11
Aomame: Het
menselijk lichaam is een tempel
Er zijn misschien mensen die harder trainen dan Aomame om een man voor zijn kloten te kunnen trappen, maar die kun je dan wel op de vingers van twee handen tellen. Elke dag oefende ze hoe hard en waar je ze moet raken, en ze verzuimde haar praktische training niet. Wat is het allerbelangrijkst als je zo’n trap inzet? Juist! Je mag absoluut niet aarzelen. Je valt je tegenstander aan waar zijn verdediging het zwakst is – genadeloos, furieus, bliksemsnel. Zoals Hitler alle neutraliteitsverklaringen aan zijn laars lapte, via Nederland en België door het zwakste deel van de Maginot-linie brak, en Frankrijk op zijn dooie gemak tot overgave dwong. Aarzelen is uit den boze! Een fractie van een seconde te laat, en je bent er geweest.
Voor verreweg de meeste vrouwen is dit de enige manier om een grote, sterke kerel in een persoonlijk gevecht te verslaan, daarvan was Aomame heilig overtuigd. In dat ene lichaamsdeel lag – of bengelde – het leven van een man. Daar was zijn zwakste punt. En in de meeste gevallen werd het slecht verdedigd. Het zou wel erg stom zijn om daar geen gebruik van te maken.
Hoe intens de pijn is als een man met inzet van alle krachten tegen zijn ballen wordt getrapt, kon Aomame als vrouw natuurlijk niet begrijpen. Ze kon er zelfs niet naar gissen. Maar dat hij heel erg moest zijn, kon ze zich op grond van de reactie en de gezichtsuitdrukking van haar tegenstanders wel voorstellen. Zelfs de sterkst gespierde krachtpatser leek niet tegen deze afschuwelijke pijn bestand. En het zelfrespect van zo’n vent was ook meteen naar de kloten.
Aomame had het ooit aan een man gevraagd, en die had een hele poos staan piekeren.
‘Het is alsof het eind van de wereld voor de deur staat,’ had hij uiteindelijk geantwoord. ‘Beter kan ik het niet uitleggen. Met gewone pijn heeft het niets meer te maken.’
Aomame had lang over deze vergelijking nagedacht. Het eind van de wereld?
‘Zou je dan omgekeerd kunnen zeggen dat het eind van de wereld aanvoelt alsof je hard in je zak wordt geschopt?’ vroeg ze.
‘Ik heb het eind van de wereld nooit meegemaakt, dus met zekerheid kan ik het niet zeggen, maar dat zou best eens kunnen zijn,’ zei hij, en hij staarde met nietsziende ogen in de verte. ‘Je bent volkomen machteloos. Alles om je heen wordt donker, je voelt een hartverscheurende ellende, en niets of niemand kan je helpen.’
Toevallig had ze een tijdje later op een avond laat On the Beach op de tv gezien, een Amerikaanse film van rond 1960. Er breekt een plotselinge oorlog uit tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Talloze kernraketten zwermen als scholen vliegende vissen over de oceaan en regenen neer op de continenten. In een handomdraai wordt de wereld vernietigd en de mensheid bijna helemaal uitgeroeid. Dankzij gunstige windstromen heeft de fall-out Australië, op het zuidelijk halfrond, nog niet bereikt, maar dat is slechts een kwestie van tijd. Het uitsterven van het menselijke ras is onafwendbaar. De overlevenden kunnen nergens heen en wachten hulpeloos het onvermijdelijke einde af. Iedereen doorleeft de laatste dagen van de mensheid op zijn eigen manier. Dat is de plot van deze sombere film, waarin de redding uitblijft. (En Aomame kwam eens te meer tot de overtuiging dat iedereen in de grond van zijn hart toch een beetje op het eind van de wereld zit te wachten.)
Hoe het ook zij, terwijl ze rond middernacht in haar eentje naar deze film zat te kijken, besefte Aomame dat dit het gevoel moest zijn dat een man heeft als hij een harde schop tegen zijn ballen krijgt. Ze voelde zich enigszins tevredengesteld.
==
Nadat ze was afgestudeerd aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, had Aomame vier jaar lang gewerkt voor een bedrijf dat sportdrankjes, macrobiotisch voedsel en andere dingen vervaardigde die goed waren voor de gezondheid. Daar was ze de ster (en uiteraard clean-up hitter) geweest van het softbalteam. Ze hadden goede resultaten behaald en waren verscheidene keren doorgedrongen tot de kwartfinales van de nationale kampioenschappen, maar de maand nadat Tamaki Ōtsuka was gestorven, had Aomame haar ontslag ingediend en een punt achter haar softbalcarrière gezet. Ze kon zich er niet meer toe zetten om met softbal als wedstrijdsport verder te gaan. Ze wilde ook een heel nieuw leven beginnen, en dankzij een goed woordje van een oude studiegenoot was ze instructrice geworden bij een sportschool in Hiro’o, niet zo ver van het centrum.
Daar was ze hoofdzakelijk verantwoordelijk voor spiertraining en martial arts. Het was een bekende, exclusieve school met een heel hoog inschrijf- en lidmaatschapsgeld, die kon bogen op een groot aantal bekende leden. Aomame ontwikkelde verscheidene cursussen in zelfverdediging voor vrouwen, want dat was haar specialiteit. Ze maakte van canvas een pop zo groot als een forse man, naaide een zwarte handschoen in het kruis bij wijze van testikels, en liet de vrouwelijke leden daarmee oefenen. Om het nog realistischer te maken, had ze de handschoen gevuld met twee squashballen, waar vliegensvlug, meedogenloos en in hoog tempo tegenaan moest worden getrapt. De meeste dames hadden hier buitengewoon veel plezier in, en hun vaardigheid nam zienderogen toe, maar er waren ook leden (de meesten mannen natuurlijk) die zulke training met lede ogen aanzagen. ‘Het mag dan nodig zijn, maar dit is toch wel een beetje té,’ klaagden ze, en deze klacht kwam uiteindelijk de directie ter ore. Het resultaat was dat Aomame bij de manager werd geroepen en te horen kreeg dat ze voortaan haar klotentraptraining een beetje moest intomen.
