5
Aomame: Werk
dat gespecialiseerde vaardigheid en training vereist
Toen haar werk erop zat, liep Aomame een stukje over straat. Vervolgens hield ze een taxi aan en liet zich naar een hotel in Akasaka rijden. Ze kon wel naar huis gaan om te slapen, maar eerst moest ze haar gespannen zenuwen kalmeren met alcohol. Een paar minuten geleden had ze immers een man naar de andere wereld geholpen. Het was wel een klootzak die geen reden tot klagen kon hebben dat hij vermoord was, maar een mens is toch een mens. Ze voelde nóg hoe zijn leven onder haar handen uitdoofde, hoe hij de laatste adem uitblies en zijn ziel zijn lichaam verliet. Ze had de bar van dit hotel wel vaker bezocht. Hij bevond zich op de bovenste verdieping van een torenhoog gebouw. Je had er een schitterend uitzicht en je zat er gezellig.
Het was even na zevenen toen ze naar binnen stapte. Een jong duo met piano en gitaar gaf juist ‘Sweet Lorraine’ ten beste. Het was een cover van een oude opname van Nat King Cole, maar het klonk toch niet slecht. Zoals altijd ging ze aan de bar zitten en bestelde een gin-tonic met een schaaltje pistachenootjes. Het was nog niet druk aan de bar. Een jong stel dat met een cocktail van het nachtelijk uitzicht genoot, vier mannen in pak die een zakengesprek voerden, en een buitenlands echtpaar van middelbare leeftijd met een glas martini in hun handen. Ze nam de tijd voor haar gin-tonic. Ze wilde niet te vlug dronken worden. De avond was nog jong.
Ze haalde een boek uit haar schoudertas en begon te lezen. Het ging over de Zuid-Mantsjoerijse Spoorwegen in de jaren dertig. Een jaar na het eind van de Russisch-Japanse Oorlog – dus in 1906 – stond Rusland een spoorbaan en alle bijbehorende rechten af en werd de Zuid-Mantsjoerijse Spoorwegmaatschappij K.K. opgericht. Het bedrijf groeide razendsnel. Het fungeerde als een voorpost van het Japanse keizerrijk toen dat China binnenviel, en het werd in 1945 door het Rode Leger ontbonden. Tot in 1941 de oorlog tussen Duitsland en Rusland uitbrak, kon je door van deze spoorweg over te stappen op de Trans-Siberische Spoorlijn, de reis van Shimonoseki naar Parijs in dertien dagen volbrengen.[1]
Een vrouw in een mantelpakje en met een grote schoudertas naast zich die verdiept is in een boek (hardcover) over de Zuid-Mantsjoerijse Spoorwegen zal, zelfs als ze jong is en aan een hotelbar aan een drankje zit, nauwelijks worden aangezien voor een dure prostituee die op klanten uit is. Dat dacht Aomame tenminste. Maar als je haar had gevraagd hoe dure prostituees er in het algemeen uitzien, had ze het niet geweten. Stel dat Aomame een prostituee was die het op rijke zakenlui had voorzien, dan zou ze waarschijnlijk haar best doen om er niet als een prostituee uit te zien – zowel om haar potentiële klanten niet nerveus te maken als om niet uit de bar te worden verwijderd. Bijvoorbeeld door een witte bloes en een mantelpakje van Junko Shimada te dragen, zich onopvallend op te maken, een grote, zakelijk uitziende schoudertas bij zich te hebben, en een boek te lezen over de Zuid-Mantsjoerijse Spoorwegen. Als je het zo bekeek, gedroeg zij zich nu niet zo anders dan een prostituee die zit te wachten tot ze een klant aan de haak slaat.
Na verloop van tijd werd het drukker aan de bar. Voor ze er erg in had, klonk overal om haar heen het geroezemoes van stemmen. Maar het type klant waarin zij was geïnteresseerd, kwam maar niet opdagen. Ze bestelde nog een gin-tonic met een schaaltje vegetable sticks (ze had die avond nog niets gegeten) en las verder in haar boek. Een poosje later kwam er een man aan de bar zitten. Hij was alleen. Gezonde bruine kleur, blauw pak van goede kwaliteit. Stropdas ook niet slecht – niet te opzichtig, maar ook niet te stemmig. Leeftijd: een jaar of vijftig. Haar al redelijk dun. Geen bril. Waarschijnlijk was hij in Tokyo voor zaken en wilde hij, nu hij zijn werk gedaan had, nog iets drinken voor hij naar bed ging. Net als Aomame. Even met een bescheiden drankje de gespannen zenuwen tot bedaren brengen.
