31

Nog nooit had een kop hete oploskoffie haar zo goed gesmaakt. Smaakversterkers en kunstmatige aroma’s, die Ellen anders zo veel mogelijk uit de weg ging, waren op dit moment hartelijk welkom. Als het maar vloeibaar en heet was.

Nog altijd bibberig en een beetje rillend zat ze met opgetrokken benen op Marks bank. Ze droeg een van zijn jogging pakken – een paar maten te groot, maar comfortabel – en had zich gewikkeld in een wollen deken met een wit koeienvlekkenpatroon.

Haar ijzige handen warmde ze aan de hete mok en ze dronk met kleine slokjes, terwijl Mark verslag deed van wat er was gebeurd.

‘Eigenlijk heb je je leven te danken aan onze slakkenvriend. Als Florian me niet had verteld waar hij met je had gepraat, dan waren wij nu waarschijnlijk nog steeds naar je op zoek geweest. Wij zijn naar die luchtschacht gegaan en hebben in de tunnel gekeken. Daar hoorde Volker jouw geschreeuw, en toen dacht ik aan die oude therapieruimtes. Jemig, Ellen, dat scheelde weinig.’

‘Vertel mij wat,’ verzuchtte ze en ze voelde een brok in haar keel. Als die twee een paar minuten later of helemaal niet waren gekomen, dan had ze voor de eerste en laatste keer ervaren hoe het is om water te inhaleren. ‘Hebben jullie die vent en de vrouw gevonden?’

Mark schudde zijn hoofd. ‘De elektroshockruimte was leeg. Alleen op de tafel… nou ja, toen werd me duidelijk wat er was gebeurd.’

Ellen voelde haar gezicht rood worden. Er was eigenlijk geen reden voor – ieder ander wiens hersenfuncties door stroomstoten worden geprikkeld verliest de controle over zijn darmen – maar toch schaamde ze zich.

‘Verdomme,’ brieste ze. ‘Hij is ontkomen en ik ben weer terug bij af.’

‘Wíj,’ benadrukte Mark. ‘Vooropgesteld, natuurlijk, dat je onze hulp aanneemt en dat je eindelijk wilt geloven dat ik de Zwarte Man niet ben.’

‘En ik trouwens ook niet,’ voegde Volker Nowak daaraan toe, terwijl hij twee lepels suiker in zijn koffie schepte. ‘Of moet ik me nu nog een keer uitkleden om dat te bevestigen?’

Ellen draaide met haar ogen en keek Mark aan. ‘Wat heeft hij er eigenlijk mee te maken?’

‘Als je met “hij” mij bedoelt, nou ja, oké, ik heb het wachtwoord op je laptop gehackt.’

‘Je hebt wát gedaan?’

‘Dat heb ik hem gevraagd,’ kwam Mark er sussend tussen. ‘Het spijt me als ik daarmee je privacy heb geschonden, maar je zat er helemaal doorheen en ik wilde je niet wakker maken. Op de terugweg naar de kliniek moest ik denken aan jouw opmerking dat die vrouw de sleutel tot de dader kon zijn. Toen dacht ik aan je patiëntenverslagen, die zijn altijd zo uitvoerig dat je er als collega alleen maar van kunt dromen om ooit zoveel inzet te kunnen opbrengen. En ik had het met mijn vermoeden helemaal bij het rechte eind – jij had de persoonsbeschrijving zo gedetailleerd mogelijk opgesteld, omdat je verder niets over die vrouw wist.’ Hij haalde diep adem. ‘Dus toen kwam ik op het idee om op grond van jouw verslag een montagefoto te laten maken. Volker is niet alleen een goede journalist, hij is ook handig met recherchewerk en alles wat met computers te maken heeft.’

Met een lachwekkende pose die op een beleefde buiging moest lijken grijnsde Volker haar toe.

En hij heeft licht manische trekjes, dacht Ellen, maar die diag nose hield ze voor zich.