‘Maar zonder hem in het kruis te kunnen trappen is het voor een vrouw zo goed als onmogelijk zich te verdedigen als ze door een man wordt aangevallen,’ protesteerde ze. ‘Mannen zijn meestal veel groter en sterker. Een vlugge, goedgerichte trap tegen de testikels is de enige manier waarop een vrouw het kan winnen. Mao Zedong heeft het ook gezegd: het zwakke punt van je tegenstander zoeken en daar geconcentreerd een preventieve aanval op doen, is de enige kans die guerrilla’s hebben om over een conventioneel leger te zegevieren.’
‘Zoals jij ook wel weet, zijn wij een van de meest exclusieve sportscholen in centraal-Tokyo,’ zei de manager met een zorgelijk gezicht. ‘We hebben veel beroemdheden onder onze leden. We moeten daarom in alle opzichten onze waardigheid behouden. Ons image – daar gaat het om. Er zijn misschien uitstekende redenen om meisjes van huwbare leeftijd gillend en schreeuwend tegen het kruis van een pop te laten trappen, maar qua waardigheid schiet het een tikkeltje tekort. Er zijn mensen geweest die erover dachten om lid te worden maar hier eerst even een kijkje wilden nemen, en die gauw van dat voornemen terugkwamen toen ze toevallig een van jouw lessen zagen. Het kan me niet schelen wat Mao Zedong heeft gezegd, of Dzjengis Khan voor mijn part, bij zulke taferelen voelen veel mannen zich slecht op hun gemak, nerveus of zelfs misselijk.’
Het zou Aomame een zorg zijn dat de mannelijke leden zich slecht op hun gemak, nerveus of zelfs misselijk voelden. Vergeleken bij de pijn als je verkracht wordt, zonk die misselijkheid in het niet. Maar de instructies van haar manager kon ze niet naast zich neerleggen. De agressiviteit van haar lessen in zelfverdediging werd dus danig teruggeschroefd en het gebruik van de pop werd verboden. Hierdoor veranderde de training in een flauwe, mechanische vertoning. Aomame zelf vond dat natuurlijk helemaal niet leuk en de leden klaagden ook, maar ze was nu eenmaal een werkneemster van de sportschool, dus kon ze er weinig aan doen.
Als een man je met brute kracht aanviel en je kon je niet verdedigen door hem in zijn kruis te trappen, kon je volgens Aomame maar op weinig anders terugvallen. De aanvaller bij de arm pakken en die op zijn rug draaien was een greep voor gevorderden die in de praktijk bijna nooit werkte. In de werkelijkheid gaat het er anders aan toe dan in een film. In plaats van zulke kunstjes te proberen, kon je beter gewoon heel hard wegrennen.
In elk geval, Aomame had een stuk of tien verschillende manieren ontwikkeld waarop je een man effectief tegen zijn zak kunt schoppen. Die had ze uitgeprobeerd op jongere collega’s met toques. ‘Zelfs met zo’n ding om komen die trappen van jou verschrikkelijk hard aan. De volgende keer zoek je maar iemand anders,’ hadden ze stuk voor stuk gejammerd. Als het nodig is, dacht ze, aarzel ik geen moment om alles wat ik geleerd heb in praktijk te brengen. Als iemand het in zijn botte hersens haalt om mij aan te vallen, krijgt hij het eind van de wereld te zien, in kleuren. Ik laat hem op de eerste rij zitten als het Koninkrijk komt. Ik trap hem regelrecht naar het zuidelijk halfrond, waar hij met kangoeroes en wallaby’s kan ronddollen in de fall-out.
==
Aomame zat aan de bar van een café en nipte van haar Tom Collins terwijl ze nadacht over het komende Koninkrijk. Af en toe keek ze op haar horloge, alsof ze op iemand zat te wachten, maar dat was maar voor de show. In werkelijkheid had ze met niemand afgesproken. Ze was hier alleen om uit de klanten die hier kwamen een behoorlijke man te kiezen. Het was al halfnegen geweest. Onder een bruin jasje van Calvin Klein droeg ze een lichtblauwe bloes en een donkerblauw minirokje. Haar speciale ijspriem had ze deze keer niet bij zich. Die lag in een handdoek gewikkeld in vrede te rusten in een la van haar klerenkast.
Het café, een singlesbar, stond in Roppongi. Het was bekend omdat er zoveel ongetrouwde mannen kwamen op zoek naar ongetrouwde vrouwen – en omgekeerd. Buitenlanders kwamen er ook veel. Het was ingericht als een bar ergens op de Bahama’s, zo’n bar waar Hemingway vaak rondhing, met zwaardvissen aan de muur en visnetten aan het plafond. Met foto’s aan de muren van mensen die kanjers hadden gevangen, en zowaar een geschilderd portret van Hemingway, die vrolijke Papa Hemingway. Dat de schrijver op het eind van zijn leven zwaar aan de drank was en met een jachtgeweer zelfmoord had gepleegd, leek de clientèle niet zo te kunnen schelen.
