9
Aomame: Ander landschap, andere regels

Aomame ging naar de openbare bibliotheek het dichtst bij haar flat en vroeg aan de balie of ze de kleinformaateditie van een krant kon inzien voor de periode van september tot en met november 1981.[1]

‘We hebben de Asahi, de Yomiuri, de Mainichi, en de Nihon Keizai,’ zei de bibliothecaresse. ‘Welke wilt u?’

De bibliothecaresse was een vrouw van middelbare leeftijd met een bril op. Ze leek geen vaste kracht, maar eerder een huisvrouw die dit als bijbaantje deed. Hoewel ze niet bijzonder dik was, waren haar polsen gezwollen tot de grootte van een ham.

‘Het geeft niet welke,’ zei Aomame. ‘Overal staat immers hetzelfde in?’

‘Dat kan wel zijn, maar ik zou het toch op prijs stellen als u er een uitkoos,’ zei de bibliothecaresse op een toon die geen tegenspraak duldde.

Aomame wilde geen ruziemaken en koos zonder een bepaalde reden voor de Mainichi. Ze ging ermee achter aan een tafel met een tussenschot zitten, opende het schrift dat ze voor dit doel had aangeschaft, en liep met een balpen in de hand alle artikelen een voor een na.

In de vroege herfst van 1981 was er niet zoveel gebeurd. In juli van dat jaar was prins Charles met Diana getrouwd, en de nasleep daarvan was nog steeds merkbaar in de vorm van artikelen over waar ze heen waren geweest, en wat voor kleren en juwelen Diana gedragen had. Natuurlijk wist Aomame dat Charles en Diana waren getrouwd, maar ze was daar nooit bijzonder in geïnteresseerd geweest. Ze kon er gewoon niet bij dat de hele wereld zoveel belangstelling had voor het doen en laten van de Engelse kroonprins en zijn vrouw. Qua uiterlijk had Charles minder weg van een kroonprins dan van een leraar natuurkunde die last had van zijn darmen.

In Polen werd de confrontatie tussen Lech Wałe˛sa’s onafhankelijke vakbond Solidariteit en de regering steeds ernstiger, en de Sovjet-Unie had zijn ‘ernstige bezorgdheid’ over de situatie uitgesproken. In duidelijker taal betekende dat: ‘Als de Poolse regering de situatie zelf niet onder controle kan houden, sturen wij er tanks op af, net als bij de Praagse Lente van 1968.’ Deze berichten kon Aomame zich ook nog herinneren. Ze wist ook dat de Sovjet-Unie er na veel dreigementen toch maar van af had gezien om in te grijpen. Ze hoefde die artikelen dus maar oppervlakkig te lezen. Alleen één ding viel haar op. President Reagan had verklaard, waarschijnlijk met het doel de Sovjet-Unie ervan te weerhouden zich in de binnenlandse aangelegenheden van Polen te mengen: ‘Ik spreek de hoop uit dat de spanningen in Polen geen nadelige invloed zullen hebben op het plan van onze twee naties om een basis te bouwen op de maan.’ Een basis op de maan? Daar had ze nog nooit van gehoord. Of nee, wacht eens even! Had het tv-journaal er laatst niet iets over gezegd? Die avond dat ze in dat hotel in Akasaka seks had gehad met die kalende zakenman uit Osaka? Ze dacht van wel.

Op 20 september had in Jakarta het grootste vliegerfestival ter wereld plaatsgevonden. Meer dan tienduizend mensen hadden zich daar verzameld om te vliegeren. Dat wist Aomame niet, maar dat verbaasde haar ook niet zo. Wie herinnert zich in godsnaam drie jaar oud nieuws over een vliegerfestival in Jakarta?

Op 6 oktober was president Sadat van Egypte vermoord door terroristen die lid waren van een extremistische islamitische beweging. Dit incident herinnerde Aomame zich wel degelijk, en ze had weer helemaal opnieuw met Sadat te doen. Ze had Sadats kalende schedel best opwindend gevonden, en verder had ze een gruwelijke hekel aan alle fundamentalisten van welke religie dan ook. Als ze alleen maar dacht aan hun bekrompen kijk op de wereld, hun arrogante superioriteitsgevoel en de gevoelloosheid waarmee ze anderen hun ideeën opdrongen, begon haar bloed al te koken. Dan kon ze zich nauwelijks meer beheersen van woede. Maar dat had weinig te maken met het probleem waarmee ze op dit ogenblik werd geconfronteerd. Aomame haalde een paar keer diep adem om te kalmeren en sloeg de bladzijde om.

