21
Aomame: Al ga ik nog zo ver weg

Aomame ging naar de openbare bibliotheek, en na dezelfde procedure te hebben gevolgd als de vorige keer, zat ze nu aan een tafel met een stuk of wat kranten in kleinformaateditie open voor zich. Ze wilde het vuurgevecht tussen de extremisten en de politie, dat drie jaar geleden in de herfst in Yamanashi had plaatsgevonden, nóg eens onderzoeken. Het hoofdkwartier van Voorhoede, die religieuze beweging waar de Oude Dame het over had gehad, was in de bergen van Yamanashi gevestigd. En die schietpartij had ook in de bergen van Yamanashi plaatsgevonden. Misschien was dat niet meer dan toeval. Maar in dit geval geloofde Aomame niet zo in toeval. Misschien bestond er wél verband tussen het een en het ander. De uitdrukking die de Oude Dame had gebruikt – ‘dat ernstige incident’ – had ook op de mogelijkheid van zo’n verband gezinspeeld.

Het vuurgevecht had plaatsgevonden op 19 oktober 1981, drie jaar geleden (dus drie jaar voor 1q84, om het in Aomames hypothese uit te drukken). Over de details van de confrontatie had ze tijdens haar vorige bezoek aan de bibliotheek al gelezen, dus daarvan was ze grotendeels op de hoogte. Daar las ze deze keer dus vlug overheen. Ditmaal ging het haar om artikelen die op een later tijdstip waren verschenen maar met het onderwerp verband hielden, en om artikelen die het incident vanuit alle mogelijke gezichtspunten analyseerden.

Bij de eerste uitwisseling van schoten werden drie agenten gedood en twee zwaargewond met vijf Chinese kalasjnikovs. Daarna waren de extremisten met hun wapens de bergen in gevlucht en hadden gewapende politie-eenheden een grote klopjacht ingezet. Tegelijkertijd was de Luchtbrigade van de Zelfverdedigingsstrijdkrachten er met volledige bewapening op af gestuurd. Als gevolg daarvan waren er drie extremisten gedood omdat ze weigerden zich over te geven, twee raakten er zwaargewond (een daarvan overleed drie dagen later in het ziekenhuis, en wat er later met de andere gewonde was gebeurd, maakten de krantenartikelen niet duidelijk), en vier waren gearresteerd zonder of met lichte verwondingen. De luchtbrigade en de politie hadden hoogwaardige kogelvrije vesten gedragen, dus die waren er ongedeerd af gekomen, op één agent na, die tijdens de achtervolging in een ravijn was gestort en een been had gebroken. Slechts één van de extremisten had weten te ontsnappen en was nu spoorloos. Ondanks een grootscheepse zoekactie leek hij van de aardbodem verdwenen.

Toen de lezers van de eerste schok van het vuurgevecht waren bekomen, wijdden de kranten de nodige artikelen aan het ontstaan van deze extremistische groep. Die was een bijproduct van de studentenonlusten van rond 1970. Meer dan de helft van de leden was betrokken geweest bij de massale demonstraties aan de Nihon-universiteit of de bezetting van het Yasuda Auditorium aan de universiteit van Tokyo.[1] Nadat hun ‘forten’ waren gevallen door de hardhandige methoden van de oproerpolitie, werden ze van de universiteit gestuurd, en met een aantal studenten en docenten die zich gefrustreerd voelden in hun politieke activiteiten op de campussen in de grote steden, vormden ze een beweging die hun politieke verschillen overbrugde en begonnen ze een agrarische commune in Yamanashi. Eerst hadden ze zich aangesloten bij de Takashima Academie, een commune die zich specialiseerde in landbouw, maar dat leven bevredigde hen toch niet. Met een aantal nieuwe leden splitsten ze zich weer af, kregen voor bijzonder weinig geld een stuk land in handen in een zieltogend dorpje diep in de bergen, en daar stichtten ze hun eigen commune. Eerst hadden ze het behoorlijk zwaar, maar na verloop van tijd kregen steeds meer mensen in de grote steden belangstelling voor biologisch gekweekt voedsel, dus richtten ze een postorderbedrijf op dat zulke groente verkocht. Nu hadden ze de wind in de zeilen: ze kochten wat meer land op en breidden de schaal van hun operaties langzaam uit. Ze waren dan ook leergierige, serieuze mensen, en hun leiders hadden hen goed georganiseerd. De naam van de commune was Voorhoede.

Er verscheen een diepe frons op Aomames gezicht. Haar mond vulde zich met speeksel, en toen ze het doorslikte, klokte het in haar keel. De balpen in haar hand tikte hard tegen het oppervlak van de tafel.

