Negentien

CHINVAT (TEHERAN), 22 MEI 1967

Razdi keek Cyrus, die ervandoor ging alsof het huis in brand stond, met welgevallen na.

‘Twee jaar,’ zei Fariman op het terras. ‘Langer geef ik ons niet.’

‘Wat twee jaar? Waar heb je het over?’

‘De beklimming van de Tharis. Binnen twee jaar hebben we geen van beiden nog een schijn van kans vóór hem de top te bereiken.’

‘Dat is best mogelijk.’ Razdi trok zijn schouders naar achteren. ‘Maar hij is dan ook een heel bijzondere jongeman.’ Hij liep het trapje op en stak schuin het terras over.

Fariman volgde hem op de voet.

Razdi vroeg: ‘Hoe staat het ervoor in Alaska?’

‘Ze zijn een tweede opzoekingsbron gaan boren. Experts beschrijven hem als potentieel een van de belangrijkste van heel de wereld.’

Razdi floot zachtjes.

‘Ze smijten met geld of het niet op kan,’ vervolgde Fariman. ‘Alles moet door de lucht worden vervoerd: boormaterieel, vrachtwagens, mechanische kraanladders, de hele uitrusting. A.A.D. verdient er een fortuin aan. Ze kunnen gewoon niet zonder ons. Wij zijn de enigen die in Alaska geschikte vliegtuigen bezitten en landingsbanen in de buurt hebben.’

‘Zie je wel, Fariman. Ik had het voorspeld.’ Razdi schoof de terrasdeur open en stapte de hal in.

‘Je had gelijk, Darius. Het is een formidabel land. Alles moet er door de lucht. O, ik heb ook de enige zand- en grindmaatschappij in Alaska opgekocht. Als ze ooit pijpleidingen willen aanleggen, is dat een sleutelbedrijf. We…’

‘Ik wil dat je je in Alaska vestigt. Je hebt de Amerikaanse nationaliteit, dus zal dat voor jou niet moeilijk zijn.’

‘Waarom?’ Fariman bleef midden in de hal staan, met vertrokken gezicht. ‘Heb ik iets verkeerds gedaan?’

‘Nee. Integendeel. Daarnet heb ik nog tegen Cyrus gezegd dat, als voor mij Zarathoestra de architect is van het plan, jij dan de bouwheer bent. Zonder jou zou het geen kans van slagen hebben.’

‘Maar daarvoor hoef ik niet in Alaska te gaan wonen. Alaska is geen land om je vrouw en kinderen…’

‘Je kinderen lopen school in Parijs en je vrouw brengt meer tijd bij hen door dan bij jou. Soms vraag ik me af of jullie nog wel samen zijn. Bovendien, er is niets aan te doen.’ Razdi maakte aanstalten om door te lopen, maar opeens bleef hij staan.

‘Zei je niet dat Kzan belangrijk nieuws had? Waarover?’

‘Dat kon hij niet door de telefoon zeggen. Het was een open lijn.’

Razdi keek zijn broer doordringend aan. ‘Heeft het met de vrouw van Pa Nesar te maken?’

‘Misschien wel.’

Razdi's hand klauwde om de knop van zijn wandelstok. ‘Doe niet zo ontwijkend, Fariman. Heeft hij haar gevonden?’

Fariman keek op zijn horloge. ‘Dat zullen we straks weten. Zijn vliegtuig kan ieder ogenblik op Mehrabad landen.’

‘Sta dan je tijd niet zo te verdoen,’ snauwde Razdi onredelijk heftig. ‘Ga hem halen. Nu!

Razdi maakte rechtsomkeert, beende met grote stappen door de hal en verdween in de gang die naar zijn eigen vertrekken leidde. In zijn slaapkamersuite trok hij de soedra over zijn hoofd en verfrommelde het gewijde kledingstuk tot een bal, die hij woedend van zich af gooide. De zijden toga ontvouwde zich in de vlucht en streek met gespreide mouwen neer op het bed, alsof hij er door een hogere macht zacht werd neergelegd.

Razdi kalmeerde.

Langzaam trok hij de rest van zijn kleren uit, liep de badkamer in en stapte onder de douche.

Sinds Pa Nesar waren veertien jaar verstreken, maar de herinnering stak als een rijpende zweer. Dat hij door een oude, stervende man met een kruisbeeld buiten westen was geslagen, was erg, maar dat hij op de koop toe door de dochter van die man voor schut was gezet, had hij nooit kunnen verwerken. Sharon had woordbreuk gepleegd.