Op 12 oktober was in een woonwijk in Itabashi, Tokyo, een 56-jarige collecteur voor de NHK in een woordenwisseling betrokken geraakt met een student die geweigerd had zijn kijkgeld te betalen, en hij had hem daarbij met een lang keukenmes, dat hij bij zich in zijn tas droeg, ernstige verwondingen in de buik toegebracht. De collecteur was door de toesnellende politie ter plaatse in hechtenis genomen. De man had wezenloos staan kijken met het bebloede mes in zijn handen en had geen verzet tegen zijn arrestatie geboden. Volgens een van zijn collega’s was hij zes jaar geleden bij de NHK in vaste dienst gekomen en was er op zijn arbeidsethos nooit iets aan te merken geweest, terwijl zijn werk zelf niet anders dan uitmuntend kon worden genoemd.

Aomame wist niet dat zich zo’n incident had voorgedaan. Zijzelf was geabonneerd op de Yomiuri, en die pluisde ze elke dag van begin tot eind door. Artikelen met plaatselijk nieuws – vooral alles wat met misdaad te maken had – las ze extra zorgvuldig. En dit bericht nam bijna een halve bladzijde van de avondeditie in beslag. Het bestond niet dat ze zoiets over het hoofd had gezien! Hoewel, er was natuurlijk altijd een kleine mogelijkheid dat ze om de een of andere reden verzuimd had het te lezen. Een mogelijkheid zo klein dat hij bijna uitgesloten moest worden geacht, maar honderd procent uitsluiten kon ze het niet.

Met gefronst voorhoofd dacht ze even over deze mogelijkheid na. Toen noteerde ze datum en aard van het incident in haar schrift.

De collecteur heette Shinnosuke Akutagawa. Een prachtige naam. Een naam die van een groot schrijver had kunnen zijn.[2] Zijn foto stond er niet bij. Er was alleen een foto van de gewonde student, Akira Tagawa (21), derdejaars rechten aan de Nihon-universiteit, en tweede dan in kendo. Als hij zijn bamboezwaard bij zich had gehad, had hij zich waarschijnlijk niet zo makkelijk laten neersteken, maar gewone mensen staan een NHK-collecteur meestal niet te woord met een bamboezwaard in hun hand. En gewone NHK-collecteurs lopen meestal niet hun ronde met lange, scherpe messen in hun tas. Aomame keek er alle kranten van de volgende paar dagen zorgvuldig op na, maar ze kon nergens een bericht vinden dat de gewonde student was overleden. Waarschijnlijk had hij het er dus levend afgebracht.

Op 16 oktober vond er een mijnramp plaats in Yūbari, Hokkaido. Duizend meter onder de grond brak er brand uit in een galerij, en meer dan vijftig mijnwerkers kwamen door verstikking om het leven. De brand verspreidde zich tot vlak onder de oppervlakte, en daar vonden nog eens tien mensen de dood. Om verdere uitbreiding van het vuur te voorkomen besloot de mijn om met pompen alle galerijen onder water te zetten, zonder de veiligheid te hebben kunnen controleren van de mijnwerkers die nog onder grond waren. Het aantal doden liep op tot drieënnegentig. Het was een hartverscheurend drama. Steenkool is een ‘vuile’ energiebron, en steenkool delven is gevaarlijk werk. De mijnonderneming had getreuzeld om te investeren in nieuw gereedschap en materiaal, en de arbeidsomstandigheden waren slecht. Er waren veel ongelukken, en je longen gingen er beslist aan. Maar juist omdat de prijs zo laag is, zijn er mensen en bedrijven die om steenkool blijven vragen. Deze ramp herinnerde Aomame zich nog heel goed.

Het incident waar ze naar zocht had plaatsgevonden op 19 oktober, toen de kranten nog volstonden met nieuws over de ramp in Yūbari. Tot Tamaru haar hier een paar uur eerder over had verteld, had ze er nog nooit over gehoord – en zoiets was godsonmogelijk. De kop van het artikel nam de hele breedte van de voorpagina in beslag, van de ochtendeditie nog wel. Het bestond eenvoudig niet dat ze zoiets over het hoofd had gezien.

==

VUURGEVECHT MET EXTREMISTEN IN BERGEN VAN YAMANASHI

==

Drie agenten gedood

Het artikel werd vergezeld van een grote luchtfoto, genomen boven de plaats waar het gevecht had plaatsgevonden, vlak bij het Motosu-meer. Er stond ook een eenvoudig kaartje bij. Aan het meer was een stuk land ontgonnen voor vakantiehuizen, en daarachter, dieper de bergen in, was het gebeurd. Foto’s van de drie gestorven agenten. De Speciale Gewapende Luchtbrigade van de Zelfverdedigingsstrijdkrachten, kwamen aanvliegen in hun helikopters. Camouflagepakken, scherpschuttersgeweren met telescopen, machinegeweren met korte lopen.

