36

Misschien lag het aan de opwinding, of zelfs wel alleen aan het feit dat Ellen in de auto al diep geslapen had, maar deze nacht deed ze geen oog dicht.

Een goed halfuur lang ijsbeerde ze in haar kamer heen en weer. Lara Baumanns foto en het gevoel dat haar iets verschrikkelijks was overkomen lieten haar niet met rust. Wat wist die voormalige rechercheur, en waarom weigerde hij zo heftig daarover te praten?

Zijn uitspraak dat het kwaad zou kunnen terugkeren als je erover sprak, klonk als een citaat uit een slechte horrorroman. En toch leek hij ervan overtuigd te zijn. Dat had zijn angstige blik verraden, die hij ook met zijn knorrige manier van doen niet had kunnen verbergen. Maar wat probeerde hij achter te houden? Wat was er indertijd gebeurd?

Ellen liet zich op het bed vallen en zette de televisie aan, voor de afleiding. Ze had dringend rust en wat slaap nodig. Na bijna een halfuur was ze echter nog altijd klaarwakker en scherp. Bovendien stelde ze vast dat er goede redenen waren waarom ze vrijwel nooit televisie keek. Redenen, zoals bijvoorbeeld reuzenborsten die elk kwartier over het beeldscherm wiebelden, met zwepen zwaaiende dominante vrouwen die eisten dat je direct een nummer belde waar flinke kosten aan waren verbonden, of – zogezegd als alternatief – dommig grijnzende huisvrouwen en -mannen, die hun publiek uitlegden waarom ‘Superclean pure ossengalzeep’ met elke vlek raad weet.

Daartussen werden fragmenten van een Hitchcock-film uitgezonden, waarin Gregory Peck een psychiater speelde die op uiterst eenvoudige wijze het slachtoffer werd van Freuds theorieën.

Dat was haar te veel. Ze zette de televisie uit, gooide de afstandsbediening op het bed en besloot een douche te nemen.

De hete waterstraal deed haar goed, en Ellen nam de tijd. Maar Lara Baumann wilde niet uit haar hoofd. Het gezicht van het lachende meisje voor de carrousel.

Je moet me tegen hem beschermen als hij me komt halen!

Toen Ellen om halfacht met Mark kon gaan ontbijten, voelde ze zich geradbraakt. Tegen de ochtend was haar migraine teruggekomen, langzaam en sluipend, en nu raasde die in haar hoofd als een dol geworden tijger. Daar kwamen kleine witte schitteringen bij, die in haar ooghoeken dansten. Deze eerste aanwijzingen van een aanval voorspelden dat ze binnen een paar uur zou wensen dat ze in een verduisterde, geluiddichte ruimte met een koel bed was.

‘Welkom bij de club,’ werd ze begroet door Mark, die al met een kop koffie op haar wachtte bij de ontbijttafel. ‘Je ziet er net zo fris uit als ik me voel.’

‘En bedankt. Heb je soms ook niet geslapen?’

‘Geen minuut. Ik moest er voortdurend aan denken wat er met dat meisje kon zijn gebeurd. En ik heb gisternacht nog met een aardige dame van de nummerinformatie gebeld. De enige Lara Baumann die ze voor me kon vinden, woont in Wuppertal, is drieëntachtig en allesbehalve enthousiast als je haar om halftwee ’s nachts uit bed belt. Maar…’ Mark leunde op het tafelblad en schoof een stuk dichter naar haar toe. Hij rook naar koffie en sigarettenrook, en scheen vergeten te zijn zich te scheren.

‘Vanmorgen,’ fluisterde hij, ‘heb ik met het hotelpersoneel gesproken. Ik heb iedereen die ik tegenkwam naar Lara Baumann gevraagd.’

‘En?’

‘Niks. De beide kamermeisjes waren te jong om iets over Lara te kunnen weten. Maar bij de hoteleigenares heb ik zo mijn verdenkingen. Toen ze mij vertelde dat ze die naam nog nooit had gehoord, vielen mij alle typische non-verbale aanwijzingen van de leugen op. Je weet wel, blik naar rechtsonder, lippen likken, overdreven manier van praten, enzovoort. Toen ik wilde doorvragen, ging ze gewoon weg.’

