13
Aomame: Een geboren
slachtoffer
Zodra ze haar ogen opendeed, wist ze dat ze een kater had, en wel een heel erge. Aomame had nooit een kater. Hoeveel ze ook dronk, de volgende ochtend was ze altijd in staat om met een fris hoofd meteen aan de taken van de nieuwe dag te beginnen. Daar was ze trots op. Maar vandaag? Ze had een vlijmende pijn in haar slapen, en over haar bewustzijn hing een dikke mist. Er zat een stalen band om haar hoofd geschroefd. De klok wees aan dat het al tien uur was geweest. Het lateochtendlicht priemde als naalden tot achter in haar ogen. Het geronk van een motorfiets op de weg voor haar flat scheurde als een brullend folterapparaat door de kamer.
Ze lag spiernaakt in haar eigen bed, maar ze kon zich bij god niet herinneren hoe ze de weg naar huis had gevonden. Op de vloer lagen de kleren die ze gisteravond had gedragen, zoals gebruikelijk in een wanordelijke hoop. Alles wees erop dat ze die zichzelf van het lijf had gerukt. Haar schoudertas stond op het bureau. Ze stapte over de berg kleren heen en liep naar de keuken, waar ze een heleboel glazen leidingwater achter elkaar naar binnen goot. In de badkamer hield ze haar gezicht onder de koude kraan en bestudeerde ze haar naakte lichaam in de grote spiegel. Ze onderwierp zichzelf aan een nauwkeurige inspectie, maar kon geen sporen ontdekken van wat dan ook. Ze slaakte een zucht van verlichting. Gelukkig! In haar onderbuik had ze nog vaag hetzelfde gevoel dat ze altijd had op de ochtend nadat ze aan ruige seks had gedaan: een zoete dofheid, alsof ze tot diep in haar lijf door elkaar was geroerd. Haar anus voelde ook niet aan zoals het hoorde. Mijn hemel, dacht Aomame, en ze drukte met haar vingertoppen tegen haar slapen. Hebben ze ’m daar ook in gestoken? En het ergste was dat ze zich er helemaal niets van kon herinneren.
Met haar bewustzijn nog steeds in witte nevelen gehuld en haar handen tegen de muur nam ze een hete douche. Ze waste zich over haar hele lichaam met zeep om elke herinnering – pardon: elke naamloze sensatie die dicht bij een herinnering kwam – aan de vorige nacht uit te wissen. Haar geslacht en anus gaf ze een extra goede beurt. Ze waste ook haar haar. Gruwend van de pepermuntlucht poetste ze haar tanden om de muffe smaak in haar mond weg te werken. Daarna raapte ze haar ondergoed en panty van de vloer van de slaapkamer en gooide ze met afgewende ogen in de wasmand.
Ze inspecteerde de inhoud van haar schoudertas op de tafel. Haar portemonnee was er nog. Haar creditcards en bankpasjes waren er ook nog allemaal. Er zat bijna net zoveel geld in haar portemonnee als ze zich herinnerde. Blijkbaar had ze gisteravond alleen de taxi naar huis betaald. Het enige wat ontbrak waren de condooms die ze er uit voorzorg in had gestopt. Daarvan miste ze er welgeteld vier. Vier? Op een memootje dat in haar portemonnee zat gevouwen, stond een telefoonnummer in Tokyo, maar ze had geen flauw idee van wie.
Ze kroop terug in bed en probeerde zich zo veel mogelijk weer voor de geest te halen wat er de vorige avond precies was gebeurd. Ayumi was naar de tafel van de twee mannen gegaan en had hen aangesproken, en toen hadden ze gezamenlijk wat gedronken, tot ze alle vier in een opperbeste stemming waren. Daarna was het het geijkte patroon geweest: in het City Hotel om de hoek hadden ze twee kamers genomen, en zoals afgesproken had Aomame seks gehad met de kalende man en Ayumi met zijn jongere, forsere vriend. De seks was bepaald niet slecht geweest. Ze hadden samen een bad genomen, en daarna eerst lang en grondig orale seks gehad. Voor de man ’m erin stak, was ze niet vergeten er een condoom om te doen.
Ongeveer een uur later kwam er een telefoontje. Het was Ayumi. Was het goed als ze even langskwamen? Dan konden ze met z’n allen nog wat drinken. Goed hoor, had Aomame gezegd, en even later stond Ayumi voor de deur met haar partner. Bij de roomservice bestelden ze een fles whisky en wat ijs, en die hadden ze met z’n vieren soldaat gemaakt.
Wat er daarna was gebeurd, herinnerde ze zich niet zo goed. Nadat Ayumi en de andere man zich bij hen hadden gevoegd, leek ze gauw dronken te zijn geworden. Het zou de whisky wel zijn (Aomame dronk normaal niet veel whisky). Of misschien was ze minder op haar hoede geweest. Ze was immers niet zoals anders met een man alleen, maar ze had een vriendin bij zich. In elk geval, ze kon zich vaag herinneren dat ze van partners waren gewisseld en nog een keer seks hadden gehad. Ik op het bed met die jongere vent, en Ayumi op de bank met de kale. Dat weet ik nog. Maar daarna... Daarna is het één dikke mist. Ik weet er echt niks meer van. Nou ja, hindert niet. Kan ik het vergeten zonder het me te hoeven herinneren. Dan heb ik me een keertje helemaal laten gaan en me suf geneukt – dat is alles. Die mannen komen we toch nooit meer tegen.
Maar had ze er de tweede keer wel een condoom om gedaan? Die vraag liet haar niet met rust. Het zou toch al te dol zijn als ze van zo’n stom stoeipartijtje zwanger werd of een geslachtsziekte opliep! Ach, waarschijnlijk liep het zo’n vaart niet. Al ben ik zo dronken dat ik niet meer helder kan denken, zoiets vergeet ik niet.
Moest ze vandaag naar haar werk? Nee, dat niet. Vandaag was het zaterdag, dan werkte ze niet. Of wacht eens! Toch wel. Ze had zich vergist. Vanmiddag om drie uur had ze een afspraak op Huize Terwilgen in Azabu om strekoefeningen te doen. Een paar dagen tevoren had ze bericht gehad van Tamaru: de Oude Dame moest naar de dokter voor een onderzoek, dus kon Aomame haar afspraak voor vrijdag naar zaterdag verschuiven? Dat was ze helemaal vergeten. Maar ze had nog vierenhalf uur de tijd. Dat moest toch voldoende zijn om van haar hoofdpijn af te komen en weer helder te kunnen denken.