Er vormden zich diepe groeven in Aomames voorhoofd. Om haar gevoelens op de juiste wijze te uiten, vertrok ze elke spier van haar gezicht zover hij maar wilde gaan. Gelukkig stonden er tussenschotten aan weerskanten van haar plaats aan de tafel, zodat niemand getuige hoefde te zijn van de buitengewone verandering in haar gelaatsuitdrukking. Toen haalde ze diep adem. Ze zoog de lucht om zich heen in één keer in en blies hem in één keer uit, zoals een walvis die opduikt om de lucht in zijn reusachtige longen te verversen. Een middelbare scholier, die met zijn rug naar haar toe zat te studeren, keerde zich bij dat geluid verbaasd om, maar zei natuurlijk niets. Hij keek alleen verschrikkelijk bang.

Nadat ze een tijdlang met zo’n grimas had gezeten, moest ze haar uiterste best doen om haar spieren te ontspannen tot het punt waarop ze weer gewoon keek. Toen dat haar eindelijk gelukt was, pakte ze haar balpen en tikte met het uiteinde daarvan een tijdlang tegen haar tanden, in een poging haar gedachten op een rijtje te zetten. Je zou denken dat er voor dit alles een reden is. Nee, er móét een reden zijn. Waarom zou een gebeurtenis die heel Japan heeft opgeschrikt aan mij voorbij zijn gegaan?

En het is niet alleen dit incident. Dat geval van die NHK-collecteur die die student neerstak – dat las ik ook voor het eerst. Heel merkwaardig allemaal. Eén zo’n incident over het hoofd zien, dat kan ik me ergens nog voorstellen, maar twee achter elkaar? Nooit van z’n leven! Ik mag mijn gebreken hebben, maar slordig en onoplettend ben ik niet. Ik zie verschillen van één millimeter, en mijn geheugen is ijzersterk. Anders had ik het toch nooit overleefd om die mensen naar de andere kant te sturen? Eén foutje was me fataal geweest. Ik lees elke dag zorgvuldig de krant, en als ik ‘zorgvuldig de krant lezen’ zeg, bedoel ik dat ik niet één bericht oversla dat ook maar iets te betekenen kan hebben.

Natuurlijk werd het drama aan het Motosu-meer nog dagenlang uitvoerig in de kranten besproken. De tien extremisten waren in de bergen ontkomen, en de Zelfverdedigingsstrijdkrachten en de politie van Yamanashi hadden een grootscheepse klopjacht op hen ingezet. Drie vluchtelingen werden doodgeschoten, twee zwaargewond, vier (onder wie één vrouw) werden gearresteerd. En een verdween spoorloos. Er stond bijna niets anders in de hele krant. Verdere berichten over de collecteur die de student neerstak waren blijkbaar in rook opgegaan.

Bij de NHK moeten ze een zucht van verlichting hebben geslaakt, al lieten ze dat natuurlijk niet merken. Zonder dat grote drama zouden de media ongetwijfeld met grote hardnekkigheid en luidkeels hun twijfels hebben geuit over de huis-aan-huisbezoeken waarmee de NHK zijn kijkgelden inde, en misschien zelfs over de manier waarop de NHK als organisatie werd gerund. Aan het begin van dat jaar had de Liberaal-Democratische Partij geklaagd over een documentaire die de NHK had gemaakt over de Lockheed-affaire en had ze de omroep gedwongen de inhoud te veranderen.[3] Een paar mensen bij de NHK hadden politici van de regeringspartij de inhoud van het programma vóór de uitzending haarfijn uitgelegd en respectvol geïnformeerd ‘of er bezwaar tegen bestond als ze dit op deze manier uitzonden’. Tot ieders verbazing bleek deze manier van doen zo’n beetje schering en inslag. Het budget van de NHK moet namelijk door het parlement worden goedgekeurd, en als ze de goodwill van de regeringspartij en de regering verloren (zo redeneerden de mensen aan de top), kon dat wel eens uiterst onaangename gevolgen hebben. In bepaalde kringen van de regeringspartij heerste bovendien de gedachte dat de NHK niet veel meer was dan een partijorgaan. Als het publiek met zijn neus op deze feiten was gedrukt, hadden de meeste Japanners hun vertrouwen in de neutraliteit en politieke integriteit van NHK-programma’s verloren en was de campagne tegen het betalen van kijkgeld alleen maar sterker geworden.

