Vijfenveertig
CHINVAT (TEHERAN), 15 JANUARI 1979
…wie rustig zal leven en wie zwervend, wie in stilte en wie opgejaagd, wie vergenoegd en wie in smart, wie arm zal zijn en wie rijk. Maar…
(Uit het joodse Moesafgebed voor de Ontzagwekkende Da gen)
De buitenpoort bevond zich aan de overkant van de apadana, een dertig meter brede audiëntiezaal met muren van massieve blokken kalksteen, waarin smalle strepen licht door spleten in het dak naar binnen vielen. Simon stond er verslagen bij, zijn gezicht uitdrukkingsloos, alsof hij in shocktoestand verkeerde. Niasa greep zijn pols, haar nagels drongen in zijn vlees. ‘We moeten verder, Simon.’
Hij vermande zich, zoog zijn longen vol lucht en holde voor hen uit. Toen hij bijna de overkant van de zaal had bereikt, zag hij op de poort een lichtweerkaatsing die ieder vonkje hoop de bodem insloeg. Wanhopig stak hij zijn hand uit. Wat hij voelde, was een massief stalen poort, die alleen met een elektrische afstandsbediening geopend kon worden, en die zelfs met pantsergranaten niet te forceren zou zijn.
Hij hoorde een schrapend geluid, als van staal over steen, en helemaal links ving hij een glimp op van Cyrus die aan een rad in de muur draaide. Voor ze hem hadden bereikt, was hij door een smal stalen nooddeurtje in de buitenmuur verdwenen. Luttele seconden later stonden ze zelf ook in de open lucht.
De buitenmuur was een onderdeel van de noordoostelijke grensmuur van het domein. Aan beide kanten van de tempel lagen bunkers en raketlanceerbases, keurig uitgehouwen in een overhangende rotsformatie van de Tharisberg, maar alles leek verlaten. Ook van Cyrus was er geen spoor.
‘Kom,’ zei Simon. ‘We moeten voortmaken. De tempel kan ieder ogenblik de lucht ingaan.’
‘Wacht even,’ zei Sharon. Ze knoopte de sjaal van haar hals los en wond hem om Niasa's voet. Nu pas zag Simon dat Niasa een schoen was verloren. ‘Jammer,’ zei Sharon. ‘Deze sjaal kost meer geld dan ik in twee jaar aan kleren uitgeef.’
Ze begonnen te hollen over een met stenen bezaaid pad dat zich uitstrekte tussen de buitenmuur en de voet van de heuvel, onder de militaire installaties door. Tweehonderd meter verder liep het pad dood. Ze keerden op hun schreden terug en volgden het pad in de tegenovergestelde richting. Met een hinkende Niasa en maman die aan het einde van haar krachten was, kwamen ze maar moeizaam vooruit. Enige tijd later bereikten ze een landingsplatform voor helikopters, met in de rotsen uitgehouwen bergplaatsen waarvan de stalen poorten uit hun hengsels hingen. Binnen stonden de nog smeulende wrakken van twee legerhelikopters. De moed zonk Simon in de schoenen. Hoe zouden ze ooit wegkomen uit dit voor joden vijandige land, zonder geld, zonder papieren?
Niasa las de twijfel in zijn ogen. ‘We halen het wel,’ zei ze en ze glimlachte. ‘Ik zal in ieder geval stof tot schrijven hebben, als we hieruit geraken.’
‘Ja,’ zei Simon. ‘Maar hoe?’
‘We wachten tot het donker is,’ stelde ze voor. ‘Dan proberen we de Amerikaanse ambassade te bereiken.’ Ze liet zich naast Sharon op een rotssteen neerzakken en masseerde haar voetzool. ‘Zo moeilijk kan dat niet zijn.’
Simon was niet zo optimistisch. Ze hadden er geen flauw idee van waar de Amerikaanse ambassade was en in een stad in oproer was het niet verstandig de eerste de beste politieagent aan te spreken en hem de weg te vragen.
