Dertien

PA NESAR (ZAGROSGEBERGTE, IRAN),
17 AUGUSTUS 1953

De zangstemmen van de twee monniken in de kapel galmden door de gangen van het klooster en drongen door tot in de behandelkamer.

Sharon wachtte met het onderzoek van de piloot tot het kalmerende middel werkte dat ze hem had toegediend. Ondertussen ontsmette ze de instrumenten en legde die met de spuiten en de steriele verbandmiddelen in gereedheid op de mobiele tafel. Ze had nooit eerder in haar eentje een operatie uitgevoerd, alleen maar onder toezicht of als assistente van haar vader bij clandestiene operaties op voortvluchtige joden. Dit keer stond ze er helemaal alleen voor.

Alles was klaar en ze trok het laken weg. De monniken hadden Fariman helemaal uitgekleed, maar Sharon had al eerder naakte mannen verzorgd. Ze onderzocht hem grondig, zijn lichaam tot in de intiemste plekken voorzichtig aftastend met de toppen van haar vingers. De piloot had een mooi lichaam, dat op het eerste gezicht lelijk was toegetakeld, maar bij nader toezien vielen de verwondingen, afgezien van de open armbreuk en de vele kneuzingen, nog mee. Zijn tong was erg gezwollen en de luchtwegen van zijn neus waren geblokkeerd door bloedkorsten en door een splinter van de neusbeentjes, hetgeen de ademhaling ernstig bemoeilijkte. Vooral de splinter zou door zijn pogingen om door de neus te ademen ernstige complicaties kunnen veroorzaken.

De piloot ontwaakte langzaam uit zijn verdoving.

Ze gaf hem opnieuw een tranquillizer en controleerde de pupilreflex: geen ongelijke grootte van de pupillen en geen bloed of vocht dat uit de oren kwam; ze dacht niet dat hij een schedelfractuur had. Hij had wel een flinke buil, misschien zou hij er een hersenschudding aan overhouden. Hoe erg die zou zijn, dat was in Gods hand.

Ze ging omzichtig aan het werk. Eerst de gecompliceerde armbreuk. Ze gaf de piloot een plaatselijke verdoving op basis van bupivacaïne. Dat was het enige geschikte verdovingsmiddel dat in de apotheek beschikbaar was. Ze wist dat met dit product bij overdosering vergiftigingsverschijnselen van het zenuwstelsel konden optreden, en daarom durfde ze er slechts een strikt minimum van toedienen. Door middel van een snede in de huid slaagde ze erin het gebroken bot bloot te leggen en in de juiste positie te brengen. Ze beschikte echter niet over de hulpmiddelen om de botdelen in de goede positie te houden. Daar zou een nieuwe operatie voor nodig zijn. Het voorkomen van een infectie en volledige immobilisatie door een speciaal spalkverband was zowat het enige wat ze verder kon doen.

Toen de neus.

Ze slaagde erin de splinter weg te nemen, zodat Fariman gemakkelijker kon ademen. Toen ontdekte ze een tweede splinter, die diep naar binnen was gedrongen, zodat het risico niet denkbeeldig was dat hij de bulbus olfactorius zou doorboren. Ze raakte in paniek. Ze zou die splinter moeten wegnemen, want zelfs bij de geringste schok zou hij de hersenen kunnen binnendringen.

Ze richtte zich op, doodmoe: het werd haar allemaal te veel.

Farimans oogleden trilden.

Ze verzamelde het laatste beetje energie dat ze nog had en begon opnieuw. Tijdens de operatie praatte ze tegen hem, alsof ze oude vrienden waren, zoals ze dat van haar vader had geleerd. Fariman hoorde haar niet, maar dat gaf niet: het klonk geruststellend voor haarzelf. Maar haar vrees dat de verdoving voortijdig uitgewerkt zou zijn, werd met iedere seconde groter. Soms, terwijl ze aan zijn hoofd bezig was met haar gezicht vlak bij het zijne, beeldde ze zich in dat hij van onder zijn zware oogleden naar haar lag te kijken. Alsof híj háár probeerde gerust te stellen.

Toen de operatie voorbij was, haalde ze opgelucht adem. Ze was doodmoe.

