Vierendertig
LONDEN (GROOT-BRITTANNIË), 6 NOVEMBER 1978
De sjah van Perzië benoemt een nieuwe regering van militairen om het toenemende verzet te smoren.
(Kroniek van de 20ste eeuw)
De Belgische minister van Economische Zaken was dronken. Hij stond boven op een lage salontafel en dirigeerde Rimski-Korsakovs Sheherazade met meer bezieling dan de dirigent van het Berliner Festspielorchester op de elpee. Niemand nam er notitie van. De gasten kletsten onder elkaar over hun eigen grootheid en als ze toevallig even zwegen, was dat alleen omdat ze geen kans zagen aan het woord te komen.
Fariman luisterde met een half oor naar de Franse ambassadeur, die aan een paar gesprekspartners de bedekte steun van zijn regering aan Khomeini en het Iraans-religieuze verzet probeerde uit te leggen als een vorm van democratische neutraliteit. Aan de andere kant van de zaal zag hij zijn neef Cyrus iets in het oor fluisteren van een vrouw met een gestileerd, opgestoken kapsel met retro-effect en een gerimpeld gezicht als van Bette Davis. Niet lang daarna wierp de vrouw een steelse blik om zich heen en verliet ze de salon, even later gevolgd door Cyrus. Gelukkig was de Franse ambassadeur op dat ogenblik zozeer begeesterd door de klank van zijn eigen stem, dat hij het niet eens zou hebben gemerkt als Cyrus zijn vrouw voor zijn ogen zou hebben uitgekleed.
Over de schouder van de Franse ambassadeur heen zag Fariman dat Riccardo Mattei vanuit de deuropening verwoede pogingen deed om zijn aandacht te trekken. De Italiaan maakte een draaiende beweging bij zijn oor. Fariman mompelde een verontschuldiging tegen Zijne Excellentie en baande zich een weg door de meute. ‘Wie is het?’
Mattei rolde met zijn ogen en sprak zo zacht dat Fariman zich voorover moest buigen om hem te kunnen verstaan. ‘Chinvat. Meneer Razdi in eigen persoon.’
Fariman veerde terug. Mattei's adem stonk naar alcohol. ‘Je bent weer aan het drinken.’
‘Cognac,’ bevestigde Mattei.
‘Hou ermee op. Het wordt nog je dood.’
‘Ik drink als ík daar zin in heb,’ zei Mattei grof. ‘Ik ben je lijfwacht, niet je lijfeigene.’
Fariman haalde de schouders op en verliet de salon. Op een goede dag zou hij met Mattei afrekenen, beschermeling van zijn broer of niet. Hij liep door naar de kamer waar de geheime telefoon stond en nam de hoorn op. ‘Fariman.’
‘Ik prijs u,’ zei Darius.
‘Bedankt, grote broer.’ Fariman grinnikte. ‘Je hebt er alle reden toe. Ik heb net met de Belgische minister van Economische Zaken een contract van 150 miljoen dollar afgesloten.’
‘Netto?’
‘Nee. Maar ik heb de gevraagde commissie tot de helft kunnen terugdringen.’
‘Mooi werk. Maar wees op je hoede met steekpenningen aan de Belgen. Ik wens geen herhaling van de Ibramco-affaire.’
‘De Ibramco-affaire was een heel andere zaak. Toen zouden we samen met de Belgen een grote staatsonderneming oprichten voor de bouw van een olieraffinaderij die wij rechtstreeks zouden bevoorraden, maar er brak een politieke rel uit toen aan het licht kwam dat een machtig Waals politicus bij de toekenning van aandelen en mandaten zichzelf en zijn politieke vrienden wat al te zeer had bevoordeeld.’
‘Is de Belgische regering daar toen niet over gevallen?’
‘Dat klopt. De bouw van de raffinaderij ging natuurlijk niet door, maar verlies hebben we er niet aan geleden. De reeds betaalde voorschotten hebben we met latere confidentiële commissielonen kunnen verrekenen.’
‘Maar goed ook. Is Cyrus daar?’
‘Hij is even… Nou, ja. Hij heeft zich even teruggetrokken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je kent Cyrus toch. Hij zou iedere glamour girl om zijn vinger kunnen winden, maar hij lijkt een voorliefde te hebben voor oudere, getrouwde en liefst lelijke vrouwen.’
‘Is er een lijfwacht bij?’