Ze zette een pot hete koffie en dwong zichzelf een groot gedeelte daarvan diep in haar maag te gieten. Met alleen een badjas om haar blote lijf ging ze op bed liggen, op haar rug, met haar ogen naar het plafond, en in die houding bracht ze de rest van de ochtend door. Ze voelde zich niet in staat om iets te doen. Naar het plafond kijken, dat ging nog net. Daar was weliswaar niets interessants te zien, maar dat kon het plafond ook niet helpen. Plafonds zijn er nu eenmaal niet om mensen te amuseren. De klok wees het middaguur aan, maar ze had helemaal geen trek. Het geraas van motorfietsen en automotoren galmde nog rond in haar schedel. Zo’n erge kater had ze nog nooit gehad.
Toch scheen seks een goede invloed op haar lichaam te hebben. Door een man omhelsd te worden, je naakte lijf te laten bekijken, aan alle kanten gestreeld en gelikt en gebeten te worden, met een penis te worden doorboord, diverse malen tot een orgasme te komen – dat was de beste manier om van alle kregeligheid af te komen die zich in haar lichaam had opgehoopt. De kater was natuurlijk niet prettig, maar die werd meer dan goedgemaakt door het gevoel van bevrijding dat ze nu had.
Maar hoelang kan ik dit blijven doen, dacht Aomame. Hoelang kan ik dit nog volhouden? Over een paar dagen word ik dertig. De veertig komt algauw in zicht.
Ze besloot dit probleem uit haar hoofd te zetten. Daar denk ik een andere keer wel eens op mijn gemak over na. Daar hoef ik niet per se vandaag een antwoord op te vinden. Om daar serieus over na te denken, heb ik –
Op dat ogenblik ging de telefoon. Het klonk Aomame als een oorverdovend geloei in de oren. Alsof ze in een sneltrein zat die een tunnel uit kwam. Wankelend kwam ze uit haar bed en nam aan. De wijzers van de grote klok aan de muur stonden op halfeen.
‘Aomame?’ zei een ietwat hese vrouwenstem. Het was Ayumi.
‘Ja,’ zei Aomame.
‘Voel je je wel goed? Je klinkt alsof je net door een bus bent overreden.’
‘Daar komt het dicht bij in de buurt.’
‘Heb je een kater?’
‘En niet zo’n beetje ook,’ zei Aomame. ‘Hoe weet jij mijn telefoonnummer?’
‘Weet je dat niet meer? Dat heb je zelf opgeschreven en aan mij gegeven. We moeten binnenkort nog eens afspreken, zei je. Mijn telefoonnummer moet ergens in je portemonnee zitten.’
‘O ja? Ik kan me er niks meer van herinneren.’
‘Ja, daar was ik al bang voor,’ zei Ayumi. ‘Vandaar dat ik nu even bel, om te zien of je veilig thuis bent gekomen. Ik heb je in Roppongi op het kruispunt in een taxi gezet en de chauffeur je adres gegeven, maar je weet maar nooit.’
Aomame zuchtte. ‘Ik weet het absoluut niet meer, maar ik lijk te zijn gearriveerd. Toen ik wakker werd, lag ik tenminste in mijn eigen bed.’
‘Gelukkig!’
‘Wat ben jij nu aan het doen?’
‘Ik ben aan het werk, wat dacht je anders?’ zei Ayumi. ‘Ik zit al vanaf tien uur in mijn minipolitieautootje op te letten dat er niet foutgeparkeerd wordt. Ik neem nu even pauze.’
‘Ik snap niet dat je het kunt,’ zei Aomame bewonderend.
‘Ik moet toegeven dat ik vanochtend nog wel wat langer had willen slapen. Maar het was dolgezellig gisteravond. Het is de eerste keer dat ik zoveel pret heb gehad. Dat heb ik allemaal aan jou te danken.’
Aomame drukte met haar vingers tegen haar slapen. ‘Om je de waarheid te zeggen herinner ik me niet zoveel van wat er later is gebeurd. Ik bedoel, nadat jullie naar onze kamer waren gekomen.’
‘O, wat jammer nou!’ zei Ayumi op serieuze toon. ‘Daarna werd het juist opwindend. We hebben heel wat uitgeprobeerd met z’n viertjes. Je gelooft me niet als ik het je vertel. Het was net een pornofilm! Jij en ik hebben poedelnaakt een lesbische scène opgevoerd, en –’
‘Hou daar maar over op!’ onderbrak Aomame haar haastig. ‘Wat ik wil weten is: heb ik een condoom gebruikt? Ik kan het me niet herinneren, en daar zit ik een beetje over in.’
‘Natuurlijk heb je een condoom gebruikt! Ik heb daar heel streng op toegezien, dus daar hoef je niet bang voor te zijn. Ik let er namelijk niet alleen op dat de verkeersregels niet worden overtreden, ik loop ook de openbare middelbare scholen af, en als alle meisjes zich in de aula verzameld hebben, demonstreer ik tot in de kleinste details hoe ze op de juiste manier een condoom moeten omdoen.’
‘Hoe ze een condoom moeten omdoen?’ zei Aomame stomverbaasd. ‘Waarom moet de politie dat aan middelbare scholieren leren?’
‘Het eigenlijke doel van schoolbezoeken is de leerlingen te wijzen op de gevaren van date rape, wat je moet doen als iemand handtastelijk wordt in een volle trein, en hoe je seksuele misdrijven kunt voorkomen. Dat van die condooms heb ik er al doende aan toegevoegd – als persoonlijke boodschap, zogezegd. Zo van: “Dat jullie aan seks doen, daar is weinig tegen te beginnen, maar pas in godsnaam op dat je niet zwanger wordt of met allerlei smerige ziektes thuiskomt.” Niet dat ik het in die woorden zeg waar de leraar bij staat, natuurlijk. Dus een condoom omdoen gaat bij mij automatisch, uit professioneel instinct. Hoe teut ik ook word, daar licht ik niet de hand mee. Nee, maak jij je maar geen zorgen. Jij bent blinkend schoon. VERBODEN TOEGANG ZONDER CONDOOM, dat is mijn motto.’
‘Ontzettend bedankt, zeg! Dat is een pak van mijn hart!’
‘Hé, zal ik je eens precies vertellen wat we gisteravond allemaal gedaan hebben?’