Ook deze avond was ze door een aantal mannen aangesproken, maar ze waren geen van allen haar type. Twee studenten, echte playboys zo te zien, probeerden met haar aan te pappen, maar daar had ze geen zin in, dus die negeerde ze gewoon. Een louche kantoorbediende van een jaar of dertig wimpelde ze af omdat ‘ze met iemand had afgesproken’. Jongere mannen vielen bij haar meestal niet in de smaak. Ze hadden veel praatjes en nog meer zelfvertrouwen, maar waren niet in staat een behoorlijk gesprek te voeren. In bed ging het wel van dik hout zaagt men planken, maar ze begrepen niet hoe je echt van seks kunt genieten. Nee, Aomames voorkeur ging uit naar enigszins vermoeide, zo mogelijk kalende mannen van middelbare leeftijd. Maar geen vulgaire types, hoor. Nette, schone mannen. En de vorm van hun hoofd was ook belangrijk. Maar zulk soort mannen vond je niet zo eenvoudig. Dus moest je ruimte overhouden voor een compromis.
Ze keek het café rond en slaakte een geluidloze zucht. Waarom was ‘een behoorlijke man’ in deze wereld zo moeilijk te vinden? Ze moest aan Sean Connery denken. Alleen al als ze zich zijn hoofd voorstelde, begon er diep in haar lichaam iets pijnlijk te tintelen. Als Sean Connery hier ook maar even zijn neus om de deur steekt, is hij van mij, dacht ze. Maar vanzelfsprekend liet Sean Connery in een nep-Bahama singlesbar in Roppongi zijn gezicht niet zien.
De grootbeeldtelevisie aan de muur liet beelden zien van Queen. Aomame hield niet zo van Queen. Ze keek dus zo weinig mogelijk die kant op en deed haar best ook niet naar de muziek te luisteren die uit de speakers kwam. Toen Queen eindelijk was afgelopen, veranderden de beelden in die van Abba. Wel verdorie, dacht Aomame. Dit kon wel eens een heel vervelende avond worden.
==
Op de sportschool waar ze werkte, had ze de Oude Dame van Huize Terwilgen leren kennen. Ze volgde een van haar zelfverdedigingslessen – die radicale les met de pop, die maar zo’n kort leven beschoren was. De Oude Dame was klein van stuk en ze was de oudste van de groep, maar ze bewoog zich erg makkelijk en haar trappen kwamen uiterst venijnig aan. Aomame had het onmiddellijk door: als het er echt op aan kwam, zou dit oude vrouwtje zonder enige aarzeling haar aanvaller beurs schoppen. Ze zei geen woord te veel en ging zonder omwegen op haar doel af, en dat waren dingen die Aomame bijzonder in haar aanspraken.
‘Op míjn leeftijd hoef je jezelf eigenlijk niet meer te verdedigen,’ zei ze na afloop van een les fijntjes glimlachend tegen Aomame.
‘Je leeftijd is het probleem niet,’ antwoordde Aomame droog. ‘Het probleem is hóé je leeft. Je moet er altijd van uitgaan dat je jezelf uit alle macht moet verdedigen – dát is belangrijk. Als je je bij je rol als slachtoffer neerlegt, ben je verloren. Dan krijg je een gevoel van machteloosheid dat nooit meer verdwijnt en aan je blijft knagen tot er niets van je overblijft.’
De Oude Dame staarde Aomame een tijdlang zwijgend aan. Iets in wat Aomame had gezegd, of misschien iets in de toon van haar stem, leek diepe indruk op haar te hebben gemaakt. Toen knikte ze langzaam. ‘Je hebt gelijk, zo is het precies. Je hebt er een heel goede kijk op.’
Een paar dagen later kreeg Aomame een envelop die was afgeleverd bij de receptie van de sportschool. Die bevatte een kort briefje in een prachtig handschrift, met de naam en het telefoonnummer van de Oude Dame en het verzoek om contact op te nemen zodra ze daar in haar drukke programma tijd voor kon vinden.
De telefoon werd beantwoord door een man, blijkbaar een soort secretaris. Zodra Aomame haar naam gaf, verbond hij haar zwijgend door met de Oude Dame. Die was haar heel erkentelijk dat ze de moeite had genomen om even te bellen. Als Aomame er geen bezwaar tegen had, wilde ze haar graag uitnodigen om een keer uit eten te gaan. Ze wilde eens rustig met Aomame over iets persoonlijks praten. Aomame nam de uitnodiging graag aan. Goed, wat dacht ze dan van morgenavond, vroeg de Oude Dame. Daar had Aomame niets op tegen. Ze vroeg zich naderhand alleen bevreemd af waar de Oude Dame het met haar over zou willen hebben.
Ze aten in een Frans restaurant in een rustige wijk van Azabu. De Oude Dame kwam hier blijkbaar al jaren, want ze werden meteen voorgegaan naar een goede tafel achterin en kregen een hoffelijke, al wat oudere kelner toegewezen, die haar van gezicht leek te kennen. De Oude Dame droeg een prachtig gesneden lichtgroene japon (zo te zien een creatie van Givenchy uit de jaren zestig) en een jaden halsketting. De maître d’hôtel kwam tussendoor ook nog even zijn opwachting maken. Er stonden veel groentegerechten op het menu, en alles smaakte even uitstekend en licht. Toevallig was de soep die dag gemaakt met aomame. De Oude Dame dronk een glaasje chablis, en Aomame volgde haar voorbeeld. De wijn was al net zo goed en elegant als het eten. Aomame bestelde gegrilde witte vis als hoofdgerecht, maar de Oude Dame hield het alleen bij groente. De manier waarop ze die at was zo mooi dat het een waar kunstwerk was om te zien.