De gemiddelde zakenman die voor zijn werk naar Tokyo komt, overnacht niet in een luxehotel als dit, maar in iets veel goedkopers – een hotelletje dicht bij het station, met een bed dat bijna de hele kamer in beslag neemt, een raam dat uitkijkt op de muur van het aangrenzende kantoorgebouw, en een douche die hij alleen kan gebruiken als hij bereid is een keer of twintig zijn ellebogen tegen de muur te stoten. Met automaten voor drankjes en toiletartikelen op de gang van elke verdieping. Dat is het enige wat hij zich kan veroorloven van het reisbudget dat de zaak hem uitbetaalt, of hij krijgt meer, maar steekt het verschil in eigen zak – het is een van de twee. Zijn biertje voor het slapengaan drinkt hij in een café in de buurt, en voor zijn ontbijt gaat hij naar de beef bowl naast de deur.
Maar iemand die in dit soort hotel overnacht, behoort tot een heel ander slag mensen. Als hij naar Tokyo moet, reist hij uitsluitend in de eerste klasse van de shinkansen en woont hij uitsluitend in hetzelfde luxehotel. Wanneer hij klaar is met zijn werk, gaat hij naar de bar van het hotel om te relaxen met een peperduur drankje. Veel van zulke mensen werken voor een topbedrijf, meestal in een leidinggevende functie, of het zijn entrepreneurs, of specialisten zoals artsen en advocaten. Ze staan op de drempel van de middelbare leeftijd en hoeven niet op een paar centen te kijken. En allemaal weten ze in meer of mindere mate wat ze moeten doen als ze een verzetje willen hebben. Dat was het type waar Aomame haar zinnen op had gezet.
Al sinds haar tienerjaren had Aomame zich, om redenen die haarzelf ook een raadsel waren, aangetrokken gevoeld door kalende mannen van middelbare leeftijd. Helemaal kaal vond ze niet leuk: er moest nog een beetje haar over zijn. Maar het was ook weer niet zo dat ze elke kalende man mooi vond. De vorm van het hoofd moest ook goed zijn. Haar ideaal was een man die kaalde zoals Sean Connery: die had een prachtig gevormd, sexy hoofd. Alleen al door naar hem te kijken ging haar hart sneller kloppen. De man die twee krukken van haar vandaan aan de bar zat, had ook een heel fraai hoofd. Natuurlijk had het niet zo’n perfecte vorm als dat van Sean Connery, maar er ging toch iets prettigs van uit. Zijn haarlijn was helemaal naar achteren verschoven, en het beetje haar dat hij nog had, deed haar denken aan een grasveld in het late najaar, overdekt met rijp. Af en toe keek ze op van haar boek om zijn hoofd te bewonderen. Zijn gezicht maakte vrij weinig indruk. Hij was niet dik, maar hij had het begin van een onderkin. Wallen onder zijn ogen ook. Eigenlijk een doodgewone man van middelbare leeftijd. Maar dat hoofd van hem mocht er zijn.
Een bartender bracht de drankenlijst en een vochtig, heet handdoekje, maar de man keek niet eens naar de lijst en bestelde een highball met scotch. ‘Hebt u nog voorkeur voor een bepaald merk?’ vroeg de bartender. ‘Nee, eigenlijk niet. Doe er maar in wat je wilt,’ zei de man. Hij had een kalme, rustige stem, met een licht Kansais accent.[2] Opeens bedacht hij zich en vroeg of ze Cutty Sark hadden. ‘Jazeker, meneer,’ zei de bartender. Niet slecht, dacht Aomame. De man vroeg niet om Chivas Regal of een exclusieve single malt whisky, en dat beviel haar wel. Naar haar persoonlijke oordeel waren mensen die in een bar moeilijk deden over hun drankje, in seksueel opzicht meestal vrij tam. Waarom dat zo was wist ze ook niet.
Aomame hield erg van dat Kansaise taaltje. Als iemand die in de Kansai is geboren en getogen naar Tokyo komt en zijn best doet om Tokyose woorden te gebruiken, lukt dat nooit helemaal. Woordkeus en intonatie passen niet precies bij elkaar, en die discrepantie deed haar een onzegbaar plezier. Het speciale timbre van de man zijn stem had een merkwaardig rustgevend effect op haar. Dit wordt hem, besloot ze. Ik wil met mijn vingers naar hartenlust door zijn overgebleven haren woelen. Toen de bartender de man zijn Cutty Sark-highball kwam brengen, hield ze hem even staande en bestelde, met opzet zo luid dat de man het kon horen, een Cutty Sark on the rocks. ‘Uitstekend, mevrouw,’ zei de bartender met een uitgestreken gezicht.