Niemand kon Darius Razdi belazeren zonder daarvoor te worden gestraft.

Toen die bewuste dag de helikopter van generaal Zahedi boven het klooster was verschenen, had hij het toestel kunnen vorderen om jacht te maken op de voortvluchtige vrouw, maar de belangen van zijn land kwamen op de eerste plaats. Hij had Fariman naar de helikopter laten overbrengen en nog voor het donker werd, had hij hem in een ziekenhuis afgeleverd. Dezelfde avond voerde hij in het hoofdkwartier van de opstandige generaal besprekingen met Norman Schwarzkopf en Zahedi. Al zijn woede en frustratie om wat er de afgelopen drie dagen verkeerd was gegaan, richtten zich van toen af op de vernietiging van zijn politieke tegenstanders.

De staatsgreep eiste hem volledig op. Weken later, met Mossadegh in de gevangenis en met de sjah weer op de Pauwentroon in het Golestanpaleis, dacht hij voor het eerst terug aan Pa Nesar, maar nog dezelfde dag werd de vernederende herinnering aan Sharons verraad verdreven door het verheugende bericht dat Fatimeh zwanger was. Negen maanden later werd Cyrus geboren.

Zarathoestra had woord gehouden.

Nu was het zijn beurt om zijn gelofte na te komen en van het achtergebleven Iran een toonaangevende natie te maken.

De eerste fase, het verwerven van de macht over de Perzische petroleumbronnen, werd een keiharde strijd tegen een internationale kliek van plutocraten, maar met de hulp van Fariman wist hij uiteindelijk zijn slag thuis te halen. Die strijd vergde zoveel tijd en energie, dat hij de binnenlandse toestand uit het oog verloor. Dat kostte hem bijna het leven, toen een zelfmoordcommando van de fedayin de vergaderzaal van de Raad der Vaderen binnenviel. Gelukkig hield de Profeet opnieuw een beschermende hand boven zijn hoofd, en aan de vlakbij ontploffende handgranaat hield hij alleen een lichte doofheid aan zijn linkeroor over. De jacht die hij daarna op de fedayinleiders opende, was er niet minder ongenadig om.

Toen bracht Fatimeh een dochter ter wereld.

Razdi was geschokt; hij had verwacht dat hij voortaan alleen zonen zou verwekken. Hij verstootte Fatimeh en begon opnieuw aan Sharon Stern te denken.

Hij riep Fariman bij zich en gaf hem de opdracht Sharon op te sporen en naar Chinvat te brengen. Zijn broer stak niet onder stoelen of banken dat hij daar weinig heil in zag, en Razdi diende zijn patriarchale gezag te doen gelden voor Fariman naar Pa Nesar vertrok om een onderzoek in te stellen.

Razdi stapte uit de douche en droogde zich af.

Fariman was onverrichter zake van Pa Nesar teruggekeerd. Waarom had hij altijd het gevoel dat Fariman iets achterhield, telkens als het met Sharon te maken had?

Terwijl Razdi met het hoofd achterover lag en zich door een knecht liet scheren en zijn snor liet bijknippen, liet hij de gebeurtenissen de revue passeren.

Het liefst van al had hij zijn broer toen opgedragen te blijven zoeken, maar hij had Fariman, met zijn dubbele nationaliteit van Iraniër en Amerikaan, te zeer nodig gehad om de samenwerkingsakkoorden met de Amerikaanse en Britse oliemaatschappijen af te ronden.

Sharon Stern verschoof weer naar de achtergrond.

Er kwam opnieuw schot in de zaak toen in 1957 de SAVAK werd opgericht, een nieuwe Iraanse inlichtingendienst. Razdi zorgde ervoor dat Kzan bij de SAVAK de rang van kolonel kreeg en gaf hem als voornaamste opdracht het onderzoek naar Sharons verblijfplaats in handen.

De SAVEK kon rekenen op Amerikaanse technische bijstand en Kzan maakte daar dankbaar gebruik van. Hij stuurde een onderzoeksteam naar Bagdad om in de Iraakse universiteit de medische studenten door te lichten. Al spoedig kwam het team erachter dat Sharon tot een joods verzetsgroepje behoorde dat op 16 augustus 1953 met een gestolen schoolbus uit het land was gevlucht. Aan de hand van politierapporten konden ze de route van de schoolbus volgen. In het gebied waar de vluchtelingen de autobus hadden achtergelaten, waren voertuigen zeldzaam en het duurde dan ook niet lang of ze hadden de eigenaar van de pick-up te pakken waarmee de joden hun reis hadden voortgezet. Vóór die eigenaar in de kelders van de Evin-gevangenis de geest gaf, kregen ze van hem een nauwkeurige persoonsbeschrijving van de leden van Sharons groep en van hun leider Samuel. Het spoor werd gevolgd tot in Qazvin en liep daar dood.

