22
Tengo: Hoe de tijd in een verwrongen vorm kan verstrijken

Tengo denkt na over zijn hersenen. En hij heeft veel om in dat verband over na te denken.

De menselijke hersenen zijn over de afgelopen tweeënhalf miljoen jaar in omvang ongeveer verviervoudigd. Hoewel ze maar twee procent van ons totale lichaamsgewicht in beslag nemen, verbruiken ze ongeveer veertig procent van onze lichaamsenergie (stond er in een boek dat hij laatst had gelezen). Wat de mensheid door de dramatisch snelle ontwikkeling van dit orgaan heeft verkregen, zijn de begrippen tijd, ruimte en mogelijkheid.

De begrippen tijd, ruimte en mogelijkheid.

Dat de tijd in een verwrongen vorm kan verstrijken, weet Tengo. De tijd zelf heeft een gelijkmatige structuur, maar die wordt in het gebruik verwrongen. Sommige tijd is ontzettend lang en zwaar, andere tijd juist kort en licht. Soms keert tijd begin en eind om, in het ergste geval verdwijnt hij helemaal. En soms voegt hij dingen toe die er eigenlijk niet zijn. De mens stelt de tijd bij zoals dat hem uitkomt, en op die manier stelt hij waarschijnlijk de betekenis van zijn eigen bestaan bij. Met andere woorden, daardoor behoudt hij waarschijnlijk op het nippertje zijn gezond verstand. Als een mens de tijd die hij net achter de rug heeft gelijkmatig en in de juiste orde moest accepteren, was hij daar geestelijk beslist niet tegen bestand. Zijn bestaan zou gelijkstaan aan één lange foltering. Dat vindt Tengo tenminste.

Door de vergroting van de menselijke hersenen heeft de mensheid mét het begrip tijd ook de mogelijkheid verworven om de tijd te veranderen en bij te stellen. Mensen verbruiken voortdurend tijd, maar tegelijkertijd reproduceren ze voortdurend de tijd zoals die door hun bewustzijn is bijgesteld. En dat is bepaald geen makkelijk werk. Geen wonder dat de hersenen ongeveer veertig procent van onze totale lichaamsenergie verbruiken.

==

Kan een herinnering van toen hij anderhalf, hoogstens twee jaar oud was een getrouwe weergave zijn van iets wat hij met eigen ogen heeft gezien? Dat is een vraag die Tengo zichzelf vaak stelt. Zijn moeder in haar onderjurk, haar borst aanbiedend aan een man die niet zijn vader is. Haar armen om het lichaam van de man geslagen. Is een peuter van een of twee in staat om zulke details te onderscheiden? Kan hij zich zo’n tafereel echt zo nauwkeurig en levendig herinneren? Is het geen valse herinnering, die hij later heeft gefantaseerd om zichzelf te beschermen?

Dat zou kunnen. Om te bewijzen dat hij niet het biologische kind is van degene die zich zijn vader noemt, hebben Tengo’s hersenen ooit onbewust een herinnering vervaardigd aan een andere man (mogelijk zijn echte vader), en daarna hebben ze geprobeerd ‘degene die zich zijn vader noemt’ uit de kring van naaste bloedverwanten te stoten. Ze hebben de beelden van een ergens nog in leven zijnde moeder en een hypothetische echte vader in hem vastgezet, in een poging een nieuwe deur te openen in zijn beperkte, benauwde bestaan.

Maar de herinnering is zo onthutsend echt! Hij bezit zwaarte, geur, diepte. Tengo kan er zelfs in voelen. Als een oester op een scheepswrak, zo onwrikbaar heeft die herinnering zich vastgezet op de wand van zijn geheugen. Hoe hij ook schudt en wast en boent, hij is er nooit in geslaagd hem kwijt te raken. Tengo kan eenvoudig niet geloven dat deze herinnering niet meer is dan een hersenschim, vervaardigd door zijn onderbewustzijn omdat hij hem op een gegeven ogenblik nodig had. Daarvoor is hij te realistisch, te hardnekkig.

Laten we eens aannemen dat hij authentiek is – dus dat het allemaal echt is gebeurd.

Tengo was nog maar heel klein, dus toen hij dit vlak naast zich zag gebeuren, was hij beslist erg bang. Iemand anders zoog nu aan zíjn borst! Iemand anders, die groter en sterker was dan hij. En zijn moeder zag eruit alsof ze hem even volkomen was vergeten. Deze situatie bedreigde de basis van zijn kwetsbare bestaan. Misschien had de oervrees die hij op dat ogenblik voelde deze scène op het fotopapier van zijn bewustzijn gebrand.