Ze las verder.

Maar hoewel de economische situatie van Voorhoede zich had gestabiliseerd, werd het steeds duidelijker dat de commune bezig was zich in tweeën te splitsen. De extremistische ‘radicale factie’ beoogde een marxistisch georiënteerde revolutie in guerrillastijl. Daarnaast had je de betrekkelijk gematigde ‘communefactie’, die het feit had geaccepteerd dat een gewelddadige revolutie in het Japan van die dagen geen realistische optie was, maar die de kapitalistische mentaliteit verwierp en streefde naar een natuurlijke levensstijl in harmonie met het land dat ze bebouwden. Het verschil tussen de twee facties werd gaandeweg groter, tot in 1976 de numeriek grotere communefactie de radicalen uit Voorhoede stootte.

Dat wil echter niet zeggen dat dit met geweld gebeurde. Als je de kranten mocht geloven, stelde de commune aan de radicalen ter compensatie nieuw land beschikbaar en ook een zekere hoeveelheid kapitaal, bij wijze van ‘minnelijke schikking’. De radicalen gingen op dit aanbod in en organiseerden op hun nieuwe land hun eigen commune: Dageraad. Op een goed moment leken ze wapens in handen te hebben gekregen, en wel heel moderne. Het was nog niet duidelijk via welke route of met welk geld ze die hadden gekocht.

Anderzijds ontwikkelde de agrarische commune Voorhoede zich tot een religieuze beweging, maar noch de politie, noch de pers wist met zekerheid precies wanneer dat proces zich had voltrokken, hoe dat in zijn werk was gegaan, of wat daartoe de aanleiding was geweest. Misschien was het al eerder begonnen, maar na zich zonder noemenswaardige problemen van de radicale factie te hebben ontdaan, kreeg de commune snel een steeds godsdienstiger karakter, tot ze in 1979 werden erkend als religieuze corporatie. Ze kochten steeds meer land op in de omgeving en gebruikten dat als bouwland en om er faciliteiten neer te zetten. Er verrees een hoge muur om hun gebouwen, en buitenstaanders werden niet langer toegelaten. ‘Dat zou onze religieuze activiteiten verstoren,’ was het excuus dat telkens werd gegeven. Het was nooit duidelijk geworden waar het kapitaal vandaan kwam waar deze uitbreiding mee bekostigd werd, en hoe ze het voor elkaar hadden gekregen om in zo’n korte tijd als religieuze corporatie erkend te worden.

==

Nadat ze waren verhuisd, gebruikte de radicale groep het nieuwe land niet alleen voor de landbouw, maar ook voor gewapende training, die daar in het geheim plaatsvond. Ze veroorzaakten ook problemen met de omwonende boeren. Een daarvan betrof de waterrechten op een beekje dat door het land van Dageraad stroomde. Dat beekje was altijd gemeenschappelijk gebruikt om ieders velden te irrigeren, maar nu verbood Dageraad de omwonende boeren om voet op hun terrein te zetten. Dit conflict sleepte enkele jaren voort, tot een dorpeling, die bezwaar had aangetekend tegen de afrastering van prikkeldraad die Dageraad had aangebracht, door een aantal leden van de commune zwaar werd afgetuigd. De politie van Yamanashi kreeg een bevel tot huiszoeking wegens geweldpleging en vertrok naar het hoofdkwartier van Dageraad om een onderzoek in te stellen, zonder te weten dat dit bezoek zou uitlopen op een tragische confrontatie.

Nadat Dageraad door dat felle gevecht in de bergen in feite was vernietigd, liet Voorhoede er geen gras over groeien om een officiële verklaring af te leggen. De woordvoerder van de commune – een knappe, jonge man in een net pak – las hem voor tijdens een persconferentie. Het was duidelijk waar het om ging. Wat voor relatie er in het verleden ook tussen Dageraad en Voorhoede had bestaan, op dit ogenblik hadden beide organisaties niets meer met elkaar te maken. Nadat Dageraad zich had afgesplitst, was er, afgezien van enig zakelijk contact, nauwelijks meer verkeer geweest tussen beide communes. De leden van Voorhoede waren stuk voor stuk personen die de wet respecteerden en alleen maar hun land wilden bebouwen en streefden naar een vreedzame wereld, en toen ze tot de conclusie waren gekomen dat ze niet langer konden samenwerken met de gewapende-revolutie-predikende leden van wat later Dageraad zou worden, waren beide partijen op vriendschappelijke voet uit elkaar gegaan. Daarna was Voorhoede juridisch erkend als religieuze corporatie. Namens het bestuur en alle leden sprak hij zijn afschuw uit over dit bloedige incident en wilde hij zijn diepste leedwezen betuigen aan de nabestaanden van de politieagenten die zo tragisch waren omgekomen tijdens het uitoefenen van hun plicht. Tegelijkertijd wees hij echter alle geruchten van de hand die suggereerden dat Voorhoede op enigerlei wijze bij dit incident betrokken zou zijn geweest. Het viel echter niet te ontkennen dat Voorhoede de moederorganisatie van Dageraad was, en als de autoriteiten het noodzakelijk achtten om in verband met dit incident Voorhoede nader te onderzoeken, zegde hij graag hun onvoorwaardelijke en algehele medewerking toe, ook al omdat dit zou helpen onnodige misverstanden te voorkomen. Voorhoede was een sociaal ingestelde, open gemeenschap die zich strikt aan de wet hield en absoluut niets te verbergen had. Als zij in het bezit waren van informatie waarvan het noodzakelijk werd geacht die in de openbaarheid te brengen, zouden ze daar zover dat in hun vermogen lag aan voldoen.

