Tweeëndertig
WORTHAM CENTER (HOUSTON, TEXAS),
23 AUGUSTUS 1978
Dat vraag ik U, Ahoera Mazda, welke straf hem treft, die de leugengeesten aan de macht helpt…?
(Avesta, Vierde Gatha Yasna 31:15)
Cyrus was buiten zichzelf van ergernis, toen hij met Hay en twee andere officers de vergaderzaal van de Board of Directors verliet. Hij was bijna de zaal uit toen William Andres, de vice-president, hem terugriep.
‘Je lijkt niet erg opgetogen met de benoeming van Jes Hay,’ zei Andres.
‘Ik heb mijn mening al te kennen gegeven,’ antwoordde Cyrus nors. ‘Hay kan de veters van zijn schoenen niet strikken als iemand hem niet eerst wijst waar zijn voeten zitten.’
Andres gooide een klontje suiker in de kop thee voor hem en roerde erin. ‘Zo scherp zou ik het niet stellen, maar ik geef toe dat jij bekwamer bent. Daarom ben je echter nog niet de meest geschikte kandidaat.’
Cyrus snoof. ‘De volgende keer dat ik door de dochter van een vice-president word uitgenodigd voor een ritje te paard, zal ik daar rekening mee houden.’
Andres schudde zijn hoofd. ‘Waarom heb ik toch altijd het gevoel dat achter jouw charmante façade perverse trekjes schuilgaan?’ Hij legde het lepeltje voorzichtig neer. ‘Sinds mijn dochter met jou op stap ging, is ze nooit meer dezelfde geweest. Misschien mag jij je gelukkig prijzen dat ze weigert erover te praten. Maar het heeft niets met mijn keuze te maken.’ Hij schoof de kop thee van zich af zonder ervan gedronken te hebben en leunde achterover. ‘Wel vind ik dat je moet weten wat de échte reden is.’
‘Ik ben benieuwd.’
‘De maatschappij wil op beslissingsniveau geen mensen die mogelijk de belangen van anderen dienen. Vooral nu we weten waar het geld vandaan kwam waarmee de aanleg van de pijpleiding in Alaska meer dan drie jaar werd tegengehouden.’ Andres vouwde zijn handen over zijn borst en keek hoe Cyrus zou reageren.
Cyrus schoot overeind. ‘Dat is een smerige insinuatie. Als mijn vader dat hoort…’
Andres glimlachte. ‘Dat is precies wat we willen, Cyrus Razdi. We willen dat je vader het hoort. Zeg hem maar dat we zijn spelletje doorhebben. Als het op complotteren aankomt, hoeven we voor hem niet onder te doen. Een putsch zoals in 1953 kunnen we met gemak herhalen.’
Cyrus keek de vice-president met open mond aan. Toen draaide hij zich om en beende de vergaderzaal uit.
‘Zeg hem dat zijn smerige regime op zijn laatste benen loopt!’ schreeuwde Andres hem na.
In zijn privé-kantoor gooide Cyrus de tussendeur naar het kantoor van de secretaresse dicht. Hij ging bij het raam staan, dat uitzicht bood op het water van de Buffalo Bayou. Hij was blij dat Andres de beslissing in zijn plaats had genomen. Het door Zarathoestra geïnspireerde plan van zijn vader om door economische infiltratie en het uitsturen van de eigen zonen de wereld te veroveren, had nooit kans van slagen gehad. Niet met Cyrus Razdi, in ieder geval. Die verlangde meer dan een directeurschap bij Exxon of BP en een kwezel als Andres’ dochter als vrouw.
Hij schoof het raam open en liet de vochtige warmte naar binnen stromen. Hij had nooit in de God of de bovenzinnelijke lotsbeschikkingen van zijn vader geloofd, behalve misschien die ene keer, op zijn dertiende verjaardag, in het casino van Karajbad.
Het begon te regenen en Cyrus schoof het raam weer dicht.
Olie is geld!
Cyrus liep naar de bar en vulde een glas met ijswater. Hij ging achter zijn bureau zitten en dronk met kleine slokjes. Sinds de Jom-Kippoeroorlog was de prijs van de ruwe olie vervijfvoudigd. Iran, de sjah, Razdi en de Arabische sjeiks hadden zo miljarden dollars verdiend. Maar voor iedere dollar die zij hadden binnengehaald, hadden de westerse oliemaatschappijen er vijf voor hun rekening genomen. De machtsverhoudingen waren dezelfde gebleven. Met zijn achterbakse beleggingen zou zijn vader het Westen niet op de knieën krijgen. Hij zou het integendeel alleen maar sterker maken.