De herinnering aan die vrees spoelde op de meest onverwachte ogenblikken als een stortvloed over hem heen en bezorgde hem een gevoel dat nog het meest op paniek leek. Het sprak tot hem, het waarschuwde hem: ‘Waar je ook bent en wat je ook doet, je zult nooit aan deze vloedgolf kunnen ontkomen. Deze herinnering heeft je karakter bepaald, je leven gevormd, en hij draagt je mee naar de plaats die voor jou is voorbestemd. Je kunt tegenstribbelen wat je wilt, aan deze kracht ontkom je niet.’

En toen moest hij opeens aan de pyjama denken die Fukaeri had gedragen. Toen ik die uit de wasmachine haalde en naar mijn neus bracht om eraan te ruiken, zocht ik toen misschien naar de geur van mijn moeder? Hij dacht van wel. Maar waarom moest hij het beeld van zijn verdwenen moeder zoeken in de lichaamsgeur van een zeventienjarig meisje? Hij had toch andere plaatsen waar hij kon zoeken? Zoals het lichaam van zijn oudere vriendin?

==

Tengo’s vriendin was tien jaar ouder dan hij en had mooie, volle borsten, die erg leken op de borst van zijn moeder in zijn herinnering. Ze zag er ook goed uit in een witte onderjurk. Maar om de een of andere reden zocht hij nooit naar zijn moeder in haar. De geur van haar lichaam deed hem niets. Ze was wonderwel in staat om de begeerte die hij een week lang had opgeslagen uit zijn lichaam te peuren, en Tengo slaagde er (bijna altijd) in om haar te bevredigen. Dat waren natuurlijk heel belangrijke prestaties. Maar veel dieper ging hun verhouding niet.

Tijdens het overgrote deel van de geslachtsdaad had zij de regie in handen. Tengo hoefde nauwelijks te denken, hij hoefde alleen maar te doen wat zij zei. Hij hoefde geen keuzes te maken, en hij hoefde geen beslissingen te nemen. Wat er van hem verlangd werd, waren slechts twee dingen: zijn penis alvast stijf maken en zich niet vergissen in de timing van zijn ejaculatie. Als zij zei van: ‘Nee, nee, nog niet! Hou het nog even in’, dan hield hij het met alle macht nog even in. En als zij in zijn oor kreunde: ‘Ja! Nu! Vlug!’, dan kwam hij op hetzelfde moment met precisie en zo heftig mogelijk klaar. Dan prees zij hem. Dan streelde ze zijn wangen en fluisterde: ‘Tengo, jij bent de beste die er is.’ En het nastreven van precisie was een onderwerp waar Tengo een natuurlijke aanleg voor had. Het is een onderwerp waartoe ook het juiste plaatsen van leestekens behoort, en het vinden van een formule om de kortste afstand uit te rekenen.

Maar als hij seks had met een vrouw die jonger was dan hijzelf, ging het bepaald niet zo. Dan moest hij van begin tot eind allerlei dingen verzinnen, keuzes maken, beslissingen nemen. Daar baalde Tengo van. Allerlei verantwoordelijkheden kwamen dan op zijn schouders te rusten. Dan voelde hij zich als de schipper van een klein bootje dat bij ruwe zee van wal is gestoken. Hij moest het roer vasthouden en de zeilen in de gaten houden, en de barometer en de windvaan mocht hij ook niet vergeten. Hij moest zichzelf beheersen en het vertrouwen van de bemanning in hem zien te vergroten, want de kleinste misser of vergissing kon een ramp tot gevolg hebben. Zoiets was geen seks meer, zoiets kwam dichter bij de uitvoering van een plicht. Het resultaat was dat hij van spanning op het verkeerde moment klaarkwam of niet hard werd als dat nodig was. En dan begon hij steeds meer aan zichzelf te twijfelen.

Bij zijn oudere vriendin hoefde hij echter niet bang te zijn dat hij dat soort flaters zou slaan. Zij had een heel hoge dunk van zijn seksuele talenten. Ze prees hem voortdurend en moedigde hem aan. Tengo was maar één keer te vroeg klaargekomen, en sindsdien had zij het angstvallig vermeden witte onderjurken te dragen. En niet alleen onderjurken. Er zat geen draadje wit ondergoed meer aan haar lijf.

Vandaag was ze ook van boven en van onder in het zwart gehuld. Ze begon hem intensief te pijpen en genoot naar hartenlust van de hardheid van zijn pik en de zachtheid van zijn ballen. Tengo kon zien hoe haar borsten in het zwarte kant van haar beha op en neer deinden op het ritme van haar mond. Om niet voortijdig klaar te komen, sloot hij zijn ogen en dacht aan de Giljaken:

==

Ze hebben geen rechtbank en weten niet wat rechtspraak inhoudt. Hoe moeilijk het voor hen is ons te begrijpen is al duidelijk doordat ze de zin van wegen nog niet helemaal begrijpen. Zelfs daar waar al wegen zijn aangelegd, reizen ze nog door het bos. Vaak zie je hoe ze met hun gezin en honden op een rij voortploeteren door het moeras vlak langs een weg.

