Vierentwintig

SENTIER DU DIABLE (ZWITSERLAND), 12 FEBRUARI 1970

U allen smeek ik met eerbiedig opgeheven handen, Gij, Heilige Geesten, Mazda en Asja, schenk mij de zegeningen der beide werelden, der stoffelijke zowel als der geestelijke.
(Avesta, Tweede Gatha Yasna 28:2)

Cyrus keek omhoog, naar de steile hellingen, die ongerept in het zonlicht lagen te glanzen. Op de Sentier du diable lag meer dan vijftig centimeter sneeuw en van de vele keien die deze piste zo gevaarlijk maakten, was weinig meer te zien. De berg had iets uitdagends, alsof hij zijn tegenstander was, die alleen door snel en roekeloos skiën zou kunnen worden overwonnen. Dat vooruitzicht, of de haoma, deed zijn bloed sneller stromen en een gevoel van onoverwinnelijkheid maakte zich van hem meester.

Riccardo Mattei hield de dubbele stoel die aan de kabel heen en weer zwaaide, voor Cyrus vast. ‘Zouden we niet liever een piste kiezen die minder gevaarlijk is?’ vroeg hij. ‘Dit is de langste en een van de verraderlijkste hellingen in Zwitserland.’

Cyrus ging in zijn stoel zitten. ‘Waar ben je bang voor, Riccardo? Voor het ravijn of dat je me niet kunt bijhouden?’

‘Ik jou niet kunnen bijhouden?’ Mattei snoof beledigd. ‘Ik heb al een drankje besteld om de tijd te korten terwijl ik beneden op je wacht. Maar denk eraan, het is je laatste dag in Zwitserland. Morgen vliegen we naar Teheran. Dit is niet meteen het geschiktste moment om je botten te breken.’

‘Een been in het gips heeft in de lucht zo zijn voordelen. Stewardessen worden er hitsig van.’

Mattei bromde wat en hees zich in de andere stoel. Met een lichte schok zette de kabel zich in beweging en ze werden omhooggevoerd, door de opening die voor de skilift in de bossen was vrijgemaakt. De Italiaan haalde een heupfles uit zijn zak. ‘Een opkikkertje?’

‘Nee, dank je. Slecht voor de gezondheid.’

Mattei snoof weer. ‘Mijn grootvader is negentig geworden met drie liter chianti per dag.’ Hij nam een slok en slaakte een zucht van genot. ‘Ik heb nog altijd een achterstand in te halen, na onze vakantie op de Manhattan.’

Tijdens hun vorige vakantie waren ze met Razdi en Fariman een eindje meegevaren op een tot ijsbreker omgebouwde petroleumtanker, die geprobeerd had via de Noordwestelijke Doorvaart de pas ontdekte olievelden aan de North Slope van Alaska te bereiken. Het was Mattei een doorn in het oog geweest dat er op het schip geen drank verkrijgbaar was.

‘Wees blij dat we maar een week aan boord zijn gebleven. De Manhattan is drie maanden onderweg geweest.’

‘En? Is het experiment gelukt?’

‘Ja en nee. De tanker heeft Prudhoe Bay bereikt en een symbolisch vat olie geladen, maar bleek bij zijn terugkeer toch wel behoorlijk beschadigd. Er zal naar een andere manier gezocht moeten worden om de olie van de noordpool vandaan te halen.’

Mattei nam opnieuw een flinke slok en stak de fles weg. ‘Dat een tankschip zich geen weg kan banen door het meters dikke ijs van de noordpool, weet zelfs een domme Italiaan als ik,’ zei hij. ‘Het verbaast me dat het schip het heeft gehaald.’

‘Tankers kunnen ongelooflijk taai zijn.’ Cyrus masseerde zijn kuitspieren. ‘Ik herinner me het verhaal van de Ohio. Die werd in 1941 door de Duitsers met onderzeeërs én vliegtuigen bestookt en verscheidene keren geraakt. Op een bepaald ogenblik lag op de voorsteven het wrak van een neergestorte Stuka-duikbommenwerper en op de achtersteven brandde een neergehaalde Junker-88 uit. De laatste mijlen werd het schip door de Britse Navy op sleeptouw genomen, maar zijn lading bereikte Malta.’

‘Ik wist niet dat jij je zo voor tankers interesseerde.’