‘Ik weet dat ik inbreuk op de privacywetgeving heb gemaakt, maar hé, het was toch voor een goed doel. Trouwens, je moet je aanwennen een alfanumeriek wachtwoord te gebruiken. Voor Sigmund had ik nog geen halve minuut nodig. Dat is een belediging voor iedere zichzelf respecterende hacker.’

Ellen zuchtte. ‘Oké, ik zal de volgende keer meer moeite doen om jullie, hackers, niet teleur te stellen. Heb je iets bruikbaars ontdekt?’

Met een triomfantelijke gezichtsuitdrukking opende Volker de rugzak, die naast zijn stoel stond, en legde een groot formaat foto op het tafelblad.

‘Voilà.’

Ellen pakte de foto op en keek ernaar. Net als alle montagefoto’s zag ook dit portret er onnatuurlijk uit, maar er viel niet te ontkennen dat er een zekere gelijkenis met de vrouw zonder naam was. Alleen al het beklemmende gevoel dat de aanblik van dit gezicht bij haar losmaakte, bevestigde dat.

‘Niet slecht,’ zei ze en ze deed moeite om nuchter en zakelijk te klinken. Ze mocht zich niet door haar medelijden laten leiden; nu kwam het aan op haar professionele observatievermogen. ‘Alleen haar gezicht was iets boller, haar ogen iets groter en haar mond smaller. Wat bredere jukbeenderen en…’

‘Moment!’ Volker greep weer in zijn rugzak en haalde een notebook tevoorschijn. ‘Geef me tien minuten en een telefoonaansluiting en ik pas de foto aan. Je hebt toch een DSLaansluiting, dokter?’

Nu was Volker in zijn element. Hij veranderde de foto op Ellens aanwijzingen, verbreedde de wangen van de onbekende vrouw een beetje, maakte het gezicht wat voller en wijzigde de stand van de ogen. Ellen gaf hem precieze instructies, weerstand biedend aan de ontzetting die ze voelde toen ze de herinnering aan de gebeurtenissen in de kelder terughaalde.

Terwijl ze Volker het gezicht beschreef, probeerde ze alles uit te bannen wat er om de vrouw heen was geweest – de OKlamp, de stalen tafel, de riemen, de transformator. Het kostte haar al haar kracht om niet te denken aan wat er vlak na haar ontmoeting met de onbekende vrouw was gebeurd, maar tegelijkertijd hielp deze poging tot zakelijke afstandelijkheid haar om haar gevoelens op een rijtje te krijgen.

‘Ja, dat is ze,’ zei Ellen ten slotte. ‘Als je alle verwondingen en zwellingen in haar gezicht wegdenkt, zou ze er zo moeten uitzien.’

‘Het ziet ernaar uit dat ze haar geluk lang in de alcohol heeft gezocht,’ zei Mark. ‘Dat weke huidbindweefsel, die gesprongen adertjes op haar neus en de gelige verkleuring van het netvlies die jij beschrijft, kunnen daar tekenen van zijn.’

‘Dat denk ik ook,’ stemde Ellen met hem in. ‘Haar onverzorgde toestand en afgetrapte kleding waren volgens mij aanwijzingen dat ze ook uit een sociaal zwak milieu komt. Waarschijnlijk is ze werkloos, misschien heeft ze niet eens een vaste woonplaats. Dat zal de zoektocht naar haar beduidend moeilijker maken.’

Nadenkend keek Mark naar de foto van de vrouw. ‘Wij zouden de foto bij onze afdeling maatschappelijk werk kunnen uitdelen. Misschien kent een van de medewerkers haar wel.’

‘Dat kunnen we proberen, maar we hebben niet veel tijd meer. De deadline die deze gek me heeft gesteld, loopt morgenmiddag af. Daarna zal hij haar vermoorden.’

‘Dus toch maar naar de politie.’

‘Die kun je vergeten. Ik heb mijn portie dienaars van de wet al gehad. Zolang we niet eens een naam hebben en alleen kunnen beweren dat het om “een of andere” psychopaat gaat die “een of andere vrouw” wil gaan vermoorden, blijven zij op hun kont zitten. Dat hebben ze me duidelijk genoeg te verstaan gegeven.’

