl Dieter de patiënten van zijn vroegere opleiding tot bakker en banketbakker liet meeprofiteren. De hele middag hing de geur van gebak in de lucht, wat voorpret opwekte voor de tafel in de eetzaal, waar ’s avonds volle borden met noten en versgebakken koekjes wachtten.

Chris tastte met grote eetlust toe. Vooral Dieters kokosmakronen waren geweldig aan hem besteed. Ellen wees hem een paar keer op zijn buikje, dat op die manier een flink buikje en uiteindelijk een buik zou worden, als hij zo doorat. Dat zorgde bij alle aanwezigen voor gelach, vooral doordat Chris rood aanliep en beschaamd grijnsde.

De kerstavond was in elk geval heel bijzonder. Of je nu patiënt, verpleger of arts was, allemaal voelden ze zich een paar uur lang één grote familie.

Natuurlijk waren er ook een paar uitzonderingen: patiënten die met de emotionele druk te kampen hadden die dit feest met zich kan meebrengen – ofwel omdat ze familieleden hadden met wie ze de feestdagen hadden kunnen doorbrengen, ofwel, nog erger, als de familieleden zelf met de kerst niets van hun gekke verwant wilden weten. Die patiënten hadden terug gegrepen op hun aanvullende medicamentenaanbod en waren vroeg naar bed gegaan.

Later kwam ook Mark er nog bij van de bovengelegen afdeling. Ze dronken alcoholvrije punch, praatten en speelden bordspelen, terwijl Dieter in een onbepaalde volgorde cd’s van Chris Rea, Bryan Adams en de Red Hot Chili Peppers draaide.

Die heel bijzondere avond was nu bijna vier jaar geleden en was een eenmalige gebeurtenis geweest. Alleen al eenmalig doordat Lutz en Dieter in maart van het daaropvolgende jaar tijdens een vakantie in Turkije om het leven kwamen, toen een buschauffeur achter het stuur in slaap viel.

Ergens tijdens die kerstavondviering was de foto genomen die Ellen nu voor zich zag. Ze meende zich te herinneren dat Lutz zijn camera bij zich had gehad en het plaatje ook geschoten had. Daarop stond Ellen tussen Mark en Chris in, terwijl ze gearmd was met allebei en van Mark een kus op haar wang kreeg. Die kus herinnerde ze zich niet meer, maar dat was ook niet het belangrijkste.

Het belangrijkste was dat deze foto in groot formaat zich op de eerste pagina van een album op Marks boekenplank bevond. En een album waar op het voorplat en de rug met zwarte viltstift een naam was geschreven: ELLEN.

En het was geschreven in een handschrift dat ze nu weer herkende. Het was hetzelfde handschrift als op het labeltje van de sleutel: Het gaat beginnen.

Ellen had het gevoel alsof haar lichaam van de ene seconde op de andere in een blok ijs veranderde.

Dat Chris op deze foto de derde persoon naast haarzelf en Mark moest zijn, was nog te zien aan zijn houding en aan de Noorse trui die hij die winter zo graag gedragen had. Iemand had zijn gezicht onherkenbaar gemaakt door eroverheen te krassen.

Nee, niet iemand. Het moest Mark zelf geweest zijn, daar was geen twijfel aan mogelijk.

Ongelovig bladerde ze verder, en bij elke nieuwe bladzijde sloeg haar hart nog heftiger. Er zaten in het album uitsluitend foto’s van haar.

Ellen op de afdeling. Ellen bij het bedrijfsuitje voor het Imperia-standbeeld in Konstanz. Ellen bij een vervolgcursus in Leipzig, enzovoort, enzovoort.

Veel van de foto’s kende ze, vaak kon ze zich zelfs het moment herinneren dat ze waren genomen. Maar er waren ook foto’s bij die ze niet kende. Kiekjes die – zo te zien – stiekem van haar waren genomen.

Ellen aan het hardlopen over het pad langs de Donau, gefotografeerd tussen de twijgen van een struik door. Ellen aan het zonnebaden bij het strandje dat niet ver bij de kliniek vandaan lag. Ellen tijdens de middagpauze, lezend op een bank in het park van de kliniek. Ellen bij…

Nee! Dat kan toch helemaal niet!

Ellen bij het uittrekken van haar T-shirt, genomen door het slaapkamerraam in de personeelsflat.

Ze sloeg het album zo heftig dicht, dat het klonk als een pistoolschot. Verrassing, schaamte en vooral woede kolkten in haar rond.

‘Jij verdomde gluurder, nu begrijp ik het eindelijk!’

Trillend van woede en opwinding liep ze de gang in en deed haar jas aan. Weg hier! Ze moest hier zo snel mogelijk vandaan.

Nu had ze eindelijk bewijs. Dit album toonde duidelijk het motief voor Marks daden – of misschien zou ze beter kunnen zeggen: voor de daden van de Zwarte Man. Voor Ellen was er nu geen twijfel meer mogelijk dat het Mark was. Als ze hiermee naar de politie ging, zou die Kröger haar eindelijk moeten geloven. En als ze zijn collega Wegert opbelde – de politieman die al meer stront had gezien dan in een riool – zou Mark het lachen vergaan. Dat stond wel vast.

Ze greep al naar de deurklink, toen ze bedacht dat het een fout zou zijn het album mee te nemen uit Marks huis. Nee, het was beter als de politie het hier zou vinden. Dat was duidelijker. Want Marks naam stond er tenslotte niet in.

Ze liep terug naar het wandrek, schoof het album weer op de plek waar het hoorde en ging weer naar de huisdeur. Daar viel haar het flikkerende lichtje van het antwoordapparaat naast de garderobe op.

Ellen drukte op de afspeelknop. Misschien was het instinct, misschien een voorgevoel, mogelijkerwijs niets dan de bevestiging van het cliché van de vrouwelijke intuïtie – wat de reden ook mocht zijn, ze deed het gewoon.

Na het bericht van een mechanisch klinkende stem die aankondigde dat er een nieuwe boodschap was ingesproken en daarna de datum en het tijdstip noemde, hoorde Ellen een mannenstem.

‘Hoi, ik ben het.’ Toen Ellen de stem van de man herkende, kromp ze in elkaar, alsof hij opnieuw op haar rug was gesprongen. ‘Ik heb alles voor die Ellen van je voorbereid. Bel me op als we kunnen beginnen!’

Twee! schoot het Ellen door haar hoofd. Idioot, die ik er ben, natuurlijk, ze zijn met z’n tweeën!

Op dat moment hoorde ze een auto voor het huis tot stilstand komen. Door het geribbelde glas van de voordeur herkende ze het zwarte silhouet van Marks Volvo.