Een paar dagen later moest hij zijn woord nakomen. De politie van Yamanashi bezocht Voorhoede met een bevel tot huiszoeking in de hand. Een hele dag lang onderwiepen ze het uitgestrekte terrein, de gebouwen die daarop stonden, en allerlei mogelijke en onmogelijke documenten aan een uiterst nauwkeurige inspectie. Een aantal bestuursleden werd ook scherp aan de tand gevoeld. Ondanks de verklaring dat Dageraad volledig onafhankelijk was geweest, vermoedde de politie namelijk dat er ook na de splitsing contacten tussen beide organisaties hadden bestaan en dat Voorhoede achter de schermen bij de activiteiten van Dageraad betrokken was geweest. Ze vonden echter geen enkel bewijs dat zulke vermoedens ondersteunde. Het enige wat ze zagen was een prachtig bebost landschap, bezaaid met houten gebouwtjes waar grote aantallen mensen in simpele religieuze gewaden mediteerden of zichzelf aan strenge discipline onderwierpen. Behalve hun godsdienstige plichten beoefenden de leden ook de landbouw, en de politie vond alleen goed onderhouden werktuigen en machines – niets wat op een wapen leek of geweld deed vermoeden. Alles was ordelijk en schoon. Er was een kleine, knusse eetzaal, een woongebouw, zelfs een eenvoudige (maar goed geoutilleerde) ziekenzaal. De bibliotheek was één verdieping hoog en bezat een uitgebreide collectie soetra’s en andere boeddhistische geschriften, maar ook gespecialiseerde studies en vertalingen. Het geheel had minder weg van het hoofdkwartier van een religieuze instelling dan van de campus van een kleine particuliere universiteit. De politie ging met stille trom en bijna lege handen weer naar huis.

Een paar dagen daarna werden de pers en tv uitgenodigd om een kijkje te komen nemen, maar wat zij daar zagen was ongeveer hetzelfde als de politie had gezien. Het was geen rondleiding, zoals zo vaak gebeurt. De journalisten konden gaan en staan waar ze wilden zonder dat er iemand bij was, en de gesprekken die ze met de bewoners voerden, mochten ze vrijelijk gebruiken. Er was echter wel een overeenkomst gesloten dat er, om de privacy van de leden te waarborgen, geen foto’s of beelden mochten worden opgenomen zonder toestemming van de commune. Een aantal bestuursleden in religieuze gewaden beantwoordde vragen van de journalisten in een ruime aula en legde uit hoe de commune was ontstaan en wat hun leer en managementbeleid was. Ze gaven beleefd en vooral eerlijk antwoord. De propagandistische toon van zoveel godsdienstige groepen was geheel afwezig. Hun presentatie was zo perfect dat ze meer weg hadden van het hogere echelon van een reclamebureau dan van het bestuur van een religieuze beweging. Alleen hadden ze een ander pakje aan.

‘Onze beweging heeft geen duidelijke leer,’ legden ze uit. ‘Een gecodificeerd handboek of iets dergelijks vinden we nergens voor nodig. Wij bestuderen de principes van het vroege boeddhisme en praktiseren de religieuze verstervingen zoals die destijds werden beoefend. Ons streven is om door zulke praktijken een spirituele verlichting te bereiken die niet gebaseerd is op de starre letter van een leer, maar een vloeiender karakter heeft. De spontane verlichting van elk individueel lid draagt collectief bij tot een verdere verfijning van datgene waar wij in geloven. Zo kunt u het beschouwen, als u wilt. Geen verlichting gebaseerd op dogma, maar juist andersom: eerst ervaren onze leden spirituele verlichting, en als resultaat daarvan ontstaat op natuurlijke wijze de leer die onze levensbeginselen bepaalt. Dat is het principe van de weg die wij volgen. In die zin verschillen wij inderdaad erg van gevestigde godsdiensten.