‘Ik heb een betere oplossing,’ zei Cyrus, die opeens achter hen opdook. ‘Een vliegtuig. Jij bent immers piloot.’
Simon durfde hem nauwelijks te geloven. ‘Wat voor een vliegtuig?’ vroeg hij.
Cyrus haalde zijn schouders op. ‘Weet ik veel. Een tweemotorig lesvliegtuig, denk ik. Het is niet groot, maar van ver gezien lijkt het intact. Aan de scherven te zien hebben de terugtrekkende troepen er een raket op afgevuurd, maar die heeft alleen een gat in de landingsbaan geslagen. De baan ligt in een dwarsdal aan de westgevel.’ Cyrus wierp een bedenkelijke blik op Niasa's geïmproviseerde schoeisel. ‘Vanhieruit is het een hele klim. Zul je het kunnen halen, zonder schoen?’
Niasa sprong op en stak haar arm door die van Simon. ‘Met hem erbij op één been,’ lachte ze.
De Piper Turbo was een vierzitter met maar één motor, maar dan wel een krachtige turboprop, speciaal om van de korte landingsbaan te kunnen opstijgen. Het vliegtuig stond aan het eind ervan, tegen de wind in, klaar om op te stijgen, met dertig meter voor zijn neus een bomkrater in het midden.
Naast de startbaan vonden ze het lijk van de piloot. Een rij kogelinslagen in het asfalt wees als een pijl van hem naar het vliegtuig. Simon liep inspecterend om het toestel heen. Hij zag een paar kogelgaten in het staartgedeelte, maar zo te zien waren er geen vitale onderdelen geraakt. Hij ging in het vliegtuig zitten en bestudeerde het interieur. De sleutel zat in de ontstekingsmagneet en toen hij hem omdraaide, kwam het dashboard tot leven. De brandstofmeter wees ‘full’ aan. Hij voelde in de deurzakken en glimlachte toen hij het vlieghandboek en kaarten van de landen van het Midden-Oosten vond. Terwijl Cyrus naast hem kwam zitten en Niasa zich met maman achter hen installeerde, bladerde hij snel door het handboek. Het was lang geleden dat hij met een eenmotorig propellertoestel had gevlogen en hij bestudeerde vooral de tabellen met de land- en start-prestaties, de stijgsnelheid en de stopafstand. Daarna liep hij de checklist in het handboek door, terwijl hij de instrumenten en bedieningsorganen met zijn vingertoppen aanraakte.
‘Zal het lukken?’ vroeg Cyrus.
Simon knikte. Het zou kantje boord zijn met een volle lading en een te korte startbaan, maar met een Piper Turbo moest dat lukken. Hij bestudeerde de kaart van Iran. ‘Ik vlieg naar Turkije. We volgen de spoorweg tot Tabriz en…’
Cyrus schudde zijn hoofd. ‘In dat deel van het land is de moedjahedien de baas. Die schieten eerst en vragen dan wie je bent.’ Hij wees op de kaart. ‘Dit wordt ons doel: Yazd. Over de weg is het slechts 670 km. Door de lucht iets meer dan een uur vliegen.’
‘Waarom Yazd?’
‘Mijn grootvader van moeders kant is gouverneur van Yazd en een van de invloedrijkste sjiieten van het land. Sinds haar scheiding woont mijn moeder weer thuis. Zodra we de lucht in zijn, zal ik via de radio contact opnemen met grootvader en om clearance vragen.’
Simon aarzelde. ‘Wat kunnen drie joden in Yazd verrichten? We kunnen maar beter zorgen dat we het land uit zijn, voor een nieuwe regering alle grenzen potdicht afsluit.’
‘In Yazd kun je bijtanken en vervolgens naar Israël vliegen. Mijn grootvader kan zorgen dat je toestemming krijgt om over Saoedi-Arabië te vliegen. Op die manier kun je in vijf uur weer thuis zijn.’
Simon keek om naar Niasa en maman. ‘Wat denken jullie?’