‘Na vrouwen, spelen voor geld en macht uitoefenen, Riccardo. Niet noodzakelijk in die volgorde. Maar genoeg daarover. Nu gaan we skiën.’

‘Je hebt gelijk. Scusi.’

Ze zwegen allebei en genoten van het landschap.

Het was vroeg, negen uur. De zon gaf nog geen warmte zodat de sneeuw op de takken van de sparren niet smolt. Cyrus leunde achterover. Het was alsof ze door een wit ravijn van met sneeuw bedekte bomen zweefden, waarover als een riviertje de opaalblauwe hemel vloeide. Als je lang genoeg keek, wist je niet meer wat lucht en wat bodem was.

Ook Mattei, die zelden van iets onder de indruk kwam, werd er stil van. Hij wees naar het spoor van een dier in de sneeuw. Op het zachte zoemen van de kabel na was de stilte volmaakt. De berg was maagdelijk, onberoerd. De liften zouden pas om tien uur voor het publiek opengaan.

Cyrus genoot. De berg was van hem alleen.

Ze kwamen aan de top. Er waren twee trajecten. De ene piste glooide geleidelijk, een grote open helling boven de boomgrens, waarop je probleemloos kon blijven skiën. Het andere traject was steil: als je boven stond, leek het of de helling loodrecht naar beneden liep om dan, driehonderd meter lager, scherp naar rechts af te buigen en in de bossen te verdwijnen.

‘Dat is 'm,’ zei Mattei uitdagend. ‘Denk je dat je het aandurft?’

Cyrus boog zich voorover, steunde op zijn skistokken en bestudeerde de helling.

Avanti!’ Mattei kromde zijn rug en zette zich af.

Cyrus gunde hem veertig meter. Zodra Mattei draaide om zijn snelheid af te remmen, ging hij achter hem aan en hij gleed zo snel naar beneden dat de sneeuw achter hem in een brede waaier opstoof. Cyrus daalde af in een rechte lijn en nam de ei-houding aan, zijn ski's dicht bij elkaar en zijn stokken onder de arm geklemd. Honderd meter lager gleed hij Mattei voorbij, omhoogschietend over een hobbel en met een indianenkreet weer neerstrijkend.

De baan was steiler dan hij had gedacht en zijn snelheid nam voortdurend toe; even dacht hij dat hij zichzelf niet meer in bedwang had, maar voor hij de boomgrens bereikte, kon hij met twee bochten nog net genoeg afremmen om de scherpe draai naar rechts te nemen zonder tegen een boom te botsen.

Achter de bocht kwamen de twee trajecten samen in een brede allee, die zich door het bos naar beneden slingerde.

In de sneeuw vóór hem tekende zich het spoor van een skiër af.

Cyrus klemde boos zijn tanden op elkaar. Mattei had de exploitant ervoor betaald om hen als eersten de berg te laten bestijgen. Hij hield stil en zocht de baan af. Tussen de bomen door zag hij achter de volgende bocht een in het lila geklede figuur met trage, brede uithalen naar beneden skiën. Hij zette af en stoof erachteraan.

Toen Cyrus de bocht omkwam, keek de skiër om. Alsof hij zich betrapt voelde, verhoogde hij zijn snelheid, maar voor hij het eind van het rechte stuk had bereikt, schoot Cyrus hem in volle vaart voorbij en hij kwam met veel branie dwars voor hem tot stilstand. De skiër, die door de opstuivende sneeuw van Cyrus verblind werd, slaagde er ternauwernood in te stoppen zonder ten val te komen.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg Cyrus op een toon alsof hij op Chinvat een inbreker bij de kraag vatte. Nog terwijl hij die woorden uitspuwde, herkende hij Jacqueline Clarence, de directrice van L’Institut Suisse des Sciences Modernes. Ze waren geen vijanden, maar ze hadden het evenmin op elkaar begrepen. Dat had niets met zijn studieresultaten te maken, maar met het feit dat Cyrus de schoolregels voortdurend met voeten had getreden. De directrice, die het zich niet kon veroorloven de zoon van een rijk en machtig oliemagnaat van school te sturen, had revanche genomen door hem een paar keer in het publiek een uitbrander te geven.