De tijd verstreek en Razdi's drang naar vergelding om wat hij als Sharons verraad beschouwde, verflauwde.

Maar Kzan bleef verwoed zoeken, als een achttiende-eeuwse vorser naar het perpetuum mobile. Hij kreeg van de Franse geheime dienst een rapport over de activiteiten van alle joodse organisaties in Europa. Dat bracht hem op het spoor van Komintar, een zionistische vereniging in Parijs die zich met de emigratie van Russische joden bezighield. Komintar stond onder leiding van een Nederlander, van wie de persoonsbeschrijving overeenstemde met die van de leider van het groepje joodse vluchtelingen. De foto van de vrouw met wie hij samenwoonde, was die van Sharon Stern.

Het paar werd geschaduwd. Razdi's emoties laaiden opnieuw hoog op toen hij vernam dat ze een kind hadden dat op dezelfde dag en minder dan een kwartier na Cyrus was geboren.

Het kind heette Simon junior.

Een tweelingbroer van Cyrus.

Zijn zoon!

Verwekt door de Spenta Manjoe van Zarathoestra, die hem op de berg van Pa Nesar tot zijn werktuig had gemaakt.

Naar Perzische overlevering en volgens de Iraanse wetgeving heeft alleen de vader rechtmatige aanspraak op het kind.

Kzan kreeg overeenkomstige instructies.

Hij ging uiterst omzichtig te werk. Met medewerking van de Franse inlichtingendienst werd de telefoon van het echtpaar afgetapt. Toen gebeurde er iets vreemds. Op de ochtend dat het net zou dichtslaan, kreeg Sharon een geheimzinnig telefoontje van iemand die haar waarschuwde dat ze samen met haar zoon dreigde te worden ontvoerd.

Sindsdien waren Sharon en Razdi's zoon opnieuw spoorloos.

Toen Razdi binnenkwam, ging Kzan in de houding staan en salueerde. Razdi liep naar hem toe en schudde hem de hand. ‘Geen formaliteiten, kolonel. Je bent een huisvriend.’ Hij legde een arm om de schouder van de officier en leidde hem naar een armstoel bij de kaarttafel. ‘Ga zitten.’

Kzan legde zijn aktetas op de tafel en liet zich met een stijf rechterbeen in de stoel zakken. Tijdens de belegering van Chinvat had een kogel zijn knieschijf verbrijzeld.

Razdi en Fariman namen eveneens plaats aan de tafel. Een bediende in livrei verscheen en serveerde thee.

‘Hoe is het met je knie?’ vroeg Razdi.

‘Beter, Sjazdeh. De nieuwe prothese is een grote verbetering.’

‘Blij dat te horen.’ De bediende glipte naar buiten en Razdi liet zijn vriendschappelijke toon varen. ‘Oké, Kzan. Laat eens horen.’

Kzan schraapte zijn keel. ‘We hebben de voortvluchtigen opnieuw gelokaliseerd, Sjazdeh. In Oostenrijk. Man, vrouw, kind. Ze verblijven daar onder de naam Batavier, maar de echte naam van de man is Hofman.’ Hij keek naar Razdi zoals een herdershond die een stuk hout heeft geapporteerd en op zijn beloning wacht.

Razdi sprong op. ‘Waar in Oostenrijk? Wat doen ze daar? Spreek op, man, zit daar niet als een regimentshoer die de ziekte heeft.’

Kzan ging op het randje van zijn stoel zitten. ‘In Schönau an der Donau. Dat is een dorpje ten oosten van Wenen, op zo'n twintig kilometer van de Tsjecho-Slowaakse grens. Hofman runt daar een doorgangskamp voor Russisch-joodse emigranten die op weg zijn naar Israël. De vrouw staat in voor de medische verzorging en bekommert zich om de papierwinkel bij de autoriteiten in Wenen.’ Kzan haalde een foto uit zijn aktetas en gaf die aan Razdi. ‘Dat is ze, nietwaar?’