‘Maar wat heb jij nou? Vergeef me de vergelijking, maar je bent een wandelende hematoom. Als je die lui laat zien hoe je bent toegetakeld bij je ontmoetingen met die klootzak, moeten ze toch…’

‘Mark, hallo, denk toch eens na! Ik kan me deze verwondingen theoretisch ook zelf hebben toegebracht.’ Het beeld van de naamloze vrouw flitste voorbij in haar herinnering. De ruggen van haar handen aan haar mond, de bloederige tanden die in de verwonde huid groeven en eraan trokken. Ellen huiverde. ‘Het zou niet de eerste keer zijn dat zoiets voorkwam.’

Hij keek haar ontzet aan. ‘Dat meen je toch niet serieus, hè?’

‘Natuurlijk niet, maar ik heb geen zin om me nog een keer door iedereen te laten neerzetten als een losgeslagen psychiater.’ Ze snoof bij die gedachte. ‘Maar er is nog iets veel belangrijkers. Laten we aannemen dat de politie me nu ineens toch gelooft, en laten we ook aannemen dat er een opsporingsbericht uitgaat, dan komt die kerel daar achter. En wat denk je dan dat hij met de vrouw zal doen?’

‘Shit, ja. Dat zou inderdaad een te groot risico zijn. Daarom zullen we moeten terugvallen op wat Volker heeft aangeboden.’

‘En dat was?’

‘We vinden haar via een andere weg.’ Volker wees op zijn note book. ‘Het probleem is dat jullie een vrouw zoeken, van wie alleen jullie weten hoe ze eruitziet. Goed, misschien is ze inderdaad dakloos en zuipt ze, maar daar heb je niet echt veel aan. Vooral niet als de zoektocht snel moet gaan. Volgens Ellen was ze waarschijnlijk Duits, toch?’

‘Ja,’ knikte Ellen, ‘tenminste, dat geloof ik wel. Ze sprak duidelijk een dialect uit het Zwarte Woud.’

‘En wat moet iedere brave staatsburger hebben?’

‘Maak het nou niet zo spannend.’ Mark trommelde ongeduldig met zijn vingers op het tafelblad. ‘Leg haar gewoon uit wat je mij hebt verteld.’

‘Oké dan. Iedere gezagsgetrouwe burger is in het bezit van identiteitspapieren, of zoals die tegenwoordig heten: ID-documenten. Paspoort, rijbewijs, persoonsbewijs enzovoort, enzovoort. Die documenten worden op een centrale plek vervaardigd: de Staatsdrukkerij. Naam en adres van een burger worden op een plastic kaartje gezet en tot een ambtelijk document gemaakt. Dus worden die gegevens daar elektronisch verwerkt.’

Ellen trok haar wenkbrauwen op. ‘En jij weet hoe je aan die gegevens kunt komen?’

‘Het probleem is dat de privacywetgeving een centrale opslag van persoonsgegevens bij de Staatsdrukkerij verbiedt,’ zei Volker, waarna er een brede glimlach op zijn gezicht verscheen. ‘Dat geldt echter niet voor de gemeenten die de gegevens uit het bevolkingsregister naar de drukkerij sturen en na de vervaardiging van de documenten terugkrijgen.’

‘Je bedoelt dus dat jij het gegevensarchief van de gezamenlijke Duitse bevolkingsbureaus wilt hacken? Neem me niet kwalijk, maar dat heeft toch geen zin? Zelfs als dat zou lukken, hoe wil je dan deze vrouw aan de hand van haar montagefoto vinden?’

Volker dronk zijn koffie op en schonk wat bij. ‘Wat de eerste vraag betreft, dat is niet zo moeilijk als het misschien klinkt. Wij Duitsers zijn toch zo gek op normen? Dat geldt ook voor uniforme software en overdrachtssystemen. Je hoeft alleen maar tegen de stroom gegevens in naar de Staatsdrukkerij te zwemmen en hup,’ hij knipte met zijn vingers, ‘dan zit je op de server van de gemeente. En wat de vraag over de foto betreft: geef me een paar minuten de tijd en ik laat het je zien.’