‘Een volgende keer,’ zei Aomame. Ze hoestte de duffe lucht uit die zich in haar longen had verzameld. ‘Dan kun je het me in geuren en kleuren vertellen. Maar niet nu. Als ik het nu allemaal te horen krijg, splijt mijn hoofd in tweeën.’
‘Oké, de volgende keer dan,’ zei Ayumi opgewekt. ‘Ik heb er trouwens constant aan lopen denken sinds ik vanochtend wakker werd, Aomame, maar wij zouden samen echt een heel goed team vormen! Mag ik je nog eens bellen? Ik bedoel, als ik weer eens zin krijg in zo’n stoeipartij als gisteravond?’
‘Jij mag bellen, hoor,’ zei Aomame.
‘Fijn!’
‘En bedankt voor je telefoontje.’
‘Sterkte met je kater,’ zei Ayumi, en ze verbrak de verbinding.
==
Tegen twee uur die middag kon ze een heel stuk helderder denken, dankzij hazenslaapjes en sloten zwarte koffie. Haar hoofdpijn was helemaal weg, dank u wel. Alleen lichamelijk voelde ze zich nog een beetje loom. Met haar sporttas in haar hand verliet ze haar flat. Natuurlijk zat haar speciale ijspriem er niet in – alleen schoon ondergoed en een paar handdoeken. Zoals altijd begroette Tamaru haar bij het portiek.
Hij ging haar voor naar het langwerpige solarium. De grote ramen stonden open naar de tuin, maar de vitrage was dichtgetrokken, zodat ze van buitenaf niet konden worden gezien. In de vensterbank stond een rij kamerplanten met grote groene bladeren. Door kleine speakers aan het plafond klonk rustige barokmuziek – een sonate voor blokfluit en klavecimbel. In het midden van het vertrek stond een massagebank. Gekleed in een witte badjas lag de Oude Dame al op haar buik te wachten.
Toen Tamaru de kamer uit was, kleedde Aomame zich om in iets waarin ze zich makkelijker kon bewegen. De Oude Dame op de bank draaide haar hoofd, zodat ze naar Aomame kon kijken terwijl ze haar kleren uittrok. Aomame kon het weinig schelen dat andere vrouwen haar naakte lichaam zagen. Voor sportmensen is zoiets een bijna dagelijkse gebeurtenis, en de Oude Dame was ook zo goed als naakt terwijl ze gemasseerd werd. Op die manier kon je de conditie van de spieren het best controleren. Aomame trok haar katoenen broek en haar bloes uit en schoot in haar trainingspak. Daarna vouwde ze de uitgetrokken kleren op en legde ze op een stapeltje in een hoek.
‘Je hebt een prachtig gespierd lichaam,’ zei de Oude Dame. Ze richtte zich op en deed haar badjas uit, zodat ze alleen nog gekleed was in haar zijden ondergoed.
‘Dank u wel,’ zei Aomame.
‘Zo’n lichaam had ik vroeger ook.’
‘Dat kan ik wel zien,’ zei Aomame.
En ze meende het ook. De Oude Dame was de zeventig al gepasseerd, maar je kon je duidelijk voorstellen hoe ze er in haar jongere jaren moest hebben uitgezien. Haar postuur was nog recht en haar borsten bezaten nog iets van hun vroegere veerkracht. Weinig eten en dagelijkse lichaamsbeweging hadden haar natuurlijke schoonheid behouden. Aomame veronderstelde dat ze daarbij geholpen was door op zijn tijd een bescheiden cosmetische ingreep om haar rimpels of de slapheid rond oog- en mondhoeken weg te werken.
‘En u hebt nog steeds een heel mooi lichaam,’ zei Aomame.
De Oude Dame glimlachte. ‘Dat is erg lief van je, maar het haalt het niet bij vroeger.’
Daarop gaf Aomame geen antwoord.
‘Ik heb heel wat van dit lichaam genoten, en er ook anderen van laten genieten. Begrijp je wat ik bedoel?’
‘Ik geloof van wel.’
‘En jij? Geniet jij een beetje?’
‘Soms,’ zei Aomame.
‘Soms is niet genoeg,’ zei de Oude Dame, op haar buik liggend. ‘Van zoiets moet je volop genieten terwijl je nog jong bent. Naar hartenlust! Later, als je oud bent en niet meer genieten kunt, houden de herinneringen je warm.’
Aomame moest aan gisteravond denken. Het gevoel dat er iets tussen haar billen zat gestoken, was nóg niet helemaal verdwenen. Zou zo’n herinnering haar echt warm houden op haar oude dag?
Ze legde haar handen op het lichaam van de Oude Dame en begon aan een serie grondige strekoefeningen. De loomheid die ze zojuist nog had gevoeld, was nu helemaal verdwenen. Vanaf het moment dat ze haar trainingspak had aangetrokken en de Oude Dame met haar vingers had aangeraakt, waren haar zintuigen weer net zo scherp als voorheen.
Alsof ze een wegennetwerk natrok op een kaart, zo verzekerden haar vingertoppen zich ervan hoe elke afzonderlijke spier van de Oude Dame door haar lichaam liep. Ze had zich zorgvuldig ingeprent hoe veerkrachtig en hoe hard zo’n spier was en hoeveel weerstand hij bood, zoals een pianist een lange partituur instudeert. Aomame had hetzelfde intense concentratievermogen, vooral waar het het menselijk lichaam betrof. Mocht zijzelf iets vergeten zijn, dan herinnerden haar vingertoppen het zich wel. Als een spier ook maar een klein beetje anders aanvoelde dan anders, behandelde ze hem van allerlei kanten, nu eens hard, dan weer zacht, en dan wachtte ze af hoe hij daarop reageerde: met pijn, met welbehagen, of helemaal niet. Harde, gespannen spieren maakte ze niet eenvoudig even wat losser, maar ze vertelde de Oude Dame hoe ze die zelf in beweging kon krijgen. Natuurlijk waren er ook plekken die met eigen kracht lastig te behandelen waren, en daar hielp Aomame mee met strekoefeningen. Maar waar spieren het meest van houden en naar uitzien, is elke dag zelf oefenen.
‘Doet dit pijn?’ vroeg Aomame. De spieren bij één lies waren veel en veel stijver dan normaal – griezelig stijf bijna. Ze duwde haar hand in een opening van het bekken en draaide de dij een heel klein beetje in een speciale hoek.
‘Heel erg!’ kreunde de Oude Dame, met een grimas van pijn op haar gezicht.
