18
Tengo: Big Brother verschijnt niet meer ten tonele

Na de persconferentie belde Komatsu om te rapporteren dat alles op rolletjes was verlopen.

‘Ze heeft het fantastisch gedaan!’ Je kon de opwinding in zijn stem horen, en dat kwam bij Komatsu maar hoogstzelden voor. ‘Ik had nooit gedacht dat ze zich zó kranig zou weren. Haar antwoorden waren buitengewoon schrander, en ze heeft op iedereen die erbij was een uitstekende indruk gemaakt.’

Dat verraste Tengo allerminst. Hij had er geen speciale reden voor, maar over die persconferentie had hij niet bijzonder ingezeten. Hij had wel zo’n gevoel gehad dat Fukaeri het in haar eentje heel goed zou weten te redden. Alleen die opmerking over een ‘uitstekende indruk’ – dat klonk niet bepaald als Fukaeri.

‘Dus ze heeft geen rare dingen gezegd?’ vroeg hij voor de zekerheid.

‘Nee. Ik heb het allemaal zo kort mogelijk gehouden, en ongelegen vragen heb ik mooi weten te omzeilen. En bovendien, echt lastige vragen waren er niet bij. Nou ja, als je een leuk kind van zeventien voor je hebt zitten, ga je haar als journalist niet met opzet zitten pesten. Althans, voorlopig niet – dat voorbehoud moeten we wel maken. Hoe het er in de toekomst aan toe zal gaan, moeten we maar afwachten. In deze wereld kan de wind elk ogenblik van richting veranderen.’

Tengo kreeg een visioen van Komatsu die met een ernstig gezicht op een hoge rots een natte vinger omhoogstak.

‘En ik moet je nog bedanken, want dat komt allemaal doordat jij van tevoren met haar hebt geoefend. Je zult morgen het verslag van de prijsuitreiking en het verloop van de persconferentie wel in de avondbladen kunnen lezen.’

‘Wat had ze aan?’

‘Kleren, bedoel je? Heel gewone. Een spijkerbroek en een dun truitje, dat haar als gegoten zat.’

‘Een dat haar borsten goed liet uitkomen?’

‘Ja, nu je het zegt, je kon haar borsten prachtig zien. Net warm uit de oven, zogezegd,’ zei Komatsu. ‘Maar moet je horen, Tengo: als geniale jonge schrijfster gaat dit kind het helemaal maken. Ze ziet er goed uit, en al praat ze een beetje raar, ze is verdomd niet op haar achterhoofd gevallen. Ze heeft iets bijzonders, dat voel je meteen als je haar ziet. Ik heb in mijn tijd heel wat schrijvers zien debuteren, maar dit kind is speciaal. En als ík “speciaal” zeg, kun je ervan uitgaan dat ze dat ook is. Over een week ligt ons blad met Een pop van lucht in de winkels, en ik durf er mijn linkerhand en mijn rechterbeen om te verwedden dat binnen drie dagen alle exemplaren zijn uitverkocht.’

Tengo bedankte hem dat hij speciaal had opgebeld om verslag uit te brengen en hing op. Hij was wel wat opgelucht. De eerste horde was in elk geval genomen. Al wilde dat niet zeggen dat hij wist hoeveel er nog in het verschiet lagen.

==

De volgende dag stonden er verslagen van de persconferentie in alle avondbladen. Op de terugweg van het bijlesinstituut kocht Tengo op het station vier kranten tegelijk, die hij bij thuiskomst met elkaar vergeleek. Qua inhoud verschilden de artikelen weinig van elkaar. Bijzonder lang waren ze eigenlijk niet, maar als je bedenkt dat het om de debutantenprijs van een literair tijdschrift ging, kon je het met een gerust hart een uitzonderlijke behandeling noemen, want normaal werd dit soort prijzen in vijf regeltjes afgedaan. Zoals Komatsu had voorspeld, waren de media erop afgevlogen toen ze hoorden dat een zeventienjarig meisje de prijs had gewonnen. De vier man sterke jury had eenstemmig Een pop van lucht als de prijswinnaar gekozen, schreven de kranten. Er was niet eens discussie over gevoerd, de beslissing was in een kwartiertje genomen, en zoiets kwam uiterst zelden voor. Vier actieve schrijvers, elk met een sterke persoonlijkheid, die het allemaal roerend met elkaar eens zijn, was om te beginnen al iets wat je niet voor mogelijk houdt. In literaire kringen bezat het werk dan ook al een zekere reputatie. Tijdens de bescheiden persconferentie gehouden in een zaaltje van het hotel waar de prijsuitreiking had plaatsgevonden, gaf de winnares ‘glimlachend en verhelderend’ antwoord op de vragen van de verzamelde journalisten.

Op de vraag of ze van plan was door te gaan met schrijven, had ze geantwoord: ‘Fictie is slechts één manier waarop je je gedachten kunt uitdrukken. Ditmaal hebben mijn gedachten toevallig de vorm van een novelle aangenomen, maar ik kan niet voorspellen dat ze dat de volgende keer ook zullen doen.’ Tengo kon zich nauwelijks voorstellen dat Fukaeri deze lange zinnen in één keer had uitgesproken. Hij nam aan dat de journalist haar korte zinnetjes vernuftig aan elkaar had gebreid en de gaatjes zo goed en zo kwaad als het ging had gestopt om er één vloeiend geheel van te maken. Anderzijds, wie weet had ze het allemaal écht zelf gezegd. Wat Fukaeri betreft, kon je niets met absolute zekerheid voorspellen.

