9
Toen Ellen de glazen deur door ging, sloeg een onaangename stank op haar keel, de stank van desinfecterende middelen die zo typisch was voor medische instellingen en waaraan ze waarschijnlijk nooit gewend zou raken.
Ze voelde hoe haar maag samentrok; in de eerste plaats door de geur, maar ook omdat ze de hele dag nog niets had gegeten. Op dit moment was eten voor haar maar bijzaak. Ze hongerde naar waarheid, naar de informatie die ze alleen hier zou kunnen vinden. Hier, bij de Eerste Hulp, was de vrouw zonder naam aangekomen, en van hieruit was ze op Afdeling 9 van de Boskliniek geplaatst, zoals Chris op het nu verdwenen – gestólen! – opnameformulier had vermeld. En dus moest er hier een dossier zijn.
Het probleem was alleen dat de stadskliniek een zelfstandig ziekenhuis was en Ellen het medisch dossier daarom niet kon opvragen via haar intranettoegang tot de databank van de kliniek. Bovendien was het lastig om schriftelijk of per e-mail een medisch dossier op te vragen voor een anonieme patiënte. En dus zat er voor Ellen niets anders op dan op de ouderwetse manier persoonlijk navraag te doen.
Ondanks al het gedoe had ze het niet vervelend gevonden. Van haar afdeling naar de Eerste Hulp was het bijna tien minuten lopen door het park van de kliniek, en de beweging had haar goed gedaan. Tijdens het lopen waren haar woede over Marks twijfel en haar irritatie door de reactie van de zuster wat afgenomen, net als haar frustratie over het onvermogen haar gelijk te bewijzen, waardoor ze net een idioot had geleken.
Maar de spanning was gebleven. Geen wonder, want er was tenslotte het allerergste gebeurd wat er had kunnen gebeuren: de vrouw die Chris haar had toevertrouwd, was verdwenen, misschien wel ontvoerd.
Patiënte geeft aan in gevaar te zijn, had Chris genoteerd. Ik geloof haar.
Ellen huiverde bij die gedachte. Dat ene woord – gevaar – leek haar een reusachtig monster. Als een grote zwarte hond…
Zoals ze al vreesde, was Ellen hier niet de enige die hulp nodig had. Er dromde een kleine menigte mensen samen voor de jonge verpleegster achter de receptie. Opgewonden praatten ze in een Duits-Turks koeterwaals op haar in. Uit wat Ellen ervan kon verstaan, was de kleine jongen die huilend naast zijn vader in een rolstoel zat bij het spelen ergens vanaf gesprongen en had hij daarbij zijn enkel gebroken.
Dat kan even duren, dacht Ellen nerveus en ze keek of ze nog ander personeel van de kliniek zag. Met haastige passen kwam er een tweede verpleegster aanlopen, maar nog voor Ellen zich langs de familie had gedrongen om haar aan te spreken, reed ze de jongen al door een openslaande deur. Op de gematteerde ruit daarvan stonden de woorden AMBULANCE en GEEN TOEGANG geschreven.
De familie leek dit helemaal niet te hebben opgemerkt, behalve de vader, die een sigaret in zijn mond stak en voor de deur ging staan. De zuster bij de balie gaf de nog altijd hysterisch door elkaar heen pratende vrouwen met uitnodigende handgebaren te kennen dat ze zich naar de wachtkamer mochten begeven, ‘meteen daar links, ziet u?’. Het duurde weliswaar nog één of twee minuten voordat er aan haar verzoek werd voldaan, maar toen was de balie vrij en kon Ellen eindelijk haar kwestie voorleggen.
‘Ik ben helaas niet bevoegd u toegang te verlenen tot onze patiëntendossiers,’ zei de verpleegster. In tegenstelling tot het verplegend personeel in de Boskliniek was haar volledige naam weergegeven op het naamplaatje dat ze op haar witte jas droeg: Lucia Hagmeyer. ‘Zat er dan geen medisch dossier bij het doorverwijzingsformulier?’
Ellen vermeed het om melding te maken van de verdwenen papieren, waar afgezien van de korte samenvatting van Chris geen verdere formulieren bij waren gevoegd. Ze loog dat het ging om een softwareprobleem binnen de kliniek.