Afgezien van het drama bij het Motosu-meer en het geval van de NHK-collecteur, kon Aomame zich alle gebeurtenissen, ongelukken en incidenten die zich in die tijd hadden voorgedaan nog heel goed herinneren. Met uitzondering van die twee incidenten had haar geheugen haar niet in de steek gelaten. Ze wist nog goed dat ze destijds elk krantenartikel zorgvuldig had gelezen, maar iets over een schietpartij bij het Motosu-meer of een ruzie over kijkgeld kon ze zich absoluut niet voor de geest halen. Hoe zou dat komen? Als er ergens in mijn hersens een storing is opgetreden, is het dan mogelijk dat alleen mijn herinneringen aan die twee gebeurtenissen zijn overgeslagen of uitgewist?

Aomame sloot haar ogen en drukte met haar vingertoppen hard tegen haar slapen. Nee, goed beschouwd is het niet onmogelijk. Misschien is er in mijn hersens een soort programma ontstaan dat de werkelijkheid probeert te veranderen. Misschien dat dat programma alleen bepaalde nieuwsberichten uitkiest en daar een zwarte doek overheen gooit, zodat ik die niet te zien krijg en ze ook niet in mijn geheugen blijven hangen: de nieuwe wapens en het nieuwe uniform van de politie, de bouw van een maanbasis door Amerika en de Sovjet-Unie, de student die werd neergestoken door een NHK-collecteur, en het vuurgevecht tussen de Zelfverdedigingsstrijdkrachten en de extremisten bij het Motosu-meer.

Maar wat hebben al die gebeurtenissen in vredesnaam met elkaar gemeen?

Hoe ze haar hersens ook pijnigde, het antwoord was telkens: niets.

Haar balpen tikte tegen haar voortanden. Haar brein draaide op volle toeren.

Dit duurde een heel lange tijd, maar toen kwam er opeens een gedachte bij haar op.

Kan ik het niet zó bekijken? Het probleem ligt niet in míj, het probleem ligt in de wereld om me heen. Er is geen stoornis ontstaan in mijn bewustzijn of in mijn gevoelsleven, maar onder invloed van een mysterieuze kracht is er een verandering opgetreden in de wereld waarin ik me bevind.

Hoe meer ze erover nadacht, hoe aannemelijker deze hypothese haar voorkwam. Ze had namelijk nergens het gevoel dat er echt een defect of een vertekening was opgetreden in haar bewustzijn.

Dus voerde ze deze hypothese nog een stapje verder.

Niet ik ben van slag, maar de wereld.

Aha, nu ben ik er!

Op een bepaald punt is de wereld zoals ik hem ken verdwenen of weggegaan, en in plaats daarvan is er een andere wereld gekomen – zoals een wissel dat is omgezet. Met andere woorden, mijn bewustzijn behoort nog tot de wereld zoals hij eerst was, maar de wereld zelf is al veranderd. Het aantal feiten dat in die wereld is veranderd, is tot nu toe vrij beperkt. Voor het overgrote deel is deze nieuwe wereld zonder meer overgenomen van de wereld die ik ken. Daarom ondervind ik geen noemenswaardige problemen in het dagelijkse leven – tot nu toe bijna niet, tenminste. Maar waarschijnlijk gaan die ‘veranderde gedeelten’ van nu af aan steeds meer invloed op mijn omgeving uitoefenen. De afwijkingen zullen langzaam maar zeker groter worden, en het kon best eens gebeuren dat ze op den duur de rationaliteit van mijn handelingen aantasten. En dan kon ik wel eens een fatale vergissing begaan. Letterlijk fataal.

Een parallelle wereld.

Aomames gezicht trok samen alsof ze haar tanden in iets heel zuurs had gezet, maar zo’n diepe frons als daarnet was het niet. Ze tikte hard met het uiteinde van haar balpen tegen haar tanden, en er kwam een zwaar gegrom van achter uit haar keel. De student achter haar deed wijselijk maar of hij het niet hoorde.

Het lijkt verdorie wel sciencefiction, dacht ze.

Zou het mogelijk zijn dat ik zo’n hypothese alleen uit zelfverdediging heb verzonnen? Misschien ben ik knettergek, en dénk ik alleen maar dat ik bij mijn volle verstand ben. Ik vind dat ik een gezonde kijk op alles heb. Maar zijn alle krankzinnigen er niet heilig van overtuigd dat zij het bij het rechte eind hebben en dat de wereld om hen heen gek is? Het bedenken van die absurde hypothese van een parallelle wereld is misschien alleen maar een vertwijfelde poging om mijn eigen krankzinnigheid te rechtvaardigen.