==

Tengo zag armoedig geklede Giljaken met hun vrouwen en honden in een rij zwijgzaam door het oerbos langs de weg lopen. In hun begrip van tijd, ruimte en mogelijkheid bestonden geen wegen. Het stille ploeteren door het bos, hoe onpraktisch ook, maakte hun waarschijnlijk de betekenis van hun bestaan duidelijker dan lopen over een weg.

‘Wat zielig, die Giljaken,’ zei Fukaeri.

Tengo denkt aan haar slapende gezicht. Ze ligt in bed in zijn pyjama, die veel te groot voor haar is. Ze heeft de lange mouwen en broekspijpen omgeslagen. Hij haalt de pyjama uit de wasmachine, brengt hem naar zijn neus, ruikt eraan.

Met een ruk komt Tengo weer tot zichzelf. Niet aan denken! Vooral niet aan denken! Maar het is al te laat.

Met lange, oneindige stralen kwam hij klaar in de mond van zijn vriendin. Die ving het allemaal tot het laatste druppeltje op, waarna ze uit bed stapte om naar de wastafel te gaan. Hij hoorde hoe ze de kraan opendraaide en haar mond spoelde. Toen kwam ze terug naar bed alsof er niets aan de hand was.

‘Neem me niet kwalijk,’ zei Tengo.

‘Je kon je weer eens niet beheersen, hè?’ zei zijn vriendin. Ze streelde met haar vingers over zijn neus. ‘Hindert niet, hoor. Vertel eens: was het zó lekker?’

‘Heel lekker!’ bevestigde hij. ‘En als je even geduld hebt, geloof ik beslist dat het me weer lukt.’

‘Dat zou ik ontzettend fijn vinden,’ zei ze. Ze vlijde een wang tegen zijn naakte borst, sloot haar ogen en was even stil. Hij voelde de zachte adem uit haar neus tegen zijn tepels.

‘Weet je waar je borstkas me altijd aan doet denken?’ vroeg ze.

‘Ik zou het niet weten.’

‘Aan een kasteelpoort. Je weet wel, zoals in die films van Akira Kurosawa.’

‘Een kasteelpoort,’ herhaalde Tengo terwijl hij haar rug streelde.

‘Ach, je kent die oude zwart-witfilms toch wel? Troon van bloed, De geheime vesting en zo?[1] Daar komt altijd zo’n grote, zware kasteelpoort in voor, met overal van die enorme klinknagels. Daar moet ik altijd aan denken. Zo stevig, zo dik...’

‘Ik heb alleen nergens klinknagels,’ zei Tengo.

‘Dat had ik niet eens in de gaten,’ zei ze.

==

Twee weken na publicatie drong Een pop van lucht door tot de bestsellerlijst, en na drie weken prijkte het aan de top van de sectie Literatuur. Alle kranten in de lerarenkamer van Tengo’s bijlesinstituut gingen in op de vraag waarom dit boek een bestseller was geworden. Tot twee keer toe stond er een grote advertentie in de krant, met naast een foto van het omslag een kleinere foto van Fukaeri, waarschijnlijk genomen tijdens de persconferentie: dunne zomertrui (die had Tengo eerder gezien) en goedgevormde borsten, sluik lang haar tot op de schouders, raadselachtige zwarte ogen die recht op de camera waren gericht. Het was of die ogen door de lens heen neutraal en vriendelijk naar iets in het hart van de lezer staarden – iets waarvan hij zich normaal gesproken niet bewust was dat hij het met zich meedroeg. De zelfverzekerde blik van het zeventienjarige meisje vertederde de harten van degenen die ze aankeek, maar tegelijkertijd gingen ze zich er enigszins ongemakkelijk door voelen. Het was maar een klein zwartwitkiekje, maar velen zouden alleen al bij de aanblik ervan zin krijgen om het boek te kopen.

Een paar dagen na de verschijningsdatum arriveerde er een envelop van Komatsu met twee exemplaren van Een pop van lucht, maar Tengo maakte ze niet eens open. Zeker, het proza dat op die bladzijden gedrukt stond, was door hem geschreven, en het was natuurlijk de eerste keer dat er iets van hem in boekvorm verscheen, maar hij taalde er niet naar om het boek ter hand te nemen en het te lezen. Hij voelde niet eens de neiging om er vlug zijn ogen overheen te laten gaan. De aanblik van het boek vervulde hem niet met blijdschap. Al waren de woorden honderd keer door hem geschreven, het verhaal was van begin tot eind van Fukaeri. Het was aan haar bewustzijn ontsproten. Zijn bescheiden rol als ghostwriter was uitgespeeld, en wat voor lot het boek ook beschoren was, met Tengo had het niets meer te maken. En dat mocht het ook niet hebben. Hij haalde het plastic folie er niet eens af, maar stopte de twee boeken meteen weg op een onopvallende plaats in zijn boekenkast.