Razdi bestudeerde de vergroting met opeengeklemde tanden. Het was een zwartwitfoto, die vermoedelijk met een telelens was gemaakt vanuit een rijdend voertuig, wat meteen de onscherpe achtergrond verklaarde. Maar het gezicht met de gebogen neus, de volle lippen en de wenkbrauwen die niet waren bijgewerkt, was scherp. Het haar was nu kort geknipt in een kinlange carré met uitgehapte haarpunten rondom het gezicht en had een mahoniekleurig tintje. De vrouw liep de trappen op van een monumentaal gebouw en keek intussen om, zodat het leek alsof ze recht in de lens van de camera staarde. Haar blik was die van een vrouw die voortdurend op haar hoede is.

Ze was minder mooi dan in zijn herinnering, maar ze maakte opnieuw iets in hem wakker.

Hij gooide de foto op de tafel, uit zijn evenwicht gebracht. ‘Ze is het. Er is geen twijfel mogelijk.’

Toen Fariman de foto van de tafel pakte om haar te bekijken, sloeg Razdi zijn broer scherp gade. ‘Herken je haar?’ vroeg hij.

Fariman legde de foto neer en schoof die met een vingernagel naar het midden van de tafel. ‘Ik weet het niet.’

Razdi strekte zijn rug, zodat hij boven de zittende mannen uittorende. ‘Hoezo, je weet het niet? Zeg maar meteen dat het je niet interesseert.’

‘Verduiveld, Darius, wat wil je van me? Het is meer dan tien jaar geleden.’

Razdi inhaleerde diep en ademde toen heel langzaam weer uit. Hij wendde zich tot Kzan. ‘En hoe zit het met mijn zoon? Heb je een foto van hem?’

‘Het spijt me, Sjazdeh. De jongeman komt nauwelijks buiten.’

‘Wat is dat voor onzin? Een jongen van dertien die niet buitenkomt? Je gaat me toch niet vertellen dat ze hem de hele tijd opgesloten houden? Waar gaat hij naar school?’

‘Het Internationales Kolleg Wien. Dat is een internaat voor kinderen van diplomaten en UNO-ambtenaren. Het internaat ligt in het centrum van de stad, vlak bij de Stephansdom, midden in een voetgangerszone, en wordt streng bewaakt. De weekends en de joodse feestdagen brengt hij door bij zijn ouders in het kamp.’

‘Kun je hem niet onderscheppen als hij van school naar het kamp wordt gebracht?’

‘Dat is niet zo eenvoudig. De vrouw is zo achterdochtig als een gecastreerde harembewaker. Ze komt altijd zelf haar zoon afhalen, nooit op hetzelfde tijdstip en altijd in een auto met mobilofoon, in gezelschap van agenten van de Aliyah Beth. Ik durf niet eens een van mijn mensen in de buurt van de school te posteren, want dat zou ze meteen doorhebben. Gelukkig hebben we in de school de zoon van een bevriend diplomaat zitten, die voor ons een oogje in het zeil houdt.’

Razdi zette een pince-nez op en bestudeerde de foto opnieuw. De vrouw straalde persoonlijkheid uit. We kunnen dit ook als volwassen mensen doen, had ze gezegd. Hij begon te zweten. Hun ontmoeting was geen toeval geweest, maar een tussenkomst van de Profeet. Als hij het in Pa Nesar beter had aangepakt, zou ze nu in zijn andaroen wonen en nog meer zonen ter wereld brengen.

Hij ging zitten. ‘Ik neem aan dat je een actieplan hebt uitgewerkt.’

Kzan schraapte zijn keel. ‘Dat hadden we, Sjazdeh. Een goed plan. Alleen…’

‘Ga door.’

‘We kwamen te weten dat de jongen, Simon Hofman, in de Wiener Fliegerschule een speciale trainingscursus voor instrumentvliegen zal gaan volgen. Iedere woensdag, gedurende drie maanden, vanaf volgende week. De jongen is bezeten van alles wat met vliegen te maken heeft, net zoals meneer Fariman.’

Fariman sloeg zijn benen over elkaar en zijn rechtervoet begon nerveus op en neer te wippen.

‘Hij is wat dat betreft ver vooruit op zijn leeftijdgenoten.’ Kzan keek naar Fariman en wachtte op commentaar.

‘Komt er nog wat van?’ sneerde Razdi.