Ze begon een verband voor de neus aan te leggen. Haar gedachten keerden onmiddellijk terug naar de gezondheidstoestand van haar vader.

In de kapel hieven de monniken het Salve Regina aan. Voor Sharon was het alsof ze met het liturgische gebed al bij voorbaat aan een dodenmis waren begonnen. Ze kreeg het te kwaad en pinkte een traan weg.

Boven het gezang uit hoorde ze iemand met forse, afgemeten tred door de gang stappen. Dat kon alleen de Perzische heerser zijn, die naar de toestand van zijn gewonde piloot kwam informeren. Zonder verklaarbare reden werd ze door een gevoel van naderend onheil overvallen. Haastig maakte ze het verband om Farimans gezicht los en toen de voetstappen bij de deur van de behandelkamer stopten, was ze met gebogen hoofd bezig het verband opnieuw aan te brengen.

Ze voltooide haar werk. Toen ze opkeek, was het of er een koude tocht over haar rug streek. De gestalte van Darius Razdi vulde de deuropening. Van dichtbij leek hij nog groter. Hij zag er verwilderd uit en nam haar op met gloeiende ogen, even hard als diamant. Toen hij naar de operatietafel liep met de bedoeling de patiënt aan het praten te krijgen, bleef hij vlak naast haar staan, op zo'n manier dat de bobbel in zijn broek haar nauwelijks kon ontgaan.

Het was niet de eerste keer dat Sharon te maken kreeg met het machogedrag van de door mannen gedomineerde samenleving in het Midden-Oosten. Maar deze keer was het anders, gevaarlijker. Er ging een dierlijke, angstaanjagende begeerte van hem uit. Darius Razdi rook naar scherp zweet, naar transpiratie afkomstig van seksuele opwinding; hij rook naar wodka en naar een aromatisch kruid. Hij was dronken, of high van drugs, of allebei.

Tijd winnen, dacht ze, terwijl ze zijn vragen beantwoordde. De avonddienst in de kapel kon niet lang meer duren en daarna zou abbé Ricardine ongetwijfeld rechtstreeks naar hier komen. Om Razdi's gedachten een andere richting uit te sturen, ging ze verder met de verzorging van de piloot. Terwijl ze Fariman een penicillineinjectie gaf, kreeg ze de indruk dat die bij kennis was en zonder dat ze er een zinnige verklaring voor kon geven, had ze het gevoel dat hij aan haar kant stond. Het stak haar een hart onder de riem.

Toen ze zich omdraaide, stond Razdi haar met een verbeten trek op zijn gezicht gade te slaan, zijn ogen schaamteloos gericht op haar onderlichaam. Hij begon haar opnieuw te verhoren, met scherpzinnige vragen die hij ongetwijfeld alleen stelde om zichzelf een excuus te verschaffen voor wat hij de hele tijd al van plan was. Met een schok realiseerde ze zich dat niets Razdi ervan zou kunnen weerhouden haar te overweldigen.

Een nieuwe angstwekkende gedachte maakte zich van haar meester. Ze wist dat ze vruchtbaar was, althans de eerstkomende dagen. In haar koffer stak een pessarium. Dat moest ze ten koste van alles eerst aanbrengen. Toen hij haar voorstelde zijn sigha te worden, was dat bijna een verademing. Misschien was hij toch voor rede vatbaar. Ze probeerde te onderhandelen, tijd te winnen, maar Razdi greep haar vast en gooide haar met zo'n kracht op de brits, dat alle lucht uit haar longen werd gedreven. Aan de toon waarop hij haar beval haar kleed op te trekken, hoorde ze dat hij haar zou vermoorden als zij hem zijn zin niet gaf. Haar wil tot overleven kreeg de bovenhand.

‘Wacht,’ zei ze. ‘We kunnen dit ook als volwassen mensen doen.’

We kunnen dit ook als volwassen mensen doen,’ zei de sigha.

Razdi kon zijn oren niet geloven. Hij keek op, zijn hand in zijn gulp. ‘Wat?’

De sigha draaide zich om en ging rechtop zitten. ‘Misschien accepteer ik je voorstel. Onder bepaalde voorwaarden.’