Op de vraag van welk literair werk ze het meest hield, was haar antwoord natuurlijk Verhalen van de Taira geweest. Hierop had een journalist gevraagd welk deel van dat werk ze het mooist vond, en toen had ze een fragment uit haar hoofd voorgedragen. Het was een lang fragment, en het duurde ongeveer vijf minuten voor ze ermee klaar was. Alle aanwezigen waren met stomheid geslagen, en aan het eind van haar voordracht was het dan ook even stil gebleven. Gelukkig (moest je wel zeggen) had niemand haar gevraagd wat haar favoriete muziek was.

‘Wie was er het meest blij dat u de Debutantenprijs hebt gewonnen?’ Op deze vraag bleef ze een hele poos stil (Tengo zag het gewoon voor zich) voor ze antwoordde: ‘Dat is een geheim.’

Voor zover hij uit de krantenberichten kon opmaken, had Fukaeri in dit spel van vraag en antwoord niet één keer gelogen. Alles wat ze had gezegd, was waar. De kranten hadden ook foto’s van haar afgedrukt, en daarop zag ze er nog mooier uit dan Tengo zich herinnerde. Als hij in levenden lijve tegenover haar zat, werd zijn aandacht afgeleid van haar gezicht naar de manier waarop haar lichaam zich bewoog of haar gezichtsuitdrukking veranderde, of naar de woorden die uit haar mond kwamen, maar nu hij haar bewegingsloos op een foto zag, realiseerde hij zich eens te meer wat een schoonheid dit meisje wel was. Zelfs op de kleine foto’s die tijdens de persconferentie waren genomen (het was inderdaad de trui die ze tijdens hun laatste ontmoeting had gedragen), leek ze te zijn gehuld in een soort gloed. Misschien was dat wat Komatsu had bedoeld toen hij zei dat ze ‘iets bijzonders’ had.

Nadat Tengo de avondkranten had dichtgevouwen en weggelegd, ging hij naar de keuken om onder het genot van een blikje bier een simpele maaltijd klaar te maken. Een werk dat hij had herschreven was unaniem verkozen tot de winnaar van de Debutantenprijs; het had de nodige publiciteit gekregen en leek op weg om een bestseller te worden. Die gedachte bezorgde hem een vreemd gevoel. Enerzijds was hij er oprecht blij om, maar aan de andere kant vervulde het hem ook met zorg. Hij was er niet gerust op. Het resultaat was zoals ze hadden gewenst, maar kon je verwachten dat alles echt zo simpel en probleemloos zou aflopen?

Nog terwijl hij stond te koken, kwam hij tot de ontdekking dat hij helemaal geen trek meer had. Daarnet had hij nog zo’n honger gehad, maar nu voelde hij dat hij geen hap door zijn keel kon krijgen. Hij dekte de gerechten waar hij aan begonnen was af met plasticfolie en zette ze in de ijskast. Toen ging hij op een keukenstoel zitten en dronk stilletjes zijn bier, terwijl hij naar de kalender aan de muur staarde. Het was een kalender die hij van een bank had gekregen, met foto’s erop van de Fuji-berg in alle vier seizoenen. Tengo had de Fuji nog niet één keer beklommen. Hij was niet eens tot de top van de Tokyotoren gekomen.[1] Zelfs het dak van een hoog kantoorgebouw had hij nooit bezocht. Van jongs af aan was hij niet in hoge plaatsen geïnteresseerd geweest. Waarom eigenlijk niet, dacht hij. Kon het zijn omdat hij zijn leven lang steeds naar de grond had gekeken?

==

Komatsu had in de roos geschoten met zijn voorspelling. Toen zijn blad uitkwam met het nummer van Een pop van lucht, was het op de eerste dag al bijna uitverkocht. Het was in geen enkele winkel meer te krijgen. Literaire tijdschriften raken nooit uitverkocht. Ze verschijnen wel trouw elke maand, maar hun uitgevers staan onveranderlijk in het rood. Het doel van zulke bladen is de verhalen en feuilletons die erin verschijnen later apart als boek uit te geven en door middel van literaire prijzen jonge auteurs te ontdekken. Niemand verwacht veel van de verkoop, laat staan dat ze winst maken. Het nieuws dat een literair tijdschrift in één dag is uitverkocht, trekt daarom ongeveer net zoveel aandacht als berichten over sneeuwval in Okinawa.[2] Niet dat het voor de uitgeverij iets uitmaakte. Ook als het uitverkocht was, legden ze er nog op toe.

Komatsu belde speciaal om Tengo van de laatste ontwikkelingen op de hoogte te brengen.

‘Het kon niet beter,’ zei hij. ‘Als het blad uitverkocht is, krijgen de mensen nog meer belangstelling voor Een pop van lucht, en dan willen ze met eigen ogen lezen wat voor werk het is. De drukker werkt zich nu in het zweet om het als boek uit te brengen. Absolute voorrang, onmiddellijke publicatie! Op deze manier hóéven we de Akutagawa-prijs niet eens meer te winnen. Het boek verkopen nu het nog heet is, dat is veel belangrijker! Want vergis je niet, dit wordt een bestseller. Dat garandeer ik je. Ik zou er maar alvast aan gaan denken wat je met al dat geld gaat doen, Tengo.’