Ik moet nodig eens gaan praten met een onbevooroordeelde buitenstaander.

Maar ik kan niet naar een psychiater om me te laten analyseren. De omstandigheden zijn veel te ingewikkeld, en er zijn te veel feiten waar ik niet over praten kan. Neem nou het ‘werk’ dat ik de laatste tijd doe: dat is zonder meer tegen de wet. Hoe moet je het anders noemen als je in het geniep mannen met een ijspriem om zeep helpt? Daar kan ik bezwaarlijk tegen een dokter over beginnen. Zelfs niet als de man in kwestie een eindeloos lage, perverse kwal is om wie niemand een traan zal laten, ook al is het tien keer moord.

En stel dat ik erin slaag om het onwettige deel van mijn carrière te verdoezelen. Wat er overblijft is niet veel fraais, al is het niet tegen de wet. Het leven dat ik sinds mijn geboorte heb geleid, kun je met de beste wil van de wereld niet netjes noemen – zelfs niet als compliment. Het is als een koffer die je stijf volpropt met vuil wasgoed, tot het er aan alle kanten uitpuilt. Daar is genoeg materiaal bij om een mens van ontoerekeningsvatbaarheid mee te beschuldigen. Misschien wel twee of drie mensen. Met mijn seksuele leven is het al precies hetzelfde. Dat is iets waar ik tegenover anderen niet over kan praten.

Ik kan hier niet mee naar een dokter, dacht ze. Ik moet dit echt helemaal zelf oplossen.

Dus laat ik op mijn manier die hypothese nóg een stapje verder voeren.

Als dit echt is gebeurd – als de wereld waarin ik me nu bevind écht voor een andere in de plaats is gekomen –, dan moet het wissel zijn omgezet. Wanneer is dat gebeurd? Waar? Op welke manier?

Aomame concentreerde zich weer en liep haar herinneringen een voor een na.

De eerste keer dat ze iets had gemerkt van die veranderde wereld was een paar dagen geleden – de dag dat ze in dat hotel in Shibuya die oliespecialist had opgeruimd. Ze was op Shuto-snelweg no. 3 uit haar taxi gestapt en had de noodtrap naar rijksweg 246 genomen, en eenmaal beneden had ze een andere panty aangetrokken en was naar het Sangenjaya-station van de Tōkyū-lijn gelopen. Onderweg daarheen was ze een jonge politieagent tegengekomen, en toen had ze opgemerkt dat hij er iets anders uitzag dan agenten gewoonlijk doen. Dat was het begin geweest. En als dat zo was, moest het wissel van de wereld korte tijd daarvoor zijn omgezet, want de agent die ze diezelfde ochtend had gezien toen ze van huis ging, was nog gekleed in het oude uniform en had een revolver op zijn heup hangen.

Ze dacht terug aan het merkwaardige gevoel dat ze had gehad toen ze in de taxi in de file de openingsklanken van Janáčeks Sinfonietta hoorde – de gewaarwording alsof haar hele lichaam verdraaid werd. De componenten van haar lichaam werden verwrongen zoals je een vaatdoek uitwringt. Toen vertelde de chauffeur me over die noodtrap waarmee je van de snelweg kon komen, en heb ik mijn hoge hakken uitgedaan en ben ik die riskante trap af gelopen. En de hele tijd dat ik op mijn blote voeten en in die rukwinden naar beneden ging, klonk de openingsfanfare van de Sinfonietta me in de oren. Misschien was dát het begin.

En de taxichauffeur. Dat was ook een heel eigenaardige figuur. Ze herinnerde zich nog goed wat hij bij het afscheid tegen haar had gezegd, en ze reproduceerde het zo correct mogelijk in haar hoofd.

==

Als u zoiets doet, kan het gebeuren dat de dingen om u heen er een tikkeltje anders gaan uitzien dan eerst. Maar laat u door die schijn niet bedriegen. Er is altijd maar één realiteit.

==

Op dat moment had ze gedacht dat die chauffeur maar rare dingen zei. Maar ze had niet goed begrepen wat hij haar probeerde te vertellen, en ze had er ook niet te diep over nagedacht. Ze had haast gehad, en ze had geen tijd om aan dit soort raadseltjes te verspillen. Maar nu ze er nog eens op terugkeek, waren die woorden even onverwacht als merkwaardig. Je kon ze interpreteren als advies, maar ook als een verkapte waarschuwing. Wat had de chauffeur haar in godsnaam willen meedelen?