Een softwareprobleem binnen de kliniek is altijd goed, dacht ze. Als er iets misgaat, schuif het dan op de computer, daar heeft iedereen begrip voor. En aan het meevoelende knikje te zien, was ook Lucia Hagmeyer niet onbekend met computerproblemen.
‘Ik zal het met de afdelingsarts bespreken, zodra ze klaar is met de behandeling. Neemt u alstublieft even plaats in de wachtkamer. Direct links, ziet u?’
Natuurlijk zag Ellen de deur. Ze zag echter ook de klok die erboven hing om haar eraan te herinneren dat het personeel voor de wachtkamer een idee van tijd hanteerde dat zo zijn eigen wetmatigheid kende. ‘Even plaatsnemen’ kon onder bepaalde omstandigheden een paar uur in beslag nemen. En ze had geen tijd. En de onbekende vrouw had al helemaal geen tijd – zeker niet als ze inderdaad was ontvoerd.
Dus benadrukte Ellen nogmaals het dringende karakter van haar verzoek, waarop Lucia Hagmeyer met een ‘Ik zal zien wat ik voor u kan doen’ een ZO WEER TERUG-bord neerzette en verdween in de gang achter de balie.
Kort daarop kwam ze terug samen met een struise blondine. Iets aan de manier waarop die blonde vrouw haar toelachte beviel Ellen niet en toen ze het naamplaatje van de arts kon lezen, wist ze al waarom die glimlach haar niet beviel. Voor haar stond dr. Anna März.
‘Zozo,’ zei dr. März en ze trok met overdreven afkeurende gebaren haar rubberen handschoenen uit. ‘U bent dus collega Roth.’
Hoewel Ellen geen seconde vond dat haar reactie op de uitgedroogde meneer Brenner onterecht was geweest – en ze vond ook nu nog dat ze in haar recht stond – was het haar evengoed duidelijk dat ze met het woord ‘incompetent’ haar eigen glazen had ingegooid.
Toch probeerde ze de gespannen sfeer af te zwakken door zakelijk en met een hernieuwde verwijzing naar de boosdoener ICT haar verzoek uiteen te zetten en vriendelijk te vragen om de collegiale hulp van dr. Anna März. Die vriendelijkheid kostte Ellen alle mogelijke moeite. Haar collega genoot er zichtbaar van dat de rollen nu waren omgedraaid en keek vanwege haar flinke lengte minzaam knikkend op Ellen neer.
Toen Ellen haar verzoek had uitgesproken, leek Anna März een paar seconden ingespannen na te denken. Toen volgde het antwoord dat Ellen al had zien aankomen: ‘Het spijt me heel erg, dokter Roth, maar ik ben bang dat ik u niet kan helpen als u mij de naam van de patiënte niet kunt noemen. Is de naam van uw patiënte u niet bekend?’
‘In dit uitzonderlijke geval niet. Daarom zou ik u zeer dankbaar zijn als u even in uw patiëntengegevens zou willen kijken. De vrouw is rond de dertig, heeft ongeveer mijn postuur en donker haar. Ze vertoont sterke sporen van mishandeling op haar gezicht en lichaam.’
Weer leek Anna März na te denken. ‘Kunt u me zeggen wanneer deze vrouw bij ons behandeld zou moeten zijn?’
‘Het tijdstip weet ik niet, maar het zou vrijdag moeten zijn.’
Ze meende een korte flikkering in de ogen van dr. März te zien. Raak!
Maar de arts bleef stug. ‘Tja, dat zou ik moeten nakijken, maar op het moment heb ik helaas te veel te doen. Natuurlijk zal ik het later graag voor u proberen. U kunt hier natuurlijk wachten of later nog eens terugkomen.’
Ellen voelde woede in zich opstijgen als lava in een vulkaan die bijna op uitbarsten stond. ‘Ik vraag u nogmaals om uw medewerking, collega. Het is me duidelijk dat u het druk hebt, maar misschien is het mogelijk om mij toegang te geven tot uw gegevens?’