‘Als je eenmaal op mijn leeftijd bent, heb je niet veel eten nodig,’ zei ze. ‘Maar wel het lekkerste,’ voegde ze eraan toe. Het was moeilijk te bepalen of ze dat echt als een grapje bedoelde.
Het persoonlijke onderwerp dat de Oude Dame wilde bespreken was dit: kon Aomame haar persoonlijke training geven? Twee, drie dagen in de week martial arts aan huis, met als het kon ook nog wat strekoefeningen voor de spieren.
‘Natuurlijk kan dat,’ zei Aomame. ‘Ik moet het alleen wel bij de sportschool opgeven als privélessen aan huis.’
‘Dat hindert niet,’ zei de Oude Dame. ‘Maar het schema bepaal ik rechtstreeks met jou. Als ik dat via iemand anders moet doen, kunnen er moeilijkheden ontstaan, en zoiets vermijd ik liever. Of heb je daar bezwaar tegen?’
‘Nee hoor.’
‘Goed, dan beginnen we volgende week,’ zei de Oude Dame.
En daarmee was het formele gedeelte afgehandeld.
‘Wat je laatst op de sportschool tegen me zei, was heel indrukwekkend,’ zei de Oude Dame. ‘Dat over die machteloosheid, bedoel ik. “Een gevoel van machteloosheid dat nooit meer verdwijnt en aan je blijft knagen tot er niets van je overblijft.” Weet je dat nog?’
Aomame knikte. ‘Jazeker.’
‘Mag ik je iets vragen?’ zei de Oude Dame. ‘En om tijd te besparen ben ik bang dat het een erg vrijpostige vraag wordt.’
‘Ga uw gang,’ zei Aomame.
‘Ben je feministe of lesbisch?’
Aomame begon te blozen. Toen schudde ze haar hoofd. ‘Nee. Mijn gedachten over dat onderwerp zijn puur persoonlijk. Feministe ben ik niet, en lesbisch evenmin.’
‘Dank je,’ zei de Oude Dame. Alsof dat antwoord haar gerust had gesteld, bracht ze uiterst elegant een stukje broccoli naar haar mond, kauwde daar uiterst elegant op, en spoelde het weg met een heel klein slokje wijn.
‘Als je feministe of lesbisch was geweest, had ik dat helemaal niet erg gevonden. Dat had aan mijn indruk niets veranderd. Maar als ik heel eerlijk moet zijn: het klinkt een beetje overtuigender als je het níét bent. Begrijp je wat ik bedoel?’
‘Ik geloof van wel,’ zei Aomame.
==
Twee keer in de week bezocht Aomame de villa van de Oude Dame om haar les te geven in martial arts. Haar dochter had op ballet gezeten toen ze nog klein was, en daarvoor had de Oude Dame een grote kamer ingericht met overal spiegels aan de muren. Daar deden ze hun oefeningen, nauwgezet en in de juiste volgorde. De Oude Dame was nog erg lenig voor haar leeftijd en maakte snel vorderingen. Haar lichaam was klein, maar ze had het in al die jaren geen ogenblik verwaarloosd. Behalve martial arts bracht Aomame haar de eerste beginselen van spierstrekoefeningen bij en masseerde haar spieren om ze wat losser te maken.
Spiermassage was Aomames specialiteit. Op de academie had ze voor dit onderwerp ook de beste cijfers gehad. Ze had de naam van elk spiertje of botje in het menselijk lichaam in haar hersens gegrift. Ze was bekend met de rol en de eigenschappen van elke spier, en ook met de manier waarop je hem moet ontwikkelen en in conditie houden. Het menselijk lichaam is een tempel, en datgene wat er in die tempel vereerd wordt, moet zo sterk en mooi en schoon zijn als je het maar kunt maken. Dat was haar onwrikbare overtuiging.
Omdat Aomame sportgeneeskunde alleen niet voldoende vond, had ze uit persoonlijke interesse ook acupunctuur geleerd. Ze had een paar jaar lang stage gelopen bij een Chinese specialist, die verbaasd stond over de snelheid waarmee ze vorderingen maakte en haar had gevraagd waarom ze geen eigen praktijk begon. Ze leerde snel en bezat een onverzadigbare nieuwsgierigheid naar de details van de menselijke anatomie. Maar meer nog: ze had ontzaglijk gevoelige vingertoppen. Zoals sommige mensen een absoluut gehoor hebben of het vermogen ondergrondse wateraders te vinden, zo kon Aomame met haar vingertoppen onmiddellijk die minuscule punten onderscheiden die het functioneren van het lichaam beïnvloeden. Dat was haar door niemand geleerd. Dat begreep ze van nature.
Als de training en de massage voorbij waren, dronken Aomame en de Oude Dame altijd een kopje thee en praatten over van alles en nog wat. Tamaru serveerde dan uit een theeservies op een zilveren dienblad. Omdat hij de eerste maand in het bijzijn van Aomame geen woord had gezegd, had ze op een gegeven ogenblik de Oude Dame zelfs gevraagd of hij misschien niet kon praten.
Op een dag vroeg de Oude Dame of Aomame de technieken die ze had ontwikkeld om mannen hard in de testikels te raken ooit in praktijk had gebracht.
‘Eén keertje maar,’ zei Aomame.
‘En?’ vroeg de Oude Dame.
‘Het lukte,’ antwoordde Aomame behoedzaam.
‘Denk je dat je ze tegen Tamaru ook kunt gebruiken?’
Aomame schudde haar hoofd. ‘Ik denk het niet. Tamaru kent die technieken. Als iemand met die kennis jouw bewegingen kan aflezen, kun je het wel vergeten. Trappen in het kruis zijn alleen effectief tegen mensen die het vechten niet gewend zijn – amateurs.’