Toen Mark even later uit de keuken terugkwam en Ellen nog een kop oploskoffie gaf, keek Volker tevreden op van zijn laptop.

‘Eureka!’ Hij stak zijn armen omhoog. De afgelopen minuten had hij als een bezetene op zijn toetsenbord zitten tikken; nu liet hij zijn gebogen vingers knakken. ‘Ladies and gentlemen, zoals Hannibal Lecter al zei: klaar wanneer u dat bent.’

Ellen en Mark gingen achter hem staan en keken naar het beeldscherm.

‘Het is altijd goed als je vrienden hebt die dag en nacht on line zijn. Vooral in het tijdperk van de snelle informatievoorziening.’ Volker wees naar een rijtje getallen, dat over de zwarte achtergrond van het beeldscherm schoof. ‘Wat we nu doen, is uiteraard allesbehalve legaal. Maar maak je geen zorgen, ik leid mijn aanvraag om via een server in Maleisië, en die is weer verbonden met…’

‘Doe maar wat jij het beste vindt,’ onderbrak Mark hem. ‘Maar zorg er wel voor dat ik niet over tien minuten een of andere organisatie met drie hoofdletters voor de deur heb staan.’

‘Logisch.’ Volker toetste een opdracht in en er verscheen een bericht: FACE-EXPLORER 3.01 STARTED.

Er startte een programma op, waarvan het beeld in twee delen was opgedeeld. In het linkervlak was de montagefoto te zien, rechts ervan liep een snelle opeenvolging van getallen en letters door een kader met het opschrift SEEKING PROCESS.

‘Wauw,’ zei Mark en hij boog zich nog dichter naar de monitor.

‘Ja, hij gaat echt rap, die nieuwe versie,’ bevestigde Volker.

Ellen vond de twee mannen net kinderen. Twee kleine jongens die het mooiste speelgoed van de wereld hebben ontdekt.

‘Wat is dat voor programma?’ wilde ze weten.

‘Daarmee kun je een beeldvergelijking doorvoeren. Het vergelijkt de vorm van het gezicht van de gezochte vrouw met foto’s in de databanken en zoekt naar overeenkomsten in de gezichtsgeometrie. Daarbij is het programma zo slim om voorbij te gaan aan de punten die een menselijke observator op het verkeerde been zouden kunnen zetten. Bijvoorbeeld een bril, het kapsel, ouderdomsverschijnselen, of – wat in ons geval geen rol zou hoeven spelen – een baard. Als het klopt, zouden we vrij snel moeten weten wie deze dame is en op welk adres ze het laatst ingeschreven stond.’

‘En dit programma werkt echt?’

Volker keek haar welwillend aan. ‘Zo niet, dan kunnen de Amerikanen hun paspoortcontrole met biometrische gegevens in de mottenballen leggen, in elk geval wat gezichtsherkenning betreft. Oorspronkelijk was dit programma een testversie voor een van de controleapparaten die met een camera de gezichtscontouren van personen vergelijkt met die op hun paspoortfoto’s. In het begin was het percentage missers nog vrij hoog, maar intussen is het systeem erg betrouwbaar.’

‘Oorspronkelijk? En wat is het programma nu?’

Volker schraapte zijn keel. ‘Nou ja, een vriend van me heeft het een beetje aangepast.’

‘En waarvoor?’

‘Eh, oké.’ Volker wisselde een snelle blik met Mark en richtte zijn blik toen weer naar zijn monitor, zonder Ellen aan te kijken. ‘Tja, dat ging zo: iemand had hem verklikt dat zijn vriendin haar zakgeld een beetje had verhoogd met wat naaktfoto’s op een homepage van een of andere figuur. Dus had hij haar pasfoto in het programma ingevoerd en het web doorzocht.’

‘Heeft hij haar gevonden?’

Weer moest Volker zijn keel schrapen. ‘Laat ik het zo zeggen: het heeft wel even geduurd, maar tegenwoordig heeft hij weer erg veel tijd om te hacken.’