Wat onze inkomsten betreft, op dit ogenblik zijn wij net als veel andere religieuze groeperingen voor een gedeelte afhankelijk van de vrijwillige bijdragen van onze leden. Maar ons einddoel is om hoofdzakelijk door middel van de landbouw in onze eigen, simpele levensbehoeften te voorzien, zonder ons op zulke bijdragen te moeten verlaten. “Weten wanneer je genoeg hebt” is het motto voor onze levensstijl, en op deze manier streven wij ernaar onszelf lichamelijk te louteren en geestelijk te harden, en zo zielenrust te verkrijgen. Mensen die geleerd hebben hoe leeg het materialisme en de moordende competitie zijn waarop de maatschappij is gebaseerd, melden zich de een na de ander aan bij de poort van onze gemeenschap, op zoek naar een ander coördinatenstelsel dat hun leven meer diepgang geeft. Onder hen zijn er niet weinig die een goede opleiding hebben genoten en zich gespecialiseerde kennis hebben eigengemaakt, mensen die een zekere maatschappelijke status hebben verworven. Wij wensen niet over één kam te worden geschoren met de zogenoemde “nieuwe religieuze bewegingen”. Wij zijn geen “fastfoodgodsdienst” die de wereldlijke problemen waar mensen mee worstelen maar eventjes overneemt en daarvoor een algemene oplossing vindt, en die kant willen wij ook niet op. Natuurlijk is het belangrijk dat de zwakkere leden van de samenleving ook verlost worden, maar óns doel is in de eerste plaats om een passende plaats te bieden aan diegenen die sterk genoeg gemotiveerd zijn om verlossing voor zichzelf te zoeken en hun alle steun te verlenen die zij daarbij nodig hebben. Ziet u ons maar als een soort godsdienstige doctoraalcursus. Dan slaat u de plank waarschijnlijk niet ver mis.

Tussen de leden van Dageraad en onszelf ontstonden er op een gegeven ogenblik grote meningsverschillen over het managementbeleid, en een tijdlang was er zelfs sprake van een werkelijke confrontatie. Maar na onderling overleg zijn we tot de conclusie gekomen dat we elk onze eigen weg moesten gaan. Zij streefden op hun manier een zuiver en sober ideaal na, en dat dit tot zo’n bedroevend resultaat heeft geleid, kan alleen maar tragisch worden genoemd. Zij werden zo dogmatisch dat ze het contact met de werkelijke, levende maatschappij verloren – dat is hiervan de grootste oorzaak. Ook wij dienen dit als een waarschuwing ter harte te nemen. Wij moeten deze gelegenheid aangrijpen om nog striktere zelfdiscipline uit te oefenen en ons te bezinnen op de noodzaak om de deur tussen onze gemeenschap en de buitenwereld altijd open te houden. Met geweld los je niets op. Wat wij vooral willen dat u begrijpt, is dat wij onze godsdienstige overtuiging aan niemand opdringen. Wij proberen niet om bekeerlingen te maken, en wij vallen andere religieuze groeperingen ook niet aan. Aan mensen die zoeken naar spirituele verlichting en geestelijke steun, stellen wij een daartoe geëigende en effectieve communale omgeving ter beschikking. Meer doen wij niet.’

==

De pers ging naar huis met een overwegend gunstige indruk van de sekte. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke leden waren allemaal mooi slank, ze waren ook betrekkelijk jong (alhoewel je er ook de nodige bejaarden tussen zag), en ze hadden allemaal een mooie, heldere oogopslag. Ze spraken netjes en beleefd. De meeste leden waren niet geneigd om veel over hun verleden te vertellen, maar de meerderheid leek zeker een goede opleiding te hebben genoten. Het middageten dat de journalisten kregen voorgeschoteld was eenvoudig (ongeveer hetzelfde, scheen het, als wat de leden elke dag te eten kregen), maar het kwam vers van eigen land en het smaakte navenant goed.