‘Niet waar hij naartoe is, vrees ik.’
‘Zijn jullie gek geworden? Na het incident met Kzan weggaan zonder beveiliging!’
‘Hij is geen kind meer, Darius.’
‘Het kan een valstrik zijn,’ raasde Razdi. ‘Je zou beter moeten weten.’
‘Hij is ervandoor met de vrouw van de Franse ambassadeur.’
‘Hij zou beter trouwen en ophouden met die fratsen. Stuur direct een agent achter hem aan.’
‘Oké. Ik zal Mattei…’
‘Nee. Niet Mattei. Die blijft bij jou. Stuur een van die nieuwe krachten. Die zijn speciaal opgeleid.’ Er volgde een pauze, en Fariman hoorde geluiden die gepaard gingen met het aansteken van een sigaar. ‘Wanneer komen jullie naar Chinvat? We hebben heel wat te bespreken.’
‘Na de cruise, Darius. Eind december. Of weet je wat? De Triumphant ligt in de haven van Piraeus. In plaats van een cruise op de Middellandse Zee varen we ermee naar Iran.’
‘Oké. Waarschuw me zodra jullie naar Athene vliegen. Hoe was Farnborough? Loonde het de moeite?’
De vraag verraste Fariman. Er waren maanden voorbijgegaan sinds de vliegshow. ‘Wat nu? Opeens belangstelling voor de luchtvaart?’
‘Je weet best dat vliegtuigen me niet interesseren. Maar ik weet graag waar je mee bezig bent.’
Fariman voelde zich opeens weinig op zijn gemak. ‘Ik heb twee extra Learjets gekocht voor Humble Air. Sinds de opening van de pijpleiding is er in Alaska een tekort aan zakenvliegtuigen.’
‘Hm. Nu ja. Als dat alles is wat je me te vertellen hebt… Tot weldra dan. Mogen de Goede-Gedachtegeesten jullie vergezellen.’ Razdi verbrak de verbinding.
Fariman stond nog met zijn hand op de hoorn na te denken over Razdi's onverwachte belangstelling voor de luchtvaartshow, toen de telefoon opnieuw begon te rinkelen. In een reflex drukte hij de hoorn tegen zijn oor. ‘Hallo?’
‘Met Niasa Charazavour. Ben je in alles zo vlug?’
‘Niasa,’ zei hij, ‘als je ooit van naam wilt veranderen, wat zou je dan denken van Fariman?’
Ze lachte. ‘Namen met “man” erin vind ik altijd mooi: Fariman, Hofman.’
Hij ging zitten. ‘Weet je iets?’ vroeg hij met gedempte stem.
‘Ik niet,’ zei ze. ‘Maar er staat een man naast me die er meer van weet.’
‘Over Simon Hofman? Over Sharon?’
‘Ja.’
Opeens was daar weer die bovennatuurlijke aantrekkingskracht voor die vrouw, waarvoor hij geen zinnige verklaring had.
‘Geef hem maar door.’
‘Niet over de telefoon, zegt hij. Hij wil je persoonlijk spreken.’
‘Akkoord. Zeg maar waar je bent. Ik kom direct.’
‘Het is niet naast de deur,’ antwoordde Niasa, zonder te preciseren. ‘Overigens, hier is het nogal moeilijk om een ontmoeting te organiseren.’
Fariman begreep daaruit dat Niasa hem vanuit Israël opbelde. Opeens had hij een inval. ‘Wat denk je van Athene? Dat ligt halverwege tussen Europa en het Midden-Oosten.’
‘Als jij zijn ticket betaalt,’ antwoordde Niasa met joodse zakelijkheid.
‘Vanzelfsprekend.’
Vijf minuten later hadden ze een principiële afspraak gemaakt op zijn jacht, dat in de haven van Piraeus voor anker lag. Voor de juiste datum zou Niasa terugbellen.
Fariman legde neer en hij zat opnieuw in de Sikorsky, gevangen in zijn eigen luchtwerveling, en de stuurknuppels en de pedalen luisterden niet meer naar zijn bevelen.
Hij hoorde een doffe slag en daarna het geluid van brekend glas. In de salon lag de Belgische minister languit op de grond. Hij was niet in staat op eigen kracht overeind te komen en weigerde koppig geholpen te worden. Hij lag midden in een plas bloody mary en met zijn spichtige beentjes probeerde hij de maat te slaan op het allegro molto van het Fest in Bagdad.