‘Dus je kunt zien dat Tamaru geen amateur is?’
Aomame koos haar woorden met zorg. ‘Hij ziet er iets anders uit, ja.’
De Oude Dame schonk een scheutje room in haar thee en roerde die langzaam om met haar lepeltje.
‘Dus je tegenstander was een amateur. Was het een grote vent?’
Aomame knikte, maar zei niets. Haar tegenstander was groot geweest, en sterk. Maar hij was ook arrogant, en hij was niet op zijn hoede geweest omdat hij maar een vrouw tegenover zich had. Hij was nog nooit door een vrouw in zijn kruis getrapt en had nooit gedacht dat dat hem een keer zou overkomen.
‘Heb je hem ook verwond?’ vroeg de Oude Dame.
‘Nee, gewond was hij niet. Hij lag een poosje te creperen van de pijn, maar dat was alles.’
De Oude Dame was even stil. ‘Heb je ooit zelf een man aangevallen?’ vroeg ze toen. ‘Niet alleen maar om hem pijn te doen, maar met de bewuste opzet hem te verwonden?’
‘Ja,’ antwoordde Aomame. Liegen was niet iets waarin ze uitblonk.
‘Kun je erover praten?’
Aomame schudde kort van nee. ‘U moet het me niet kwalijk nemen, maar dat is iets waar ik niet makkelijk over praat.’
‘Dat is helemaal niet erg,’ zei de Oude Dame. ‘Natuurlijk praat je er niet makkelijk over. En dat hoef je ook niet.’
Ze dronken zwijgend hun thee, elk bezig met haar eigen gedachten.
Uiteindelijk was de Oude Dame degene die de stilte verbrak. ‘Maar als er ooit een tijd komt dat je het er wél over kunt hebben, zul je me dan vertellen wat er is gebeurd?’
‘Misschien dat ik daar ooit toe in staat zal zijn, misschien niet. Eerlijk gezegd weet ik het zelf niet.’
De Oude Dame keek Aomame een tijdlang aan. ‘Ik vraag het niet uit nieuwsgierigheid.’
Aomame zei niets.
‘Ik kan zien dat je ergens mee rondloopt, iets heel zwaars. Dat voelde ik al de eerste keer dat we elkaar ontmoetten. Je hebt zo’n vastberaden blik in je ogen. Om je de waarheid te zeggen, ben ik net als jij – ik draag ook een zware last met me mee. Daarom kon ik zien dat jij dat deed. Je hebt nog tijd, maar je moet hem ooit zien kwijt te raken. Ik zwijg als het graf, en ik heb een paar middelen tot mijn beschikking. Met een beetje geluk denk ik dat ik je wel zal kunnen helpen.’
Toen Aomame veel later bij de Oude Dame haar hart luchtte, opende ze daarmee een andere deur in haar leven.
==
‘Wat is dat voor drankje?’ klonk een vrouwenstem vlak bij haar oor.
Aomame kwam weer tot zichzelf en keek op. Een jonge vrouw met een paardenstaart zoals ze die in de jaren vijftig droegen was naast haar op een kruk gaan zitten. Ze droeg een jurk met een fijn bloemetjespatroon, en over haar schouder hing een Gucci-tasje. Haar nagels waren mooi lichtroze gelakt. Hoewel ze niet dik was, maakte ze met haar ronde gezicht toch een mollige indruk. Het was een uiterst vriendelijk gezicht. Ze had grote borsten.
Aomame wist even niet wat ze moest doen, want ze had niet verwacht door een vrouw te worden aangesproken. Dit was een plaats waar mannen dat met vrouwen deden.
‘Een Tom Collins,’ zei Aomame.
‘Is hij lekker?’
‘Niet bijzonder. Maar hij is niet al te sterk, en je doet er lang mee.’
‘Waarom zou zoiets een Tom Collins heten?’
‘Ik zou het echt niet weten,’ zei Aomame. ‘Het zal wel genoemd zijn naar de vent die hem voor het eerst heeft bedacht. Niet dat het zo’n verbazingwekkende uitvinding is.’
De vrouw gebaarde naar de barkeeper en bestelde ook een Tom Collins. Die kwam in een mum van tijd.
‘Vind je het erg als ik naast je kom zitten?’ vroeg de vrouw.
‘Nee hoor. De kruk is vrij.’
En bovendien zit je al naast me, dacht Aomame, maar dat zei ze er niet bij.
‘Je hebt hier toch niet met iemand afgesproken?’ vroeg de vrouw.
Op die vraag gaf Aomame geen antwoord. In plaats daarvan nam ze de ander eens goed op. Ze zag eruit alsof ze een jaar of drie, vier jonger was dan zijzelf.
‘Luister eens, dáárin ben ik bijna niet geïnteresseerd, dus maak je geen zorgen,’ zei de vrouw op vertrouwelijke toon. ‘Als je je tenminste zorgen maakt. Ik heb ook liever een man. Net als jij.’
‘Net als ik?’
‘Jij bent toch zeker ook hier om een leuke vent uit te zoeken?’
‘Zie ik er zo uit?’
De ander vernauwde haar ogen tot spleetjes. ‘Moet je dat nog vragen? Daarvoor zijn we toch allemaal hier? En we doen dit geen van beiden voor ons beroep.’
‘Natuurlijk niet,’ zei Aomame.
‘Moet je horen: zou je er iets voor voelen om samen een team te vormen? Mannen lijken het makkelijker te vinden om twee vrouwen aan te spreken dan een vrouw alleen. Wij voelen ons ook prettiger als we met z’n tweeën zijn, en bovendien is het veiliger. Ik zie er meisjesachtig uit en jij eerder boyish, dus ik denk dat we samen een goed paar zullen vormen.’