Ze knikten allebei. In vijf uur weer thuis zijn klonk als een toverspreuk.
Hij drukte op de startknop, de propeller draaide een paar keer aarzelend rond, sloeg aan en de motor begon aan een rustige vrijloop, alsof hij niet lang geleden was warmgedraaid. Simon taxiede het vliegtuig langs de bomkrater, raakte bijna vast in het zand langs de baan, maar slaagde erin de Piper Turbo in beweging te houden door met korte stootjes gas te geven. Toen hij het vliegtuig weer op de lengteas had opgesteld, had hij nog maar driekwart van de startbaan voor zich.
Met de rem nog vast schoof hij de gashendel langzaam naar voren tot het toestel op zijn landingsgestel trilde. Een snelle blik op de instrumenten leerde hem dat alles functioneerde zoals het hoorde. Hij keek even om, knipoogde naar de twee vrouwen en liet de rem los.
De Piper Turbo ging ervandoor als een windhond, snel accelererend, maar niet snel genoeg. De baan was korter dan hij had gedacht en het leek alsof de bomen aan het einde van de startbaan mee in beweging waren gekomen en hen met een sneltreinvaart tegemoetkwamen. Maar toen hij begon te vrezen dat ze het niet zouden halen, hield het bonken van de wielen over de ruwe startbaan eensklaps op. Het gras en de boomtoppen vielen onder hem weg en zoals altijd als hij van de aarde loskwam had hij zin om het uit te schreeuwen van puur genot.
Hij trok het landingsgestel in. De motor draaide soepel en de Piper Turbo won snel hoogte. Hij wierp een blik door het raampje in de richting van Chinvat. Terwijl hij keek, barstte de rokende tempel uiteen in een vurige fontein van vlammende wrakstukken en brokken steen. Simon wendde het hoofd af. Zowel Razdi als Fariman waren de vuurdood gestorven. Hun God had geen keuze gemaakt.
Hij keek weer voor zich uit en Cyrus, die mee had zitten kijken, wendde eveneens zijn blik af. Die blik was niet dof van verdriet, maar helder en vast. Simon trimde bij en minderde gas tot hij het toerental vond dat het best bij een langzame klim paste. Zijn weg zoekend tussen de voetheuvels van het Elboersgebergte, vloog hij in een grote boog om Teheran heen en wachtte tot ze de rookkolommen van de geteisterde hoofdstad ver achter zich hadden voor hij op een kruishoogte van 10500 voet de wijdere horizon opzocht.
Zodra ze op kruishoogte waren, voerde Cyrus in het Farsi een lang gesprek met de toren van Yazd. Ten slotte schakelde hij de zender uit en hing de microfoon terug. ‘Alles komt in orde,’ zei hij. ‘Mijn grootvader zal ervoor zorgen.’
‘Bedankt,’ zei Simon. Hij aarzelde even. ‘Het spijt me van je vader en je oom, Cyrus.’
‘Mijn vader achtte zichzelf onsterfelijk,’ zei Cyrus met een onbewogen gezicht. ‘Bovendien was het onafwendbaar.’
‘Onafwendbaar? Hoezo?’
Cyrus antwoordde niet. Alleen in het Perzisch bestonden de woorden om de kracht van het vuur te beschrijven, het Garma, dat het leven van pedar had beheerst en dat zijn ziel in vurige gestalte de Brug des Oordeels had helpen oversteken.
Simon gaf een minimale hoeveelheid roer. ‘Waar ging het eigenlijk om, Cyrus? Was het echt alleen om mij te doen?’
Cyrus liet zich onderuitzakken in zijn stoel. ‘Nee, Simon. Niet om jou en ook niet om mij. Er was niets mysterieus mee gemoeid. Het ging hem alleen om macht.’ Hij vouwde zijn handen over zijn borst en sloot zijn ogen. ‘Macht is waanzin, Simon.’