En dan was er de muziek van Janáček.

Hoe kwam het dat ik meteen wist dat het Janáčeks Sinfonietta was? Hoe wist ik dat hij die in 1926 had geschreven? De opening van de Sinfonietta is niet zo populair dat iedereen hem bij het horen van de eerste klanken onmiddellijk herkent. En bovendien ben ik tot nu toe nooit zo’n fan van klassieke muziek geweest. Ik kan Haydn en Beethoven niet eens uit elkaar houden! Hoe komt het dan dat ik, zodra ik hem op de radio van de taxi hoorde, tegen mezelf zei: dat is Janáčeks Sinfonietta? En wat is de reden dat die muziek mij zo’n harde lichamelijke schok gaf?

Ja, want het was een heel persoonlijk soort schok. Alsof een herinnering die lang had liggen sluimeren opeens onverhoeds wakker was geschrokken – zo’n gevoel was het. Het was alsof iemand me heel hard aan mijn schouder stond te schudden. En dat betekent dat ik misschien ooit in mijn leven veel met die muziek te maken heb gehad. De muziek komt uit de radio, het knopje gaat automatisch op aan, en ergens in me wordt een herinnering wakker. Zo is het misschien gegaan. Janáčeks Sinfonietta – ze schraapte haar geheugen af tot op de bodem, maar hoe ze ook zocht, ze vond geen enkele aanwijzing.

Aomame keek om zich heen, ze bestudeerde haar handpalmen en de vorm van haar nagels, en voelde voor de zekerheid met beide handen door haar bloes heen aan haar borsten. Er was geen verandering te bespeuren. De vorm en grootte ervan waren nog steeds hetzelfde. Ik ben dezelfde persoon als altijd, en de wereld is dezelfde wereld als altijd. Maar er was een verandering begonnen, dat voelde ze. Het was net als naar verschillen zoeken in een tekening. Je hebt twee tekeningen. Je hangt ze naast elkaar aan de muur om ze te vergelijken, en ze zien er precies hetzelfde uit. Maar als je goed op de details let, zie je een aantal minuscule verschilletjes.

Niet te lang aan denken! Ze bladerde de krant door en noteerde bijzonderheden van het vuurgevecht bij het Motosu-meer. Men vermoedde dat de vijf AK-47’s van Chinees fabricaat het land waren binnengesmokkeld via het Koreaanse schiereiland. Het waren oudere geweren, waarschijnlijk afdankertjes van het leger, maar de kwaliteit was niet slecht. Munitie was er ook bij de vleet. De Japanse Zee heeft een lange kustlijn. Het is niet zo moeilijk om een schip op te tuigen als een vissersboot en onder dekking van de nacht wapens en munitie aan wal te zetten. Op die manier brengen ze drugs en wapens het land in en gaan met enorme hoeveelheden yen weer terug.

De politie van Yamanashi had niet geweten dat de extremisten zo zwaarbewapend waren. Met een bevel tot huiszoeking wegens mishandeling op zak – pro forma, welteverstaan – en verdeeld over twee politieauto’s en een minibus, plus de wapens die ze altijd droegen, waren ze op weg gegaan naar de ‘boerderij’ waar het hoofdkwartier was gevestigd van de organisatie, die de naam Dageraad droeg. Ogenschijnlijk runde die daar een biologisch boerenbedrijf. De leden van de organisatie weigerden de politie op het bedrijf toe te laten om huiszoeking te doen. Vanzelfsprekend liep dat uit op een handgemeen, en op een gegeven ogenblik vielen er schoten en was het vuurgevecht begonnen.

Hoewel ze die uiteindelijk niet gebruikten, hadden de extremisten zelfs hoogst efficiënte Chinese handgranaten in hun arsenaal. De enige reden waarom ze de politie daarmee niet te lijf gingen, was dat ze die granaten nog niet zo lang hadden en er nog te weinig mee hadden geoefend om ze goed te kunnen gebruiken. Dat was echt een heel gelukkig toeval. Als ze met handgranaten waren gaan gooien, was het aantal slachtoffers aanzienlijk hoger geweest, zowel onder de politie als onder de Zelfverdedigingsstrijdkrachten. De agenten hadden aanvankelijk niet eens kogelvrije vesten gedragen. Later werd dit debacle geweten aan de laksheid waarmee de politieautoriteiten hun informatie hadden geanalyseerd, en aan de ouderwetse uitrusting van de agenten. Maar waar de wereld nog het meest van versteld stond, was dat er nog steeds functionerende paramilitaire extremistische eenheden bestonden en dat ze onder de oppervlakte nog zo actief waren. Men had algemeen aangenomen dat de roerige ‘revolutionaire’ relletjes van de jaren zestig allang verleden tijd waren en dat het laatste restje van de radicale studentenbeweging was vernietigd in het Asama Sansō-incident.[4]

Toen Aomame alle notities had gemaakt die ze nodig had, leverde ze de krant weer in bij de balie, nam bij de sectie Muziek een dik boek van de plank met de titel Componisten van de gehele wereld, en ging ermee terug naar haar tafel. Ze sloeg het open bij Leoš Janáček.