De volgende zaterdag wijdde een avondblad in de kunstrubriek een heel artikel aan Een pop van lucht. De kop vermeldde dat het tijdschrift waarin de novelle was verschenen in een mum van tijd was uitverkocht. Verder gaf een aantal recensenten hun oordeel over het werk. Dat was in het algemeen uiterst welwillend. Een trefzekere stijl, een scherp observatievermogen en een uitbundige verbeeldingskracht die je niet van een zeventienjarig meisje zou verwachten. Een werk dat misschien de belofte van een nieuwe literaire vorm inhield. Eén recensent merkte op dat ‘haar fantasie bij tijd en wijle zulke vluchten nam dat het gevaar niet geheel ondenkbeeldig was dat het contact met de werkelijkheid uit het oog werd verloren’, maar dat was de enige negatieve opmerking die Tengo kon ontdekken. Dezelfde recensent besloot zijn beschouwing echter complimenteus met: ‘Wij wachten met de grootste belangstelling af welke richting deze jonge schrijfster met haar volgende werk zal inslaan.’ Voorlopig leek de wind alleen maar uit de goede hoek te komen.

==

Vier dagen voor het boek zou verschijnen, belde Fukaeri op. Het was negen uur ’s ochtends.

‘Was je al wakker,’ vroeg ze. Nog steeds die vlakke toon, nog steeds geen vraagteken.

‘Natuurlijk was ik al wakker,’ zei Tengo.

‘Ben je vanmiddag vrij.’

‘Na vieren heb ik wel tijd, ja.’

‘Kan ik je zien.’

‘Jazeker.’

‘Dezelfde plaats als laatst,’ vroeg Fukaeri.

‘Goed hoor,’ zei Tengo. ‘Om vier uur ga ik naar de koffieshop in Shinjuku waar we elkaar de laatste keer ontmoetten. Tussen haakjes, je staat heel mooi op de foto in de kranten. Ik bedoel, die van na de persconferentie.’

‘Ik had dezelfde trui aan,’ zei ze.

‘Hij stond je heel goed,’ zei Tengo.

‘Omdat ze van de vorm van mijn buste houden.’

‘Misschien. Maar wat in dit geval veel belangrijker is: je maakt op deze manier een goede indruk.’

Fukaeri was een poosje stil. Het was een stilte alsof ze iets op een plank dicht bij haar zette en daar lang naar bleef staren. Misschien dacht ze na over de relatie tussen de vorm van iemands borsten en het maken van een goede indruk. Hoe meer Tengo zelf over dit onderwerp nadacht, hoe minder hij inzag wat die twee dingen eigenlijk met elkaar te maken hadden.

‘Vier uur,’ zei Fukaeri. Ze hing op.

==

Toen hij even voor vieren de koffieshop binnenliep, zat Fukaeri er al. Naast haar zat professor Ebisuno. Hij droeg een lichtgrijs overhemd met lange mouwen en een donkergrijze broek, en hij zat nog steeds zo recht als een standbeeld. Tengo stond even raar te kijken toen hij de professor zag. Had Komatsu niet gezegd dat hij maar zelden van zijn bergtop afdaalde?

Tengo ging tegenover hen zitten en bestelde een kopje koffie. Hoewel het regenseizoen nog moest beginnen, was het die dag zo heet dat je je hartje zomer waande. Toch zat Fukaeri net als de vorige keer met kleine teugjes van een kopje warme chocola te nippen. De professor had ijskoffie voor zich staan, maar hij had deze nog niet aangeraakt. De ijsblokjes waren gaan smelten en hadden het bovenste laagje in zijn glas doorzichtig gemaakt.

‘Dankjewel dat je hebt willen komen,’ zei de professor.

Toen de koffie gebracht werd, nam Tengo meteen een slok.

‘Alles verloopt tot nu toe naar wens,’ zei de professor langzaam, alsof hij zijn stem wilde uitproberen. ‘Je hebt een geweldige prestatie geleverd. Echt geweldig. Daar wil ik je eerst heel hartelijk voor bedanken.’

‘Dat is heel vriendelijk van u, professor Ebisuno, maar zoals u weet: wat dit project betreft, besta ik eigenlijk niet,’ zei Tengo. ‘En iemand die eigenlijk niet bestaat, kan ook geen prestaties leveren.’

De professor wreef boven de tafel in zijn handen alsof hij het koud had.

‘Kom, kom, dat is ál te bescheiden. Wat we er in het publiek ook over zeggen, in feite besta je wel degelijk. Als je dat niet had gedaan, was het allemaal nooit zo soepel gelopen en waren we nooit zo ver gekomen. Nee, jouw bijdrage heeft van Een pop van lucht een superieur werk gemaakt, met een veel diepere en rijkere inhoud dan ik me had voorgesteld. Maar dat had ik kunnen weten. Komatsu heeft een uitstekende kijk op mensen.’

Naast hem dronk Fukaeri van haar chocola als een jong poesje dat haar melk oplikt. Ze had een eenvoudig wit bloesje aan met korte mouwen en een vrij korte donkerblauwe rok. Zoals altijd droeg ze geen enkel sieraad. Wanneer ze zich vooroverboog, ging haar gezicht schuil achter haar lange sluike haar.

‘Dat wilde ik je vooral persoonlijk zeggen, en daarom heb ik gevraagd of je ons hier wilde ontmoeten,’ zei de professor.