‘God, dat is net als in die Dracula-films,’ verzuchtte Ellen en masseerde haar slapen. ‘De dorpsbewoners ontkennen het bestaan van het slot, dat onmiskenbaar achter hen oprijst, omdat zich daar iets gruwelijks verbergt.’

Niet Dracula, maar een monster. Een meedogenloos monster met…

‘Ja hoor, het zal wel.’ Ellen maakte een afwijzend gebaar en schonk zich koffie in.

Mark keek haar geïrriteerd aan. ‘Wat zeg je?’

‘Dat met dat monster, bedoel ik. Ik ben vandaag nog niet in de stemming voor grappen.’

‘Ik heb niets over een monster gezegd.’

‘O!’ Ellen keek verrast op. ‘Dan… heb ik me dat waarschijnlijk verbeeld. Mijn hoofd doet vreselijk zeer.’

Ze nam Marks bord, waarop het restant van een broodje leverworst lag, en zette dat op de tafel naast hen. Vanwege de migraine was haar reukzin nog gevoeliger dan anders, en alleen de gedachte aan eten veroorzaakte al misselijkheid bij haar.

‘Ik heb hoofdpijntabletten in het handschoenenvakje, als je wilt. Goed spul.’ Hij grijnsde.

Ze nipte van haar koffie en schudde haar hoofd. ‘Vertel me liever hoe je verder wilt gaan. Ik ben aan het eind van mijn Latijn.’

We hebben nog krap vierenhalf uur tot de middag,’ zei Mark en hij wees op zijn horloge. ‘Tijd genoeg om de omgeving af te lo pen en iedere oudere inwoner uit deze mooie buurt net zo lang op de huid te zitten, tot iemand iets over Lara Baumann vertelt. Misschien ontdekken we op die manier iets over haar tegenwoordige verblijfplaats en de identiteit van die krankzinnige.’

‘Dan blijft er niet genoeg tijd over om haar te vinden,’ wierp Ellen tegen. ‘Stel dat Lara en die kerel ergens in de omgeving van Fahlenberg zijn.’

Weer was het net alsof de Zwarte Man haar in haar oor fluisterde. Nou, wie ben ik? Tot overmorgen geef ik je tijd. Op het middaguur moet je het weten. Zo niet, dan haalt de boze wolf je. Dan dood ik jullie allebei, jou en dat gekke stinkwijf.

Ze drukte haar handpalmen tegen haar slapen, alsof ze de stemmen daardoor uit haar hoofd kon drukken.

‘Hé,’ zei Mark met een bezorgde blik en hij raakte haar schouder aan. ‘Zo erg?’

Ellen kon alleen maar knikken en ontweek zijn aanraking. Op dat moment voelde ze zich overgevoelig, alsof haar filter voor dergelijke zintuiglijke indrukken was uitgevallen. Kleuren, geluiden, geuren en aanrakingen voelden zwaar versterkt aan. Zo moet het zijn als je onder invloed van een of andere bewustzijnsverruimende drug bent, dacht ze.

Ellen in the sky with diamonds, hoonde iets in haar, waarop de innerlijke stem van Ellen de vechter zich liet horen. Beheers je, eiste ze. Alleen nog deze ene keer. Straks is alles achter de rug, hoe dan ook.

Hoe dan ook, daar had ze in elk geval gelijk in. Als het hun niet op tijd lukte om Lara Baumann of minstens een aanknopingspunt over haar verblijfplaats te vinden, dan zou de Zwarte Man zijn woorden in daden omzetten en haar doden. Daar twijfelde Ellen geen ogenblik aan. Net zo min als aan het feit dat hij daarna jacht zou maken op Ellen zelf. Psychopaten hielden zich dwangmatig aan hun plan – hoe irrationeel zo’n plan ook mocht zijn.

Ze ademde een paar keer diep in en uit, en het hielp daadwerkelijk – al was het maar een heel klein beetje – tegen de druk en het gedreun in haar hoofd.

