Achtentwintig
ATLANTISCHE OCEAAN, 26 FEBRUARI 1973
Tussen deze beide soorten Geesten onderscheidden zich niet duidelijk de Duivels, zodat verwarring over hen kwam ter wijl ze beraadslaagden, waardoor ze de slechtste Geest kozen.
(Avesta, Derde Gatha Yasna 30:6)
De barometer was een millibar gezakt. Aan de westelijke hemel hield een laag voortjagend wolkendek, waarvan de kleuren voortdurend veranderden, de namiddagzon gevangen. De Cyrius stoomde, met gebruikmaking van slechts een fractie van de kracht die zijn voortstuwingsinstallatie kon leveren, over de lange deining van de Atlantische Oceaan het eerste koudefront tegemoet.
De kapitein van de tanker sloeg vanaf de bakboordvleugel van de brug de drie Perzen gade, die samen met de technici van de werf de proefvaart meemaakten. Ze hadden zich niet als dusdanig geïntroduceerd, maar hij ging ervan uit dat ze de eigenaars waren. Ze stonden op de verhoogde voorplecht: twee van hen waren in een druk gesprek gewikkeld, de derde stond met zijn handen op de reling en staarde naar de door de Cyrius opgeworpen boeggolven alsof hij met het gesprek niets te maken wilde hebben.
De kapitein verliet de brugvleugel voor het comfort van de stuurhut. De volgende tien minuten besprak hij met de scheepsbouwers de eigenschappen van het schip, dat met zijn dubbele bodem en zijn geavanceerde navigatieapparatuur, waaronder een antiaanvaringscomputer, speciaal ontworpen was om routes te bevaren waar ijsbergen te duchten vielen. De drie Perzen stonden nog altijd op de voorpiek. Hun haren wapperden in de wind. Opeens brak één enkele zonnestraal door de wolken en alle drie werden ze gedurende een ondeelbaar ogenblik door een goudgele straal van licht omgeven. Ze gooiden gelijktijdig het hoofd in de nek en staarden omhoog.
‘Wat vind je ervan, Cyrus?’ vroeg Razdi. ‘Is dit geen prachtig schip?’
Cyrus knikte. ‘Vooral functioneel.’
‘Zo zullen we er zeven in de vaart hebben tegen dat de Trans-Alaska Pipeline klaar is. Het zal ons weer een stapje dichter bij ons uiteindelijke doel brengen.’
‘Tegen dat het zover is, heeft Exxon 35 supertankers in de vaart, pedar. De verhoudingen zullen precies dezelfde zijn.’
‘Je moet in de wijsheid van de Goddelijke Geest geloven. Denk aan ons gesprek op de Tharis.’
‘Daar denk ik iedere dag aan, pedar. Vooral nu ik bij Exxon zo'n veelbelovende positie in 't vooruitzicht heb.’
‘Dat klopt. Stafmedewerker van McIvor, de manager van Exxon Exploration Company, de subdivisie van Exxon die zich met de exploratie van Alaska bezighoudt. Spreekt dat je niet aan?’
‘Nauwelijks.’ Cyrus zag dat zijn vader verstrakte. ‘Ik weet niet wat uw verwachtingen zijn, pedar, maar op de weg naar dat grote wereldrijk waar u van droomt, lijkt het me geen al te grote stap vooruit.’
‘Misschien groter dan je denkt.’
‘Met alle respect, pedar. Dat moet u mij dan toch eens uitleggen.’
‘Jullie hebben allebei te weinig contact met de geest van Zarathoestra,’ zei Razdi. ‘Daardoor zijn jullie sceptisch geworden.’
Cyrus streek met een ongeduldig gebaar zijn haren uit zijn ogen. ‘Ik vind dat we de godsdienst erbuiten moeten laten.’
Razdi bedwong zichtbaar zijn ergernis over Cyrus’ gebrek aan devotie. ‘We staan verder dan jullie denken,’ zei hij. ‘Vooral in Alaska. Oom Fariman heeft daar goed werk verricht.’ Hij raakte even de schouder van zijn broer aan als om hem bij het gesprek te betrekken. ‘Door zijn inspanningen hebben we daar een niet onaardig deel van het communicatienet in handen. We bezitten bijna al de privévliegvelden en de meeste landmaatschappijen. We controleren bijna alle bedrijven die een sleutelrol spelen in de aanleg van de pijpleiding: de grindmaatschappij, de transportvliegtuigen, de haveninstallaties in Anchorage. Bovendien hebben we vijf procent in de holding die de pijpleiding zal aanleggen.’