‘En dat stel ik ook bijzonder op prijs, maar die moeite had u gerust achterwege kunnen laten. Het herschrijven van dit verhaal heeft voor mij heel veel betekend.’

‘Maar ik vond toch dat ik je daarvoor persoonlijk moest bedanken.’

‘Dat hebt u dan bij dezen gedaan,’ zei Tengo. ‘Maar als u uw dankbaarheid echt wilt laten blijken, zou u het dan erg vinden als ik u een paar persoonlijke vragen stel in verband met Eri hier?’

‘Natuurlijk niet. Als het vragen zijn die ik kan beantwoorden...’

‘Bent u haar wettige voogd?’

De professor schudde zijn hoofd. ‘Nee, juridisch gezien niet, al zou ik niets liever willen. Zoals ik je al heb gezegd, is het volkomen onmogelijk om contact op te nemen met haar ouders. In juridisch opzicht kan ik geen enkel recht op Eri doen gelden. Ik heb haar alleen in huis genomen toen ze zeven jaar geleden opeens op de stoep stond, en ik heb haar al die jaren grootgebracht.’

‘Zou het voor iemand in uw positie dan niet normaler zijn om zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan haar bestaan te geven? Nu ze zo in de schijnwerpers staat, zou dat wel eens problemen kunnen opleveren. Ze is nog minderjarig.’

‘Met andere woorden, je bent bang dat haar ouders naar de politie gaan omdat ze haar terug willen. Dat Eri al die jaren geleden is ontsnapt, alleen om nu tegen haar wil weer teruggevoerd te worden. Heb ik gelijk?’

‘Ja. Dat is nog iets wat ik niet goed begrijp.’

‘Dat is een uiterst redelijke bedenking. Maar vergeet niet dat er dwingende redenen zijn waarom zij bezwaarlijk in de openbaarheid kunnen komen. Hoe meer Eri in de schijnwerpers staat, hoe meer het de aandacht zal trekken als ze nu iets tegen haar ondernemen. En aandacht is precies waar ze niet op zitten te wachten.’

Zij,’ zei Tengo. ‘Doelt u daarmee op Voorhoede?’

‘Precies,’ zei de professor. ‘Op de Religieuze Corporatie Voorhoede. Zeven jaar heb ik voor Eri gezorgd. Ik heb haar grootgebracht. Dat kun je niet zomaar wegcijferen. En Eri zelf heeft duidelijk te kennen gegeven dat ze niet bij me weg wil. Wat de omstandigheden ook waren, Eri’s eigen ouders hebben haar zeven jaar lang aan haar lot overgelaten. En dan moet ik haar zomaar zonder meer teruggeven? Die vlieger gaat echt niet op.’

Tengo had even tijd nodig om alles op een rijtje te zetten.

‘Goed,’ zei hij toen. ‘Dus laten we aannemen dat Een pop van lucht een bestseller wordt. Eri wordt een bekende persoonlijkheid. Dat maakt het voor Voorhoede lastiger om iets te ondernemen. Tot zover kan ik het volgen. Maar wat gebeurt er dan, volgens u?’

‘Dat weet ik ook niet,’ zei de professor luchthartig. ‘ “Dan” is terra incognita, voor iedereen. Er bestaan geen kaarten van. Wat je om de volgende hoek te wachten staat, kom je alleen aan de weet door die hoek om te slaan. Wat er dan gebeurt? Ik heb geen idee.’

‘Geen idee?’ vroeg Tengo.

‘Nee. Het mag onverantwoordelijk klinken, maar deze hele geschiedenis staat in het teken van “geen idee”. We hebben een rotsblok in een diepe vijver gegooid. Plons! De hele omgeving galmt er nog van na. En nu staan we met een hart dat bonst in onze keel af te wachten wat er gaat gebeuren.’

Er viel een korte stilte. Alle drie stelden ze zich de cirkels voor die zich over het wateroppervlak verspreidden. Tengo wachtte tot de denkbeeldige cirkels enigszins tot rust waren gekomen voor hij zijn mond weer opendeed.

‘Zoals ik u in het begin al heb gezegd,’ begon hij kalm, ‘zijn we nu met een soort fraude bezig. Of een “asociale daad” – dat is misschien de beste uitdrukking voor wat we aan het doen zijn. Van nu af aan zijn er waarschijnlijk ook nog aanzienlijke sommen geld mee gemoeid, en de leugens zullen toenemen met de snelheid van een rollende sneeuwbal. De ene leugen maakt de volgende noodzakelijk, de relatie tussen al die verschillende leugens wordt hoe langer hoe onoverzichtelijker, en de kans is groot dat het op den duur volledig uit de hand loopt. Als de ware gang van zaken openbaar wordt, zal iedereen die erbij betrokken is – inclusief Eri hier – het zwaar moeten ontgelden. In het ergste geval komen we er nooit meer bovenop. Maatschappelijk gezien zijn we dood en begraven. Dat bent u toch met me eens?’

Professor Ebisuno bracht een hand naar het montuur van zijn bril. ‘Hoe zou ik dat niet kunnen zijn?’

‘En desalniettemin hebt u, als ik Komatsu mag geloven, erin toegestemd om directeur te worden van de nieuwe firma die hij in verband met Een pop van lucht wil opzetten. Met andere woorden, u doet regelrecht met hem mee. U wentelt uzelf willens en wetens in het slijk.’