‘Eh… ja, Sjazdeh. We hebben de instructeur van de cursus omgekocht. Volgens het lesrooster zal hij geregeld in een tweemotorige Cougar langeafstandsvluchten uitvoeren met Simon Hofman. Hij zou het zo fiksen dat hij bij een vlucht naar de Adriatische Zee op een klein vliegveld in Joegoslavië een noodlanding zou maken, waar wij hen met een van onze toestellen zouden opwachten. We hadden zelfs al een regeling getroffen met de plaatselijke autoriteiten. Daarna zouden we de Cougar opblazen en een paar wrakstukken in de Adriatische Zee gooien, zodat men zou denken dat het vliegtuig in zee was gestort.’

‘Het lijkt me een goed plan. Wat scheelt eraan?’

‘De politieke toestand in het Midden-Oosten, Sjazdeh. De oorlog tussen de Arabische landen en Israël kan ieder ogenblik uitbreken. Bij SAVAK wisten we dat de generale staf in Caïro op zoek was naar doelwitten voor guerrilla-acties om de aandacht van de Egyptische en Syrische troepenbewegingen af te leiden…’

‘Kom ter zake, kerel. De militaire problemen van president Nasser interesseren me niet.’

‘Ons ook niet, Sjazdeh. Tot we er gisteren achter kwamen dat Nasser het joodse opvangcentrum van Schönau an der Donau* als een geschikt doelwit had uitgezocht.’

Razdi boog zich naar voren. ‘Voor wanneer?’

‘Volgende week dinsdag al. De jongen loopt geen gevaar, die is die dag nog in Wenen op school, maar de gevolgen laten zich raden. Nog vóór in Schönau het laatste schot gelost zal worden, zal zijn moeder hem in een El Al-vliegtuig hebben gestopt en zal ze met hem op weg zijn naar Israël. Dat kennen we van die keer in Parijs.’

Razdi trok een gezicht alsof hij een klap in zijn maag gekregen had.

‘We hadden alles tot in de puntjes voorbereid, Sjazdeh. Met die aanslag valt het plan in duigen. Tenzij u Nasser ervan kunt overtuigen een ander doelwit uit te kiezen.’

Een korte flikkering van ongeduld gleed over Razdi's gezicht. ‘Ja. Ik zou hem misschien kunnen vragen zijn oorlog een paar maanden uit te stellen.’

‘Vergeef me, Sjazdeh.’

‘Wie bewaakt het kamp?’ vroeg Fariman. ‘De Aliyah Beth?’

‘Nee. Er is een prikkeldraadomheining en er is maar één toegangsweg. De ingang wordt bewaakt door vier soldaten van het Oostenrijkse leger.’

Fariman richtte zich tot Razdi. ‘Als je wilt, kan ik de Oostenrijkse kanselier opbellen. Volgende week ben ik in Wenen voor de halfjaarlijkse vergadering van de OPEC. Ik kan de kanselier vragen de omgeving van het kamp zo hermetisch af te sluiten dat er geen terrorist in de buurt komt.’

‘Nee.’

Fariman zweeg en wachtte af.

Razdi pakte zijn theekopje op en keek aandachtig naar de inhoud ervan, alsof hij daaruit de toekomst probeerde te lezen. Toen hij twee minuten later het kopje met een klap neerzette, had hij zijn beslissing genomen.

‘Oké, Kzan. We laten die aanval doorgaan maar benutten hem in ons voordeel. Dat zal een precieze timing vergen. Luister goed. We maken een afspraak met de terroristen. Op de dag van de overval, dinsdag dus, lokken we Simon naar het kamp. Daar grijp je hem bij de kraag, precies op het moment dat hij er aankomt. Dat is dan meteen het sein voor de terroristen om met hun actie te beginnen.’

Farimans gezicht vertrok in een grimas. ‘Zoiets kun je niet doen. Je laat de jongen onnodige risico's lopen.’

‘Hou je er even buiten, Fariman.’ Razdi legde zijn wandelstok op de kaarttafel, zodat hij zijn handen vrij had om te gesticuleren. ‘Kijk me aan, Kzan. Je verdooft hem en brengt hem met een helikopter naar dat vliegveld in Joegoslavië. De instructeur van de vliegschool moet dat voor elkaar kunnen krijgen. Als de terroristen onmiddellijk na de ontvoering aan de slag gaan, is dat een formidabele afleidingsmanoeuvre.’

‘Dat is het in ieder geval,’ beaamde Kzan. ‘Alleen… hoe moeten we de jongen naar het kamp lokken?’