Het was kinderspel geweest. Af en toe een wenk of een zinspeling. Zoals pedar aanzetten om oom Fariman door Riccardo Mattei te laten bespioneren. Ze hadden zich tegen elkaar laten uitspelen, omdat ze niet konden delen, maar elk voor zich de volle buit wilden: Sharon, Simon, Chinvat, rijkdom. En macht natuurlijk. Cyrus glimlachte. Macht is absoluut, Simon. Macht ben ik!
En opeens besefte Cyrus dat het Garma in hem was overgegaan, want dat het zijn plicht was de missie van Zarathoestra om van Perzië een machtig wereldrijk te maken, verder te zetten.
Simon wierp een zijwaartse blik op Cyrus en zag dat die ontspannen en met gesloten ogen achterover in zijn stoel lag. Onder hen weerkaatste de zon op de rails van de spoorverbinding tussen Qomm en Yazd. Hij begon aan zijn daalvlucht.
Even later zette hij de Piper Turbo op de particuliere landingsbaan van Mohammed Ali Yazdis, de gouverneur van Yazd, aan de grond.
Nog voor de zon onderging stegen ze opnieuw op, ditmaal zonder Cyrus, die in Yazd bleef. Door de dood van zijn vader was het voorzitterschap van de Raad der Vaderen op hem overgegaan en hij was niet van plan de daaraan verbonden machtspositie zonder slag of stoot prijs te geven.
Sharon voelde een rilling door zich heen gaan toen ze hem bij het afscheid de hand schudde. Er was een nieuwe blik in zijn ogen, een taaie koppigheid die haar herinnerde aan Razdi en het klooster van Pa Nesar.
Niasa was vooraan naast Simon gaan zitten en Sharon had de achterbank voor zich alleen. Zwijgend sloeg ze Simon gade, terwijl hij een laatste keer zijn checklist overliep. Hij draaide zijn hoofd om. ‘Klaar?’
Ook Simon was niet meer dezelfde. Zijn houding was zelfverzekerd, alsof er een zware last van zijn schouders was genomen. Ze glimlachte en kneep zachtjes in zijn arm. ‘Laten we naar huis gaan,’ zei ze.
Simon gaf gas en de motor liet een hoog, gierend geluid horen. Toen gooide hij de remmen los en begonnen ze te rijden. Sharon keek opzij door het raam, naar de afstandmarkeringen die voorbijflitsten en van afzonderlijke kalkstrepen een onafgebroken streep werden die opeens onder hen leek weg te vallen. Het sopraanachtige geluid van de motor werd een sonoor gebrom en daar bovenuit hoorde Sharon opeens de heldere stem van Simon die, eerst neuriënd, en toen uit volle borst, het Oega Oega aanhief. Niasa viel in met haar lage stem en Sharon aarzelde even en toen pikte ze het deuntje op. Ze zongen het ene liedje na het andere, tot ze lachend en hijgend moesten ophouden, omdat ze de opgelegde hoogte van drieduizend voet hadden bereikt en Simon weer al zijn aandacht nodig had voor de vlucht.
Nu het allemaal voorbij was, voelde Sharon opeens hoe moe ze was. Ze ging op haar zij liggen, met opgetrokken knieën. Tussen de twee stoelen door zag ze hoe Niasa haar hand in Simons nek legde en die lichtjes begon te masseren, zonder iets te zeggen. Hij keek even opzij en in het flauwe schijnsel van de dashboardverlichting zag ze de uitdrukking op zijn gezicht. Ze glimlachte en sloot haar ogen.
Het is nog altijd allemaal om jou te doen, Simon, dacht ze.
Ze trok een deken over zich heen en terwijl ze dat deed, voelde ze de envelop in haar jaszakje. Tienduizend pond sterling, de afkoopsom voor een leugen. Straks, als ze wakker werd, zou ze die aan Niasa geven. Als huwelijksgeschenk.
Kie Kesjimga!
Want U wenst niet de dood voor hem die schuldig is, maar
dat hij terugkeert van de slechte weg en in leven blijft.
(Uit het joodse Moesafgebed voor de Ontzagwekkende Dagen).