‘Dat is misschien het resultaat, ja.’

‘Zover ik kan nagaan, bent u een buitengewoon intelligent mens met een brede visie en een unieke kijk op de wereld. Toch hebt ook u geen idee hoe dit allemaal gaat aflopen. U zegt zelf dat u niet weet wat u om de volgende hoek te wachten staat. Hoe is iemand als u in staat om zich in zo’n onzekere, absurde situatie te begeven? Dat is iets waar ik niet goed bij kan.’

‘Je indruk van mijn capaciteiten doet me veel te veel eer aan. Maar dat terzijde gelaten...’ Professor Ebisuno hield even stil. ‘Ik begrijp heel goed waar je heen wilt.’

Stilte.

‘Niemand weet wat er gaat gebeuren,’ zei Fukaeri plotseling. Toen verviel ze weer in haar oude stilzwijgen. Haar kopje chocola was leeg.

‘Precies,’ zei de professor. ‘Niemand weet wat er gaat gebeuren. Eri heeft volkomen gelijk.’

‘Maar ik neem aan dat u er wel iets mee op het oog hebt,’ zei Tengo.

‘Dat heb ik inderdaad,’ bevestigde professor Ebisuno.

‘En mag ik eens raden wat dat is?’

‘Natuurlijk.’

‘Door Een pop van lucht de wereld in te sturen, komt misschien aan het licht wat er met Eri’s ouders is gebeurd. Hebt u daarom dat rotsblok in de vijver gegooid?’

‘Dan heb je het grotendeels goed geraden,’ zei de professor. ‘Als het boek een bestseller wordt, zwermen de media er allemaal tegelijk op af, als karpers in een vijver. Om je de waarheid te zeggen, is het al begonnen. Sinds de persconferentie word ik bedolven onder verzoekjes om interviews van tijdschriften en televisieprogramma’s. Ik weiger ze natuurlijk allemaal, maar ik heb zo’n idee dat deze drukte nog niets is vergeleken bij wat er komen gaat als het boek eenmaal uit is. Maar als ík ze niet met Eri laat praten, zullen de media alles in het werk stellen om via andere wegen iets over haar achtergrond aan de weet te komen. En vroeg of laat komen ze erachter wie ze werkelijk is. Wie haar ouders zijn, en waar en hoe ze is opgegroeid. En ook wie er nu voor haar zorgt. Dat is vast allemaal heel interessant nieuws.

Ik doe dit echt niet omdat ik het allemaal zo leuk vind. Ik leid een onbezorgd leven in de bergen, en ik heb er allerminst behoefte aan om nu nog de aandacht op me te vestigen. Zoiets levert me geen cent op. Maar door de media te voeren, hoop ik hun belangstelling te verschuiven naar Eri’s ouders. Naar waar die nu zijn en wat ze nu doen. Met andere woorden, ik wil de media laten doen wat de politie niet kan of niet wil. Als het even lukt, kan ik daar gebruik van maken om Eri’s ouders te redden. Fukada en zijn vrouw zijn heel belangrijk voor me, en voor Eri natuurlijk nog veel meer. Ik heb al die tijd niets van ze gehoord, en ik kan ze zo niet aan hun lot overlaten.’

‘Maar stel dat Eri’s ouders daar nog zijn,’ zei Tengo, ‘wat voor reden kan hun organisatie dan hebben om ze zeven jaar vast te houden? Dat is veel te lang!’

‘Dat weet ik niet. Daar kan ik ook alleen maar naar gissen,’ zei professor Ebisuno. ‘Zoals ik laatst al heb uitgelegd, is Voorhoede begonnen als een revolutionaire agrarische commune, maar nadat de radicale Dageraad zich had afgesplitst, begon Voorhoede steeds minder op een commune te lijken en steeds meer op een religieuze beweging. De politie heeft ze onderzocht in verband met het Dageraad-incident, maar kon alleen vaststellen dat Voorhoede daar niets mee te maken had gehad. Sindsdien heeft Voorhoede als religieuze beweging langzaam maar zeker aan kracht gewonnen. Langzaam maar zeker? In vliegende vaart, kan ik beter zeggen. Toch is er in de buitenwereld nauwelijks iets bekend over de werkelijke aard van de activiteiten van de beweging. Jij weet er toch ook niets van?’

‘Helemaal niets!’ zei Tengo. ‘Maar ik kijk geen tv, en de krant lees ik ook maar half, dus ik geloof niet dat ik een goed vertegenwoordiger van de buitenwereld ben.’

‘Nou, jij bent anders heus de enige niet die er niets van weet. Zij bewegen zich onopvallend, zodat er zo weinig mogelijk over hen bekend wordt. Alle andere nieuwe religies timmeren juist zo veel mogelijk aan de weg om maar een zieltje meer te winnen, maar Voorhoede niet. Het is namelijk niet hun doel om nieuwe leden te werven. Voor andere religieuze organisaties wel: hoe meer zielen, hoe meer inkomsten. Maar alles wijst erop dat Voorhoede geen inkomsten nodig heeft. Zij mikken niet op geld, maar op een bepaald slag mensen: gezonde, jonge leden met hoge idealen en gespecialiseerde kennis op allerlei gebied. Dáárom proberen ze niet met geweld bekeerlingen te maken. Niet iedereen kan zomaar lid van Voorhoede worden. Alleen een gedeelte van de mensen die zich aanmelden wordt uitgenodigd voor een gesprek, en alleen een gedeelte daar weer van wordt aangenomen. Als ze al rekruteren, is het hun om mensen met een speciale vaardigheid te doen. Als resultaat is het nu een religieuze beweging van hoog gemotiveerde, strijdbare topmensen die een ogenschijnlijk strenge godsdienstige training ondergaan terwijl ze de grond bewerken.’