Boyish, dacht Aomame. Dit is de eerste keer dat iemand mij boyish noemt!
‘Maar we hebben misschien een heel verschillende smaak qua mannen. Ik vraag me af of we echt een goed team zouden vormen.’
De andere vrouw trok een bedachtzaam gezicht. ‘Dat is waar. Daar had ik even niet bij stilgestaan. Smaak... Wat voor type man heb jij het liefst?’
‘Mannen die al wat ouder zijn,’ zei Aomame. ‘Ik val niet zo op jonge jongens. Ik vind het opwindend als ze net een beetje beginnen te kalen.’
De ander leek onder de indruk. ‘Oudere mannen, hè? Zelf heb ik het meer op gezonde jonge knullen die er een beetje leuk uitzien. In oudere mannen ben ik niet zo geïnteresseerd, maar goed, als jij die leuker vindt, wil ik best een keer met je meedoen. Je moet alles een keer uitproberen, zeggen ze. Maar is dat nou leuk, met zo’n oudere man? Ik bedoel natuurlijk seks.’
‘Dat hangt van de man af,’ zei Aomame.
‘Dat spreekt vanzelf,’ zei de andere vrouw. Ze vernauwde haar ogen tot spleetjes alsof ze een theorie wilde verifiëren. ‘Natuurlijk kun je over seks niet generaliseren. Maar als het per se moest, wat zou je dan zeggen?’
‘Slecht is anders. Het aantal keren is natuurlijk wat minder, maar ze gaan langer door. En ze haasten zich niet. Als je geluk hebt, kom je een paar keer klaar.’
Daar dacht de ander even over na. ‘Als je het zo brengt, klinkt het wel interessant. Zou ik het eens moeten proberen, denk je?’
‘Wat jij wilt,’ zei Aomame.
‘Hé, heb jij wel eens seks gehad met z’n vieren? Je weet wel, waarbij je tussendoor van partner wisselt?’
‘Nee.’
‘Ik ook niet, maar zou je er iets voor voelen?’
‘Ik denk het niet,’ zei Aomame. ‘Maar moet je horen, ik wil in principe best een team met je vormen, maar voor we samen op stap gaan, al is het maar voor deze ene keer, wil ik toch een beetje meer van je weten. Anders krijgen we onderweg misschien misverstanden.’
‘Mij best. Dat lijkt me een heel verstandig idee. Nou, wat zou jij bijvoorbeeld over mij willen weten?’
‘Bijvoorbeeld... Wat doe je voor werk?’
De andere vrouw nam een slokje van haar Tom Collins en zette haar glas terug op het viltje. Met een papieren servetje bette ze haar lippen. Toen inspecteerde ze de kleur van de lipstick die aan het papier was blijven kleven.
‘Dit is toch eigenlijk wel heel lekker, zeg,’ zei ze. ‘Wat is de basis? Gin?’
‘Gin, en verder citroensap en sodawater.’
‘Het mag dan geen verbazingwekkende uitvinding zijn, maar het smaakt beslist niet slecht.’
‘Dat doet me plezier.’
‘Tja, wat doe ik voor de kost? Dat is een lastige vraag. Als ik hem eerlijk beantwoord, geloof je me misschien niet.’
‘Nou, laten we dan bij mij beginnen,’ zei Aomame. ‘Ik ben instructrice op een sportschool. Ik doe hoofdzakelijk martial arts, en verder strek ik spieren.’
‘Martial arts,’ zei de ander bewonderend. ‘Dus je bent een soort Bruce Lee?’
‘Alleen maar een soort.’
‘Ben je goed?’
‘Niet slecht.’
De vrouw schonk Aomame een stralende glimlach en hief haar glas op alsof ze haar wilde toedrinken. ‘Nou, als de nood aan de vrouw komt, kunnen we samen misschien een Dodelijk Duo vormen. Ik zie er misschien niet zo uit, maar ik heb jarenlang aan aikido gedaan. Ik ben namelijk politieagente.’
==
‘Politieagente,’ zei Aomame. Haar mond hing enigszins open, meer woorden kon ze niet uitbrengen.
‘Ja. Ik werk op het hoofdbureau hier in Tokyo,’ zei de ander. ‘Dat zie je niet aan me af, hè?’
‘Zeker niet,’ zei Aomame.
‘Maar toch is het zo, ik zweer het. Ik heet Ayumi.’
‘En ik Aomame.’
‘Aomame. Heet je echt zo?’
Aomame knikte moeizaam. ‘Dus je bent bij de politie. Wil dat zeggen dat je in uniform en met een pistool op je heup in een politieauto door de straten patrouilleert?’
‘Daarom ben ik bij de politie gegaan: omdat ik dat graag wilde doen. Maar dacht je dat ze me de kans geven?’ zei Ayumi. Ze pakte een zoute pretzel uit het schaaltje op de bar en knabbelde die luidruchtig op. ‘Ik moet er in een belachelijk uniform en een miniautootje op uit om te kijken of er ergens fout wordt geparkeerd. Voorlopig is dat mijn hoofdtaak. En natuurlijk geven ze me geen pistool mee. Ze zijn zeker bang dat ik waarschuwingsschoten ga lossen op een brave burger die zijn Toyota Corolla voor een brandkraan heeft neergezet. Op de schietbaan haal ik altijd de hoogste punten, maar daar kijken ze niet naar. Alleen omdat ik vrouw ben, doe ik dag in dag uit niks anders dan met een krijtje op een stok tijden en nummers op het asfalt schrijven.’