Terwijl Volker zich verder met zijn programma bezighield, ging Ellen naar Marks keuken en maakte een derde kop Hühnerbrühe Classic-oploskoffie voor zichzelf.

Daarna leunde ze tegen de keukenkast en keek over de rand van haar mok naar de tuin. Mark was haar gevolgd en keek bezorgd naar haar.

‘Hoe voel je je?’

Ellen zuchtte uitgeput. ‘Als een vrouw die twee keer in elkaar is geslagen, onder stroom is gezet en bijna verdronken is in koud water. Daarbij komt nog hoofdpijn, een vleugje zelfmedelijden en het gevoel over de hele linie te hebben gefaald. Maar verder gaat het prima.’

‘Weet je nog wat ik je gezegd heb tijdens ons gesprek in dat sushitentje?’

‘Ik zou ergens op stuklopen, bedoel je dat?’

‘Ja.’

Ze zette de mok tussen haar en Mark in op het aanrecht. ‘Wat moet ik volgens jou doen? Opgeven? De vrouw aan haar lot overlaten en hopen dat ik me in die figuur vergist heb?’

‘Natuurlijk niet. Maar je moet ophouden om eenzame strijder te spelen. Ik denk dat die vent – wie hij ook is – precies weet hoe hij je moet bespelen om je hieraan kapot te laten gaan. Daarom is het belangrijk dat je me vertrouwt.’

Weer staarde Ellen uit het raam. Ze kon hem nu niet in de ogen kijken. ‘Ik voel mezelf zo… zo kwetsbaar, Mark. Dat is voor mij heel moeilijk te verdragen.’ Ze sloeg haar armen om haar borst en merkte dat ze een beetje beefde. ‘Tot nu toe heb ik altijd alles op eigen kracht gedaan, maar nu is het anders. Je hebt gelijk, zonder hulp van jou en die idiote vriend van je zou ik het niet redden.’

‘Ach, trek je maar niks aan van Volker. Hij vindt zichzelf nogal een grapjurk, maar hij is wel oké. En wat mij betreft zou ik graag willen dat je weet dat je altijd op me kunt rekenen.’

Er kriebelde iets over haar wang, en Ellen merkte dat er een traan over haar gezicht kroop. ‘Juist daarom schaam ik me, Mark. Ik heb me gedragen als een hysterisch wijf.’

Ze wees op het raam. ‘Ik heb me buiten in de tuin achter de struiken voor je verstopt, omdat ik dacht dat jij die vent was. Nu lijkt me dat een godverdomde vlaag van paranoia.’

‘Je zult je redenen wel gehad hebben.’

Ze liet een humorloze lach horen. ‘Natuurlijk had ik die. Net zoals ik mijn redenen had om Chris te verdenken. Uitgerekend Chris!’

‘Ik zou er maar niet te zwaar aan tillen. Laten we het interpreteren als een vorm van onderbewuste woede, omdat hij er niet was toen jij hem nodig had.’

‘En wat als dat niet zo zou zijn? Wat als ik werkelijk mijn verstand al kwijt ben?’

Mark schudde beslist zijn hoofd. ‘Zo snel gaat dat ook weer niet, dat weet je best. Daar zijn bepaalde aanwijzingen voor en bij jou heb ik er nog geen van kunnen ontdekken. Ten minste niets wat me ervan kan overtuigen dat je niet meer normaal bent.’

Voor het raam vocht een stel mussen om een paar kruimels die naast een ligstoel verstrooid lagen. Ellen keek er heel even naar, voordat ze uitsprak wat haar al bezighield sinds de verdwijning van de vrouw zonder naam, die niemand had gezien behalve zij. ‘Tijdens mijn practicum heb ik met een vrouwelijke afdelingsarts samengewerkt. Ze was bijna twintig jaar lang werkzaam in de psychiatrie. Op een dag wilde ik naar haar kantoor gaan, haar iets brengen waar ze me om had gevraagd. Dossiers, geloof ik. De deur bleek op slot te zitten. Eerst dacht ik dat ze even was weggegaan, naar de wc of naar een noodgeval, maar toen hoorde ik haar daarbinnen.’