‘Op welke beginselen is hun leer dan gebaseerd?’

‘Ik geloof niet dat ze zich op een bepaalde schriftuur beroepen. Als ze er al een heilig boek op na houden, zal dat wel een eclectisch allegaartje zijn. Heel in het algemeen is het een sekte verwant aan het esoterisch boeddhisme, maar arbeid en religieuze training hebben een grotere plaats in hun leven dan allerlei godsdienstige regeltjes. En die training is heel rigoureus, daar mag je vooral niet te licht over denken. Jongere mensen op zoek naar zulk soort geestelijk leven horen erover en komen er uit het hele land op af. Het is een heel gesloten organisatie met een strikte zwijgplicht tegenover buitenstaanders.’

‘Hebben ze een godsdienstig leider?’

‘Officieel niet. Ze zeggen dat ze persoonsverering verwerpen en dat het bestuur van de sekte in handen is van een collectief leiderschap. Maar hoe het er in feite aan toegaat is verre van duidelijk. Ik probeer zo veel mogelijk informatie in te winnen, maar wat er door de muren naar buiten komt is maar een heel klein beetje. Maar twee dingen kan ik je vertellen: de sekte groeit gestaag, en ze zwemmen in het geld. De hoeveelheid land in het bezit van Voorhoede breidt zich steeds meer uit, en hun faciliteiten worden steeds beter. De muur die hun land omgeeft, is nog sterker geworden.’

‘En de naam van Tamotsu Fukada, hun oorspronkelijke leider, wordt opeens niet meer genoemd.’

‘Precies. Het is allemaal heel onnatuurlijk. En heel ongeloofwaardig,’ zei professor Ebisuno. Hij keek even naar Fukaeri en richtte zich daarna weer tot Tengo. ‘Voorhoede houdt een groot geheim verborgen. Op een bepaald moment heeft zich daar een seismische verschuiving voorgedaan. Wat voor een, dat weet ik niet, maar het heeft de agrarische commune in een godsdienstige beweging veranderd. Een beweging die altijd zachtaardig was en openstond voor de wereld, onderging een gedaanteverwisseling en werd een grimmige groep mensen die absolute geheimhouding betrachten.

Volgens mij is er toen binnen Voorhoede een soort coup d’état gepleegd, en het zou me niets verbazen als Fukada daar het slachtoffer van is geworden. Zoals ik al eerder heb gezegd, had Fukada geen druppeltje religieus bloed in zijn aderen. Hij was een door de wol geverfd materialist. Hij was ook niet het soort figuur dat met zijn armen over elkaar zou toezien hoe de gemeenschap die hij had opgericht een godsdienstige weg insloeg. Hij zou eerder alles in het werk stellen om dat te verhinderen. Ik vrees dan ook dat hij bij de machtsstrijd die er toen binnen Voorhoede moet zijn ontbrand aan het kortste eind heeft getrokken.’

Tengo dacht hier even over na. ‘Ik begrijp waarom u dat zegt, maar als dat zo was, hadden ze hem toch gewoon uit Voorhoede kunnen zetten, net zoals ze dat met Dageraad hadden gedaan? Die leden mochten zich afsplitsen. Dan waren ze van hem af geweest. Het is toch nergens voor nodig om hem gevangen te houden?’

‘Je hebt volkomen gelijk. Onder normale omstandigheden doe je zoiets niet, dat levert veel te veel problemen op. Maar ik denk dat Fukada iets over Voorhoede aan de weet was gekomen – een soort geheim, dat hen in grote verlegenheid zou brengen als het in de openbaarheid kwam. In dat geval konden ze er niet mee volstaan hem simpelweg uit de beweging te verbannen.

Als de oorspronkelijke oprichter van de gemeenschap had Fukada lange tijd gefungeerd als de feitelijke leider. Hij moet op de hoogte zijn geweest van alles wat er in de groep had plaatsgevonden. Misschien was hij op den duur te veel te weten gekomen. En Fukada had ook een buitengewoon grote reputatie. De naam van Tamotsu Fukada is een fenomeen verbonden aan die periode en heeft op bepaalde plaatsen nog steeds een charismatische klank. Als Fukada uit de organisatie trad, zouden zijn uitlatingen en acties zonder enige twijfel veel publieke aandacht trekken. Zelfs als Fukada en zijn vrouw er weg wilden, wil dat nog niet zeggen dat Voorhoede hen zomaar kon laten gaan.’

‘Dus als u die publieke aandacht kunt mobiliseren door Tamotsu Fukada’s dochter Eri te laten debuteren als de schrijfster van de sensationele bestseller Een pop van lucht, denkt u dat u indirect de impasse kunt doorbreken.’

‘Zeven jaar is een lange tijd,’ zei professor Ebisuno, ‘en niets wat ik in die tijd heb geprobeerd heeft resultaat opgeleverd. Als ik nu geen drastische stappen onderneem, blijft hun lot misschien altijd een raadsel.’