==

Leoš Janáček werd in 1854 geboren in een dorpje in Moravië en overleed in 1928. Het boek bevatte een foto van de componist op latere leeftijd. Hij was niet kaal, maar zijn schedel werd overdekt door een witte haardos zo weelderig als wild gras. Over de vorm van zijn hoofd vermeldde het boek niets. Hij componeerde zijn Sinfonietta in 1926. Janáčeks huwelijk was liefdeloos en ongelukkig, maar in 1917, toen hij drieënzestig jaar oud was, ontmoette hij een jonge getrouwde vrouw, Kamila. Hij werd tot over zijn oren verliefd, en die liefde werd beantwoord. Janáček, die net in een artistieke depressie verkeerde, hervond dankzij Kamila zijn drang tot componeren. Tijdens de laatste jaren van zijn leven schreef hij het ene meesterwerk na het andere.

Op een dag maakte hij samen met Kamila een wandeling door een park, toen hij in een muziektent een militaire kapel hoorde spelen. Hij bleef staan om te luisteren. Op dat moment werd hij overspoeld door een lichamelijke ervaring van intens geluk en kreeg hij de inspiratie voor zijn Sinfonietta. Later herinnerde hij zich dat er op dat moment iets in zijn hoofd leek te exploderen dat hem in vervoering bracht. Toevallig had hij net het verzoek gekregen om een fanfare te schrijven voor een groot gymnastiekfestival, en uit het motief voor die fanfare en het thema dat hem in het park was geopenbaard werd de Sinfonietta geboren. ‘De naam betekent “kleine symfonie”, maar het werk heeft een uitgesproken onconventionele structuur, waarin een feestelijke fanfare voor blaasinstrumenten wordt gecombineerd met weelderige Midden-Europese melodieën voor strijkers om een geheel eigen sfeer te scheppen.’ Aldus het naslagwerk.

Voor de zekerheid noteerde Aomame de biografische gegevens en muzikale uitleg in haar schrift. In het hele boek vond ze echter geen enkele aanwijzing over wat de muziek van de Sinfonietta met haarzelf te maken had, of zou kunnen hebben. Na de bibliotheek te hebben verlaten, dwaalde ze doelloos door de straten van de inmiddels alweer schemerende stad. Nu eens praatte ze tegen zichzelf, dan weer schudde ze alleen maar haar hoofd.

Natuurlijk is het allemaal maar een hypothese, dacht ze terwijl ze zo rondliep. Maar het is toevallig wel de hypothese die mij op het ogenblik het meest overtuigt. Tot er iets op het toneel verschijnt dat overtuigender klinkt, zal ik mijn gedrag dus op deze hypothese moeten afstemmen, anders kon het me nog wel eens flink opbreken. Daarom lijkt het me beter om de omgeving waarin ik me nu bevind een eigen naam te geven – ook om hem te kunnen onderscheiden van de vorige wereld, waarin politieagenten nog met revolvers rondliepen. Honden en katten hebben namen nodig, dus deze nieuwe, veranderde wereld zeker.

1q84, besliste Aomame. Qutienvierentachtig. Laat ik deze nieuwe wereld zo noemen.

De q staat voor question mark – vraagteken.

Al lopend knikte ze.

Of ik het nu leuk vind of niet, ik ben in het jaar 1q84 verzeild geraakt. Het jaar 1984 zoals ik het ken, bestaat nergens meer. Het is nu 1q84. De lucht is anders, het landschap is anders. Deze wereld is van een vraagteken voorzien, en ik moet zo snel mogelijk een manier zien te vinden om me eraan aan te passen, zoals een dier dat is losgelaten in een bos dat het niet kent. Om mezelf te beschermen en zo lang mogelijk in leven te blijven, moet ik de regels die hier gelden zo snel mogelijk zien te begrijpen en me daarnaar gaan gedragen.