‘Wat deed ze?’

‘Ze huilde. Huilde gewoon maar. Een paar verplegers braken de deur open en we troffen haar op de grond in een hoekje aan. Ze reageerde nergens meer op en huilde alleen nog maar. Het laatste wat ik van haar hoorde, is dat ze zelf in behandeling is en sindsdien niets meer heeft gezegd.’

‘Waar wil je heen?’

‘Bij haar waren er ook geen aanwijzingen, Mark. Net zo min als bij mijn voorganger op Afdeling 9.’

Diep in gedachten pakte Mark een zoutvaatje – hij scheen altijd wat in zijn handen te moeten hebben – en zette het weer op zijn plek terug. ‘Dokter Kreutner was depressief.’

‘Ach ja, en waarom heeft niemand dat dan gemerkt? Wie me ook over hem vertelde, er was niemand iets aan hem opgevallen. Bovendien was hij nog de hele dag op de afdeling geweest. Hij heeft met zijn patiënten en met het afdelingspersoneel gesproken, heeft thuis het gras gemaaid en met een buurman gekletst. Dat klopt toch, hè? Jij hebt hem gekend.’

‘Ja, natuurlijk, maar…’

‘Niemand heeft iets aan hem gemerkt. En een paar uur later, nadat hij zijn huis op orde had gebracht en een douche had genomen, legde hij zijn badjas op het bed en schoot hij zich door zijn hoofd. Wat waren er bij hem dan voor aanwijzingen?’

Zuchtend haalde Mark zijn schouders op. ‘Oké, goed dan, die waren er niet. Tenminste geen overduidelijke. Maar dat was een uitzondering. Je kunt nooit volledig begrijpen waarom iemand iets doet of zich abnormaal gedraagt. Maar in het grootste deel van de gevallen zijn er wel voortekenen, en dat moet jij als mijn collega goed genoeg weten, toch?’

Natuurlijk had hij gelijk, maar dan nog knaagde de twijfel aan haar. Het was een rotgevoel om niet eens meer werkelijk op jezelf te kunnen vertrouwen.

‘Bovendien maak ik me bij jou geen zorgen,’ voegde Mark eraan toe. ‘Voordat jij je huis in orde hebt gebracht, ben je te moe om nog aan zelfmoord te denken.’

Heel even was het stil, toen keek Ellen om naar Mark. Hij deed alsof hij ook naar de tuin had gekeken, maar ze had zijn blik gezien.

‘Jij hebt altijd overal een antwoord op!’

Hij beet op zijn onderlip en knikte. Zijn mondhoeken gingen omhoog, en ook Ellen vond het moeilijk om ernstig te reageren op zijn grap. Toen ze de ondeugende uitdrukking in zijn ogen zag, kon ze niet anders dan hard in de lach schieten. Mark viel haar proestend bij.

Het deed haar goed om te lachen. Het was een bevrijdend gevoel, dat ze dringend nodig had gehad. Uit de woonkamer riep Volker hen vragend toe of hij iets had gemist, maar ze letten niet op hem. Ze lachten tot de tranen kwamen en Ellen bijna de halfvolle mok Hühnerbrühe had omgestoten.

‘O, Mark, jij idioot, ik stort hier bij jou m’n hart uit en jij lacht me uit.’

‘Dat zou ik nooit doen. Ik wilde alleen dat rimpeltje tussen je wenkbrauwen niet meer zien.’

Ze gniffelde. ‘Bedankt.’

‘Gaat het weer beter?’

‘Ja.’

‘Prima.’

‘Mark?’

‘Wat is er?’

‘Ik ben heel blij dat jullie me willen helpen. Ik red het niet alleen. Daarstraks, die elektroshocks… Dat was het gruwelijkste wat ik ooit heb meegemaakt.’

‘Kan ik me voorstellen,’ zei Mark zacht.