==

Na de nacht die Fukaeri op zijn flat had doorgebracht, leidde Tengo een tijdlang een vreedzaam leven, zonder dat er iets bijzonders gebeurde. Het regende veel, maar dat deerde hem niet. Het weer stond ergens onder aan zijn lijst van prioriteiten. Van Fukaeri had hij sindsdien taal noch teken ontvangen. Geen nieuws betekende waarschijnlijk goed nieuws.

Behalve dat hij elke dag aan zijn roman sleutelde, schreef hij ook een aantal korte dingetjes op verzoek van tijdschriften. Het was anoniem broodwerk dat door iedereen gedaan had kunnen worden, maar het was een welkome afwisseling met zijn roman, en de moeite die hij ervoor moest doen in aanmerking genomen, betaalde het niet slecht. En verder ging hij zoals altijd drie keer per week naar het bijlesinstituut om wiskundeles te geven. Om alle vervelende dingen te vergeten die hem waren overkomen – en die hadden voor het merendeel te maken met Een pop van lucht en Fukaeri – begroef hij zich dieper in de wiskunde dan ooit tevoren. Wanneer hij de wereld van de wiskunde binnenging, schakelden zijn hersenen zachtjes knetterend om. Zijn mond uitte een ander soort woorden, zijn lichaam gebruikte een ander soort spieren. De toon van zijn stem veranderde, en zelfs zijn gezichtsuitdrukking werd iets anders. Tengo hield van de gewaarwording die zo’n omschakeling hem bezorgde. Het was dezelfde soort gewaarwording als je krijgt wanneer je van de ene flat naar een andere verhuist, of wanneer je van het ene paar schoenen in een ander stapt.

Als hij de wereld van de wiskunde binnenging, voelde hij zich meer ontspannen dan in het dagelijks leven of wanneer hij aan een roman zat te werken. Hij was ook welsprekender. Maar tegelijkertijd had hij ook het gevoel dat hij een beetje opportunistischer was geworden. Hij kon niet beoordelen welke persoonlijkheid zijn ware was, maar hij slaagde er altijd in om volkomen natuurlijk, en vooral zonder het zichzelf bewust te zijn, deze omschakeling te maken. Hij begreep dat hij hem in meerdere of mindere mate nodig had.

Wanneer hij als wiskundeonderwijzer voor de klas stond, stampte hij er bij zijn leerlingen in hoe gretig wiskunde naar logica verlangt. In de wiskunde heeft iets wat je niet kunt bewijzen ook niets te betekenen, maar als je eenmaal iets hebt kunnen bewijzen, vallen alle raadsels van de wereld je als malse oesters in de hand. Zijn lessen waren ongebruikelijk enthousiast, en onwillekeurig raakten zijn leerlingen in de ban van zijn betoog. Terwijl hij praktisch en effectief demonstreerde hoe je wiskundige problemen kunt oplossen, ontvouwde hij ook in geuren en kleuren wat voor romantiek er in elk vraagstuk besloten lag. Wanneer hij het leslokaal rondkeek, was hij zich ervan bewust dat de ogen van verscheidene zeventien- of achttienjarige meisjes respectvol op hem rustten. Hij was zich er ook van bewust dat hij de wiskunde gebruikte om hen te verleiden. Zijn welbespraaktheid was een soort intellectueel seksueel voorspel. Hij streelde hen met functies over hun rug, theorema’s bliezen warme adem in hun oren. Maar nadat hij Fukaeri had ontmoet, had hij zijn seksuele belangstelling voor zulke meisjes verloren. Geen haar op zijn hoofd die eraan dacht om aan hun pyjama’s te ruiken.

Fukaeri is nu eenmaal een bijzonder wezen, dacht Tengo voor de zoveelste keer. Je kunt haar niet vergelijken met andere meisjes. Ik weet zeker dat ze voor mij iets betekent, al weet ik nog niet wat. Ze is een... Ik weet niet hoe ik het moet zeggen... Ze is een integrale boodschap die aan mij is gericht. Waarom kan ik die boodschap dan niet ontcijferen?

==

Het is beter om me niet langer met Fukaeri te bemoeien. Dat was de ondubbelzinnige conclusie waartoe hij door rationeel doordenken was gekomen. De stapels exemplaren van Een pop van lucht in de etalages, de ondoorgrondelijke professor Ebisuno, die in verontrustende raadsels gehulde sekte – het was maar het best om er allemaal zo weinig mogelijk mee te maken te hebben. En met Komatsu idem dito. Die moest hij voorlopig ook op een afstand zien te houden, anders liep hij het risico steeds verder in een richting te worden geduwd waar hij helemaal niet heen wilde. Dan werd hij in een gevaarlijke hoek gedrongen waar de logica volkomen zoek was, maar waar hij met geen mogelijkheid uit zou kunnen ontsnappen.