De man maakte het bovenste knoopje van zijn overhemd los en trok aan zijn stropdas – donkerblauw met een fijn ingeweven patroontje – tot hij wat minder strak zat. Zijn pak was ook blauw, zijn overhemd lichtblauw met een klassieke boord. Terwijl ze op haar Cutty Sark wachtte, las Aomame verder in haar boek. In de tussentijd maakte ze achteloos het bovenste knoopje van haar bloes los. Het duo speelde ‘It’s Only a Paper Moon’. De pianist zong slechts één couplet. Toen haar Cutty Sark werd geserveerd, bracht Aomame haar glas naar haar mond en nam een heel klein slokje. Ze wist dat de man af en toe haar kant op keek. Ze sloeg haar ogen op van haar boek en liet haar blik – nonchalant, toevallig – in zijn richting dwalen. Hun blikken ontmoetten elkaar. Ze glimlachte nauwelijks waarneembaar en keek onmiddellijk weer recht voor zich uit, naar het nachtelijke vergezicht buiten het raam.
Dat was voor de man het beste moment om haar aan te spreken. Zij had hem de gelegenheid willens en wetens gegeven. Maar hij zei niets. Stommerd! Wat heb je toch, dacht Aomame. Je bent geen snotjongen meer, je voelt toch zeker wel aan wat er aan de hand is? Hij durft niet, dacht ze. Hij is vijftig en ik nog in de twintig, dus hij is bang dat ik hem zal negeren als hij iets tegen me zegt. Of dat ik hem zal uitlachen omdat hij zoveel ouder is en een kale knikker heeft. Nou moe, die snapt er ook geen biet van!
Ze deed haar boek dicht en stopte het terug in haar tas. Toen sprak zij hem aan.
‘Houdt u van Cutty Sark?’
De man staarde haar verbaasd aan, met een uitdrukking alsof hij niet goed begreep wat ze hem vroeg. Toen werd zijn gezicht weer normaal.
‘O, eh, Cutty Sark,’ zei hij, op een manier alsof die naam hem net te binnen was geschoten. ‘Ja, het etiket heb ik altijd mooi gevonden, dus ik drink het veel. Er staat een zeilschip op – vandaar.’
‘U houdt van zeilschepen.’
‘Inderdaad. Heel veel.’
Aomame hief haar glas, de man het zijne ook, maar minder hoog, alsof ze elkaar toedronken.
Toen pakte ze haar tas, hing hem over haar schouder, en verhuisde met haar Cutty Sark in de hand twee krukken verder, naar die naast de man. Die leek enigszins verbaasd, maar deed zijn best zijn verbazing niet te laten blijken.
‘Ik had hier afgesproken met een oude vriendin van de middelbare school, maar ik heb het sterke vermoeden dat ze me laat zitten,’ zei Aomame met een blik op haar horloge. ‘Ze komt niet opdagen, en ze belt ook niet op.’
‘Misschien heeft ze zich in de dag vergist.’
‘Dat zal het zijn. Zo’n warhoofd was ze vroeger al,’ zei Aomame. ‘Ik geef haar nog een paar minuten, maar het is veel gezelliger om te wachten terwijl je een praatje maakt. Of wilt u liever niet gestoord worden?’
‘O, nee hoor, helemaal niet,’ zei de man, enigszins vaag. Hij fronste zijn wenkbrauwen en keek Aomame aan alsof ze een onderpand was dat hij op zijn waarde taxeerde. Hij leek zich af te vragen of ze een prostituee was die deed of ze in het hotel logeerde. Maar die indruk maakte ze niet. Nee, geen prostituee, dat in elk geval niet. De man leek iets van zijn nervositeit te verliezen.
‘Logeert u ook in dit hotel?’ vroeg hij.
Aomame schudde haar hoofd. ‘Nee, ik woon in Tokyo. Ik had hier alleen afgesproken met mijn vriendin. En u?’
‘Werk,’ zei hij. ‘Ik kom uit Osaka, ziet u. Ik had hier vandaag een vergadering. Het was maar een doodgewone vergadering, maar ons hoofdkantoor is in Osaka, en we moesten voor ons fatsoen wel iemand sturen.’
Aomame glimlachte beleefd. Hoor eens even, dacht ze, dat werk van jou kan me geen bal schelen. Ik geil op je hoofd, meer niet. Maar dat zei ze natuurlijk niet.
‘Maar dat is allemaal achter de rug, dus ik dacht: laat ik even iets gaan drinken. Morgenochtend heb ik nog een vergadering, en dan ga ik weer gauw op huis aan.’
‘Ik heb daarnet ook een belangrijke opdracht uitgevoerd,’ zei Aomame.
‘O ja? Wat voor werk doet u?’
‘Over mijn werk heb ik het liever niet. Het is iets heel gespecialiseerds, moet u maar denken.’
‘Iets gespecialiseerds,’ herhaalde de man. ‘Iets dat gewone mensen niet een-twee-drie kunnen. Werk dat gespecialiseerde vaardigheid en training vereist.’
Knap hoor! Je bent een wandelend woordenboek, dacht Aomame. Maar ook dat hield ze voor zich.