==

In de buurt van het Jiyūgaoka-station stapte Aomame een platenwinkel binnen om te kijken of ze daar de Sinfonietta hadden. Janáček is geen erg populaire componist, dus de sectie die aan hem was gewijd was bijzonder klein, en van de Sinfonietta stond er maar één plaat in de bak – een opname van George Szell en het Cleveland Orchestra. Op de A-kant stond het Concert voor orkest van Béla Bartók. Wat het voor uitvoering was, wist ze niet, maar ze had weinig keus, dus ze kocht hem. Thuisgekomen pakte ze een fles chablis uit de koelkast, trok de kurk eruit, legde de plaat op de draaitafel, en liet de naald zakken. Onder het genot van een glas perfect gekoelde wijn luisterde ze aandachtig naar de muziek. De fanfare aan het begin schalde glorieus door de kamer. Het was precies dezelfde muziek als ze in de taxi had gehoord. Geen twijfel mogelijk. Ze sloot haar ogen en concentreerde zich volledig op de muziek. De uitvoering was lang niet slecht, maar er gebeurde niets. Er klonk muziek, dat was alles. Geen verdraaiing in haar lichaam, geen zintuiglijke verandering, niets.

Na de Sinfonietta tot het eind toe te hebben afgeluisterd, stopte ze de plaat terug in zijn hoes, ging met haar rug tegen de muur op de grond zitten, en nam een slokje wijn. Wijn die je drinkt terwijl je in je eentje zit te peinzen, smaakt bijna nergens naar. Ze liep naar de wastafel en waste haar gezicht met zeep, knipte met een schaartje haar wenkbrauwen bij, en maakte met een wattenstaafje haar oren schoon.

Of ik ben gek geworden, of de wereld is gek geworden – het is een van de twee. En ik weet niet wat het antwoord is. Het deksel en de pot passen niet bij elkaar. Misschien is het de schuld van het deksel, misschien van de pot, maar hoe je het ook bekijkt, het een past niet bij het ander. Aan dat feit valt niet te tornen.

Aomame deed de koelkast open en keek wat erin lag. Ze had de laatste paar dagen geen boodschappen gedaan, dus veel was het niet. Ze sneed een rijpe papaja doormidden en lepelde het vruchtvlees eruit. Daarna waste ze drie augurken onder de kraan en at ze op met mayonaise. Ze kauwde langzaam en zorgvuldig. Vervolgens dronk ze een glas sojamelk. Dat was haar hele avondmaal. Het was heel eenvoudig, maar wel ideaal om constipatie te voorkomen. Constipatie was een van de dingen waar Aomame op deze wereld het meest van gruwde. Samen met bekrompen geloofsfanaten en laffe slijmerds die hun vrouw aftuigden.

Na het eten trok ze haar kleren uit en nam een hete douche. Toen ze uit de douche kwam, droogde ze zich af met een handdoek en bestudeerde haar naakte lichaam in de spiegel aan de deur. Platte buik en stevige spieren. Ongelijke borsten – die lieten iets te wensen over. Schaamhaar dat deed denken aan een slecht bijgehouden voetbalveld. Terwijl ze naar zichzelf stond te kijken, herinnerde ze zich opeens dat ze over ongeveer een week dertig werd. Kwam die rotverjaardag nu alweer? Kun je het je voorstellen? Dertig worden in deze absurde, onbegrijpelijke wereld! Ze fronste haar wenkbrauwen.

1q84.

Dat was de plaats waar ze zich bevond.

[1]Een aantal nationale en regionale Japanse dagbladen wordt eens per maand uitgegeven op A4-formaat voor gebruik in bibliotheken.

[2]Ryūnosuke Akutagawa (1892-1927) is de jonggestorven auteur van ‘Rashōmon’ en andere meesterlijke verhalen, waarvan een aantal ook in het Nederlands is vertaald. De Akutagawa-prijs, waar Komatsu en Tengo op azen, is naar hem vernoemd.

[3]In de jaren 1950-1970 probeerde de Amerikaanse vliegtuigfabrikant Lockheed in verscheidene landen, waaronder in Nederland en Japan, vooraanstaande figuren om te kopen. In Japan waren daarbij vooral politici van de regerende Liberaal-Democratische Partij betrokken.

[4]Van 19 tot 28 februari 1972 belegerde de politie het vakantiehuis Asama Sansō in de bergen van de prefectuur Nagano. Vijf leden van een extremistische studentengroep hadden zich hier met een gijzelaar verschanst nadat ze tijdens een interne zuiveringsactie de dood van vijftien sympathisanten hadden veroorzaakt. Na een vuurgevecht waarbij twee agenten en een burger de dood vonden en zesentwintig politieagenten en een verslaggever werden verwond, werden de vijf studenten in hechtenis genomen. Hun gijzelaar overleefde het ook.