‘Daar ben ik blij om. Als je pijn voelt, is het goed. Als je geen pijn voelt, heb je een groot probleem. Ik ga u nog een beetje pijn doen. Denkt u dat u ertegen kunt?’
‘Natuurlijk,’ zei de Oude Dame.
Aomame hoefde het niet eens te vragen. De Oude Dame kon heel veel verdragen, dat lag in haar karakter. Normaal zei ze niets en accepteerde alles. Haar gezicht mocht vertrekken, maar ze gaf geen kik. Aomame had grote, sterke mannen het vaak genoeg horen uitschreeuwen als ze van haar een massage kregen. De wilskracht van de Oude Dame dwong dus elke keer weer haar bewondering af.
Met haar elleboog als hefboom draaide Aomame de dij met haar rechterhand nog een beetje verder. Er klonk een scherpe knap, en het gewricht verschoof. De adem van de Oude Dame stokte, maar ze gaf geen kik.
‘Kijk eens aan,’ zei Aomame. ‘Nu zal het wel beter voelen.’
De Oude Dame ademde diep uit, het zweet in parels op haar voorhoofd. ‘Dankjewel,’ zei ze met een dun stemmetje.
Een heel uur lang masseerde Aomame de Oude Dame, tot ze helemaal ontspannen was. Ze stimuleerde en strekte haar spieren en maakte haar gewrichten soepeler. Dat ging met een redelijke hoeveelheid pijn gepaard, maar zonder pijn kun je geen verbetering verwachten. Aomame wist het, en de Oude Dame wist het ook. Daarom zeiden ze allebei nauwelijks een woord. Toen de blokfluitsonate was afgelopen, zweeg de cd-speler. Behalve het tsjilpen van de vogels in de tuin was het doodstil in de kamer.
‘Ik heb het gevoel alsof ik stukken lichter ben geworden,’ zei de Oude Dame na een tijdje. Ze lag slap op haar buik. De grote badhanddoek die over de massagebank was gelegd, was drijfnat van het zweet.
‘Zo mag ik het horen,’ zei Aomame.
‘Ik ben toch zo blij dat ik jou heb gevonden. Ik zou me zonder jou geen raad meer weten.’
‘Maakt u zich geen zorgen. Voorlopig ga ik niet weg.’
De Oude Dame aarzelde even. ‘Dit klinkt misschien alsof ik mijn neus in jouw zaken steek,’ zei ze na een korte stilte, ‘maar is er soms iemand van wie je houdt?’
‘Ja,’ zei Aomame.
‘Daar ben ik blij om,’ zei de Oude Dame.
‘Maar jammer genoeg houdt hij niet van mij.’
‘Het is misschien een beetje een rare vraag,’ zei de Oude Dame, ‘maar waarom niet? Objectief gezien ben je een buitengewoon aantrekkelijke jonge vrouw.’
‘Hij weet niet eens dat ik besta.’
De Oude Dame liet even haar gedachten gaan over wat Aomame haar zojuist had gezegd.
‘En jij van jouw kant voelt er niet voor om hem van je bestaan op de hoogte te brengen?’
‘Op het ogenblik niet,’ zei Aomame.
‘Is er een bepaalde reden waarom je hem niet kunt benaderen?’
‘Wel meer dan één. Maar het probleem ligt hoofdzakelijk bij mezelf.’
De Oude Dame keek Aomame aan alsof ze onder de indruk was.
‘Weet je,’ zei ze, ‘ik heb in mijn leven allerlei merkwaardige mensen ontmoet, en nu begin ik zowaar te geloven dat jij er daar ook een van bent.’
Aomames mond ontspande zich een heel klein beetje. ‘Zo merkwaardig ben ik niet. Ik ben alleen eerlijk tegen mezelf.’
‘En als je eenmaal iets besloten hebt, wijk je daar nooit meer van af.’
‘Dat klopt.’
‘En je bent enigszins koppig, en ook opvliegend.’
‘Ook dat kon wel eens waar zijn.’
‘Maar gisteravond heb je jezelf even laten gaan.’
Aomame bloosde. ‘Hoe weet u dat?’
‘Dat kan ik aan je huid zien. Ik kan het ook ruiken. Je draagt de sporen van een man nog op je lichaam. Als je ouder wordt, ga je allerlei dingen begrijpen.’
Aomame keek enigszins geïrriteerd. ‘Ik heb het nodig! Af en toe. En ik weet dat het niet iets is waarop ik trots kan zijn.’
De Oude Dame stak haar hand uit en legde die zachtjes op die van Aomame. ‘Natuurlijk. Zulke dingen zijn op zijn tijd ook nodig. Je hoeft je er helemaal niet voor te schamen, en ik maak je ook helemaal geen verwijten. Maar ik vind dat je het verdient om op een gewonere manier gelukkig te worden. Met de man van wie je houdt. Een happy end en zo.’
‘Dat zou fijn zijn, dat ben ik met u eens. Maar het zal moeilijk gaan.’
‘Waarom?’
Op die vraag gaf Aomame geen antwoord. Dat was niet makkelijk uit te leggen.
‘Als je ooit behoefte voelt om er met iemand over te praten, wil je dan bij mij komen?’ vroeg de Oude Dame. Ze trok haar hand weg en veegde met een handdoek het zweet van haar gezicht. ‘Wat het ook is! Ik kan je misschien helpen, zie je.’
‘Dank u wel,’ zei Aomame.
‘Er zijn dingen die je niet oplost door af en toe uit de band te springen.’
‘U hebt volkomen gelijk.’
‘Je hebt niets gedaan waar je jezelf mee zou kunnen schaden,’ zei de Oude Dame. ‘Helemaal niets! Dat begrijp je zelf toch ook wel?’
‘Ja,’ zei Aomame. Het was waar, dacht ze. Ze had niets gedaan waar ze zichzelf mee zou kunnen schaden. Maar toch bleef er stilletjes iets achter. Zoals droesem op de bodem van een fles wijn.
==
Aomame dacht nog vaak terug aan de gebeurtenissen rond de dood van Tamaki Ōtsuka, en het idee dat ze haar nooit meer zou zien en met haar zou praten, gaf haar het gevoel alsof haar lichaam in tweeën was gescheurd. Tamaki was de eerste vriendin die Aomame in haar leven maakte. Ze konden overal met elkaar over praten, zonder iets te hoeven verbergen. Voor ze Tamaki leerde kennen, had ze niet één zo’n vriendin gehad, en naderhand had ze er ook geen meer gehad. Niemand kon haar plaats innemen. Als ze Tamaki niet had ontmoet, zou haar leven nog droeviger, nog somberder zijn dan nu.