‘De vraag is of die pijpleiding er ooit zal komen. Er is zoveel oppositie dat de staat Alaska weigert toestemming te geven voor de aanleg.’
‘Voor je je bij McIvor gaat aanmelden, moet je het TAPS-dossier goed bestuderen. Je oom zal je daarbij helpen. We kunnen het zo spelen dat jij dat geschil weet op te lossen. Zoiets is als introductie meer waard dan mijn invloed via de aandeelhoudersvergadering.’
‘Toch blijft het technisch en financieel een gigantische onderneming.’
‘Ongetwijfeld. Maar de kaarten zullen anders liggen zodra het Midden-Oosten opnieuw in de clinch gaat.’
Cyrus zette grote ogen op. ‘Een nieuwe oorlog? Wanneer?’
‘Vermoedelijk nog voor het einde van het jaar. Wat denk je dat er zal gebeuren als de prijs van de ruwe olie verviervoudigt? Of als Amerika zijn oliebevoorrading in gevaar ziet komen?’
Cyrus knikte begrijpend. ‘De Zeven Zusters zullen al hun geld en al hun vernuft aanwenden om de pijpleiding te realiseren. Ze zullen van Alaska een tweede Koeweit maken.’
Razdi genoot. ‘En wij zullen mee de vruchten plukken.’
‘Geweldig, pedar.’
‘Ja.’ Razdi realiseerde zich dat zijn broer niet aan het gesprek deelnam. ‘Dankzij oom Fariman. Hij is mijn hazarapatisj.’
‘Het kan niet iedere keer Schönau zijn,’ antwoordde Fariman.
De spanning tussen de twee broers was opeens voelbaar.
‘Wat is er met Schönau?’ vroeg Cyrus.
‘Een hangende kwestie,’ antwoordde Razdi, maar zijn woorden waren meer tot zijn broer gericht dan tot Cyrus.
Fariman blikte Razdi aan. Hij hield zijn hoofd licht gebogen, maar ondertussen keek hij zijn broer strak in de ogen. ‘Een afgedane zaak,’ zei hij.
‘Niet voor mij,’ zei Razdi. ‘Cyrus heeft recht op een broer. Ik weet hoe belangrijk dat is.’
Cyrus keek van de een naar de ander. ‘Een broer?’
‘Een metafoor,’ zei Razdi. ‘Later zal ik het je uitleggen.’ Opeens glimlachte hij en kneep Cyrus in de elleboog. ‘Wat denk je?’ vroeg hij. ‘Geloof je nog altijd niet dat wij ook buiten Iran een machtsfactor aan het worden zijn?’
Cyrus plantte zijn ellebogen naast die van oom Fariman op de verschansing. ‘Ik weet het niet.’
‘Het is nochtans eenvoudig.’ Razdi leunde eveneens op de verschansing. ‘Sinds 1954 beleggen we onze oliedollars via Zwitserland in westerse ondernemingen: banken, petroleum, chemische nijverheid, zware industrie. Dat heeft als bijkomend voordeel dat we in sommige ondernemingen zoveel zeggenschap verworven hebben dat we bij benoemingen een eigen kandidaat naar voren kunnen schuiven. Tegelijk sturen we sinds 1967 onze meest begaafde studenten naar goede buitenlandse scholen. Sommigen zullen zich in het land van hun studie integreren en als ze zijn afgestudeerd, plaatsen we hen in een van de bedrijven waarin we deelneming hebben. Zoals nu met jou het geval is bij Exxon.’
Cyrus luisterde met ontzag. Overdreven toewijding aan zoroastrische mythen vormde bij zijn vader geen beletsel voor nuchter pragmatisch denken.
‘Eens zal jij bij Exxon een sleutelfunctie bekleden. Tegen die tijd zullen we bij de andere olieconcerns mensen in gelijkwaardige posities hebben, die zullen doen wat jij zegt. Je zult de macht hebben om door op het juiste moment foute beslissingen te nemen, de economie van een land te breken.’