Tengo begreep echter ook heel goed dat het in dit stadium niet eenvoudig zou zijn om zich aan dit web van intriges te ontworstelen. Hij had dáár al aan meegedaan. Hij was niet argeloos bij een intrige betrokken geraakt, zoals de hoofdfiguur uit een Hitchcock-film. Hij had zichzelf erbij betrokken, in de volle wetenschap dat er een zeker risico mee gemoeid was. De machine was in werking gesteld. Het proces was al op gang en kon nu niet meer stil worden gezet, en bovendien: Tengo was zonder enige twijfel een tandwiel in de machine – en wel een heel belangrijk tandwiel. Hij kon het zachte grommen van de machine horen, hij voelde in zijn eigen lichaam hoe onstuitbaar het zich voortbewoog.

==

Een paar dagen nadat Een pop van lucht twee weken achter elkaar aan de top van de literaire bestsellerlijst had gestaan, belde Komatsu op. Na elf uur ’s avonds ging de telefoon. Tengo lag in zijn pyjama op zijn buik in bed een boek te lezen en wilde net het leeslampje uitdoen om te gaan slapen. Uit de manier waarop de telefoon rinkelde maakte hij al op dat het Komatsu was. Hij kon niet goed uitleggen waarom, maar wanneer Komatsu opbelde, hoorde hij dat altijd meteen. Zijn manier van bellen had iets typisch. Zoals een tekst een bepaalde stijl heeft, zo ging de telefoon op een bepaalde manier over als Komatsu aan de lijn was.

Tengo stapte zijn bed uit en liep naar de keuken om op te nemen. Het liefst had hij de telefoon gewoon laten liggen om rustig te gaan slapen. Dromen over de Iriomote-kat, het Panama-kanaal, de ozonlaag, Matsuo Bashō – het kon niet schelen wat, zolang het maar zo ver mogelijk hiervandaan was.[2] Maar als hij nu niet opnam, rinkelde hetzelfde belletje over een kwartiertje of een halfuur weer in zijn oren. Voor Komatsu bestond het begrip tijd nauwelijks, en aan consideratie voor mensen die een normaal leven leiden ontbrak het hem ten enen male. Dan was het maar beter om meteen aan te nemen.

‘Hé, Tengo. Sliep je al?’ begon Komatsu op zijn gebruikelijke nonchalante toon.

‘Bijna,’ zei Tengo.

‘Nou, dat spijt me dan,’ zei Komatsu, op een toon die allesbehalve spijtig klonk. ‘Ik wilde je alleen even vertellen dat Een pop van lucht verkoopt als een trein.’

‘Ik ben blij dat te horen.’

‘Ja, ze vliegen als warme broodjes over de toonbank. De drukker kan het niet bijhouden, en bij de binder werken ze ’s nachts door, de zielenpoten. Nou ja, had ik niet van begin af aan voorspeld dat het boek goed zou lopen? Een verhaaltje geschreven door een bloedmooie meid van zeventien, iedereen praat erover – dat kan niet fout gaan.’

‘In tegenstelling tot een roman van een dertigjarige onderwijzer aan een bijlesinstituut die er bovendien nog uitziet als een beer.’

‘Je slaat de spijker op zijn kop! Al kun je dit moeilijk een boek noemen dat overloopt van amusementswaarde. Geen seksscènes, geen sentimentele passages waarbij je onmiddellijk de tranen in de ogen springen... Eerlijk gezegd had ik geen idee dat het zó goed zou verkopen.’

Komatsu zweeg even, alsof hij Tengo de kans wilde geven om te reageren, maar Tengo hield zijn mond stijf dicht. Komatsu ging dus gewoon verder.

‘En het zijn niet alleen de verkoopcijfers. De reacties zijn ook geweldig! Iets heel anders dan die flutromannetjes die de eerste de beste jonge auteur uit zijn mouw schudt. De inhoud, daar gaat het om, en de inhoud is fantastisch! En natuurlijk is dat allemaal alleen maar mogelijk gemaakt door jouw solide, prachtige stijl. Nee, dat was echt een perfect stukje werk dat je me daar hebt geleverd!’

Allemaal alleen maar mogelijk gemaakt. Tengo negeerde Komatsu’s lovende woorden en drukte met zijn vingers tegen zijn slaap. Als Komatsu iets bejubelde dat Tengo had gedaan, kon je er donder op zeggen dat hij een minder goed bericht voor hem in petto had.

‘En wat is het slechte nieuws, meneer Komatsu?’ zei hij.

‘Hoe wist je dat ik slecht nieuws had?’