Ze waren allebei even oud, en allebei zaten ze in het softbalteam van een openbare middelbare school in Tokyo. Vanaf haar eerste jaar op school had Aomame al haar energie in softbal gestoken. Ze was schoorvoetend lid geworden. Ze hadden haar gevraagd omdat er niet genoeg spelers in het team zaten, en aanvankelijk had ze alleen maar uit plichtsgevoel meegedaan, maar algauw werd het de hoofdreden van haar bestaan. Zoals iemand zich vastklampt aan een lantaarnpaal om niet door een rukwind omver te worden geblazen, zo vond zij houvast aan die sport. Ze had zoiets nodig. Aomame was zich er zelf ook niet van bewust, maar ze was een buitengewoon begaafd atlete. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw van de middelbare school was ze de ster van het team. Het was hoofdzakelijk aan haar te danken dat ze toernooien bleven winnen. Het gaf Aomame een soort zelfvertrouwen (het was niet precies zelfvertrouwen, maar iets wat er dichtbij kwam). Haar betekenis voor het team was groot, en hoewel het maar een klein wereldje was, had ze er een duidelijke positie in verworven – en om dat laatste was ze nog het meest blij. Ik ben ergens nodig.
Aomame was werper én vierde slagman, dus letterlijk de centrale figuur van het team. Tamaki, de tweedehonkman, was degene om wie het hele team draaide en fungeerde als aanvoerder. Ze was klein van stuk, maar had briljante reflexen en wist hoe ze haar hersens moest gebruiken. Ze was in staat om een situatie vliegensvlug en van alle kanten in te schatten. Bij elke worp wist ze precies in welke richting ze het zwaartepunt van haar lichaam moest verleggen, en zodra de bal in de lucht was, las ze af in welke richting hij zou vliegen en rende ze al naar het punt waarop ze het best dekking kon geven. Er zijn niet veel binnenvelders die zoiets kunnen. Het is onmogelijk te zeggen in hoeveel netelige situaties haar beoordelingsvermogen het verschil had uitgemaakt. Ze sloeg de bal wel niet zo ontzettend ver als Aomame, maar ze raakte hem hard en accuraat, en ze kon verschrikkelijk hard rennen. Ze was ook een uitstekend aanvoerder: ze verenigde het team, bedacht tactieken, en stak iedereen met haar bemoedigende woorden een hart onder de riem. Ze kon behoorlijk streng zijn als het moest, maar ze had het respect van de andere spelers. Onder haar leiding werd het team met de dag sterker, tot ze de finale van het kampioenschap van Tokyo bereikten. Ze kwamen zelfs uit in de Inter-High,[1] en de twee vriendinnen werden allebei gekozen voor het regionale team van de Kantō.
Aomame en Tamaki respecteerden elkaars bijzondere atletische gaven. Ze raakten als vanzelf bevriend, en voor ze het wisten waren ze onafscheidelijk. Als het team op tournee ging, brachten ze lange tijd in elkaars gezelschap door. Zonder iets te verbergen, vertelden ze elkaar over hun verleden. Aomame had de banden met haar ouders verbroken toen ze in de vijfde klas van de lagere school zat en was bij een oom van moederskant gaan wonen. Bij haar oom thuis had iedereen begrip getoond voor haar situatie en ze was er zo warm onthaald alsof ze altijd een lid van het gezin was geweest, maar het was toch niet hetzelfde als je eigen huis. Ze voelde zich eenzaam, en ze hunkerde naar liefde. Zonder enig idee waar ze de betekenis en het doel van haar leven in moest zoeken, kwam elke dag van haar bestaan haar als zinloos voor. Tamaki kwam uit een welgestelde, gerespecteerde familie, maar omdat haar ouders het bijzonder slecht met elkaar konden vinden, had ze in feite helemaal geen huiselijk leven. Haar vader kwam maar zelden thuis, en haar moeder leed aan veelvuldige depressies: soms had ze zo’n hoofdpijn dat er hele dagen voorbijgingen zonder dat ze haar bed uit kwam. Tamaki en haar jongere broer werden in feite aan hun lot overgelaten. Meestal aten ze in een restaurantje of snackbar in de buurt, of ze kochten ergens een kant-en-klaarmaaltijd. Aomame en Tamaki hadden allebei dus hun eigen reden waarom ze zo fanatiek aan softbal deden.
De twee eenzame meisjes met hun vele problemen hadden heel wat gespreksstof. Eén zomervakantie waren ze samen op reis gegaan, en toen ze tijdelijk even waren uitgepraat, hadden ze in hun hotelbed elkaars naakte lichamen betast. Het was nadrukkelijk een impulsieve en eenmalige affaire. Ze herhaalden hem niet en praatten er ook niet over, maar door deze ervaring werd hun vriendschap nog dieper en vertrouwelijker.
Ook toen Aomame na de middelbare school naar de Academie voor Lichamelijke Opvoeding ging, bleef ze softbal spelen. Als een van de meest veelbelovende softbalspeelsters in Japan was ze door haar academie (een particuliere instelling) gescout en had er zelfs een studiebeurs gekregen. En ook in het team van de academie speelde ze weer een centrale rol. Maar terwijl ze softbal speelde, raakte ze geïnteresseerd in sportgeneeskunde en legde zich serieus op de studie daarvan toe. Ze kreeg ook belangstelling voor martial arts. Ze wilde haar jaren aan de academie gebruiken om zo veel mogelijk gespecialiseerde kennis en expertise op te doen. Tijd om te feesten had ze niet.
Tamaki daarentegen ging naar een gerenommeerde particuliere universiteit om rechten te studeren. Na de middelbare school speelde ze nooit meer softbal, tenminste niet als wedstrijdsport. Voor Tamaki met haar briljante cijfers was softbal eigenlijk nooit meer geweest dan een doorgangsstation. Ze wilde het advocaatexamen doen en jurist worden. Maar hoewel hun wegen zich hadden gescheiden, bleven de twee meisjes boezemvriendinnen. Aomame woonde in een studentenflat waarvoor ze geen huur hoefde te betalen, terwijl Tamaki elke dag van haar disfunctionele – maar welvarende – huis naar de campus ging. Elke week gingen ze echter minstens één avond samen uit eten, en dan kletsten ze honderduit. Maar hoe ze ook hun best deden, helemaal bijgepraat raakten ze nooit.