‘Dat zal wel door die elektroshocks komen,’ verzuchtte ze. ‘Ik heb al heel lang niet meer zo’n zware migraineaanval gehad. Geen idee of het ooit zo erg is geweest.’

‘Zou je het desondanks nog even kunnen volhouden?’ vroeg Mark. ‘Zo gauw we weten wat er met die Lara is gebeurd, kunnen we de politie van Fahlenberg inschakelen. Dan moeten die zich wel met deze zaak bezighouden. En zolang je bij mij bent, kan die psychopaat jou niks doen. Maar nu mogen we in geen geval kostbare tijd verliezen.’

‘Ik red het wel,’ zei Ellen, hoewel ze daar helemaal niet zo zeker van was. Maar de vechter in haar stond erop. Denk aan je belofte! ‘Goed, hoe pakken we het aan?’

‘De pastorie zou een goede plek zijn om mee te beginnen,’ stelde Mark voor. ‘Daar is een geboorteregister. En heeft de eerwaarde de passende leeftijd, dan moet ook hij er beslist van weten. Dan zou het een zonde zijn als hij tegen ons zou liegen, nietwaar?’

Een zonde, zonde, zonde…

Weer drukte Ellen haar handen tegen haar hoofd. Wat was er nu met haar aan de hand? Hoorde ze soms stemmen? Goed mogelijk, daar hoefde je niet schizofreen voor te zijn. De stress die ze had doorgemaakt, gepaard met de gevolgen van de marteling en haar migraine, konden zulke symptomen oproepen. Maar het had niet op een slechter moment kunnen komen.

‘Goed idee,’ zei ze. ‘Vooral dat met die pastoor.’

‘Ga je het werkelijk redden? Je ziet er zo… nou ja, niet erg fit uit.’

‘Ik zal wel op je aanbod van die tabletten terug moeten komen,’ verzuchtte Ellen. ‘En nu gaan we, de tijd tikt door.’

Ze troffen de pastorie gesloten aan. De pastoor was op weg naar een belangrijk familiebezoek en zou niet terug zijn vóór het eind van de week, verklaarde een aardige oudere dame.

Haar vriendelijkheid verdween echter op slag toen Mark haar naar Lara Baumann vroeg. De oude dame sloeg een kruis en schuifelde er met haar rollator vandoor, alsof de duivel haar op de hielen zat.

‘Mooie boel,’ mompelde Mark.

Ellen, die met opgetrokken knieën op de passagiersstoel zat en al een derde tablet uit het handschoenenvakje van de Volvo had genomen, keek hem vragend aan. ‘En wat nu?’

‘Eerst maar eens tanken. Anders komen we sowieso nergens meer.’

Terwijl Mark tankte, bleef Ellen zo bewegingloos mogelijk in de auto zitten, om haar hoofdpijn niet te verergeren. Ondanks de pijnstiller was die intussen uitgegroeid tot wat voelde als een drumsolo voor tien voorhamers op haar weke hersendelen.

Haar blik gleed over de beide benzinepompen naar het kassahuisje naast de werkplaats. Er was geen doorsnee winkel bij de benzinepomp met het assortiment van een ingekrompen supermarkt, maar nog zo’n gewoon kassahuisje, dat Ellen op merkwaardige wijze tegelijkertijd geheimzinnig en bedreigend voorkwam. Ze schoof die indruk op de versterkte waarneming, die veroorzaakt werd door het steken in haar slapen, en wendde haar blik ervan af. Ellen keek omhoog naar het ARALlogo, weer naar beneden naar Mark en toen nog een keer omhoog naar het woord ARAL in het logo.

Vreemd.

Er leek iets niet mee in orde te zijn. Het kwam haar voor alsof de witte letters helemaal niet op het blauwe plastic waren vastgezet, maar vrij in de ruimte zweefden. En hoe langer ze naar de letters keek, des te meer kreeg ze de indruk dat die bewogen.

Dat is die verdomde migraine. Die zorgt dat ik erdoorheen zit. Ik kan nauwelijks meer helder denken. Ik…

Nu was het opschrift veranderd, ARAL was veranderd in RAAL.