Anna März schudde haar hoofd, en de spijt in haar blik was duidelijk gespeeld. ‘Helaas, dat gaat niet. Ten eerste is dat tegen de voorschriften op het gebied van privacybescherming en ten tweede…’ Ze grijnsde guitig. ‘… ten tweede, zelfs als ik voor u een uitzondering zou maken, wat ik met de beste wil van de wereld voor collega’s van buiten de kliniek eenvoudigweg niet mag doen, u bent niet vertrouwd met ons informatie systeem.’
‘Wat bedoelt u daarmee?’ vroeg Ellen, hoewel ze al vermoed de wat er nu zou komen.
De grijns van dr. Anna März veranderde in een minachtend lachje. ‘Wie weet, misschien is de uitval van uw systeem helemaal niet veroorzaakt door een softwareprobleem, maar door een “incompetente handelwijze”?’
Nu stond de vulkaan praktisch op uitbarsten. Deze gekrenkte vrouwspersoon revancheerde zich met alle boosaardigheid die ze in zich had en Ellen kon er niets, maar dan ook helemaal niets, tegen doen. Ze had de urgentie van het geval nog eens kunnen onderstrepen door dr. März over de mogelijke ontvoering van de patiënte te vertellen, maar tegelijkertijd zou ze haar daarmee de mogelijkheid tot nog een schimpscheut over nalatigheid bij de verplichting tot toezicht op een zilveren blaadje presenteren. En zolang Ellen geen rotsvast bewijs had dat de verdwijning van de vrouw waarschijnlijk het gevolg was van een misdrijf, zou ze zich geen minuut langer de les laten lezen door deze trut.
Ellen wilde nog één keer de urgentie van haar verzoek benadrukken, toen de toegangsdeur van de Eerste Hulp werd opengestoten. Een vrouw met een krijtwit gezicht kwam naar binnen rennen.
Ze wees op een caravan die voor de ingang stond en hield met haar andere hand een doorzichtig plastic zakje omhoog. Ellen zag daarin iets bloederigs wat eruitzag als houtsplinters en zaagsel. Daartussen lagen de toppen van drie vingers.
‘Mijn man,’ steunde de vrouw, die helemaal buiten zichzelf leek. ‘Cirkelzaag. Ongeluk. Buiten in de auto.’
Ze had die woorden nog maar nauwelijks uitgesproken, toen haar man in een groene tuinbroek de deur van de auto opensloeg. Hij stapte uit en hield daarbij de hand vast waar de vingers in het zakje toe moesten behoren. Ellen zag nauwelijks bloed aan de stompjes.
Hij is nog in shock.
‘Als u me nu wilt verontschuldigen, collega,’ zei dr. März met overdreven vriendelijkheid. ‘We melden ons wel bij u. Te zijner tijd.’
Toen haastte ze zich samen met zuster Lucia om de gewonde op te vangen.
‘Kunt u deze er weer aanzetten?’ De vrouw hield Ellen het plastic zakje met de vingertoppen van haar echtgenoot voor haar gezicht. Ellen ging er niet op in en keek door de glazen deur hoe dr. März en de verpleegster de gewonde tussen hen in meenamen en naar de ingang brachten.
Ze kon haar kans nu benutten, maar dan moest ze een behoorlijk risico nemen. Een risico dat haar niet alleen een disciplinaire straf kon opleveren, maar in het ergste geval haar baan zou kunnen kosten.
Maar daar was weer het beeld van de mishandelde, totaal angstige vrouw dat ze niet meer uit haar hoofd kon krijgen. En daar was weer de belofte die ze Chris gedaan had. En daar was weer de dode Margitta Stein.
‘Deze kunnen ze er wel weer aanzetten, toch?’
‘Misschien,’ zei Ellen en ze keek nog eenmaal om naar dr. März, die nog maar twee stappen van de toegangsdeur was verwijderd. Toen glipte ze door de openslaande deur.
‘Zo, nu gaan we een röntgenfoto maken,’ hoorde ze een mannenstem zeggen. ‘Dan kun je eens zien hoe de botten in je voet eruitzien.’
Ze gluurde de tweede behandelkamer in en zag een arts die met zijn rug naar haar toe voor de Turkse jongen stond. Toen ze er zeker van was dat ze allebei van haar afgekeerd waren, liep ze door naar de spreekkamer van Anna März.
De deur stond open. Ellen keek nog een keer naar beide kanten, glipte toen naar binnen en sloot de deur.