‘Als u me op dit uur opbelt, kan dat alleen zijn omdat er slecht nieuws is. Waar of niet?’

‘Waar,’ zei Komatsu op bewonderende toon. ‘Daar heb je helemaal gelijk in. Wat voel je het toch goed aan, Tengo!’

Niks aanvoelen, dacht Tengo. Schade en schande komt meer in de buurt! Maar hij zei niets en wachtte tot de ander doorging.

‘Maar het klopt. Ik heb helaas een nieuwtje dat niet zo prettig is,’ zei Komatsu. Hij zweeg veelbetekenend. Tengo kon door de telefoon aanvoelen dat zijn twee ogen in het donker schitterden als die van een mangoest.

‘Ik neem aan dat het nieuwtje betrekking heeft op de auteur van Een pop van lucht?’ zei Tengo.

‘Je hebt alweer gelijk. Het gaat over Fukaeri. Ik zit er eerlijk gezegd een beetje mee. Zie je, ze is al een poosje zoek.’

Tengo’s vingers bleven tegen zijn slaap drukken. ‘Een poosje? Hoe lang is een poosje?’

‘Drie dagen geleden, op woensdagmorgen, is ze uit Futamatao weggegaan. Professor Ebisuno heeft haar naar het station gebracht. Ze ging naar Tokyo, zei ze, maar waar in Tokyo zei ze er niet bij. Later belde ze op om te zeggen dat ze niet terug zou gaan naar Futamatao, maar in de flat in Shinanomachi zou slapen. De dochter van professor Ebisuno zou daar die avond ook overnachten. Maar Fukaeri is nooit in de flat komen opdagen, en sindsdien heeft niemand meer iets van haar gehoord.’

Tengo probeerde zich te herinneren of er in de afgelopen drie dagen iets was gebeurd dat licht op deze zaak kon werpen, maar hij kon niets bedenken.

‘Ik heb geen idee waar ze uit zou kunnen hangen, en toen vroeg ik me af of ze misschien contact met jou had opgenomen.’

‘Nee, ik heb niets van haar gehoord,’ zei Tengo. Die ene nacht die ze bij hem had gelogeerd was welgeteld al meer dan vier weken geleden.

Bij die gelegenheid had ze tegen hem gezegd dat ze die avond liever niet naar Shinanomachi ging. Ze leek het daar niet helemaal pluis te vinden. Tengo aarzelde even of hij dat aan Komatsu moest vertellen, maar uiteindelijk hield hij het maar voor zich. Hij wilde niet tegen Komatsu zeggen dat ze toen bij hem was blijven slapen.

‘Ze is een raar kind,’ zei Tengo. ‘Misschien is ze gewoon op eigen houtje ergens heen gegaan zonder dat aan iemand te vertellen.’

‘Dat kan ik maar moeilijk geloven. Fukaeri mag dan een beetje vreemd doen, maar ze houdt zich altijd aan de regels. Ze laat steevast weten waar ze is. Ze belt telkens trouw op om te vertellen waar ze is en hoe laat ze waarheen gaat. Dat weet ik van professor Ebisuno. Drie dagen lang geen nieuws is echt niet gewoon. Ik ben bang dat er iets is gebeurd.’

Tengo kreunde zachtjes. ‘Iets gebeurd?’

‘De professor en zijn dochter maken zich allebei grote zorgen,’ zei Komatsu.

‘In elk geval, als ze echt zoek is, komt u in een lastige positie.’

‘Ja. Als de politie erbij wordt gehaald, zijn de problemen niet te overzien. “Beeldschone jonge schrijfster van bestseller spoorloos.” Ik zie de media al likkebaarden. En dan zullen ze mij, haar redacteur, links en rechts achter de vodden zitten voor commentaar. Nou, daar bedank ik feestelijk voor. Ik blijf het liefst in de schaduw, de schijnwerpers kunnen me gestolen worden. Bovendien, het risico is levensgroot dat er dan uitlekt wat er allemaal achter de schermen is gebeurd.’

‘Wat zegt professor Ebisuno ervan?’

‘Die gaat morgen naar de politie om een opsporingsverzoek in te dienen,’ zei Komatsu. ‘Ik heb heel hard moeten bidden en smeken om hem zover te krijgen dat hij tot morgen wachtte, maar langer ging echt niet.’

‘En als de media er lucht van krijgen dat er zo’n verzoek is ingediend, vliegen ze er natuurlijk meteen op af.’

‘Hoe de politie erop reageert, weet ik natuurlijk niet, maar Fukaeri staat momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Ze is niet zomaar een tiener die van huis is weggelopen. Ik denk niet dat ze dit verborgen kunnen houden.’