In de herfst van haar eerste jaar verloor Tamaki haar maagdelijkheid aan een tweedejaars van de tennisclub. Na een feestje had hij haar uitgenodigd op zijn kamer, en daar had hij haar min of meer verkracht. Ze had hem eigenlijk wel aardig gevonden – daarom was ze ook met hem meegegaan toen hij haar dat vroeg –, maar ze was diep geschokt door het geweld waarmee hij haar tot seks had gedwongen en door de onbehouwen zelfzuchtigheid die hij daarbij aan den dag had gelegd. Ze zei haar lidmaatschap van de tennisclub op en was een tijdlang erg terneergeslagen. Deze gebeurtenis leek een groot gevoel van machteloosheid bij haar te hebben achtergelaten. Ze verloor haar eetlust en viel in één maand maar liefst zes kilo af. Wat Tamaki van die jongen had verwacht, was een beetje begrip en consideratie. Als hij haar dat had getoond, en als hij haar wat tijd had gegeven om zich voor te bereiden, had ze het helemaal niet zo erg gevonden hem haar lichaam te geven. Tamaki kon er maar niet bij. Waarom moest hij per se geweld gebruiken? Dat was toch helemaal niet nodig geweest?
Aomame troostte haar zo goed en zo kwaad als dat ging en raadde haar aan om het hem betaald te zetten. Maar daar wilde Tamaki niet van horen. Het was haar eigen schuld, zei ze. Ze had beter moeten opletten, en nu was het te laat om ermee naar de politie te gaan. Een deel van de verantwoordelijkheid lag ook bij haar. Dan had ze maar niet in haar eentje met hem mee moeten gaan naar zijn kamer. Het beste was om het allemaal te vergeten. Maar Aomame begreep pijnlijk goed welke diepe wonden dit voorval in het hart van haar vriendin had achtergelaten. Het ging helemaal niet om iets oppervlakkigs als het verlies van haar maagdelijkheid. Het was niet haar lichaam, maar haar ziel die was geschonden. Niemand had het recht die met voeten te treden. En machteloosheid – machteloosheid knaagt aan een mens tot er niets meer van hem over is.
Dus besloot Aomame om een persoonlijke vergeldingsactie uit te voeren. Ze ontfutselde Tamaki zijn adres, verborg een softbalknuppel in een grote plastic buis waar je normaal landkaarten in stopt, en ging eropaf. Die dag was Tamaki in Kanazawa, helemaal aan de Japanse Zee, om een herdenkingsdienst voor een overleden familielid bij te wonen. Dat zou haar alibi zijn. Aomame had zich er van tevoren van verzekerd dat de jongen niet thuis was. Met een hamer en een schroevendraaier forceerde ze het slot en stapte naar binnen. Om zo weinig mogelijk lawaai te maken, wikkelde ze de knuppel in een paar handdoeken en sloeg alles in het appartement aan gruzelementen. Televisie, staande lamp, klok, grammofoonplaten, broodrooster, bloemenvazen – ze liet letterlijk niets heel. Ze knipte het snoer van de telefoon door met een schaar. Ze rukte de ruggen van de boeken en trok ze uit elkaar. Ze spoot de tubes tandpasta en scheerzeep zorgvuldig uit over het vloerkleed. Ze goot worcestersaus over het bed. Ze verscheurde de collegedictaten in de bureaula. Ze brak de pennen en potloden. Ze verbrijzelde alle gloeilampen. Gordijnen en kussens ging ze met een lang keukenmes te lijf. Ze zette de schaar in alle overhemden in de kast. De laden met ondergoed en sokken bewerkte ze rijkelijk met tomatenketchup. Ze trok de zekering uit de koelkast en keilde hem het raam uit. Ze trok de vlotter uit de stortbak van de wc en sloeg hem zo plat als een dubbeltje. Van de douchekop bleef ook niets heel. Ze sloeg geen hoekje of gaatje over. De vernietiging was totaal. De kamer leek nu nog het meest op een foto die ze een tijdje eerder in de krant gezien, van een appartement in Beirut na een bombardement.
==
Tamaki was een intelligent meisje (aan haar cijfers op school kon Aomame bij lange na niet tippen) en bij softbalwedstrijden ontging haar nooit iets. Als Aomame bij het werpen in de problemen zat, rende ze meteen naar haar toe met een paar korte maar doeltreffende woorden van advies, en dan gaf ze haar breed glimlachend een speels tikje op de billen met haar handschoen en rende terug naar haar positie bij het tweede honk. Ze had een brede kijk op de dingen, een warm hart en een groot gevoel voor humor. Op haar studie deed ze steeds haar best, en ze was een goed spreker. Als ze op deze manier was doorgegaan, was ze beslist een uitmuntend advocaat geworden.
Maar als het op mannen aankwam, liet haar oordeel haar in de steek op een manier die bijna bewondering afdwong, zo slecht. Tamaki hield van mooie mannen. Een knap gezicht ging bij haar voor alles. In Aomames ogen had die voorkeur bijna ziekelijke vormen aangenomen. Een man kon nog zulke bewonderenswaardige eigenschappen hebben en nog zo intelligent zijn, als zijn uiterlijk haar niet aanstond, peinsde Tamaki er niet eens over om met hem uit te gaan als hij haar dat vroeg. Om onnavolgbare redenen was ze uitsluitend geïnteresseerd in mannen met een tandpastasmile en weinig inhoud. Als het op mannen aankwam, was ze bovendien zo koppig als een ezel. Al Aomames waarschuwingen sloeg ze in de wind. Normaal gesproken luisterde ze gedwee naar Aomames mening en meestal gaf ze er wel gehoor aan, maar kritiek op haar vriendjes ging bij haar het ene oor in en het andere uit. Aomame had zich daar algauw bij neergelegd en waarschuwde haar al niet eens meer. Als ze over zulke dingen ruzie ging maken, kwam hun vriendschap misschien zelfs in gevaar. Het was per slot van rekening Tamaki’s eigen leven. Ze moest maar doen wat ze niet laten kon. Zolang ze op de universiteit zat, had Tamaki de ene vriend na de andere, en altijd zat ze wel in de problemen, en dan voelde ze zich verraden en gekwetst, en op het laatst liep ze steevast een blauwtje. Op zulke momenten was ze half gek van verdriet. Tot twee keer toe had ze een abortus gehad. Als het op mannen aankwam, was Tamaki een geboren slachtoffer.