Onzin, ik ben…

Ja, dommerdje, wat ben je dan? vroeg een vrouwelijke stem in haar hoofd, die beslist niet een van haar eerdere gedachten was. Ze klonk zeer jong.

O god, wat is er toch met me aan de hand?

Het benzinepomplogo was nu vervormd tot ARLA. Haar maag kromp samen en de witte schitteringen in haar ooghoeken waren nu blinkende, felle vlekken geworden, die haar de den denken aan muggenvleugels in het zonlicht.

Ja, het zijn kleine, lichtend witte muggen.

Zoem, zoem, zoem. Muggetje zoem erom, zong de stem in haar hoofd. Nou, dommerdje, ben je nu een lafbek of niet?

En toen zag Ellen wat ze al veel eerder had moeten zien – wat aan dat pompstationlogo haar werkelijk had geprikkeld. De letters stonden nu weliswaar weer in de juiste volgorde, de witte naam ARAL op een blauwe ondergrond, maar als ze die van achteren naar voren las, werd dat LARA.

Ellen slikte moeizaam. Ze duwde het portier open, stormde uit de auto, keek rond of ze een toilet zag, vond er geen en gaf over naast een benzinepomp. Daarbij werd ze zo duizelig, dat het leek of ze plotseling in een centrifuge was gestopt.

Mark kwam aangelopen en wist haar nog net overeind te houden, voordat ze voorover viel. Met hevige krampen braakte Ellen op de betonnen grond een bruine, waterige substantie uit, die voor aankomst in haar maag nog twee koppen koffie met melk en vier klontjes suiker, en drie hoofdpijntabletten was geweest.

Echt goed spul, dommerdje.

Ellen geloofde dat haar schedel elk moment zou barsten, terwijl haar hele romp steeds weer verkrampte, zodat ze nauwelijks meer lucht kreeg. Toen werd haar maag eindelijk weer rustig.

Zodra de krampen ophielden, richtte Ellen zich op en zoog gretig frisse lucht in haar longen. Haar keel en keelholte brandden en door de tranensluier voor haar ogen zag de wereld om haar heen er wat onwerkelijk uit. Bijna als in een droom.

Zo verwonderde het haar ook niet, toen ze op Marks plaats het wazige beeld van professor Bormann naast zich had herkend. Bormann scheen zijn vinger op zijn mond te hebben gelegd, ten teken dat ze stil moest zijn. Toen vervaagde zijn beeld opnieuw, en toen ze zich de tranen uit haar ogen veegde, was het weer Mark die naast haar stond en haar behoedzaam bij haar schouders vasthield.

Ellen zag een vrouw die uit het kassahuisje kwam aanlopen. Een oude man volgde haar. Hij liep met een kruk en bleef staan naast het bord GARAGEBEDRIJF TALBACH.

‘O jeetje,’ riep de vrouw en ze sloeg haar handen voor haar gezicht. Ze was ongeveer van de leeftijd van Ellen en Mark. Haar blonde haren droeg ze samengebonden in een paardenstaart en in haar overall zag ze er een beetje jongensachtig uit. ‘Moet ik een ziekenwagen bellen?’

‘Nee, nee.’ Marks stem dicht naast haar was vreselijk hard, alsof hij door een megafoon sprak. ‘Ik ben arts.’

‘Nou, dan is het goed.’

Die vrouw… dat gezicht…

Er ontsnapte Ellen een kreun. Een vreemde pijn breidde zich uit in haar borst. Het voelde aan alsof er iets in haar werd opengebroken. Als afgekoelde lava, die door de druk van een nieuwe vulkaanuitbarsting uiteengereten werd.

De vrouw uit het kassahuisje keek haar met een gefronst voorhoofd aan en glimlachte toen. ‘Mag ik u dan feliciteren?’

‘O nee.’ Weer Marks megafoonstem. Ellen voelde zijn vaste greep om haar schouders, toen hij haar naar de auto voerde. ‘Ze is niet zwanger. Het spijt me dat we u last bezorgen.’