‘Wist je dat Ernest Hemingway zich voor zijn depressies liet behandelen met elektroshocktherapie?’

Hij knikte. ‘Ja, dat heb ik gehoord.’

‘Daarna klaagde hij erover dat hij zich niet meer op het schrijven kon concentreren. Het gerucht gaat ook dat dit de werkelijke reden voor zijn zelfmoord is geweest.’

‘Reden te meer om jou goed in het oog te houden.’

Deze opmerking was slechts deels een grap, kon Ellen aan Marks blik zien. Hij maakte zich echt zorgen om haar, waarschijnlijk evenveel als zijzelf.

‘Denk je dat die rotvent zijn dreigement zal waarmaken?’

‘Niet zolang we samenwerken. Samen kunnen we hem vinden.’

Ellen zuchtte. ‘Had ik maar een idee wie hij zou kunnen zijn. Want ik moet hem toch kennen. Hij zou praktisch iedereen uit mijn directe omgeving kunnen zijn. Hij weet waar ik ga joggen, waar ik woon, kent het nummer van mijn mobiel en wist hoe erg ik aan Sigmund was gehecht. Bovendien weet hij ook hoe erg ik het vind om de controle te verliezen. Daarom ook die marteling. Hij moet er een vreemd plezier in gehad hebben daarbij te zien hoe ik het als een klein kind in mijn broek deed.’

Mark stak een sigaret aan en klapte het keukenraam open. Hij blies rook door de opening naar buiten, voordat hij Ellen weer aankeek.

‘Hij hoeft niet per se uit je kennissenkring te komen. Stel dat hij jou heeft uitgezocht om een of andere reden die wij nog niet kennen? Dan heeft hij je een tijdje kunnen observeren, en daarna, toen de patiënte bij je kwam, heeft hij dat als aanleiding gezien om een spelletje met je te spelen.’

‘Maar waarom ik? Wat brengt hij met mij in verband?’

‘Een voormalige patiënt, misschien?’

‘Geloof ik niet. Ik zal weliswaar nooit een prijs winnen voor namen onthouden, maar gezichten vergeet ik nooit. Die ogen achter dat skimasker kende ik ergens van.’

‘Je denkt aan een collega, klopt dat?’

‘Nou ja.’ Ellen maakte een radeloos gebaar. ‘Niet echt. Maar vrienden in de klassieke betekenis heb ik niet.’

Hij porde haar zachtjes in haar zij. ‘Jawel. Je hebt mij.’

Ellen bedankte hem daar met een zwak glimlachje voor. ‘Je weet best wat ik bedoel. Is toch schrikbarend, vind je niet? Ik ben altijd alleen op mijn werk gericht geweest. De meeste vrienden had ik in mijn tijd op het internaat, maar met hen heb ik geen contact meer sinds ik begon met studeren. Het schijnt dat ik daarna tamelijk oppervlakkig ben geworden.’

Mark liep naar de gootsteen, doofde de peuk onder de waterstraal en gooide hem toen weg in de afvalemmer.

‘Misschien ben je een workaholic geworden, maar oppervlakkig zou ik je niet noemen.’

Ze grijnsde. ‘Je hebt daar wat in je mondhoek.’

‘O ja?’

‘Ja, er druipt net een beetje slijm uit.’

‘Bingo!’

Volker knipte met zijn vingers.

Ellen en Mark lieten zich naast hem op de bank vallen en staarden nieuwsgierig naar de monitor.

‘Het programma heeft een bestand gevonden,’ verklaarde Volker. ‘Dan zullen we maar eens kijken.’

Hij klikte op SHOW en in het kader naast de montagefoto verscheen een foto.

‘Dat… kan toch niet,’ bracht Mark uit.

Ook Volker keek er beteuterd naar.

‘Hé, ik kan er niets aan doen! Filewalker heeft me verzekerd dat zijn software foolproof is.’

Hoofdschuddend keek Ellen naar Volker, die nu in het leer van de bank leek weg te zakken.

‘O ja? Misschien moet hij zijn ex-vriendin maar eens bellen om zich te verontschuldigen.’