Aomame had geen vaste vriend. Als iemand haar vroeg, ging ze wel eens met hem uit, en daar waren best leuke knullen bij, maar een vaste relatie werd het nooit.
‘Ben je soms van plan om je hele leven maagd te blijven, dat je geen vriend wilt?’ vroeg Tamaki.
‘Ik heb het veel te druk voor dat soort dingen,’ zei Aomame. ‘Ik kom maar net uit met mijn tijd. Wat moet ik dan met vriendjes beginnen?’
Na haar kandidaats ging Tamaki door voor haar doctoraal en bereidde zich voor op het advocaatexamen, en Aomame trad in dienst bij de sportdrankjes-en-macrobiotisch-voedselfabrikant en zette daar haar softbalcarrière voort. Tamaki reisde nog steeds op en neer van haar huis naar de campus, terwijl Aomame in een bedrijfsappartement in de buurt van het Yoyogi-Hachiman-station woonde. Net zoals toen ze allebei nog studeerden, gingen ze eens per week uit eten, en dan kletsten ze nog steeds honderduit.
Toen Tamaki vierentwintig was, trouwde ze met een man die twee jaar ouder was dan zijzelf. Toen ze zich verloofde, verliet ze de universiteit en gaf haar rechtenstudie op. Hij was daar namelijk op tegen. Aomame had hem maar één keer ontmoet. Zijn vader was rijk, en zoals ze al had verwacht, had hij een fraai uiterlijk waar helemaal niets achter zat. Zijn hobby was zeilen. Hij was een vlotte prater en bezat de intelligentie die daarvoor nodig is, maar als mens had hij weinig diepgang, en in zijn woorden ontbrak die geheel – typisch het soort man waar Tamaki voor viel. Waarom wist ze niet, maar hij gaf Aomame de kriebels. Ze kon hem van het begin af aan al niet uitstaan. Maar dat gevoel was misschien wederzijds.
‘Dit gaat nooit goed!’ had ze Tamaki gewaarschuwd. Ze wilde haar neus niet in andermans zaken steken, maar dit was per slot van rekening een huwelijk, en niet zomaar een losse scharrel! Als oude vriendin van Tamaki kon ze dit niet stilzwijgend aanzien. Dat was de eerste keer dat ze samen echt ruziemaakten. Tamaki werd hysterisch omdat Aomame tegen haar huwelijk was en maakte haar uit voor alles wat mooi en lelijk was, en daarbij gebruikte ze uitdrukkingen die Aomame tot in het diepst van haar hart kwetsten. Aomame kwam niet op de bruiloft.
Ze sloten echter bijna onmiddellijk alweer vrede. Tamaki was nog niet goed en wel terug van de huwelijksreis, of ze stond al onaangekondigd voor Aomames deur om haar excuses aan te bieden. Aomame moest alles wat ze haar had toegebeten onmiddellijk vergeten, zei ze. Ze wist niet wat er over haar gekomen was. De hele huwelijksreis had ze alleen aan Aomame gedacht. Aomame zei dat ze het zich niet zo moest aantrekken. Ze kon het zich niet eens meer herinneren. En toen vielen ze elkaar weer in de armen. Ze lachten tegen elkaar en maakten zelfs grapjes.
Maar toch, na Tamaki’s trouwen verminderde de frequentie waarmee ze elkaar zagen dramatisch snel. Ze schreven elkaar vaak, en bellen deden ze ook, maar Tamaki leek er de grootste moeite mee te hebben om tijd vrij te maken voor een afspraak. Ze had het ook zo ontzettend druk, was haar excuus. Ze was maar een huisvrouw, maar je kon je niet voorstellen hoe druk die het hadden. Haar toon verried echter dat haar man liever niet had dat ze buitenshuis met iemand afsprak. Bovendien woonde ze vlak naast haar schoonouders, en dat maakte het nog moeilijker om er op eigen houtje tussenuit te trekken. Ze vroeg Aomame nooit om een keertje langs te komen.
Het beviel haar uitstekend om getrouwd te zijn, verzekerde ze Aomame gevraagd en ongevraagd. Haar man was heel lief voor haar, en haar schoonouders waren ontzettend aardige mensen. Financieel hoefden ze zich ook geen zorgen te maken. Soms gingen ze een weekendje zeilen. Ze was er helemaal niet rouwig om dat ze haar rechtenstudie eraan had gegeven, want de constante druk waaronder je staat als je voor het advocaatexamen zit te blokken, die moet je niet onderschatten. Nee, een gewoon, alledaags leventje – daar leek ze toch het meest voor geschikt. En als ze eenmaal een kindje kreeg, werd ze zo’n typische, saaie moeder dat Aomame beslist niets meer met haar te maken wilde hebben. Tamaki klonk altijd opgewekt aan de telefoon, en er was geen reden om aan haar woorden te twijfelen. ‘Daar ben ik blij om,’ zei Aomame altijd, en dat meende ze ook. Het is immers veel beter om een boos voorgevoel niet te zien uitkomen dan wel? Tamaki was eindelijk op haar pootjes terechtgekomen, dacht ze – wílde ze denken.
Omdat Aomame eigenlijk geen andere vrienden had, waren haar dagen een stuk leger nu ze geen regelmatig contact meer had met Tamaki. Ze merkte dat ze ook niet meer in staat was om zich zo op softbal te concentreren als voorheen. Haar belangstelling voor de sport leek tanende nadat Tamaki zich uit haar leven had teruggetrokken. Aomame was nu vijfentwintig, maar ze was nog maagd. Af en toe had ze het te kwaad en dan masturbeerde ze, maar ze vond zichzelf niet zielig of zo. Het was veel te pijnlijk om een diepere persoonlijke relatie op te bouwen. Dan maar liever alleen!
==
Op een winderige dag laat in de herfst, drie dagen voor haar zesentwintigste verjaardag, maakte Tamaki een eind aan haar leven. Ze hing zichzelf op in haar huis. De volgende avond vond haar man haar dode lichaam toen hij thuiskwam van een zakenreis.
‘We hadden geen enkel probleem samen, en ik heb haar nooit horen klagen. Ik kan geen enkele reden bedenken waarom ze zelfmoord zou hebben gepleegd,’ zei hij tegen de politie, en zijn ouders bevestigden dit.