Dat verklaart waarom de meeste media de revolutionaire groep die naar Dageraad was overgegaan afschilderden als ‘duivelsgebroed’ dat door de spirituele waarden nastrevende Voorhoede ooit onvermijdelijk moest worden afgestoten. In het Japan van de jaren tachtig waren marxistisch georiënteerde revolutionaire idealen allang achterhaald. De jongelui die zich tien, vijftien jaar daarvoor enthousiast hadden laten maken door radicale politieke idealen, waren in dienst getreden bij grote bedrijven en gingen nu in de voorste gelederen van het slagveld van de economie met elkaar op de vuist. Of anders hadden ze het gekrakeel en de competitie van de werkelijke wereld op een gepaste afstand gehouden en streefden ze ieder vanaf hun eigen plaats hun eigen persoonlijke waarden na. In elk geval, de wereld was veranderd, en de tijd dat politiek populair was, behoorde tot een ver verleden. Het incident met Dageraad was een uitzonderlijk bloedige, tragische gebeurtenis, maar op de lange termijn gezien was het niet meer dan een onverwachte episode waarin geesten uit een lang vervlogen verleden voor even weer hun gezicht hadden laten zien. Het doek was definitief gevallen voor een tijdperk – meer mocht je er niet in zien, was de algemene conclusie van de dagbladpers. Voorhoede belichaamde een hoopvolle keuze voor een nieuwe wereld, Dageraad was nooit een toekomst beschoren geweest.

==

Aomame legde haar balpen neer en haalde diep adem. Ze dacht aan Tsubasa’s doffe, uitdrukkingsloze ogen. Die ogen waren op mij gericht, maar ze zagen niets. Er ontbrak iets heel belangrijks aan.

Maar zo eenvoudig ligt dit niet, dacht ze. Voorhoede is echt niet zo onschuldig als de kranten schrijven. Ze hebben een duistere kant, die niet in de openbaarheid komt. Volgens de Oude Dame hebben ze een ‘Leider’, die onder het mom van een godsdienstig ritueel jonge meisjes verkracht, sommige nauwelijks tien jaar oud. Daarvan zijn de media niet op de hoogte. Die hebben hooguit een halve dag bij Voorhoede doorgebracht. Ze hebben een aantal nette meditatieruimtes te zien gekregen, de lunch bestond uit verse groenten, ze kregen een mooie preek te horen over de verlichting van de ziel, en toen zijn ze tevreden weer naar huis gegaan. Maar wat er achter de schermen gebeurt, daar hebben ze niets van gezien.

==

Aomame verliet de bibliotheek en stapte een koffieshop binnen. Na haar bestelling te hebben gedaan, maakte ze van de telefoon gebruik om naar het bureau te bellen waar Ayumi werkte. ‘Op dit nummer kun je me altijd bereiken,’ had ze gezegd. Een van haar collega’s nam op en zei dat ze nu dienst had, maar over een uur of twee terug werd verwacht. Aomame gaf haar naam niet. ‘Rond die tijd bel ik wel weer,’ zei ze.

Ze ging terug naar haar flat en belde een uur of twee later nog eens naar hetzelfde nummer. Ditmaal nam Ayumi op.

‘Hé, Aomame! Hoe gaat-ie?’

‘Goed. Met jou ook?’

‘Ik maak het ook best, alleen qua mannen kon het stukken beter. Er is in geen velden of wegen een leuke knul te bekennen. En bij jou?’

‘Van hetzelfde laken een pak,’ zei Aomame.

‘Het is een hemeltergend schandaal!’ zei Ayumi. ‘Als twee aantrekkelijke jonge vrouwen als wij, met overvloedige en gezonde seksuele gevoelens, op deze manier tegen elkaar klagen, dan is er duidelijk iets mis met de wereld. Hier moet iets aan gedaan worden!’

‘Vind ik ook! Maar, eh... kom je niet in de problemen als je zo hard praat? Ik bedoel, je zit nu op je werk en zo. Is er niemand bij je in de buurt?’

‘Niemand,’ zei Ayumi. ‘Je kunt tegen me zeggen wat je wilt.’

‘Ik wilde je iets vragen – als het kan, tenminste. Ik kan niemand anders bedenken die me kan helpen.’

‘Ga je gang. Ik weet niet of je bij mij aan het juiste adres bent, maar als ik je kan helpen...’

‘Je kent Voorhoede toch? Je weet wel, die religieuze groep? Ze hebben hun hoofdkwartier in Yamanashi.’

‘Voorhoede, hè?’ Ayumi was een seconde of tien stil terwijl ze haar geheugen raadpleegde. ‘Ja, daar heb ik wel eens van gehoord. Dat is toch die religieuze commune waar Dageraad toe behoorde voor ze zich afsplitsten? Bij die schietpartij zijn drie politieagenten omgekomen. Arme stakkers! Maar met dat incident had Voorhoede niets te maken. We hebben er naderhand huiszoeking gedaan, maar ze waren brandschoon. Hoezo?’