‘Of omgekeerd,’ voegde Fariman eraan toe. ‘Te maken.’
‘Precies,’ zei Razdi enthousiast. ‘Dat is wat ik een wereldheerser noem. Dat is waarvoor Cyrus genetisch en bij goddelijke voorziening is voorbestemd.’
Een aanrollende golf beukte zich te pletter tegen de zwarte romp van het schip en Cyrus knipperde onwillekeurig met de ogen. Hij bekeek zijn vader met verstomming. Het plan had iets geniaals. Een geloviger man zou er goddelijke inspiratie in zien. Waarom geloofde hij er dan niet in?
Een zonnestraal brak door de wolken en strooide goudkleurige spetters op het stalen dek van de voorpiek, zodat de drie mannen gelijktijdig omhoog keken.
Als Cyrus al geloof hechtte aan de aanmatigende toekomstvisie van zijn vader, dan werd dat direct aan het wankelen gebracht toen hij zijn opwachting maakte bij McIvor.
‘Wat kun je?’ vroeg McIvor.
Cyrus wees naar zijn persoonlijk dossier, dat voor McIvor op het bureaublad lag. ‘Misschien kunt u dat beter eerst lezen.’
De manager van EEC trok het gezicht van een man die zich zijn hele leven een ongeluk heeft gewerkt en zich begint af te vragen waarom.
‘Ik vroeg je niet of je goeie relaties hebt. Ik vroeg wat je kunt ?’
‘Ik ben cum laude afgestudeerd aan Stanford University. Geologie der petroleumlagen en specialisatie…’
‘Ik heb geen whizzkid nodig, maar een man met ervaring.’
‘Ik was aan boord van de Manhattan op het ogenblik dat de tankerijsbreker in Baffin Bay de rand van het poolijs bereikte,’ antwoordde Cyrus uit de hoogte. ‘En ik heb tijdens mijn vakanties op het Iraanse eiland Khark de vernieuwing van overslaginstallaties voor olie en gas doorgevoerd. Mijn vader is kanselier van de sjah van…’
‘Als je denkt dat je bij mij op je luie gat kunt zitten omdat je vader toevallig een Iraans despoot is, dan vergis je je,’ zei McIvor. ‘In Amerika geldt alleen wat je presteert. Als dat niet naar de zin is, ga je eruit. Gunsteling of niet.’
‘In Amerika geldt ook de headcut,’ antwoordde Cyrus effen.
McIvor leek te bevriezen. ‘Wat bedoel je?’
‘Headcut betekent dat als een afdeling niet rendeert, eerst het hoofd aan de deur wordt gezet. Daarna pas de stafmedewerker. In Iran is dat net andersom.’
Een ogenblik zag het ernaar uit dat McIvor in woede zou uitbarsten. Toen plooide zijn gezicht zich in een glimlach. ‘Dat klopt,’ zei hij. ‘En zelfs in Amerika krijgen rijkeluiskinderen met voorspraak van daddy meteen een baan bij de staf.’ Hij schoof het dossier met het etiket TAPS, dat naast hem lag, naar Cyrus toe. Het was acht centimeter dik en er zaten een paar foto's en plattegronden bij.
‘Ik kreeg een wenk van iemand die nogal wat te vertellen heeft in het concern, om dit dossier door jou te laten afhandelen. Enig idee waarom?’
Cyrus bladerde het dossier door. Hij wist meer dan McIvor kon vermoeden. De Amerikaanse milieu-actiegroepen hadden zich op een oude mijnwet beroepen, die bepaalde dat voor de aanleg van een pijpleiding de gebruikte strook land niet breder mocht zijn dan 15 meter, terwijl voor de Trans-Alaska Pipeline een strook van 43,5 meter nodig was. Op die manier hadden ze de ontginning van de olievelden aan de North Slope al drie jaar weten tegen te houden. Wat niemand wist, McIvor nog het minst van al, was dat de dure propaganda-acties van de milieu-activisten, de studiekosten, de advocaten en de kiescampagnes van de senatoren die aan hun zijde stonden, voor een belangrijk deel gefinancierd werden door de Raad der Vaderen, via oom Fariman.
‘Nou?’
‘Mijn specialisatie op Stanford was pijpleidingen. Misschien daarom.’