Maar dat was een leugen. Vanwege het constante huiselijk geweld dat ze onderging, was Tamaki lichamelijk en geestelijk een wrak geworden. De manier waarop haar man zich gedroeg grensde aan het paranoïde, en zijn ouders waren er grotendeels van op de hoogte. Na de autopsie had ook de politie zijn vermoedens, maar die kwamen nooit in de openbaarheid. Haar man moest wel naar het politiebureau voor een paar vragen, maar de doodsoorzaak was duidelijk zelfmoord en haar man was in Hokkaido toen het gebeurde. Hij werd niet in staat van beschuldiging gesteld. Dat hoorde Aomame later van Tamaki’s broer.
Vanaf het moment dat ze trouwden had haar man geweld tegen haar gebruikt, zei hij, en dat was hoe langer hoe erger geworden, tot het gruwelijke vormen had aangenomen. Tamaki was echter niet bij machte zich uit die nachtmerrie los te rukken. Tegen Aomame had ze er nooit met een enkel woord over gerept. Ze wist namelijk maar al te goed wat voor antwoord ze zou krijgen. ‘Ga onmiddellijk bij hem vandaan!’ Dat stond als een paal boven water. Maar dat kon ze juist niet.
Vlak voor ze er een eind aan maakte, op de laatste ogenblikken van haar leven, schreef ze Aomame een lange brief. Zij had zich van het begin af aan vergist, en Aomame had van het begin af aan gelijk gehad – zo begon hij. En hij eindigde als volgt:
==
Elke dag leef ik in een hel. Maar ik ben niet in staat aan die hel te ontsnappen. Ik weet namelijk niet waar ik heen moet als het me lukt. Ik zit gevangen in een afschuwelijke kerker van machteloosheid. Ik ben er uit eigen beweging in gegaan, en ik heb de deur zelf op slot gedaan en de sleutel ver weggegooid. Mijn huwelijk was een vergissing, dat weet ik ook wel. Je had volkomen gelijk. Maar het grootste probleem is niet mijn man of mijn leven met hem, het grootste probleem ligt in mezelf. Alle pijn die ik voel, heb ik verdiend. Ik kan niemand verwijten maken. Jij bent de enige vriendin die ik heb, jij bent de enige op de hele wereld die ik kan vertrouwen. Maar voor mij is er geen hulp meer. Zul je af en toe nog eens aan me denken? Ik wou dat we altijd samen softbal hadden kunnen blijven spelen.
==
Nog terwijl Aomame deze brief las, raakte ze ontzettend overstuur. Haar lichaam trilde onbedaarlijk. Vertwijfeld probeerde ze Tamaki op te bellen, maar er nam niemand op. Ze kreeg alleen het antwoordapparaat. Ze pakte de trein en ging naar Okusawa in Setagaya, waar Tamaki woonde. Het was een grote villa met een hoge muur eromheen. Ze drukte op de bel van de intercom bij de poort, maar er kwam geen antwoord. Binnen blafte alleen een hond. Er zat niets anders op dan onverrichter zake terug te keren. Natuurlijk kon Aomame dit niet weten, maar op dat ogenblik was Tamaki al niet meer in leven. Ze hing eenzaam aan het touw dat ze aan de trapleuning had gebonden. In het doodstille huis rinkelde de telefoon en luidde de deurbel tevergeefs.
Aomame keek er nauwelijks van op toen ze werd gebeld met het nieuws dat Tamaki dood was. Ze had zich er al op voorbereid. Ze voelde ook geen droefheid. Ze antwoordde zakelijk, legde de telefoon neer, en zakte neer op een stoel. Na daar zo een hele tijd te hebben gezeten, werd ze opeens overweldigd door het gevoel dat er allerlei vochten uit haar lichaam opborrelden. Lange tijd was ze niet in staat om van haar stoel op te staan. Ze belde naar kantoor om te zeggen dat ze zich niet goed voelde en een paar dagen ziekteverlof nam, en daarna bleef ze binnenshuis. Ze staarde alleen maar wezenloos voor zich uit. Ze at niet, ze sliep niet, zelfs water dronk ze nauwelijks. Ze ging ook niet naar de begrafenis. Er was iets uit haar verdwenen, maar daarvoor was iets anders in de plaats gekomen, zo plotseling dat je het geratel bijna kon horen. En ze had het sterke gevoel: vanaf vandaag ben ik niet langer degene die ik was.
Op dat ogenblik nam Aomame zich voor dat de man gestraft moest worden. Ze zou er koste wat het kost op toezien dat hij het eind van de wereld ervoer. Zo niet, dan kon je er zeker van zijn dat hij een volgende keer iemand anders op precies dezelfde manier zou behandelen.
Ongehaast, maar o zo zorgvuldig smeedde Aomame haar plan. Ze had al geleerd dat als je een scherpe naald onder een bepaalde hoek in een bepaald punt van de nek steekt, dit ogenblikkelijk de dood ten gevolg heeft. Natuurlijk was niemand tot zoiets in staat. Maar zij wel. Er was grote vaardigheid voor nodig om dat minuscule puntje in korte tijd te vinden, maar dat was een kwestie van oefenen. Ze moest ook een instrument in handen zien te krijgen dat voor dit doel geschikt was. Ze zocht het benodigde gereedschap bij elkaar en maakte daarmee – o, ze nam er de tijd voor! – een instrument dat eruitzag als een kleine, dunne ijspriem. Ze sleep de punt tot hij zo scherp en koud was als een meedogenloos idee. Daarmee oefende ze, op alle mogelijke manieren en met volledige concentratie. Pas toen ze helemaal tevreden was over haar kunnen, ging ze tot actie over. Zonder enige aarzeling, koel en precies, liet ze het Koninkrijk over het hoofd van de man neerkomen. Toen het afgelopen was, zei ze zelfs een gebed. De woorden rolden als in een reflex haar mond uit:
==
Ons Heer in de hemelen, Uw Naam zij overal geheiligd. Uw Koninkrijk kome, voor ons en voor onze kinderen. Vergeef ons onze talrijke zonden, en verleen Uw Zegen ook aan het kleinste stapje dat wij nemen. Amen.
==
Aomames regelmatige en onbedwingbare verlangen naar het lichaam van een man dateert vanaf dit ogenblik.
[1]De razend populaire Inter-Highschool-Kampioenschappen zijn een jaarlijks sport- en atletiektoernooi waaraan in elke sport maar één team per prefectuur mag deelnemen. Voor middelbare scholieren is dit een van de hoogtepunten van het schooljaar.