Clarence schoof haar skibril omhoog. Ze had een lang, smal gezicht en bleke ogen. ‘Wat verbeeld jij je wel, Cyrus Razdi?’ vroeg ze uit de hoogte. ‘Denk je soms dat deze berg van jou alleen is?’

Cyrus plantte zijn skistokken vlak naast haar voeten en boog zich voorover. ‘Misschien wel,’ siste hij. ‘Misschien was deze ongerepte sneeuw alleen voor mij bedoeld.’ Hij liet een van zijn skistokken los en trok met een vlugge beweging de ritssluiting van haar skipak open. Ze had een onaantrekkelijk, mager en hoekig lichaam. ‘Jij moest hem zo nodig besmeuren, nietwaar? Je hebt de berg verkracht, weet je dat?’

Toen Clarence zich probeerde terug te trekken, gleed één ski onder haar vandaan. Ze wankelde en kwam in een geknielde houding in de sneeuw terecht. ‘Cyrus Razdi! Laat dat!’

Hij zag dat ze bang werd en hij deed er nog een schepje bovenop. ‘Misschien hou jij van verkrachten? Misschien wil jij ook wel eens verkracht worden? Zal ik je een beurt geven?’

‘Je moest je schamen, Cyrus Razdi. Ik zou je moeder kunnen zijn.’

Tergend langzaam trok hij de kleefbandsluiting van zijn parka open. Hij torende boven haar uit. ‘Misschien hou ik van oudere vrouwen. In Perzië is dat niet zo ongewoon.’

Haar ogen werden groot van angst. Ze krabbelde overeind en zonder zich om het open skipak te bekommeren, zette ze af, met al haar kracht, kreunend van inspanning.

‘Hé, wacht! Ik plaagde je maar.’

De directrice hoorde hem niet. In volle vaart stoof ze de steile helling af. Hij haalde zijn schouders op en volgde haar, op zijn dooie gemak. Clarence wierp een blik achterom en raakte nog meer in paniek toen ze zag hoe moeiteloos hij bijbleef. Toen de twee trajecten zich even verder opnieuw splitsten, gleed ze rechtdoor de Sentier du diable op. Die baan was daar smal, met af en toe in het midden een grote, met ijs overdekte kei. Cyrus slingerde rond de keien zoals door de poorten bij een slalom, door de jacht opgehitst.

Clarence had te weinig techniek voor een zwarte piste. Twee keer raakte ze een van de keien, zodat de vonken van de stalen skiranden af sloegen. Ze was haar snelheid niet meer meester. De derde keer wist ze een ijsachtige uitstulping niet te ontwijken. Ze vloog eroverheen en kwam wankelend neer. Ze viel, schoof wentelend verder omlaag, een ski verliezend, om daarna met een doffe klap tegen een rotsblok te pletter te slaan.

Cyrus richtte zich op, remde met perfecte korte bochten af en kwam naast het ineengevouwen lichaam tot stilstand.

De directrice lag op haar zij, de nek gedraaid, en staarde met wijdopen ogen naar de blauwe hemel. Haar skimuts was weg, haar chignon, haar wenkbrauwen, zelfs haar neusgaten zaten vol met sneeuw. Ze was niet dood, niet helemaal: haar neusvleugels trilden, haar gehandschoende handen klauwden alsof ze zich aan het leven wilde vastgrijpen.

Cyrus bracht een hand voor haar ogen en trok die weer weg. De verwijde pupillen reageerden niet. Toen hij zich oprichtte, kwam Mattei de helling afgeskied.

‘Het is mijn schuld niet,’ zei Cyrus. ‘Ik raakte haar niet eens aan.’

‘Ze heeft het zelf gezocht,’ antwoordde Mattei. ‘Ze had het recht niet hier te zijn.’ Hij knielde naast Clarence en voelde haar pols.

‘Ze is bewusteloos,’ zei Cyrus. ‘Ik denk dat ze in coma is.’

Mattei richtte zich op. Hij haalde de heupfles uit zijn zak en schroefde de dop eraf. ‘Ga jij de hulpdiensten waarschuwen. Ik blijf wel bij haar.’

Cyrus snoof de zuivere ijle berglucht op. De lucht rook hier anders dan op de Tharis: de geur van hars maakte het verschil. ‘Dat is goed,’ zei hij. ‘Ik heb het er warm van. Een glas koud bier zal me smaken.’