‘Welke?’

Ze wees op zijn geslacht. ‘U bent erg groot geschapen.’ Ze sloeg haar ogen neer, alsof ze zich schaamde voor haar uitspraak. ‘Ik ben nog maagd. Als u het niet rustig aan doet, zult u me vanbinnen kapot maken. Dan bloed ik dood. Geen kind. Geen zoon.’

Dit heb ik nog nooit meegemaakt, dacht Razdi. Ik heb nooit een vrouw met zo'n persoonlijkheid ontmoet. Razdi trilde van opwinding. ‘Akkoord,’ zei hij hees. ‘Rustig.’

Ze maakte aanstalten van de brits te komen.

Voor ze helemaal overeind was, greep hij haar bij de keel. Met zijn grote hand kon hij haar slanke hals helemaal omvatten. Ze schopte, maar hij hield haar met gemak van zich af. ‘Waar ga je naartoe?’

‘Naar de badkamer,’ zei ze.

Hij kneep.

De onbeheerste angst in haar ogen wond hem nog meer op. Hij schudde haar door elkaar. ‘Probeer geen spelletje met mij te spelen, feeks.’ Hij liet haar los en wees naar de brits.

‘Nu niet,’ zei ze. ‘Vannacht. Kom vannacht naar mijn kamer.’

‘Nee! Nu en hier! Het is de wil van Zarathoestra.’

‘Niet hier,’ smeekte ze. ‘Niet waar de patiënt bij is. Laten we naar mijn kamer gaan. U zult er geen spijt van hebben.’

‘Kleed je uit,’ snauwde hij.

Ze haalde diep adem, hield die even in alsof ze een opkomende paniek wilde onderdrukken en liet de lucht vervolgens langzaam ontsnappen, terwijl ze in een hulpeloos gebaar de armen langs haar lichaam liet vallen. Hij dacht dat ze zich bij het onvermijdelijke had neergelegd, maar opeens probeerde ze langs hem heen te glippen.

Slet!

Razdi greep haar ruw bij de arm en gooide haar terug op de brits. Hij duwde zijn gebalde vuist onder haar kin, zodat haar hoofd tegen de wand achter de slaapbank gedrukt werd. Hij bracht zijn gezicht dicht bij het hare. ‘Weet je wat ik denk? Dat jullie helemaal geen christenen zijn, maar joden. Misschien zijn er hier nog wel meer van jouw soort, behalve jij en je vader. Zal ik dat door de politie laten uitzoeken?’

‘Nee. Wacht even,’ riep ze. ‘Het was dom van me.’

De aderen in zijn nek klopten vervaarlijk. Hij was zichzelf niet langer meester. ‘Wel dan?’

Langzaam trok ze het kleed over haar hoofd.

Hij staarde gebiologeerd naar haar kleine, stevige borsten en haar ronde buikje.

Ze ging op haar rug liggen, met opgetrokken knieën. Opeens boog ze het hoofd luisterend opzij. Ze stak haar hand uit, als om hem tegen te houden. ‘Wacht,’ zei ze. ‘De broeders…’

Hij liet haar niet uitspreken. De combinatie van drank, drug en obsessie deed bij hem de stoppen doorslaan. Hij stortte zich op haar en stootte onbeheerst, haar gesmoorde kreten van pijn negerend. Bliksemsnel naderde hij het hoogtepunt.

‘De wil van Zarathoestra!’ schreeuwde hij.

Het gezang in de kapel had opgehouden.

Sharon hief luisterend het hoofd op. In de kloostergang hoorde ze slepende voetstappen.

Ze stak haar hand uit.

‘Wacht,’ zei ze. ‘De broeders…’

Razdi reageerde als een bezetene, gooide zich boven op haar, drong met verscheurende kracht naar binnen, zodat ze grote moeite had het niet uit te schreeuwen van pijn.

Hoor Israël, de Eeuwige, onze God.

Om de pijn te kunnen verdragen probeerde ze zich, met medische afstandelijkheid, zo wijd mogelijk open te stellen. Terwijl hij hijgend op en neer stootte, zag ze over zijn gebogen rug heen dat de gewonde piloot rechtop ging zitten en zich van de operatietafel liet glijden.