En daar is het professor Ebisuno misschien juist om begonnen, dacht Tengo: Fukaeri als lokaas gebruiken om opschudding te veroorzaken, en er zo achter te komen wat Voorhoede met haar ouders had gedaan en waar zij zich bevonden. Als dat vermoeden juist was, verliep alles volgens plan. Maar begreep de professor echt hoe gevaarlijk dit voor Fukaeri was? Waarschijnlijk wel. Professor Ebisuno was niet op zijn achterhoofd gevallen. Diep nadenken was zijn eigenlijke werk. En er was beslist heel wat belangrijke informatie over Fukaeri die hij Tengo niet had verteld. Tengo had, om het zo maar eens te zeggen, de opdracht gekregen een puzzel te leggen zonder dat ze hem alle stukjes hadden gegeven. Een verstandig mens had van begin af aan geweigerd om zich met zoiets in te laten.

‘Heb je enig idee waar ze zou kunnen zijn?’

‘Op dit moment niet.’

‘Jammer,’ zei Komatsu. Zijn stem klonk vermoeid. Het kwam hoogstzelden voor dat hij zich van een zwakke kant liet zien. ‘Het spijt me dat ik je uit bed heb gebeld.’

Het kwam nog minder voor dat hij zich ergens voor verontschuldigde.

‘Dat hindert niet,’ zei Tengo. ‘De omstandigheden in aanmerking genomen.’

‘Als het aan mij had gelegen, had ik je het liefst niet bij al dit geharrewar betrokken. De enige rol die ik jou had toebedacht was de tekst helemaal te herschrijven, en daar heb je je op een fantastische manier van gekweten. Maar in deze wereld gaat het nooit precies zoals je denkt. Ik heb het je al eens gezegd, maar we zitten in hetzelfde schuitje, en nu worden we meegesleept door de stroomversnelling.’

‘Samen uit, samen thuis,’ vulde Tengo werktuiglijk aan.

‘Precies!’

‘Maar meneer Komatsu, als de verdwijning van Fukaeri in het nieuws komt, betekent dat niet dat Een pop van lucht nog beter zal verkopen?’

‘Het verkoopt al goed genoeg,’ zei Komatsu gelaten. ‘Meer reclame hebben we niet nodig. Schandalen ook niet. Die trekken alleen maar de aandacht, en die kunnen we missen als kiespijn. Nee, waar wij zo langzamerhand aan moeten denken, is een plekje waar we veilig kunnen landen.’

‘Veilig kunnen landen?’ vroeg Tengo.

Aan de telefoon maakte Komatsu een geluid alsof hij iets denkbeeldigs doorslikte. Toen schraapte hij zachtjes zijn keel. ‘Ja, maar daarover hebben we het een andere keer nog wel eens, op ons gemak, tijdens een etentje. Eerst moet deze opschudding achter de rug zijn. Welterusten, Tengo. Slaap lekker.’

Na die woorden verbrak Komatsu de verbinding. Ze moesten als een vloek hebben gewerkt, want Tengo sliep daarna helemaal niet. Hij had wel slaap, maar kon die niet vatten.

‘Slaap lekker.’ Je kunt de pot op, dacht Tengo. Hij ging aan de keukentafel zitten om wat te schrijven, maar hij kreeg geen karakter op papier. Hij pakte een fles whisky uit de kast, schonk zichzelf een glas in, en dronk het met kleine teugjes leeg, puur.

==

Misschien had Fukaeri haar rol als lokaas vervuld en was ze echt door Voorhoede ontvoerd. Tengo achtte die mogelijkheid beslist niet uitgesloten. Ze hielden de flat in Shinanomachi in de gaten, en zodra Fukaeri daar verscheen, trokken ze haar met een paar man in een auto en reden weg. Als ze het snel deden en het juiste moment uitkozen, was het beslist niet onmogelijk. Toen Fukaeri tegen hem had gezegd dat ze liever niet naar Shinanomachi terugging, had ze misschien zoiets aangevoeld.

De Little People en de pop van lucht bestonden echt, had ze tegen Tengo gezegd. Ze had in een commune die Voorhoede heette een blinde geit bij vergissing dood laten gaan, en terwijl ze daarvoor gestraft werd, had ze de Little People leren kennen. Daarmee had ze ’s nachts een pop van lucht gemaakt, en als resultaat was haar lichamelijk iets overkomen dat grote betekenis had. Ze had die gebeurtenissen de vorm van een verhaal gegeven, en Tengo had dat verhaal herschreven als novelle. Met andere woorden, hij had er een commercieel artikel van gemaakt. Dat commerciële artikel vloog (om Komatsu’s uitdrukking te gebruiken) als warme broodjes over de toonbank. Misschien kwam dat Voorhoede slecht uit. Misschien was het verhaal van de Little People en de pop van lucht een groot geheim dat nooit naar buiten had mogen uitlekken. Om te voorkomen dat er nog meer van dat geheim bekend werd, hadden ze Fukaeri moeten ontvoeren om haar de mond te kunnen snoeren. Haar verdwijning zou misschien verdenkingen opwekken, maar zelfs dat risico liet hun geen andere keus dan hun toevlucht te nemen tot geweld.