‘Ik wil weten of Voorhoede naderhand geen problemen heeft veroorzaakt – criminele of civiele. Maar als leek weet ik niet hoe ik dat moet aanpakken. Ik kan moeilijk alle kleinformaatkranten van a tot z doorpluizen. Dus ik dacht zo: misschien heeft de politie wel een manier om zoiets te achterhalen.’

‘Dat is doodeenvoudig. Je drukt even op de toets van een computer en de zaak is gepiept... zou ik willen zeggen, maar jammer genoeg zijn ze bij de Japanse politie nog niet zo ver met computers. Het duurt nog wel een paar jaar voor we daar in de praktijk gemak van hebben. Als je nu iets over Voorhoede wilt weten, zal ik waarschijnlijk de politie in Yamanashi moeten vragen of ze alle relevante documenten willen kopiëren en opsturen. Daarvoor moet ik eerst een schriftelijke aanvraag invullen, en die moet mijn chef weer goedkeuren. Natuurlijk zal ik ook precies moeten omschrijven waarom ik die papieren nodig heb. Wij zijn nu eenmaal een officiële instantie en wij worden betaald om alles moeilijker te maken dan nodig is.’

‘Op die manier,’ verzuchtte Aomame. ‘Dus zo gaat het niet.’

‘Maar waar heb je die informatie voor nodig? Is er iemand die je kent betrokken bij iets waar Voorhoede mee te maken heeft?’

Aomame aarzelde even of ze dit wel zou doen, maar besloot toch de waarheid te vertellen.

‘Je bent warm. Het is een geval van verkrachting. In dit stadium kan ik je de details nog niet precies geven, maar het gaat om de verkrachting van jonge meisjes. Ik heb informatie die doet vermoeden dat dit systematisch binnen de organisatie plaatsvindt onder het mom van een religieus ritueel.’

Je kon door de telefoon heen voelen hoe Ayumi’s wenkbrauwen zich fronsten.

‘Pffff! Verkrachting van jonge meisjes? Dat kan echt niet door de beugel!’

‘Natuurlijk niet,’ zei Aomame.

‘En hoe jong zijn die meisjes?’

‘Tien. Misschien jonger. In elk geval zo jong dat ze hun eerste menstruatie nog niet hebben gehad.’

Het was even stil aan de telefoon. Toen zei Ayumi op vlakke toon: ‘Goed. In dat geval probeer ik iets te bedenken. Kun je me drie dagen de tijd geven?’

‘Goed. Bel jij mij?’

Daarna praatten ze nog even over ditjes en datjes tot Ayumi zei dat ze maar weer eens aan het werk moest.

==

Na de telefoon te hebben neergelegd, ging Aomame in de leesfauteuil bij het raam zitten en staarde een poosje naar haar rechterhand. Lange, slanke vingers, kortgeknipte nagels. Haar nagels waren goed bijgehouden, maar niet gelakt. Terwijl ze ernaar zat te kijken, werd de gedachte steeds sterker dat haar bestaan eigenlijk maar heel kortstondig en fragiel was. Neem nou de vorm van mijn nagels. Die heb ik niet zelf bepaald. Dat heeft iemand voor me gedaan, en ik heb dat maar gelaten geaccepteerd. Of ik het nou mooi vond of niet. Maar wie was dat? Wie heeft bepaald dat mijn nagels er zo uit moesten zien?

De Oude Dame had haar laatst verteld dat haar ouders nog steeds vrome Getuigen waren. Als dat waar was, liepen ze ook nog steeds van deur tot deur om net als vroeger hun geloof te verkondigen. Aomame had een broer die vier jaar ouder was dan zij, een heel gezeglijke jongen. Toen zij besloot om het huis uit te gaan, had hij zijn ouders gehoorzaamd en was het geloof trouw gebleven. Hoe zou hij het nu maken? Toch was ze totaal niet nieuwsgierig naar nieuws over haar familie. Ze behoorden tot een deel van haar leven dat voorgoed afgesloten was. Ze had haar banden met hen verbroken.

Aomame had lange tijd haar best gedaan om alle gebeurtenissen van haar eerste tien levensjaren uit haar geheugen te wissen. Mijn echte leven begon pas toen ik tien was. Alles wat er daarvoor is gebeurd, is niet meer dan een ellendige droom. Ik wil die herinneringen allemaal kwijt! Maar wat ze ook probeerde, telkens werd ze teruggeroepen naar de wereld van die ellendige droom. Het kwam haar voor of bijna alles wat ze had wortel had geschoten in die donkere grond en daar zijn voeding uit opzoog. Al ga ik nog zo ver weg, dacht ze, ik ben gedoemd er altijd weer naar terug te keren.