‘Dat pistool is zeker een semiautomatische Beretta?’
‘Ja. We hebben vandaag de dag allemaal zo’n ding. Maar Beretta’s zijn mij een beetje te zwaar. Met vol magazijn wegen die dingen een kleine kilo.’
‘Het wapen zonder ammunitie weegt 850 gram,’ zei Aomame.
Ayumi staarde haar aan met de ogen van een pandjesbaas die een horloge staat te taxeren. ‘Hoe weet je dat allemaal eigenlijk, Aomame?’
‘O, ik ben altijd al in vuurwapens geïnteresseerd geweest. Niet dat ik ooit met zo’n ding geschoten heb, natuurlijk.’
‘Op die manier.’ Ayumi leek haar uitleg te geloven. ‘Ik hou ook erg van pistoolschieten, moet ik je zeggen. De Beretta is inderdaad een beetje zwaar, maar de terugslag is niet zo groot als die van onze oude revolvers, dus als ze maar blijft oefenen, kan zelfs een kleine vrouw er zonder problemen mee overweg. Maar zo denken de hoge omes niet. Die denken dat vrouwen van pistolen helemaal geen kaas hebben gegeten. Alle grote pieten bij de politie zijn seksistische fascisten. Ook bij knuppelvechten hoor ik bij de allerbesten, de meeste mannen kunnen niet tegen me op. Maar denk je dat zoiets gewaardeerd wordt? Vergeet het maar! Het enige wat je te horen krijgt, zijn insinuerende opmerkingen. “Jij weet hoe je een knuppel vast moet houden, zeg! Als je wat meer wilt oefenen, geef je maar een seintje.” En meer van dat soort flauwe grappen. Al die gasten liggen anderhalve eeuw achter in hun denken!’
Ayumi haalde een pakje Virginia Slims uit haar schoudertas, stak er met een geroutineerd gebaar een tussen haar lippen en gaf zichzelf een vuurtje met een platte gouden aansteker. Ze blies de rook langzaam omhoog naar het plafond.
‘Maar waarom ben je dan bij de politie gegaan?’ vroeg Aomame.
‘Ik was oorspronkelijk eigenlijk helemaal niet van plan om bij de politie te gaan, maar zin in een gewoon kantoorbaantje had ik ook niet. Daar had ik trouwens ook helemaal geen kwalificaties voor, moet ik je eerlijk bekennen. Nou, dan heb je maar een heel beperkte keus, qua werkkring. Dus toen ik vierdejaars was, heb ik toelatingsexamen gedaan bij de politie van Tokyo. Daar komt nog bij dat er veel agenten in onze familie zijn. Mijn vader en mijn oudste broer zijn bij de politie, en een van mijn ooms ook. In wezen is de politie een familiebedrijf. Als je een familielid hebt dat bij de politie werkt, heb je automatisch een streepje voor als je er examen doet.’
‘Dus je komt uit een echt politiegezin!’
‘Precies. Maar weet je, tot ik er zelf ging werken, had ik nooit gedacht dat er een organisatie was waar vrouwen zo gediscrimineerd worden als bij de politie. Binnen de politie zijn vrouwelijke agenten niet meer dan tweederangsburgers. Bekeuringen uitdelen voor verkeersovertredingen, formulieren sorteren, verkeersles geven op lagere scholen, vrouwelijke arrestanten fouilleren – al dat dood- en doodsaaie werk krijgen wij op ons dak geschoven. Maar kerels die duidelijk minder kunnen dan ik, worden de een na de ander naar interessantere afdelingen overgeplaatst. Onze kopstukken hebben de mond wel vol over gelijke kansen voor mannen en vrouwen, maar dat zijn alleen maar mooie woorden. In werkelijkheid liggen de zaken niet zo eenvoudig. Het is fnuikend voor je moreel, dat begrijp je wel.’
Aomame was het roerend met haar eens.
‘Over dat soort dingen kan ik toch zó nijdig worden!’
‘Heb je dan geen vriend?’ vroeg Aomame.
Ayumi fronste haar wenkbrauwen en staarde kwaad naar de rook die van de dunne sigaret tussen haar vingers omhoogkringelde. ‘Als je als vrouw eenmaal bij de politie bent, kun je de liefde wel op je buik schrijven. De werktijden zijn onregelmatig, dus dat levert problemen op als de ander van acht tot vijf werkt, en daar komt nog bij: elke normale man die erachter komt dat ik bij de politie werk, gaat er meteen als een haas vandoor. Je ziet alleen het stofwolkje nog. Vind je dat niet deprimerend?’
Dat vond Aomame zeker.
‘Nou, dan ligt er nog maar één weg voor je open, en dat is: het aanleggen met een collega. Maar dan kom je van een koude kermis thuis, hoor, dat kan ik je verzekeren. Schuine moppen kunnen ze nog wel tappen, maar voor de rest? Ho maar! Of ze zijn geboren met een gaatje in hun hoofd, of ze denken alleen aan hun promotie. Het is een van de twee. En zulke idioten moeten voor de veiligheid van onze samenleving zorgen! Het ziet er somber uit voor Japan!’
‘En je hebt nog wel zo’n leuk gezicht! Ik zou denken dat mannen je best aardig zouden vinden.’
‘Ach, dat doen ze ook wel – zolang ik ze maar niet vertel wat ik doe voor de kost. In een tent als deze zeg ik dus altijd maar dat ik voor een verzekeringsmaatschappij werk.’
‘Kom je hier dan vaak?’