‘U gebruikt Eri als aas om een enorme tijger uit het struikgewas te lokken.’

‘Niemand weet wat er uit het struikgewas komt. Het hoeft helemaal geen tijger te zijn.’

‘Maar uit uw woorden maak ik op dat u wel degelijk rekening houdt met iets gewelddadigs.’

‘Die mogelijkheid bestaat,’ zei de professor bedachtzaam. ‘Dat weet jij waarschijnlijk ook wel. Binnen een hermetisch gesloten groep van gelijkdenkenden kan er van alles gebeuren.’

Er viel een zware stilte. Toen deed Fukaeri haar mond open.

‘Eerst kwamen de Little People,’ zei ze zacht.

Tengo keek naar Fukaeri, naast de professor. Haar gezicht stond net zo uitdrukkingsloos als altijd.

‘Eerst kwamen de Little People, en daarna is er in Voorhoede iets veranderd. Bedoel je dat?’ vroeg hij.

Fukaeri antwoordde niet. Haar vingers speelden met het bovenste knoopje van haar bloes.

Alsof hij haar van de stilte wilde verlossen, zei de professor: ‘Wat de Little People waar Eri over schrijft te betekenen hebben, weet ik niet. En zij kan ook niet in woorden uitleggen wat de Little People zijn. Of misschien kan ze het wel, maar wil ze het niet. Maar hoe dan ook, het lijkt wel zeker dat de Little People een rol hebben gespeeld bij de gebeurtenissen die Voorhoede zo snel veranderden van een agrarische commune in een religieuze beweging.’

‘De Little People, of iets wat daarop lijkt,’ zei Tengo.

‘Juist,’ zei de professor. ‘De Little People, of iets wat daarop lijkt. Maar welk van de twee, dat weet ik ook niet. Maar door de Little People in Een pop van lucht ten tonele te voeren, probeert Eri ons volgens mij iets heel belangrijks te vertellen.’

Hij staarde een tijdlang naar zijn handen. Toen keek hij weer op.

‘Zoals je wel weet, komt er in George Orwells roman 1984 een dictator voor die hij “Big Brother” noemt. Natuurlijk is dat boek een satire op het stalinisme. Sindsdien heeft de term “Big Brother” steeds gefungeerd als een maatschappelijk icoon. Dat is Orwells grote verdienste geweest. Maar nu, in het echte 1984, is Big Brother te beroemd geworden en te gemakkelijk te doorzien. Als er nu een Big Brother zou verschijnen, wezen we hem meteen met onze vinger aan: “Pas op! Dat is Big Brother!” Met andere woorden, in de werkelijke wereld verschijnt Big Brother niet meer ten tonele. In plaats van Big Brother hebben we nu de Little People. Interessant trouwens, vind je niet, die twee termen naast elkaar?’

Professor Ebisuno staarde Tengo strak aan. Om zijn lippen zweefde iets wat op een glimlach leek.

‘De Little People zijn onzichtbaar. Of ze goed zijn of slecht, of ze een vaste vorm hebben of niet, zelfs dat weten we niet. Maar het lijkt er verdacht veel op dat ze bezig zijn de grond onder onze voeten weg te graven.’ Hij zweeg even. ‘Om aan de weet te komen wat er met de Fukada’s is gebeurd of wat Eri is overkomen, moeten we denk ik eerst aan de weet komen wat de Little People precies zijn.’

‘Dus als ik het goed begrijp, probeert u de Little People uit hun tent te lokken,’ vroeg Tengo.

‘Zijn wij wel in staat om iets uit zijn tent te lokken waarvan we niet eens weten of het vaste vorm heeft?’ De glimlach zweefde nog om de professors mond. ‘Dan geloof ik dat ik meer kans heb bij die grote tijger van jou.’

‘Maar dat doet er allemaal niets aan af dat u Eri als lokaas gebruikt.’

‘Ik vind “lokaas” eigenlijk niet de meest geschikte term. Ik zou liever het beeld van een draaikolk gebruiken. Dat komt er dichterbij. Ik probeer een draaikolk te veroorzaken. Vroeg of laat zullen de dingen eromheen met de draaikolk mee gaan draaien. En daar wacht ik op.’

De professor draaide met zijn wijsvinger langzaam een paar rondjes in de lucht. Toen ging hij verder.

‘Het middelpunt van de draaikolk is Eri. Het centrum van een draaikolk is stil, dus zij hoeft niet te bewegen. Dat doen de dingen om haar heen wel.’

Tengo zei niets, maar luisterde zwijgend.

‘Als ik die verontrustende beeldspraak van jou gebruik, zou dat betekenen dat niet alleen Eri, maar wij allemaal als lokaas fungeren.’ De professor vernauwde zijn ogen tot spleetjes en keek Tengo aan. ‘Jij ook.’

‘Ik hoefde Een pop van lucht alleen maar te herschrijven – als een soort technicus die het vuile werk opknapt. Dat was het verhaal waarmee Komatsu in het begin bij mij aankwam.’

‘Aha!’

‘Maar gaandeweg veranderde dat verhaal,’ zei Tengo. ‘Komt dat misschien doordat u Komatsu’s oorspronkelijke plannetje hebt gewijzigd?’

‘Niet dat ik weet. Komatsu probeert alleen zíjn doel te bereiken, en ik het mijne. En voorlopig liggen beide doelen in elkaars verlengde.’