Hij deed een paar schuifelende stappen naar de brits en bleef daar wankelend staan. Toen reikte hij met zijn gezonde arm naar het kruisbeeld boven het bed.

Als een wrekende godheid hief hij het houten kruis boven zijn hoofd om toe te slaan.

Iets waarschuwde Razdi en hij probeerde zich op te richten. Sharon werkte bliksemsnel haar armen onder hem uit en sloeg uit alle macht met vlakke handen op Razdi's oren. Zijn hoofd schokte omhoog.

Het afgrijzen voor wat het Kwade Schepsel zijn spenta aandeed, gaf Fariman nieuwe kracht. Met zijn tanden op elkaar liet hij zijn wapen neerkomen. Op hetzelfde ogenblik schokte het hoofd van de demon omhoog. Met een dubbele impact raakte de korte balk van het kruisbeeld het Kwade Schepsel precies onder het achterhoofdsbeen.

Fariman voelde zijn benen onder zich wegzakken, alsof het kegels van was waren die wegsmolten in de zon.

Het laatste wat hij hoorde, was de bloedstollende kreet van de demon.

Sharon voelde door heel haar lichaam de dreun waarmee het kruisbeeld op Razdi's hoofd neerkwam. De grote man slaakte een woeste kreet, zijn bovenlichaam schokte omhoog, waarna hij neerviel en roerloos bleef liggen.

Tot haar ontzetting voelde Sharon dat hij gelijktijdig in haar tot een orgasme kwam.

Met grote moeite werkte ze zich van onder het zware lijf vandaan. Ze grabbelde naar het kloosterkleed en trok het aan, alsof ze door haar naaktheid zo vlug mogelijk te bedekken de verkrachting ongedaan kon maken.

De piloot lag op de grond naast het veldbed. Hij was in elkaar gezakt, maar niet buiten bewustzijn. Ze hielp hem overeind en legde hem weer op de operatietafel. Terwijl ze hem vluchtig onderzocht, hoorde ze achter zich een beweging.

Vliegensvlug draaide Sharon zich om.

De grote man was weer tot bewustzijn gekomen en ondernam een zwakke poging om rechtop te gaan zitten. Ze zocht vertwijfeld naar iets om hem uit te schakelen. Op de grond lag het kruisbeeld, maar voor geen prijs ter wereld wilde ze het symbool van een godsdienst als wapen gebruiken. Op de mobiele instrumententafel lagen de injectiespuiten die ze gebruikt had bij de behandeling van de piloot. De reservespuit met tranquillizer was nog onaangeroerd.

Inderhaast bracht ze een steriele naald in en tikte tegen de zijkant van de spuit om luchtbelletjes te laten ontsnappen. Toen ze Razdi's mouw omhoogschoof en zijn bovenarm met een ontsmettingsmiddel schoonmaakte, liet hij haar begaan. Met glazige ogen keek hij toe terwijl ze de naald in de arm duwde. Voorzichtig drukte ze de zuiger neer.

Het leek alsof het middel een averechtse uitwerking had.

De verwezen blik verdween uit zijn ogen. Hij greep haar bij haar linkerpols en trok haar dichter naar zich toe.

Wat is dat?’ snauwde hij, waarbij zijn speeksel op haar gezicht spatte.

Sharon bedwong haar angst en bleef de zuiger verder neerdrukken. ‘Een benzocaïne, meneer Razdi. Een pijnstiller.’ Ze glimlachte beroepsmatig.

Blijf met je poten van me af!’ Razdi ramde zijn arm naar voren en slingerde haar tegen de instrumententafel, die wegrolde. Sharon verloor haar evenwicht en in haar val zochten haar handen naar steun. Haar vingers vonden de rand van de tafel, maar in plaats van haar te steunen, kieperde die over haar heen, zodat ze snakkend naar adem op de tegelvloer terechtkwam.

Razdi sloeg zijn benen van de brits en duwde zich overeind. Hij torende hoog boven haar uit en bracht een voet omhoog als om haar te verpletteren. Sharon sloeg haar handen voor haar gezicht en kromp in elkaar.