‘Zo zou je het kunnen stellen,’ zei ze met een glimlach.
De man nam weer een slokje van zijn highball en at een handjevol nootjes. ‘Ik zou best meer over je werk willen weten, maar daar heb je het liever niet over.’
Ze knikte. ‘Later misschien.’
‘Ik wed dat het werk is waarbij je woorden gebruikt. Bijvoorbeeld, laat eens kijken... redacteur bij een uitgeverij, of docent aan een universiteit?’
‘Waarom denk je dat?’
De man maakte het knoopje van zijn overhemd weer dicht en trok aan zijn das tot die weer goed strak zat. ‘O, zomaar. Je was zo verdiept in dat dikke boek.’
Aomame tikte lichtjes met een nagel tegen de rand van haar glas. ‘Dat boek las ik alleen omdat ik het interessant vind. Het heeft met mijn werk niets te maken.’
‘Dan geef ik het op. Ik heb geen idee wat het zou kunnen zijn.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei Aomame. En je zult er wel nooit achter komen ook, voegde ze er in gedachten aan toe.
De man wierp een terloopse blik op haar lichaam. Ze boog zich voorover alsof ze iets op de vloer had laten vallen en liet hem naar hartenlust bij haar naar binnen kijken. Zo moest hij haar borsten toch wel een beetje kunnen zien. En het kanten werkje van haar witte lingerie. Toen richtte ze zich weer op en nam een slokje Cutty Sark. De grote, ronde ijsblokjes in haar glas tinkelden vrolijk.
‘Kan ik je een glaasje aanbieden?’ vroeg de man. ‘Ik neem er zelf ook nog een.’
‘Ja, graag,’ zei Aomame.
‘Je kunt er goed tegen, hè?’
Aomame glimlachte vaag. Toen keek ze opeens serieus. ‘O ja, ik weet weer wat het was. Ik wilde je iets vragen.’
‘En wat dan wel?’
‘Is het politie-uniform een tijdje terug soms veranderd? En de dienstrevolver?’
‘Een tijdje terug? Hoelang bedoel je?’
‘Ongeveer een week.’
De man trok een vreemd gezicht. ‘Ze zijn allebei veranderd, ja, maar dat is alweer jaren geleden. Het oude nauwsluitende uniform is vervangen door een dat makkelijker zit, en de revolver door het nieuwste model automatisch pistool. Maar daarna zijn er voor zover ik weet geen grote veranderingen geweest.’
‘Maar Japanse politieagenten droegen tot voor kort allemaal een ouderwetse revolver. Op z’n minst tot vorige week.’
De man schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat heb je toch bij het verkeerde eind. Ze zijn al een hele tijd geleden overgeschakeld op automatische pistolen.’
‘Weet je dat heel zeker?’
Haar toon maakte dat hij even terugdeinsde. Met een frons tussen zijn wenkbrauwen groef hij in zijn geheugen.
‘Ja, als je het op die manier vraagt, breng je me in de war. Maar ik weet zeker dat het in de krant heeft gestaan dat alle politieagenten een nieuw model wapen moesten gaan dragen. Dat heeft toentertijd nogal voor wat ophef gezorgd. De nieuwe wapens zouden té accuraat zijn. Dat zeiden de burgerorganisaties tenminste, die bij de regering de gebruikelijke protesten indienden.’
‘Hoeveel jaar is dat geleden?’
De man riep een al wat oudere bartender en vroeg hem of híj wist wanneer het uniform en dienstwapen van de politie waren veranderd.
De bartender hoefde er niet eens over na te denken. ‘Twee jaar geleden in het voorjaar,’ zei hij prompt.
‘Zie je wel? Bartenders in eersteklashotels weten alles,’ zei de man lachend.
De bartender schoot ook in de lach. ‘Nee, meneer, dat niet. Maar toevallig heb ik een jongere broer die bij de politie zit, vandaar dat ik het nog goed weet. Mijn broer klaagde vaak dat hij het nieuwe uniform maar niks vond, en het pistool was hem ook te zwaar. Daar klaagt hij nu trouwens nog steeds over. Het nieuwe model is een 9-mm Beretta, dat je met één druk op de knop op semiautomatisch kunt zetten. Ik geloof dat ze nu in Japan in licentie worden geproduceerd door Mitsubishi. Die verbeterde nieuwe modellen zijn eigenlijk nergens voor nodig, want zoveel vuurgevechten zijn er niet in dit land. Je moet je eerder zorgen maken dat ze niet gestolen worden. Maar ja, de regering wilde nu eenmaal een efficiëntere, sterkere politiemacht.’
‘Wat is er dan met al die oude revolvers gebeurd?’ vroeg Aomame, de opwinding in haar stem zo veel mogelijk onderdrukkend.