Ik moet die Leider naar de andere wereld helpen verhuizen, besloot ze. Ook voor mezelf.

==

Drie dagen later belde Ayumi ’s avonds op.

‘Ik heb het een en ander ontdekt,’ zei ze.

‘Over Voorhoede?’

‘Ja. Terwijl ik zat te piekeren, schoot me te binnen dat een collega die tegelijk met mij in dienst is gekomen een oom heeft bij de politie in Yamanashi, en zowaar in een vrij hoge positie. Dus heb ik het via die collega geprobeerd. Ik speldde hem iets op de mouw over een dochter van een familielid, een jong ding nog, die zich bij Voorhoede had aangesloten en dat liep niet goed, maar haar familie wist niet wat ze eraan moest doen, dus was ik nu informatie over Voorhoede aan het verzamelen. Ik wist dat hij het druk had, en het speet me echt heel erg, maar kon hij me alsjeblieft helpen? In zulke verzoekjes ben ik vrij goed, al zeg ik het zelf.’

‘Hartstikke bedankt, zeg!’

‘Dus mijn collega belt zijn oom in Yamanashi op en legt uit waar het om gaat, en zijn oom zegt dat hij in dat geval wel wil meewerken en geeft hem het telefoonnummer van de man die de huiszoeking bij Voorhoede heeft geleid. En via al die omwegen heb ik direct met die man kunnen praten.’

‘Geniaal!’

‘Dat dacht ik ook. In elk geval, ik heb een lang gesprek met hem gevoerd en zo ben ik allerlei dingen over Voorhoede aan de weet gekomen, maar wat er in de kranten over is geschreven weet jij ook, neem ik aan, dus dat laat ik maar achterwege. Ik vertel je nu alleen de dingen die níét algemeen bekend zijn. Oké?’

‘Oké!’

‘Goed dan, daar gaat-ie. In de eerste plaats heeft Voorhoede al diverse malen juridische problemen veroorzaakt. Er zijn al ettelijke civiele procedures tegen ze aangespannen, die bijna allemaal iets te maken hadden met de aankopen van land. Die godsdienstige beweging moet wel bulken van het geld, want ze slokken links en rechts aangrenzende percelen op. Op het platteland zijn de landprijzen vanzelfsprekend lager, zul je zeggen, maar toch! En in de meeste gevallen gaat dat niet erg netjes. Onder de dekmantel van een dummymaatschappij, zodat de mensen niet weten dat Voorhoede erbij is betrokken, kopen ze onroerend goed op, en dan komen ze vaak in conflict met de eigenaar en de gemeente. Ze gebruiken agressieve methoden om landeigenaars tot verkoop te dwingen. Maar op dit moment is geen van die civiele procedures tot het stadium gevorderd dat de politie erbij betrokken moet worden. Het scheelt weliswaar niet veel, maar het is nog net niet zover, en dus kunnen ze niet openbaar worden gemaakt. En misschien dat de sekte als de nood aan de man komt zijn toevlucht neemt tot krachtiger middelen. Als een politicus zich ermee gaat bemoeien, weet de politie meestal wel hoe ze zich moeten gedragen. Alleen als de zaak zulke vormen aanneemt dat er een onderzoek naar criminele activiteiten moet worden gedaan, ligt dat natuurlijk even anders.’

‘Dus wat betreft hun economische activiteiten is Voorhoede niet zo onschuldig als ze wel lijken?’

‘Over de gewone leden kan ik niets zeggen, maar voor zover ik uit de aankopen van onroerend goed kan opmaken, geloof ik niet dat de bestuursleden die de fondsen beheren pasgeboren lammetjes zijn. Dit geld wordt niet gebruikt om de leden in staat te stellen grotere spirituele zuiverheid te bereiken. Dat kun je er met de beste wil van de wereld niet van maken. Daar komt bij: ze hebben niet alleen bezittingen in Yamanashi. In het centrum van Tokyo en Osaka hebben ze ook land en gebouwen opgekocht, overal op eersteklas locaties. Shibuya, Aoyama, Shōtō... Alles wijst erop dat Voorhoede van zins is om zich over het hele land uit te breiden. Tenzij ze van plan zijn om het geloof eraan te geven en over te schakelen naar de makelarij.’

‘Maar Voorhoede hamert er steeds op dat het haar hoogste doel is om de leden in staat te stellen zich te midden van de natuur te kunnen louteren door strenge religieuze discipline. Wat moet zo’n organisatie dan midden in de grote steden beginnen?’

‘En waar komen de enorme bedragen vandaan die dat mogelijk maken?’ deed Ayumi een duit in het zakje. ‘Zulke sommen geld krijg je niet bij elkaar door rammenas en peentjes te verkopen.’