‘Ach, het is niet zo erg.’ Nu kwam de vrouw naar haar toe. Door de pijn in Ellens hoofd klonk haar stem verdraaid, bijna als een echo. ‘Het belangrijkste is dat uw vrouw niets ernstigs mankeert. Tijdens mijn zwangerschap moest ik op de onmogelijkste plekken…’

Midden in de zin hield ze in en bleef als door de bliksem geraakt staan. Ook Ellen verstarde. Nu zag ze het gezicht van de vrouw helder en duidelijk. In haar overall met olievlekken stond ze geen tien stappen van Ellen vandaan.

Ik ken jou, leek haar blik te zeggen. Ja, ik ken jou!

‘Nee,’ bracht Ellen uit. Weer nam de wereld om haar heen fel oplichtende kleuren aan. De vrouw in de overall, de man met de kruk… als gestalten uit een huiveringwekkende droom, die een weg naar haar hadden gevonden in de werkelijkheid.

Of was dit helemaal geen werkelijkheid? Waren deze gestalten en Marks greep om haar schouders maar inbeelding?

Een schaduw kroop vanaf de parkeerplaats naast het kassahuisje over de grond, werd groter en nog groter. Eerst zag het eruit alsof die toebehoorde aan een reusachtige zwarte hond, toen nam het de vorm aan van een roestig oud Volkswagenbusje dat op de parkeerplaats stond.

‘Nee, nee, alsjeblieft niet!’ Dat is hetzelfde busje dat mij volgde. Het busje waarin iemand zal moeten gaan zitten nadat hem iets vreselijks is overkomen!

‘Hé, Ellen, wat is er aan de hand?’ De stem klonk als Mark, maar de handen om haar schouders… die handen!

‘Wat gebeurt hier in vredesnaam?’ Weer Mark. Of was hij niet werkelijk hier?

En die vrouw, hoe ze alleen maar naar haar keek!

IK KEN JOU!

De handen pakten haar schouders nog vaster beet. Ellen gaf een schreeuw. Ze ramde haar beide ellebogen naar achteren. Ogenblikkelijk lieten de handen haar los. Ze draaide zich snel om en zag Mark, die voorovergebogen zijn borst vasthield en hoestte.

‘Ellen, wat is er met je aan de hand?’

Naast hem stond Bormann.

Verlummel geen tijd meer, mijn beste, maande hij haar met geheven wijsvinger. Doe wat er gedaan moet worden. Nu!

Ellen begon te rennen, duwde de vrouw voor zich op de grond en sprong in de zwarte Volvo.

Ik moet hier weg!

Ze sloeg de deur dicht, startte de motor en scheurde met piepende banden de oprit van de benzinepomp op. Daarbij raakte ze met het spatbord de afzetting van de inrit en hoorde plastic breken.

Weer gaf Ellen gas en joeg over de weg. Door het huilen van de motor drong een gesnik. Het blonde meisje in het ouderwetse zomerjurkje met bonte bloemen zat naast haar op de passagiersstoel.

‘Doe het niet,’ huilde ze. ‘Alsjeblieft! Ik geloof zo ook wel dat je geen angsthaas bent.’

‘Nee,’ zei Ellen, en ze verwonderde zich er helemaal niet meer over waar het meisje zo plotseling vandaan gekomen was. Dingen gebeurden gewoon. Dat was de simpele waarheid. Misschien zelfs de enige waarheid.

‘Je zult me pas echt geloven als ik het gedaan heb. Weet je, ik geloof dat ik eindelijk begrijp wat er allemaal gebeurt. Ik begrijp misschien nog niet alles, maar toch al een heleboel.’

‘Je begrijpt helemaal niks!’ schreeuwde het meisje haar toe. ‘Je zult sterven, als je het doet. Sterven! Dan ben je er niet meer.’

‘Dat risico moet ik dan maar nemen.’ Ellen trapte heftig het gaspedaal in en vloog bijna uit de bocht.

Het meisje hield zich krampachtig vast aan de deurhendel en huilde.

‘Hij wacht op me. Bij de ruïne, klopt dat?’

Nog voordat het meisje kon knikken, was ze al de oude bosweg in geslagen.