‘Die moesten worden ingeleverd. Ik denk dat ze allemaal gedemonteerd zijn,’ zei de bartender. ‘Ik heb op het tv-journaal gezien hoe dat demonteren in z’n werk ging. Al die revolvers, en van de kogels moet je ook maar af zien te komen. Daar gaat geweldig veel tijd in zitten.’
‘Ze hadden ze aan het buitenland kunnen verkopen,’ zei de kalende zakenman.
‘De uitvoer van wapens is onder de grondwet verboden,’ wees de bartender hem zachtjes terecht.
‘Zei ik het niet? Bartenders in eersteklashotels –’
‘Met andere woorden, de Japanse politie gebruikt al twee jaar lang geen revolvers meer. Klopt dat?’ vroeg Aomame aan de bartender, zonder de man te laten uitpraten.
‘Voor zover ik weet.’
Aomame fronste even haar wenkbrauwen. Ben ik gek geworden, of hoe zit dat? Vanochtend heb ik nog een agent gezien in het oude uniform, mét een revolver. Dat verhaal dat alle revolvers zijn gedemonteerd hoor ik nu voor het eerst. Maar ik kan me niet voorstellen dat die vent naast me en de bartender zich allebei vergissen of me iets voor staan te liegen. En dat betekent dat ík me vergis.
‘Dankjewel. Meer hoef ik niet te weten,’ zei ze.
De bartender glimlachte professioneel, alsof hij op de juiste plaats een leesteken zette, en ging weer terug naar zijn werk.
‘Ben je in de politie geïnteresseerd?’ vroeg de man.
‘Nee, dat niet. Mijn geheugen speelde me opeens parten,’ zei Aomame ontwijkend.
Ze dronken van hun net geserveerde Cutty Sark – highball én on the rocks. De man begon over zeilboten. Hij had een kleine zeilboot liggen in de jachthaven van Nishinomiya. Op zijn vrije dagen ging hij daarmee de zee op. Hij legde enthousiast uit hoe heerlijk het is de wind tegen je lichaam te voelen als je alleen op zee bent. Aomame had niet de minste belangstelling voor die stomme zeilboot. Het was haar zelfs liever geweest als hij haar had onthaald op de geschiedenis van kogellagers, of op een uitleg over de distributie van minerale grondstoffen in de Oekraïne. Ze wierp een blik op haar horloge.
‘Het is al laat, dus mag ik je een onbescheiden vraag stellen?’
‘Ga gerust je gang.’
‘Het is een eh... vrij persoonlijke.’
‘Zolang het iets is waarop ik antwoord kan geven...’
‘Heb jij een grote pik?’
De man zijn mond zakte open, zijn ogen vernauwden zich, en hij keek Aomame strak aan. Hij kon blijkbaar zijn oren niet geloven. Maar haar gezicht stond net zo ernstig als eerst. Ze maakte geen grapje. Toen hij in haar ogen keek, zag hij dat meteen.
‘Daar vraag je me wat,’ zei de man, bloedserieus. ‘Ik ben geen expert op dat gebied, maar ik denk dat mijn lengte vrij normaal is. Je overvalt me een beetje, dus ik weet niet goed hoe ik moet antwoorden, maar –’
‘Hoe oud ben je?’ vroeg Aomame.
‘Ik ben net eenenvijftig geworden,’ zei hij, ietwat onzeker.
‘Dus je bent met een gewoon stel hersens over de vijftig geworden, je hebt een redelijke baan, en een zeilboot nog maar liefst, en dan kun je nóg niet beoordelen of je pik groter of kleiner is dan die van de gemiddelde man?’
Hij dacht even na. ‘Nou ja, misschien dat hij een tikkeltje groter is,’ zei hij schroomvallig.
‘Echt waar?’
‘Waarom maak je je daar zulke zorgen over?’
‘Zorgen maken? Wie zegt dat ik me daar zorgen over maak?’
‘Niemand natuurlijk, maar...’ Hij schoof een stukje bij haar vandaan op zijn kruk. ‘Je schijnt er alleen opeens een probleem van te maken...’
‘Ik? Er een probleem van maken? Niks hoor!’ zei Aomame gedecideerd. ‘Ik hou persoonlijk alleen meer van grote pikken. Om te zien dan, hè. Ik bedoel, het is niet zo dat ik alleen maar iets voel als hij groot is, en ook niet dat groot automatisch ook goed is. Het is puur gevoelsmatig. Ik ben gewoon meer gesteld op pikken die aan de grote kant zijn. Of mag dat soms niet? Iedereen heeft toch zijn eigen voorkeur? Maar zo’n heel grote kanjer hoeft van mij niet. Dat doet alleen maar pijn. Begrijp je?’