De spreekkamer was een beetje groter dan de hare en vol met het bloemenparfum van Anna März. Ellen ging aan het bureau zitten, waarop talloze stapels dossiermappen en formulieren lagen. De monitor vertoonde een screensaver met vliegende broodroosters.
Ze had niet veel tijd. Of ze had geluk en de computer was niet beschermd met een wachtwoord, of…
Dan maak je dat je wegkomt en probeer je het bij die kindvriendelijke arts.
Maar Ellen had geluk. Zelfs meer dan ze gehoopt had. Het informatiesysteem van het ziekenhuis was hetzelfde programma dat ook in haar eigen kliniek werd gebruikt.
Ellen opende de zoekfunctie en tikte de datum van de afgelopen vrijdag in. Na een kort EVEN WACHTEN verscheen er een lijst met namen, waarnaast het tijdstip van de opname en een oplopende rij dossiernummers stonden. De lijst was verbazingwekkend lang. Op vrijdag was het hier blijkbaar een drukte van belang, vooral ’s avonds en ’s nachts. Geen wonder, want in het weekend werd tenslotte het meest gedronken, waardoor je de klok bijna gelijk kon zetten op de daarmee samenhangende ongelukken.
Ellen riep opnieuw de zoekfunctie op en liet de vrouwelijke patiënten uitsorteren. Nog altijd bevatte de lijst een kleine twintig namen. Omdat ze het geboortejaar van de patiënte niet wist, zat er niet anders op dan de namen stuk voor stuk op te roepen.
Shit!
Ergens op de gang was de klaaglijke stem van een man te horen. ‘Maar ik heb ze toch nodig!’
Ellen wierp een vluchtige blik op de klok naast de wandkast. Ze had nog achttien minuten over. Als ze dan niet terug was op haar afdeling, zou ze problemen krijgen – maar dat was nog niets vergeleken met wat haar te wachten stond als ze hier betrapt werd.
Gespannen doorliep ze de lijst. Snijwonden, een polsfractuur, een schouder uit de kom, een… Daar!
De vrouw heette Silvia Janov, en het leek erop dat het dit keer raak was.
Geboren: 10-01-1974, las Ellen. Dat klopte wel. Van beroep was mevrouw Janov huisvrouw.
De behandelend arts, dr. B. Drexler volgens het systeem, had bij haar verschillende hematomen op beide gezichtshelften vastgesteld, evenals diverse in de borststreek en aan de armen. Enkele daarvan waren volgens hem niet op een recent ongeval terug te voeren, wat in klare taal betekende dat hij vermoedde dat ze de laatste tijd vaker in elkaar was geslagen. Dr. Drexlers omschrijvingen werden niet concreter, maar als commentaar bij de aard van het ongeval stond: Geeft aan van de trap te zijn gevallen.
Ellen las verder. Mevrouw Janov was bij haar aankomst in shock geweest. Ondanks de zware klappen die ze gekregen moest hebben kon de eerstehulparts geen fracturen of interne verwondingen vaststellen. Onder ‘Verdere bijzonderheden’ stond vermeld: Sterke alcoholconsumptie, tekortschietende lichaamshygiëne, daaruit resulterende schimmelinfecties in oksels en schaamstreek.
Hoewel ze zelf al genoeg patiënten- en ongevallenverslagen geschreven had, vond Ellen de nuchtere zakelijkheid van dit rapport ijzingwekkend. Het lot van deze vrouw was zo duidelijk tussen de regels door te lezen, en toch leek Silvia Janov voor deze B. Drexler niet meer te zijn dan een vervuilde, alcoholistische persoon. Een van de talloze vrouwen uit zogenaamde ‘probleemgezinnen’, die door hun echtgenoten geslagen worden en wellicht ‘niet beter verdiend’ hebben.
‘Met haar wilt u beslist niet in hetzelfde café zitten, beste meneer Drexler,’ mompelde Ellen en klikte op gegevens printen.
Ze was er heilig van overtuigd dat Silvia Janov de vrouw zonder naam was. Toch wilde ze ook nog de andere namen doorkijken. Maar dat kwam er niet meer van.
Juist toen Ellen de volgende patiënt aanklikte, ging de deur open. Dr. Anna März kwam binnen.