‘Ze dwingen hun leden donaties te geven.’

‘Dat ook misschien, maar dan nog lijkt het me niet voldoende. Ze hebben vast ergens een route waarlangs ze grote bedragen in handen krijgen. Maar ik heb andere informatie die me niet bevalt en waar jij misschien in bent geïnteresseerd. Binnen de sekte zijn er vrij veel leden met kinderen. Die gaan in principe naar de plaatselijke lagere school, maar de meeste kinderen komen daar na een poosje niet meer opdagen. Nu zijn die kinderen leerplichtig, dus de school heeft de commune dringend verzocht om erop toe te zien dat ze ook inderdaad naar school gaan, maar de commune wimpelt dat af door te zeggen dat de kinderen in kwestie een grote hekel aan school hebben. De commune geeft ze zelf wel les, dus over hun studie hoeft de school zich geen zorgen te maken. Zeggen ze.’

Aomame probeerde zich haar eigen lagereschooltijd voor de geest te halen. Ze kon zich levendig voorstellen dat de kinderen van communeleden niet graag naar school gingen. Daar waren ze vreemde eenden in de bijt en werden ze toch alleen maar gepest of doodgezwegen.

‘Ze voelen zich waarschijnlijk slecht thuis op die lokale school,’ zei ze. ‘Het komt wel meer voor dat kinderen niet naar school gaan.’

‘Maar volgens de leraren worstelen de meeste communekinderen, zowel jongens als meisjes, met psychische problemen. Eerst zijn het heel normale, opgewekte kinderen, maar naarmate ze overgaan naar hogere klassen, worden ze steeds zwijgzamer. Hun gezichten krijgen minder uitdrukking, ze zitten er als zoutzakken bij, en uiteindelijk komen ze niet meer opdagen. De meeste kinderen die van Voorhoede komen, maken dezelfde stadia door en leggen dezelfde symptomen aan den dag. De leraren vinden het niet alleen vreemd, ze maken zich ook zorgen. Kinderen die niet meer op school verschijnen en steeds binnen de commune worden gehouden, in wat voor omstandigheden verkeren die? Maken ze het wel goed? Maar ze krijgen ze nooit te spreken, omdat leken alle toegang tot het complex wordt geweigerd.’

Tsubasa vertoont dezelfde symptomen, ging het door Aomame heen. Volledige apathie, geen enkele uitdrukking op haar gezicht, extreme zwijgzaamheid.

‘Je had een vermoeden dat er binnen Voorhoede kindermishandeling plaatsvindt – systematisch. En dat kinderen daarbij waarschijnlijk ook verkracht worden,’ zei Ayumi.

‘Maar de politie reageert niet op de ongegronde vermoedens van gewone burgers, toch?’

‘Nee. Dat komt doordat de politie een onverbeterlijk bureaucratische instelling is. Onze top denkt alleen maar aan zijn eigen carrière. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar het overgrote deel heeft geen groter ideaal dan zijn loopbaan tot een probleemloos einde te brengen, om daarna voor veel geld in dienst te treden bij een semi-officiële organisatie of een groot bedrijf in de privésector. Daarom zullen ze nooit een vinger uitsteken naar iets waar ze hun vingers aan kunnen branden. Soms geloof ik wel eens dat zulke gasten nooit pizza eten voordat hij helemaal koud is geworden. Als iemand zich met naam en toenaam aanmeldt als slachtoffer en voor de rechter van zich afbijt, wordt het natuurlijk anders, maar dat zie ik voorlopig niet gebeuren.’

‘Nee, ik ook niet,’ zei Aomame. ‘Maar in elk geval bedankt, zeg. Je hebt me ontzettend geholpen. Wat kan ik voor jou doen?’

‘Dat zit wel goed. Maar laten we binnenkort weer in Roppongi aan de rol gaan! Al onze zorgen even vergeten!’

‘Afgesproken,’ zei Aomame.

‘Zo mag ik het horen,’ zei Ayumi. ‘Tussen haakjes, Aomame: heb jij misschien belangstelling voor handboeispelletjes?’

‘Ik geloof het niet,’ zei Aomame. Handboeispelletjes?

‘O, wat jammer!’ zei Ayumi teleurgesteld.

[1]De demonstraties aan de Nihon-universiteit, de grootste in Japan, begonnen in mei 1968. De eerste onlusten aan de elitaire universiteit van Tokyo begonnen al in januari 1968 en culmineerden in de bezetting van het Yasuda Auditorium op 18 en 19 januari 1969. Bij de ontruiming werden meer dan 600 personen gearresteerd.