‘Nou, met een beetje geluk bevalt de mijne je dan misschien wel. Ik geloof dat hij iets groter dan gemiddeld is, maar een kanjer is hij beslist niet. Ik bedoel, hij is precies goed. Denk ik...’
‘Je zit me toch niet voor te liegen, hè?’
‘Wat schiet ik ermee op om leugens te vertellen?’
‘Nou, laat zien dan!’
‘Wat? Hier?’
Aomame moest haar best doen om niet te kwaad te kijken. ‘Hier? Is het je soms in je bol geslagen? Hoe kom je erbij, en dat op jouw leeftijd? Je hebt wel een duur pak aan en een nette stropdas om, maar gezond verstand, ho maar! Wat heb je eraan om hier je pik tevoorschijn te halen? Kijk eens naar de mensen om ons heen. Wat moeten die wel denken? We gaan samen naar je kamer, en daar trek je je broek uit en laat je hem zien. Dat lijkt me nogal wiedes.’
‘En wat doen we dan?’ vroeg de man bezorgd.
‘En wat doen we dan?’
Haar adem stokte. Ze kon zich niet langer beheersen: nu keek ze echt kwaad, en niet zo’n beetje ook.
‘Neuken, wat anders? Dacht je dat ik helemaal meeloop naar je kamer alleen om naar je pik te kijken? “O, dat is een mooie, zeg! Dankjewel dat je hem even hebt laten zien. Nou, ik ga er maar weer eens vandoor. Welterusten!” Zoiets? Ik geloof echt dat er een paar steekjes bij je loszitten!’
Toen hij de dramatische verandering in Aomames uiterlijk zag, stokte de adem de man in de keel. Als ze zo’n gezicht trok, zonk de meeste mannen de moed in de schoenen en kleine kinderen deden het misschien wel in hun broek – zo schokkend was de aanblik die ze dan bood. Ze had zich een beetje te veel laten gaan, besefte ze. Ze mocht hem niet te bang maken, of ze kreeg niet waar het haar om begonnen was. Haastig verzachtte ze haar gelaatsuitdrukking en toverde met moeite een glimlach tevoorschijn.
‘Met andere woorden, we gaan naar je kamer, kruipen in bed en hebben daar seks,’ legde ze geduldig uit. ‘Je bent toch niet gay of impotent of zo?’
‘Nee, dat niet. Ik heb twee kinderen en –’
‘Niemand is erin geïnteresseerd hoeveel kinderen je hebt. Dit is geen volkstelling, dus dat hoef je me allemaal niet te vertellen. Het enige wat ik wil weten is of je ’m overeind krijgt als je met een vrouw naar bed gaat, meer niet.’
‘Als het er echt op aankwam, heeft hij me nog nooit in de steek gelaten,’ zei de man. ‘Maar jíj bent beroeps... Ik bedoel, je doet het voor je werk.’
‘Helemaal niet! Nou moet je even ophouden, zeg! Ik ben geen beroeps, en ook niet pervers. Ik ben een doodgewone burger, en deze doodgewone burger wil doodgewoon simpel, eerlijk seksueel contact hebben met iemand van het andere geslacht. Dat is helemaal niet bijzonder, dat is ook doodgewoon. Is daar soms iets op tegen? Ik heb een moeilijk karwei achter de rug, en ik wil op het eind van de dag even een glaasje drinken en stoom afblazen door seks met een onbekende. Om mijn zenuwen tot rust te brengen. Dat heb ik nodig. Jij bent een man, jij moet zoiets toch begrijpen!’
‘Dat doe ik natuurlijk ook wel, maar –’
‘Ik wil geen cent van je hebben. Juist andersom: als jij mij helemaal kunt bevredigen, betaal ik jou graag. En ik heb condooms bij me, dus je hoeft ook niet bang te zijn dat je ziek wordt. Snap je?’
‘Ja, dat snap ik, maar –’
‘Maar je lijkt er toch niet veel voor te voelen. Mankeert er soms iets aan me?’
‘Nee, dat niet, maar ik begrijp het allemaal nog niet goed. Jij bent jong en mooi, en ik zou je vader wel kunnen zijn. En –’
‘Schei toch uit met dat gezwam! Alsjeblieft! Al schelen we honderd jaar, ik ben jouw dochter niet, en jij bent al evenmin mijn vader, en dat zal gelukkig altijd zo blijven. Als je niet gauw ophoudt met dat stomme gebazel, krijg ik het op mijn zenuwen! Het enige in jou wat me aantrekt is die kale kop van je. De vorm vind ik mooi. Dat is alles. Snap je?’
‘Maar ik bén nog helemaal niet kaal! Mijn haarlijn is een beetje naar ach –’
‘Hou je mond!’
Aomame had het liefst zo kwaad mogelijk gekeken, maar ze beheerste zich. Ze mocht hem niet de stuipen op het lijf jagen.