McIvor glimlachte wat ongelovig. Hij leunde achterover. ‘Als jij dan toch zulke goeie relaties hebt, kan ik daar misschien beter gebruik van maken.’ Hij ging weer rechtop zitten. ‘Ik wil een deal met je sluiten.’ Hij zweeg en dacht even na. ‘Ik geef je zes maanden om dit dossier rond te maken. Als het je lukt, krijg je mijn baan.’
‘Wacht even,’ zei Cyrus. ‘Als ik dit dossier erdoor druk, treed ik dus in uw plaats. En wat gebeurt er dan met u?’
McIvor grijnsde breed. ‘Daar hoef jij je het hoofd niet over te breken.’ Cyrus kon zijn gedachten wel raden. Als hij in zijn opdracht slaagde, zou dat voor McIvor promotie betekenen. Zou hij falen, dan had McIvor meteen een motief om hem aan de deur te zetten.
‘Prima,’ zei Cyrus. ‘Vindt u het erg uw belofte nu meteen op papier te zetten?’
McIvor was een ogenblik sprakeloos van zoveel lef. ‘Helemaal niet nodig,’ zei hij. ‘Een McIvor heeft nog nooit zijn woord gebroken.’
‘Daar twijfel ik niet aan,’ zei Cyrus. ‘Maar stel nu – God verhoede het – dat u iets overkomt.’
McIvor grijnsde. De aanpak van de jonge Razdi lag hem wel. Hij schreef een paar regels op een vel papier, las het na en tekende.
Cyrus stak de brief in zijn aktetas. Hij glimlachte.
De twee mannen schudden elkaar de hand.
‘Weet je wat,’ zei McIvor. ‘Dit weekend hebben we thuis een barbecue voor de collega's. Je bent bij dezen uitgenodigd. Een Perzische prins, de vrouwen zullen niet weten hoe ze het hebben.’
Een stevig gebouwde zwarte bediende, in wit smokingvest en zwarte broek, liet Cyrus binnen. Hij volgde de bediende door een enorme hal naar een lange gang met hoge, gepolijste deuren en aan weerskanten impressionistische schilderijen van landschappen en naakte vrouwen. De bediende opende een dubbele deur die uitgaf op een terras met witte tafels, elk overschaduwd door een kleurige parasol. Daarachter glinsterde het water van de Buffalo Bayou, omzoomd door een smal zandstrand en keurig onderhouden grasperken. De meeste gasten stonden in groepjes op het gazon tussen het terras en de rivier of verdrongen zich aan de buffettafel onder de markies.
‘Cyrus Razdi! Het is u gelukt. Wat ben ik blij!’
Eleonor Andres, gastvrouw en echtgenote van de vice-president van Exxon International, kwam naar Cyrus toe en omhelsde hem alsof ze sinds jaren vrienden waren en niet pas de zeven maanden dat hij voor Exxon werkte. Haar omhelzing was iets te nadrukkelijk, maar Cyrus onderging ze gelaten. Met glanzende ogen van trots liet Eleonor Andres hem uiteindelijk los. ‘Kom,’ zei ze. ‘U moet met mijn dochter kennismaken.’
Ze legde een hand op Cyrus’ elleboog en minzaam knikkend naar de andere gasten baande ze voor hem een weg door de meute naar een vrouw, die zich wat apart hield en alleen belangstelling leek te hebben voor een twee meter hoog beeld, vervaardigd van fietsbellen, inductiespoelen en andere prullaria, dat vermoedelijk een ruimtevaarder moest voorstellen. Toen ze dichterbij kwamen, draaide de vrouw zich om.
Cyrus schatte haar vooraan in de dertig. Ze was lang en mager en had een bleke teint. Van achter haar brillenglazen sloeg ze Cyrus gade met de behoedzame blik van een vrouw die alleen over straat loopt en in de verte twee dronken soldaten ziet aankomen.
‘Bernadette,’ zei Eleonor Andres. ‘Dit is nu Cyrus Razdi.’ Ze zei het op een toon alsof haar dochter de schone slaapster was die op de komst van de prins lag te wachten. ‘Cyrus is de nieuwe manager van EEC.