Opeens wankelde Razdi en hij bracht zijn hand naar zijn voorhoofd. Zijn ogen werden wazig. Behoedzaam ging hij op de rand van het bed zitten.

Met zichtbare inspanning richtte hij zijn ogen op Sharon.

‘De wil van Zarathoestra,’ verklaarde hij triomfantelijk.

Op handen en voeten kroop Sharon van hem weg.

Razdi vocht om bij bewustzijn te blijven. De klap op zijn hoofd én de drug die de vrouw hem had ingespoten, tastten zijn spiercoördinatie aan. Hij kon nog nauwelijks zijn ogen openhouden, maar in zijn geest woedde de triomf van de overwinning.

Hij zag de vrouw wegkruipen.

Hij wilde dat ze het wist.

‘Darius Razdi heeft een zoon verwekt,’ fluisterde hij schor.

Zijn stem schoot uit: ‘Twee zonen!

Langzaam liet hij zich achterover zakken. Zijn borstkas ging zwaar op en neer. Opeens grinnikte hij.

Een Vohoe Manah en een Aka Manah.

Hij sliep in.

Sharon stond op.

Haar lichaam schrijnde van binnen zo erg dat ze op haar lippen moest bijten om niet te gaan huilen. De gefluisterde woorden van Razdi galmden door haar geest: Darius Razdi heeft een zoon verwekt. Darius Razdi heeft een zoon verwekt…

Wat kon ze doen? Ze zou de monniken om azijn kunnen vragen en zich uitspoelen met water en azijn, of met een zeepoplossing. Ze had altijd gelachen om de naïviteit van de vrouwen in het Midden-Oosten, die geloofden dat ze op die manier een zwangerschap konden voorkomen, maar het was het enige wat ze kon doen. Voor de rest kon ze alleen maar bidden dat het zou helpen.

Ze verliet de behandelkamer.

Halverwege de gang wachtte haar een nieuwe tegenspoed.

De twee monniken zaten geknield te bidden naast het lichaam van haar vader. Ze liet zich naast hen op haar knieën vallen.

Haar vader was dood.

Hoewel ze sinds zijn tweede hartaanval had geweten dat het ieder ogenblik kon gebeuren, kwam het toch nog als een schok. Dit keer liet ze haar tranen de vrije loop. Ze huilde om zijn dood en ze huilde omdat ze de afgelopen jaren te weinig tijd voor elkaar hadden gehad. Haar vader was altijd bezig geweest mensen in nood te helpen. Zelfs in zijn laatste ogenblikken was hij op weg geweest om haar te helpen. De slepende voetstappen in de gang waren van hem geweest.

Abbé Ricardine begaf zich naar de behandelkamer. Met onnatuurlijke scherpte hoorde ze hem de instrumententafel rechtzetten en de ontleedmessen terugleggen. Intussen stelde hij vragen aan de piloot, die stamelend antwoord gaf. Korte tijd later keerde de monnik terug. Hij legde een hand op haar schouder. ‘Kom,’ zei hij. ‘Je moet hier weg. Je mag hier niet meer zijn als Darius Razdi uit zijn verdoving ontwaakt.’

Sharon keek op, met betraande ogen. ‘Ik moet bij vader blijven. Er zal niemand zijn om voor hem te rouwen.’

‘De hele wereld zal om hem rouwen,’ zei de monnik.

Sharon streek het haar uit haar ogen. Arme vader. Ze had geen zakje aarde, afkomstig uit het Heilige Land, om onder zijn hoofd te leggen. Er waren geen joodse broeders om de Taharàh te verzorgen.

Abbé Ricardine raadde haar gedachten.

‘Ik zal de reiniging verzorgen en de rituele bijbelwoorden aanheffen. Frère Dieter zal mij helpen. Daarna zullen we hem begraven.’

Sharon knikte.

Bij de joden geschiedt de begrafenis zo vlug mogelijk.

God heeft gegeven, God heeft genomen: de Naam des Eeuwigen zij geloofd!

Ze zou het Kriä scheuren en het Kaddisj-gebed uitspreken en dan zou ze vertrekken.