‘Dus nu zit u allebei op de rug van hetzelfde paard en probeert u zo uw doel te bereiken.’

‘Zo zou je het kunnen stellen.’

‘Maar u wilt elk ergens anders naartoe. Tot op een zeker punt kunt u dezelfde route volgen, maar wat er daarna gebeurt is onduidelijk.’

‘Dat is heel goed uitgedrukt. Je kunt wel merken dat jij schrijver bent.’

Tengo zuchtte. ‘Ik kan niet zeggen dat ik de toekomst met veel vertrouwen tegemoetzie. Maar terug kunnen we ook niet.’

‘En als we dat wél kunnen, is het verdraaid moeilijk om terug te keren naar waar we begonnen zijn,’ zei de professor.

Daarmee was het gesprek beëindigd. Tengo kon niet bedenken wat hij verder nog zou moeten zeggen.

==

Professor Ebisuno stond als eerste op. Hij had hier in de buurt nog iets te doen, zei hij. Fukaeri ging niet met hem mee. Tengo en zij zaten een tijdlang zwijgend tegenover elkaar.

‘Wil je iets eten?’ vroeg Tengo.

‘Niet speciaal,’ zei zij.

Omdat de koffieshop vol begon te lopen, stonden ze allebei spontaan op en gingen naar buiten. Samen dwaalden ze wat door de straten van Shinjuku. Het liep al tegen zessen en de meeste mensen haastten zich in drommen naar het station, maar het was nog niet donker. De hoofdstad lag gehuld in een vroegzomers licht. Nadat ze zoveel tijd ondergronds hadden doorgebracht, maakte het licht een merkwaardig kunstmatige indruk.

‘Was je van plan om ergens heen te gaan?’ vroeg Tengo.

‘Niet speciaal,’ zei Fukaeri.

‘Zal ik je dan naar huis brengen?’ vroeg Tengo. ‘Ik bedoel, naar de flat in Shinanomachi. Daar slaap je vanavond toch?’

‘Daar ga ik niet heen.’

‘Waarom niet?’

Ze gaf geen antwoord.

‘Heb je het idee dat je daar beter niet heen kunt gaan?’ vroeg Tengo.

Fukaeri knikte zwijgend.

Eigenlijk had Tengo willen vragen waarom ze dat idee had, maar hij had het gevoel dat hij toch geen bevredigend antwoord zou krijgen.

‘Ga je dan terug naar het huis van de professor?’

‘Futamatao is te ver.’

‘Kun je ergens anders heen?’

‘Ik blijf bij jou logeren,’ zei Fukaeri.

‘Dat kon wel eens minder goed uitkomen.’ Tengo formuleerde zijn antwoord zo voorzichtig mogelijk. ‘Het is maar een klein flatje en ik woon er alleen, dus ik weet zeker dat de professor het niet goed zou vinden.’

‘De professor zit daar niet over in,’ zei Fukaeri. Ze maakte een schokschouderende beweging. ‘Ik ook niet.’

‘Maar ik misschien wel,’ zei Tengo.

‘Waarom?’

‘Omdat...’ Maar hij kon zijn zin niet afmaken. Het wilde hem niet te binnen schieten wat hij van plan was te zeggen. Dat kwam vaker voor wanneer hij met Fukaeri praatte; dan was hij opeens de context kwijt, alsof er tijdens een concert een rukwind kwam die zijn partituur verstrooide.

Fukaeri stak haar rechterhand uit en pakte Tengo troostend bij zijn linker.

‘Jij begrijpt het niet goed,’ zei ze.

‘Wat niet?’

‘Wij zijn één.’

‘Wij zijn één?’ zei Tengo stomverbaasd.

‘We hebben samen een boek geschreven.’

Tengo voelde de druk van haar vingers tegen zijn handpalm – niet sterk, maar gelijkmatig verdeeld.

‘Dat klopt. We hebben samen Een pop van lucht geschreven. En als de tijger komt, worden we samen opgegeten.’

‘Er komt geen tijger.’ Bij hoge uitzondering viel er een emotie in Fukaeri’s stem te horen: ernst.

‘Daar ben ik blij om,’ zei Tengo. Maar in zijn hart was hij verre van blij. Er kwam misschien geen tijger, maar wat dan wel?

Ze stonden voor de kaartjesautomaat in het station. Fukaeri keek Tengo aan, haar hand nog steeds om de zijne. De mensenmassa stroomde als een onstuimige rivier om hen heen.

‘Goed, hoor. Als jij vanavond bij mij wilt logeren, dan mag dat,’ zei Tengo op gelaten toon. ‘Ik slaap wel op de bank.’

‘Dankjewel,’ zei Fukaeri.

Dat was de eerste keer dat hij haar voor iets had horen bedanken, realiseerde Tengo zich. En als het niet de eerste keer was, kon hij zich bij god niet herinneren wanneer hij zulke woorden eerder uit haar mond had gehoord.

[1]De Tokyotoren is een 333 meter hoog bouwwerk dat is gebaseerd op de Eiffeltoren in Parijs. Het is gebouwd als zendmast, maar trekt per jaar miljoenen toeristen.

[2]Okinawa, de zuidelijkste prefectuur van Japan, bestaat uit verscheidene groepen subtropische eilanden die dichter bij Taiwan liggen dan bij Tokyo. Het sneeuwt er nooit.