Razdi improviseerde enthousiast verder. ‘Met een telefoontje aan de directeur van zijn school, waarin je zegt dat zijn vader door een beroerte is getroffen. Zeg dat zijn vader in levensgevaar verkeert en dat de jongen direct naar het kamp moet komen. Zoiets werkt altijd.’ Zijn stem klonk vastberaden, zijn gezichtsuitdrukking was integer. ‘Een overval op een joods kamp, dat is goed. Bij God, mijn zoon daar weghalen is geen overval, maar een bevrijdingsactie. Als we het goed spelen, hebben we zelfs de publieke opinie mee.’

Kzan keek nog altijd wat bedenkelijk. ‘Het commando dat de overval zal plegen, bestaat uit huurlingen, Sjazdeh. Zij zullen zich niet door mij laten commanderen.’

‘Dat hoeft niet. Een goede coördinatie volstaat.’ Razdi sloeg zijn armen over elkaar. ‘Dat is nu iets waarvoor ik Nasser wél kan aanspreken. Als Nasser de raid combineert met de bevrijding van mijn zoon, krijgt het gebeuren op de koop toe een legaal tintje.’ Hij stond op. ‘Nog iets. Ik zal de kanselier persoonlijk opbellen over de bewaking van het kamp. Wij moeten vermijden dat hij partij kiest door aan de joden soldaten ter beschikking te stellen. Het wordt tijd dat hij iets terugdoet voor al de goedkope olie die Oostenrijk van ons krijgt.’ Hij pakte zijn wandelstok en porde Kzan ermee in de borst. ‘Zodra mijn zoon zich in dat kamp vertoont, pak je hem en breng je hem naar huis. Ten koste van wat dan ook. Maar wee je gebeente als je faalt. Begrepen?’

‘Ja, Sjazdeh. En de vrouw?’

‘Ook.’

‘Ongedeerd?’

‘Vanzelfsprekend.’

‘En Samuel Hofman?’

‘Die interesseert me niet. Als hij in de weg loopt, weet je wat je te doen staat.’ Razdi draaide zich om en wees met zijn stok naar Fariman. ‘Aangezien jij volgende week in Wenen bent, kun je een oogje in 't zeil houden. Maar let erop dat je je pro-westerse reputatie niet in het gedrang brengt. Het heeft ons moeite genoeg gekost om van jou een volwaardige Amerikaan te maken.’

Fariman strekte zijn armen, balde en ontspande zijn vuisten alsof hij zich klaarmaakte voor de strijd. ‘Uw wil geschiede, Hazarapatisj,’ zei hij plechtstatig. Hij kwam eveneens overeind. ‘Maar waar houden we ons eigenlijk mee bezig, Darius?’ Hij glimlachte cynisch. ‘We willen een wereldrijk stichten en we verdoen onze tijd met de jacht op een jodinnetje met borstjes die te klein zijn en ogen die te ver uit elkaar staan.’

Hij zei ‘we’ maar bedoelde ‘je’.

Razdi's pupillen vernauwden zich. ‘Let op wat je zegt, broertje.’ De ijzeren punt van zijn wandelstok wees naar Farimans strottenhoofd.

De twee broers staarden elkaar aan.

Razdi leek zich langzaam te ontspannen. Hij schudde zijn hoofd. Ieder ander zou hij om die opmerking de strot hebben verbrijzeld, maar Fariman was zijn broer. Een zoroastriër doodt zijn broer niet. Je kunt net zo goed de hand aan jezelf slaan.

Fariman raadde de gedachtegang van zijn broer en de spottende gelaatsuitdrukking maakte plaats voor een ongedwongen glimlach. De band tussen hen was onaantastbaar. ‘Ik bedoelde er niets kwaads mee, grote broer.’

Met de top van zijn wijsvinger duwde hij de wandelstok opzij en slenterde naar buiten.

_________________________

* Het opvangcentrum voor Russische joden bij Schönau an der Donau werd kort voor het uitbreken van de Jom-Kippoeroorlog op bevel van de Oostenrijkse kanselier gesloten, in ruil voor de vrijlating van vier gijzelaars, nadat twee Palestijnse terroristen een Oostenrijkse trein hadden gekaapt. De politieke heibel die deze beslissing teweegbracht, werd achteraf door sommige Israëli's gezien als een onderdeel van een Egyptisch-Syrisch misleidingsplan waaraan de kanselier – al dan niet onbewust – zijn medewerking verleende.