‘Dat doet er toch helemaal niet toe?’ zei ze. Haar stem klonk nu zachter. ‘Doe me alleen een lol en kraam niet meer van die onzin uit, hè?’
Wat je er zelf ook van denkt, je bent kaal – helemaal kaal. Als er op het formulier van de volkstelling een categorie ‘kaal/niet kaal’ is, kun jij met een gerust hart het vakje voor ‘kaal’ aanvinken. Als je naar de hemel gaat, ga je naar de hemel voor kale mensen, en als je naar de hel gaat, idem dito. Heb je dat in je kale kop geprent? Goed. Verlies dan voortaan de realiteit niet uit het oog. Kom, ga mee. Dan ga je rechtstreeks naar je kale hemel.
==
De man betaalde de barrekening, en ze gingen samen naar zijn kamer.
De man had gelijk: zijn penis was iets groter dan gemiddeld, maar te groot was hij niet. Hij had geen foute aangifte gedaan. Aomame speelde ermee tot hij groot en stijf was. Toen trok ze haar bloes uit en stapte uit haar rok.
‘Je denkt zeker dat ik kleine borsten heb,’ zei ze met koude stem terwijl ze op hem neerkeek. ‘Je drijft de spot met me omdat ik kleine borsten heb, en jij een grote pik. Je denkt zeker dat je er bekaaid vanaf komt?’
‘Nee, dat denk ik helemaal niet. Je borsten zijn heus niet te klein. En ze zijn heel mooi van vorm.’
‘Dat weet ik zo net nog niet,’ zei Aomame. ‘En ik zeg het er maar even bij, maar je moet niet denken dat ik altijd een beha draag met zulke kanten tierelantijntjes. Die heb ik alleen aangedaan omdat mijn werk dat vereiste. Om ze een goede blik te gunnen.’
‘Wat voor werk ís dat in godsnaam?’
‘Heb ik het je daarnet niet duidelijk gezegd? Ik wil het nu niet over mijn werk hebben. Maar wat voor werk het ook is, vrouw zijn is niet makkelijk.’
‘Nou, mannen hebben het anders ook niet makkelijk, hoor!’
‘Maar jullie hoeven geen beha’s met kant te dragen, al heb je daar een hekel aan.’
‘Dat is waar, maar –’
‘Nou, doe dan niet of je het allemaal zo goed begrijpt. Vrouwen hebben het in heel veel opzichten veel moeilijker dan mannen. Ben jij ooit op hoge hakken een steile trap af gelopen? Of in een strak minirokje over een hek geklommen?’
‘Neem me niet kwalijk,’ bood hij meteen zijn verontschuldigingen aan.
Ze reikte met beide handen naar haar rug, maakte haar beha los en gooide hem op de vloer. Ze rolde haar panty naar beneden en gooide die ook op de vloer. Toen kroop ze in bed en begon weer met zijn penis te spelen.
‘Maar die pik van je is toch prachtig? Petje af, hoor! Mooi van vorm, precies de juiste maat, en zo hard als een boomwortel!’
‘Het doet me genoegen dat te horen,’ zei de man, enigszins gerustgesteld.
‘Kom jij eens even hier! Zusje zal jou eens lekker verwennen! O, wat zul jij blij zijn!’
‘Maar moeten we niet eerst even douchen? Even het zweet eraf wassen en zo?’
‘Wil jij je grote mond wel eens houden?’ zei Aomame, en bij wijze van waarschuwing tikte ze hem zachtjes met een vinger tegen zijn rechterbal. ‘Moet je horen. Ik ben hier om te neuken, niet om te douchen. Gesnapt? Eerst neuken. Neuken dat de spetters eraf vliegen. Van een druppeltje zweet meer of minder trek ik me niks aan. Ik ben geen eerstejaars die het allemaal nog moet leren!’
‘Ik snap het,’ zei de man.
==
Na de seks streelde ze met haar vingers over de blote nek van de man, die uitgeput op zijn buik lag. Ze voelde een sterke drang om een scherpe naald in dat speciale punt te steken – zo sterk dat ze overwoog om het echt te doen. In haar tas heeft ze een in doek gewikkelde ijspriem, met een punt die ze met veel tijd en moeite vlijmscherp heeft geslepen, gestoken in een kurk die speciaal is behandeld om hem zacht te maken. Als ze het werkelijk van plan is, zou niets makkelijker zijn. Ze hoeft alleen maar de palm van haar rechterhand als een steen op het houten heft te laten vallen. Voor de man weet wat hem overkomt, is hij al dood. Pijn voelt hij absoluut niet. Het zal als een natuurlijke dood worden afgehandeld. Maar natuurlijk zet ze deze gedachte gauw uit haar hoofd. Er is geen enkele reden waarom deze man uit de samenleving zou moeten worden verwijderd. Afgezien dan van het feit dat Aomame geen reden ziet om zijn bestaan te verlengen. Ze schudt haar hoofd om dat gevaarlijke idee te verdrijven.