De omzichtigheid in de blik veranderde in voorzichtige belangstelling. Bernadette knikte. ‘Mijn vader heeft over u gesproken. U maakte een eind aan het geschil met de milieu-actiegroepen in Alaska.’
Eleonor Andres pakte Bernadettes hand en legde die over de hand van Cyrus, alsof ze een geheime overeenkomst bezegelde. ‘Mijn dochter is kunsthistorica,’ zei ze. ‘Als u zich voor kunst interesseert, bent u bij haar aan het juiste adres.’
Ze liet hen los toen over de marmeren vloer van het terras een butler naderde met een blad met drie beslagen kristallen glazen Dom Pérignon. ‘Ha, eindelijk. Ik werd al bang dat we vergeten waren.’
Ze gaf Cyrus en Bernadette elk een glas en hief toen het hare op in een toost. ‘Op onze kennismaking,’ zei ze.
Ze namen elk een slok.
‘Mijn man zegt dat u het in onze organisatie ver zult brengen,’ zei Eleonor Andres.
Door met de juiste vrouw te trouwen, bedoel je zeker, dacht Cyrus. Hij glimlachte beleefd.
Mevrouw Andres zette haar glas neer en liet hen, zoals hij verwacht had, alleen.
Bernadette wandelde met Cyrus door de tuin en stelde hem voor aan de andere gasten. Ze liepen door kamers vol met sculpturen en schilderijen en ze beschreef ieder kunstvoorwerp met een kennis alsof ze aan de creatie ervan persoonlijk had bijgedragen. Ze wijdde vooral uit over de religieuze achtergronden en bij verschillende gelegenheden liet ze hem verstaan dat ze methodist was en bijzonder godsvruchtig. In de bibliotheek, tussen rijen in leer gebonden zeldzame boeken, bleef ze staan en keek hem onderzoekend aan. ‘Vindt u het erg als ik vraag tot welke kerkgenootschap u behoort?’
Hij lachte. ‘Geen enkele. Mijn vader is zoroastriër en gaat ervan uit dat ik dat ook ben.’
Ze keek verward. ‘Bedoelt u daarmee de Oudperzische godsdienst? Ik wist niet dat die nog gepraktiseerd werd.’
‘Nauwelijks. In Iran eigenlijk alleen nog door de oudere generatie.’
‘Maar u bent geen moslim?’
‘Nee.’
Ze leek gerustgesteld. ‘Rijdt u paard? We hebben hier vlakbij een ranch. Als u wilt, kunnen we een ritje maken door Galena Park.’
Hij beschouwde haar verzoek als een uitdaging en ging erop in.
Bernadette reed als een amazone. Hij genoot van de tocht. Na de cultuur en de godsdienst was het een verademing. Ze gebruikten het avondmaal, dat werd opgediend door een eerbiedwaardige zwarte butler in een gestreept katoenen vest, op de ranch. Bij de koffie vroeg ze hem naar zijn plannen voor de toekomst. Ze vroeg het op de zelfverzekerde manier van iemand die gelooft dat ze ongenaakbaar is. Haar houding wekte dezelfde wrevel in hem op die Jacqueline Clarence op de Sentier du diable gewekt had of die hij gevoeld had toen hij met de vrouw van McIvor naar bed was geweest.
Hij vroeg de butler om een cognac en mengde haoma door de drank.
‘Is dat een medicijn?’ vroeg ze met een blik van afkeer.
‘Het is een Perzisch levenselixer,’ zei hij. ‘Wil je ook wat?’
Ze deinsde achteruit. ‘Alstublieft, nee.’
Hij wachtte tot de butler zich had teruggetrokken. Toen dronk hij langzaam zijn glas leeg. Hij had alle tijd van de wereld. Toen de roesverwekkende drank begon te werken, pakte hij haar bij de hand en bracht haar naar de zitbank. Ze lachte zenuwachtig, vermoedelijk verwachtte ze dat hij haar ten huwelijk ging vragen. Hij trok haar naast zich neer.
Ze stribbelde tegen, eerst voor de vorm – ze geloofde nog altijd in haar ongenaakbaarheid – maar daarna uit alle macht. Haar angst wond hem op. Hij bleef haar met gemak de baas, en toen hij eenmaal begonnen was, wist hij van geen ophouden meer, zelfs niet nadat hij de eerste keer was klaargekomen.