‘Niet wat je noemt vaak. Af en toe,’ zei Ayumi. Ze aarzelde even, maar ging toch op vertrouwelijke toon verder. ‘Af en toe heb ik behoefte aan seks. Dan wil ik gewoon een vent. Dat heb je zo op z’n tijd, dat weet jij ook wel. Dan tut ik me lekker op en trek mijn pikantste ondergoed aan, en als ik hier een geschikte kerel aan de haak heb geslagen, ga ik een nachtje aan de rol. En dan ben ik er weer een poosje vanaf. Ik ben geen nymfomaan of zoiets, ik heb gewoon een gezond libido, en als ik me een keer helemaal heb kunnen uitleven, is dat voor mij voldoende. Meer verlang ik niet. Dan sta ik de volgende dag weer fris en vrolijk met mijn krijtje klaar om foutparkeerders te bekeuren. En jij?’
Aomame pakte haar Tom Collins en nam een bedachtzaam nipje. ‘Ongeveer hetzelfde, zou ik zeggen.’
‘Geen vriend of zo?’
‘Bewust niet. Ik heb een hekel aan problemen.’
‘En een vaste vriend is een probleem.’
‘Nou ja...’
‘Maar af en toe hou je het niet meer, en dan wil je het doen,’ zei Ayumi.
‘Ik geef de voorkeur aan de uitdrukking “me helemaal uitleven”.’
‘ “Een aangename nacht doorbrengen”, wat vind je daarvan?’
‘Ook niet slecht.’
‘In elk geval iets wat niet langer duurt dan één nacht, en geen seconde langer.’
Aomame knikte.
Ayumi plantte een elleboog op de bar, zette haar kin op haar hand en dacht even na.
‘We hebben eigenlijk heel veel met elkaar gemeen.’
‘Misschien wel,’ gaf Aomame toe. Maar jij bent politieagente, en ik vermoord mensen. Jij opereert binnen de wet, ik erbuiten. Ik denk dat dat wel eens een heel verschil zou kunnen maken.
‘Waarom doen we het niet zo?’ zei Ayumi. ‘We werken allebei voor een verzekeringsmaatschappij waarvan we de naam liever niet noemen. Jij hebt er een jaar of wat langer gewerkt dan ik. Er is vandaag op kantoor iets vervelends gebeurd, en we zijn samen in deze tent wat gaan drinken om het uit ons hoofd te zetten. En nu hebben we ’m redelijk zitten. Zou dat scenario door de beugel kunnen, denk je?’
‘Vast wel, alleen weet ik zo goed als niks over verzekeringen.’
‘In smoesjes verzinnen ben ik altijd heel goed geweest, dus laat dat maar aan mij over.’
‘Doe ik,’ zei Aomame.
‘Aan een tafel recht achter ons zitten twee oudere kerels te kijken naar al het lekkers dat hier rondloopt,’ zei Ayumi. ‘Kun je even nonchalant een blik over je schouder werpen om te zien of die wat voor ons zijn?’
Aomame deed wat haar gezegd was. Twee tafels achter hen zaten twee mannen van middelbare leeftijd. In hun pak met stropdas zagen ze er allebei uit als typische kantoorbedienden die aan het eind van de dag even behoefte hadden aan een opkikkertje. Hun pakken hingen er nog niet als zakken bij, en hun smaak qua stropdassen was ook niet slecht. Een onverzorgde indruk maakten ze in elk geval niet. De een zag eruit als achter in de veertig, de ander moest waarschijnlijk nog veertig worden. De eerste had een mager, ovaal gezicht en een wijkende haarlijn. Zijn jongere collega zag eruit alsof hij vroeger aan de universiteit veel aan rugby had gedaan, maar de laatste tijd door gebrek aan beweging wat zwaarder was geworden. Zijn gezicht had nog iets jongensachtigs, maar zijn kin zat al aardig in het vlees. Ze zaten gezellig wat te kletsen tijdens hun whisky-met-water, maar hun ogen dwaalden rusteloos door het café.
Ayumi analyseerde het tweetal. ‘Voor zover ik het kan bekijken, zijn ze niet erg aan dit soort cafés gewend. Ze zijn gekomen voor een pleziertje, maar ze weten niet goed hoe ze een gesprek met een jonge vrouw moeten aanknopen. Verder zijn ze allebei waarschijnlijk getrouwd. Er hangt een schuldig sfeertje om ze heen.’
Aomame luisterde vol bewondering naar deze trefzekere beschrijving. Hoe had Ayumi tijd gevonden om dat allemaal op te merken terwijl ze met haar, Aomame, had zitten babbelen? Een echt politiegezin – het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
‘Jij houdt vast van die kalende, dus dan neem ik zijn forse vriend. Vind je dat goed zo?’
Aomame keek nog eens over haar schouder. Het hoofd van de kalende man kon er in elk geval mee door. Hij was lichtjaren verwijderd van Sean Connery, maar ze gaf hem een voldoende. Maar op een avond waarop je aan één stuk door naar Queen en Abba had moeten luisteren, kon je geen hoge eisen stellen.
‘Mij best. Maar hoe krijgen we die twee zover dat ze ons uitnodigen?’
‘We kunnen niet tot morgenochtend blijven wachten,’ zei Ayumi. ‘Het initiatief moet van ons uitgaan. Vrolijk, vriendelijk, en vooral: agressief.’
‘Meen je dat?’
‘Natuurlijk! Laat dat maar aan mij over. Blijf jij maar even hier zitten, dan loop ik naar ze toe om een babbeltje te maken.’
Ayumi nam een ferme teug van haar Tom Collins en wreef zich in de handen. Toen zwaaide ze haar Gucci-tasje over haar schouder en glimlachte stralend.
‘Kom op, dames. Tijd voor een knuppelgevecht!’