Geld is macht, dacht Cyrus, maar macht is ondeelbaar.
Cyrus bleef nog lange tijd zitten. Met zijn glas in de hand keek hij hoe grote druppels water tegen de ruiten sloegen en het beeld van de schepen op het Houston Ship Channel vervormden. Wat eerst maar een concept was geweest, kreeg nu de vorm van een vastomlijnd plan.
Hij dronk zijn glas leeg en belde zijn vader op via de beveiligde lijn. Zonder al te zeer in detail te treden over de affaire met de dochter van Andres, vertelde hij hem zijn verhaal. Darius Razdi luisterde zonder hem te onderbreken en toen Cyrus ophield met spreken, reageerde hij vrij vreemd. Alsof het falen van zijn goddelijk plan hem opeens niet meer kon schelen. ‘We kappen met Exxon,’ zei hij. ‘We zullen de rekening met Andres te gelegener tijd vereffenen. Kom maar naar Chinvat. Dan zien we wel hoe het verder moet.’
‘Als u geen bezwaar hebt, zou ik liever eerst een paar maanden naar Londen gaan. Oom Fariman zegt dat hij best wat hulp kan gebruiken.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. Toen vroeg Razdi: ‘Hulp waarvoor?’
‘Om een nieuw plan uit te werken, pedar. Oom Fariman heeft een paar schitterende ideeën, waarmee we u willen verrassen.’
‘Misschien minder verrassen dan je denkt,’ zei Razdi en hij verbrak de verbinding.
Cyrus legde nadenkend neer. Zijn vader had geen cryptische uitspraken nodig om ondoorgrondelijk te zijn.
Hij stond op en rekte zich uit. Naar de hel ermee. Een goede massage en dan een vrouw. Howards kleindochter bijvoorbeeld. Die had hem bij eerdere ontmoetingen niet mis te verstane signalen gestuurd. Hij genoot al bij voorbaat van het idee om via haar revanche te nemen op haar grootvader. De roesverwekkende drank kon voor anderen een gesel zijn.
‘Ik ga weg,’ zei hij door de intercom tegen zijn secretaresse. ‘Waarschuw de security.’
In de centrale hal werd hij opgevangen door de chef van de veiligheidsdienst. ‘Het zal even duren, meneer Razdi. Uw persoonlijke bewaker dacht niet dat u nu al…’
‘Hoe lang?’
‘Vijf minuten. Hij is voor het ogenblik…’
‘Ik wacht in de auto.’
Zijn auto stond voor de uitgang aan Preston Street. Hij zag dat het had opgehouden met regenen en besloot een eindje te lopen. Hij gaf een teken aan zijn chauffeur en zag dat die op korte afstand stapvoets volgde. Op dagen als deze verlangde hij Riccardo Mattei naast zich. Met Riccardo kon hij zich laten gaan. Dat was niet het geval met zijn nieuwe lijfwacht of met de mannen en vrouwen die zich in Houston zijn vrienden noemden. Die hadden alleen belangstelling voor het vele geld dat hij kon besteden.
Terwijl hij het kruispunt van Preston en Samson Street overstak, sprong het verkeerslicht op rood en zijn auto bleef staan. Hij kuierde voort. Een eindje verder stopte een limousine met getinte ruiten aan de rand van het trottoir en de achterruit gleed omlaag. Een stem die hem bekend in de oren klonk, vroeg: ‘Cyrus Razdi? Kan ik u even spreken?’
Cyrus gluurde naar binnen. Hij had de man die hem vanuit het schemerige interieur van de auto aanstaarde, in geen tien jaar gezien, maar kolonel Kzan had een gezicht dat je niet licht vergat.
‘Kolonel Kzan?’ vroeg hij verward. ‘Ben jij dat?’
Intussen was een grote, forse kerel in een schreeuwerig zakenpak uitgestapt; hij hield het achterportier voor Cyrus open. ‘Stapt u maar in, meneer.’
Cyrus bukte zich, maar op het laatste ogenblik veranderde hij van gedachten. ‘Nee,’ zei hij. ‘Laat hem er maar uitkomen als hij mij wil spreken.’
De man met het zakenpak, duidelijk een lijfwacht, gaf hem een por in zijn zij met iets wat rond en hard aanvoelde. ‘Alstublieft, meneer.’
Kzan maakte plaats en Cyrus stapte in. De lijfwacht ging voorin naast de chauffeur zitten en hield hem met een revolver met een loop als een kanon onder schot. De auto reed door.