Hij is geen slecht mens, zei ze tegen zichzelf. Hij neukte best goed, en hij had gewacht tot zijzelf was klaargekomen. De vorm van zijn hoofd en het kale oppervlak daarvan bevielen haar uitstekend. Zijn pik was precies groot genoeg. Hij was beleefd en had een goede smaak qua kleding, en hij was niet opdringerig. Hij leek goed te zijn opgevoed. Hij was weliswaar een ontzettende zeurpiet, en zijn stomme praatjes hadden haar mateloos geïrriteerd, maar dat was geen misdrijf waarvoor hij de dood had verdiend. Dacht ze.
‘Vind je het erg als ik de tv aanzet?’ vroeg ze.
‘Nee hoor,’ zei de man, zijn gezicht in het kussen.
Naakt in bed liggend keek ze naar het journaal van elf uur, van begin tot eind. In het Midden-Oosten duurde de bloedige oorlog tussen Iran en Irak onverminderd voort. De partijen hadden een impasse bereikt, en een oplossing voor het conflict leek niet in zicht. Irak had een aantal jonge dienstweigeraars aan telegraafpalen opgehangen als afschrikwekkend voorbeeld. De regering van Iran had Saddam Hoessein bekritiseerd omdat hij zenuwgas en biologische wapens zou hebben gebruikt. In de VS streden Walter Mondale en Gary Hart om de nominatie van de Democratische Partij in de komende presidentsverkiezingen. Geen van beiden leek de meest intelligente persoon van de wereld te zijn. Intelligente presidenten worden meestal het doelwit van moordaanslagen, dus het kon zijn dat mensen met hersens die beter werken dan gemiddeld hun uiterste best doen om niet tot president te worden gekozen.
Op de maan werd vooruitgang geboekt met de bouw van een permanent observatiestation. Daar werkten de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie voor de verandering eens samen, net zoals bij de basis op de Zuidpool. Een observatiestation op de maan? Daar keek Aomame toch wel even van op. Dat hoorde ze vanavond voor het eerst. Wat was er in vredesnaam aan de hand? Maar ze besloot er niet al te diep over na te denken. Er waren veel belangrijkere, veel actuelere problemen. Bij een brand in een kolenmijn op het eiland Kyushu waren veel doden gevallen, en de regering had een onderzoek naar de oorzaak ingesteld. Dus in een tijdperk waarin de mensheid in staat was om observatiestations op de maan te bouwen, werd er nog steeds steenkool uit de grond gehaald. Daar stond ze eerlijk gezegd veel meer van te kijken. De Verenigde Staten hadden er bij Japan op aangedrongen zijn kapitaalmarkt verder te openen. Morgan Stanley en Merrill Lynch hadden de regering onder druk gezet en zochten naar nieuwe wegen om winst te maken. In de prefectuur Shimane woonde een intelligente kat die niet alleen in staat was om het raam te openen als hij naar buiten wilde, maar ook om het achter zich dicht te doen. Dat had het baasje van de kat hem zo geleerd. Aomame keek bewonderend naar beelden van een magere zwarte kat die met een veelbetekenende blik over zijn schouder een poot uitstak en het raam weer vlug dichtschoof.
Er was allerlei nieuws, maar niets over een man die in een hotel in Shibuya dood op zijn kamer was aangetroffen. Toen het journaal was afgelopen, zette Aomame de tv uit met de afstandsbediening. Het werd doodstil om haar heen. De zachte ademhaling van de slapende man naast haar was het enige geluid dat ze hoorde.
Die andere vent zit waarschijnlijk nog steeds in dezelfde houding aan zijn bureau, met zijn hoofd op zijn papieren. Ogenschijnlijk in diepe slaap – net als de man naast me. Alleen hoor je hém niet ademen. Die klootzak doet zijn ogen met geen mogelijkheid meer open, en opstaan doet hij ook nooit meer. Aomame keek naar het plafond en stelde zich voor hoe het lijk erbij zat. Ze schudde met korte rukjes haar hoofd en trok eenzaam een boos gezicht. Toen stapte ze uit bed en raapte een voor een de kleren van de vloer die ze daar had neergegooid toen ze zich uitkleedde.
[1]Shimonoseki is de meest zuidwestelijke stad op het eiland Honshu en is door een zeestraat van honderd kilometer gescheiden van het Koreaanse schiereiland.
[2]De Kansai is het gebied rond Osaka en Kyoto, terwijl Tokyo in de Kantō ligt. Het Kansais dialect onderscheidt zich van het Tokyose zowel door zijn vocabulaire als door zijn typische intonatie.