Cyrus bedwong zijn angst. Als kind had hij Kzan altijd een wat griezelige figuur gevonden en in de loop der jaren was zijn door pokken geschonden gezicht er niet mooier op geworden.
‘Hallo Kzan,’ zei Cyrus. ‘Er is me jaren geleden verteld dat jij dood was.’
‘Negen jaar in de Evin-gevangenis is erger dan de dood,’ zei Kzan.
‘Jij, kolonel? In de gevangenis? Waarvoor?’
Kzans kaakspieren spanden zich. ‘Hou je niet van den domme.’
‘Nee. Echt. Ik weet van niets. Ik woon al sinds mijn dertiende in het buitenland.’
‘Het was een opdracht in Oostenrijk die verkeerd afliep,’ zei Kzan. ‘Ik moest voor Razdi een vrouw en haar zoon uit een joods opvangcentrum weghalen, maar ze werden tijdens een schermutseling gedood. Razdi reageerde als een bezetene.’ In de donkere ogen, die vroeger soms onderdanig werden neergeslagen, gloeide nu een fanatiek vuur. ‘Negen jaar Evin. Er zijn er weinig die het overleven. Dankzij de hulp van het religieuze verzet wist ik vorig jaar te ontsnappen. Nu ben ik chef van de veiligheidsdienst van de regering in ballingschap. Maar niet voor lang meer.’
Cyrus wierp een vlugge blik door de achterruit. Hij kon zijn eigen auto niet zien, maar hij was er tamelijk zeker van dat die ergens onder de achterliggers verscholen zat.
‘Hoezo? Hou je ermee op?’
Het gezicht van Kzan vertrok in een boosaardige grijns. ‘Nee. Alleen zullen we binnen heel korte tijd de macht in Iran overnemen en zal ik mijn functie niet meer in ballingschap moeten uitoefenen.’
‘Mag ik vragen wie we zijn?’
Kzan keek minachtend naar Cyrus op. ‘Jij leest geen kranten zeker?’
‘Jawel. De Financial Times. Met politiek houd ik me niet bezig.’
Kzan balde zijn vuist en een ogenblik leek het erop dat hij Cyrus een opstoot zou geven. Toen ontspande hij zich. ‘ We zijn vier hooggeplaatste Iraanse burgers en vijf ayatollahs, die in Parijs onder Khomeini de voorlopige regering van de Islamitische Republiek Iran hebben gevormd. Die regering zal de bezittingen van de sjah en van de Raad der Vaderen verbeurd verklaren en de uitbuiters van het Iraanse volk naar de galg brengen.’
Zijn woorden zinderden na als overlijdensberichten op de kansel.
Cyrus slikte. ‘Luister, Kzan. De sjah en de Raad der Vaderen hebben een leger van een half miljoen goed opgeleide en uitstekend bewapende manschappen onder leiding van dikbetaalde, oprecht toegewijde generaals, met aan de top de Koninklijke Garde, bestaande uit vier korpsen van Tienduizend Onsterfelijken, die stuk voor stuk gezworen hebben tot hun dood voor de monarchie te vechten. Geloof je echt dat een handjevol bannelingen, met de hulp van een paar fanatieke molla's, een einde kan maken aan zo'n macht?’
Er gleed een korte flikkering van ongeduld over Kzans gezicht. ‘Ja, dat geloof ik. Weet je waarom? Omdat jullie blind zijn voor wat zich onder het volk afspeelt. Om zijn macht te tonen, zal de ayatollah Khomeini nog meer stakingen uitroepen. In de straten van Teheran zullen miljoenen mensen betogen tegen het terreurregime van de sjah en voor een islamitisch regime.’
‘Ze zullen door het leger uiteengeslagen worden. Er zullen nog meer slachtoffers vallen, Kzan. Duizenden doden en gewonden. Wil de ayatollah dat op zijn geweten hebben?’
Kzan trok zijn bovenlip op in een glimlach, zodat een slecht passend kunstgebit zichtbaar werd dat scherp afstak tegen zijn geschonden gezicht. ‘Een revolutie heeft nu eenmaal martelaren nodig.’
Cyrus haalde de schouders op. Typisch gebral van dissidenten. Hij wierp een blik naar buiten. Ze reden in westelijke richting over Old Spanish Trail en in de verte zag hij de koepel van de Astrodome. Opeens, zonder voorafgaande waarschuwing, stuurde Kzans chauffeur de auto rechts een onverhard weggetje op, dat zich door een landschap vol cactussen slingerde.
Cyrus probeerde zijn onzekerheid te verbergen. Hij wendde zich tot Kzan, die hem met een vals lachje zat te bestuderen. ‘Ik neem aan dat je niet speciaal naar Houston bent gekomen om mijn kennis over de toestand in Iran bij te spijkeren?’
De weg liep nu rechtdoor langs een dorre, steppeachtige grasvlakte.
‘Dat heb je goed geraden. We gaan jou als boodschapper gebruiken om Razdi en de sjah duidelijk te maken dat het ons ernst is.’
‘Boodschapper?’ Er ging een onwillekeurige rilling door het lichaam van Cyrus. ‘Wat voor boodschap?’
De auto stopte bij een uitgedroogde drinkplaats voor vee. De chauffeur stapte uit en trok het portier aan Cyrus’ kant open. Het zonlicht weerkaatste op het stalen lemmet van een jungle-assaultmes, dat hij omhoogbracht. ‘Uitstappen!’
Cyrus week achteruit. ‘Nee!’
Kzan greep zijn arm beet en dwong hem voorover te buigen. Tegelijk voelde Cyrus de vlijmscherpe snede van het mes tegen zijn strottenhoofd. Kzan gaf een ruk aan zijn arm en Cyrus merkte dat een handboei rond zijn pols werd geslagen. ‘De andere arm ook, klootzak!’
De boei klikte. ‘Eruit!’
Hij stapte uit. De chauffeur gaf hem van achteren een trap. Cyrus viel voorover en omdat hij zijn val niet kon breken, sloeg hij met zijn voorhoofd tegen de harde grond.
De lijfwacht trok hem overeind en duwde hem met de loop van zijn revolver naar een houten telefoonpaal. De handboei rond zijn linkerpols werd losgemaakt en om een stijgbeugel van de paal gesloten. Daarna werd de andere handboei een beugel hoger vastgemaakt zodat Cyrus in een hoogst ongemakkelijke houding stond. Hij baadde plotseling in het zweet en een zenuwtrekking spande de huid onder zijn jukbeenderen op.
‘We gaan je in mootjes hakken en de stukken naar Razdi opsturen, Cyrus. Eerst snijden we je vingers eraf, dan je tenen, dan je ballen en we eindigen met je hoofd.’
Cyrus luisterde vol ongeloof. Dit kon hem niet overkomen.
‘We gaan het hele gebeuren op video opnemen, zodat je vader kan meegenieten. Zorg er dus voor dat je niet te vlug doodgaat.’ Kzan keuvelde verder en hees ondertussen een Sony Trinicon op zijn schouder. ‘Ik verheug me hier echt op, Cyrus. Terwijl de beulen van je vader de nieuwste marteltechnieken op mij uitprobeerden, heb ik me in leven gehouden door hieraan te denken.’ Hij stelde voortdurend het objectief bij, op zoek naar de juiste instelling. ‘We beginnen met de vingers van je linkerhand. Geef hem even een snee, zodat ik daarop kan scherpstellen.’
Cyrus rukte aan de boeien. De chauffeur bewoog het mes vluchtig over de rug van zijn hand. Cyrus voelde nauwelijks pijn, maar staarde vol afgrijzen naar het bloed.
‘Je mag gerust schreeuwen,’ zei Kzan. ‘Deze camera neemt ook geluid op. Klaar?’ Hij bracht zijn hand omhoog, zoals een wedstrijdcommissaris die op het punt staat het startsein te geven.
Cyrus gilde nog voor de hand omlaag kwam.
Aan het begin van het rechte stuk weg kwam opeens een patrouilleauto met loeiende sirene uit het cactusveld tevoorschijn, onmiddellijk gevolgd door de auto van Cyrus. Kzans chauffeur liet het mes vallen en spurtte naar de limousine, met de lijfwacht in zijn kielzog.
Kzan bleef even staan. ‘Ik krijg je nog wel, Cyrus, en ik zal ervoor zorgen dat de doodstrijd lang duurt.’ Hij liet de camera vallen en stapte hinkend naar zijn auto. Vanuit het open portier zei hij: ‘In het Westen heb ik twee miljoen islamitische vluchtelingen die doen wat ik hun opdraag. Allah is mijn getuige dat ik je zal…’
De lijfwacht van Kzan vuurde vanuit de limousine op de aanstormende patrouilleauto. De politiechauffeur dook weg achter het dashboard, waardoor hij de controle over zijn stuur verloor en dwars door de draadafsluiting in de prairie terechtkwam. De limousine van Kzan ging ervandoor.
Toen ze hem passeerden, loste de lijfwacht nog één schot. De kogel boorde zich diep in de houten telefoonpaal, op nog geen decimeter boven Cyrus’ voorhoofd.