Maar vanzelfsprekend was dat niet meer dan een theorie. Tengo had geen concrete gegevens waarop hij hem kon baseren, en bewijzen kon hij hem nog minder. Hij kon wel de straat op gaan en hard gaan schreeuwen: ‘De Little People en de pop van lucht bestaan echt!’, maar wie zou hem serieus nemen? Trouwens, wat betekende dat precies, ‘echt bestaan’? Dat begreep Tengo zelf ook niet goed.

Of zou Fukaeri alleen maar al die bestsellerheisa zat zijn geworden en in haar eentje ergens zijn ondergedoken? Die mogelijkheid bestond natuurlijk ook. Het was zo goed als onmogelijk precies te voorspellen wat het kind nú weer ging doen. Maar in dat geval had ze beslist een boodschap achtergelaten voor professor Ebisuno en diens dochter Azami dat ze zich niet ongerust hoefden te maken. Er was geen enkele reden waarom ze dat níét zou doen.

Maar als Fukaeri echt door de sekte was ontvoerd, kon Tengo zich levendig voorstellen dat ze in groot gevaar verkeerde. Als het even tegenzat, hoorden ze nooit meer iets over haar, net zoals ze al jaren niets meer over haar ouders hadden gehoord. Zelfs als duidelijk werd in welke relatie Fukaeri en Voorhoede met elkaar stonden (en dat zou waarschijnlijk vrij snel zijn) en al gaven de media daar nog zoveel ruchtbaarheid aan, was alle moeite voor niets geweest als de politie ‘vanwege gebrek aan concreet bewijs’ geen onderzoek instelde. Dan zat Fukaeri misschien voor altijd gevangen achter die hoge muur rond het terrein van de sekte. Als het daarbij bleef, want het kon nog veel en veel erger. Had professor Ebisuno dát in overweging genomen toen hij zijn plannetjes maakte?

Tengo wilde professor Ebisuno opbellen om dat allemaal met hem te bespreken, maar het was na twaalven. Het moest wachten tot morgen.

==

De volgende morgen belde hij professor Ebisuno’s huis op het nummer dat hij indertijd had gekregen, maar hij kreeg geen gehoor. Hij kreeg alleen een ingesproken boodschap van het telefoonbedrijf: ‘Dit telefoonnummer is niet langer in gebruik. Gelieve u van het nummer te verzekeren voor u weer belt.’ Dat deed Tengo ook, maar elke keer wanneer hij weer belde, was het resultaat hetzelfde. Hij nam aan dat de lijn na Fukaeri’s debuut roodgloeiend had gestaan met telefoontjes van journalisten en dat het nummer was veranderd.

De hele week daarna gebeurde er niets bijzonders. Een pop van lucht bleef gestaag verkopen en stond nog steeds boven aan de nationale bestsellerlijst. Niemand nam contact met Tengo op. Hij belde een paar keer naar Komatsu’s uitgeverij, maar Komatsu was altijd afwezig (wat overigens niet zo ongebruikelijk voor hem was). Hij liet een boodschap achter bij de secretaresse met het verzoek of Komatsu hem terug wilde bellen, maar hij hoorde verder niets (wat ook niet ongebruikelijk was). Tengo speurde zonder ook maar een dag over te slaan de krant door, maar hij vond nergens nieuws over een verzoek tot opsporing van Fukaeri. Had professor Ebisuno dat verzoek dan tóch niet ingediend? Of had hij het wel ingediend, maar had de politie het geheimgehouden om achter de schermen de zaak beter te kunnen onderzoeken? Of hadden ze het niet serieus genomen omdat tienermeisjes zo vaak van huis weglopen?

Zoals altijd gaf Tengo drie dagen in de week les op het bijlesinstituut, en op andere dagen zat hij aan zijn bureau aan zijn roman te schrijven, behalve op vrijdag, want dan kwam zijn vriendin naar zijn flat en dan hadden ze intensieve, namiddagse seks. Maar wat hij ook deed, hij kon zijn gedachten er niet bij houden. De hele dag liep hij rond met een vaag, oncomfortabel gevoel in zijn maag, zoals iemand die bij vergissing een dik stukje wolk heeft ingeslikt. Zijn eetlust werd ook gaandeweg minder. Op de onmogelijkste uren van de nacht werd hij wakker, en daarna kon hij de slaap niet meer vatten. Slapeloos dacht hij aan Fukaeri. Waar zou ze nu zijn, wat deed ze daar? Wie was er bij haar? Wat was haar overkomen? Hij stelde zich alle mogelijke scenario’s voor. Ze verschilden weliswaar van elkaar, maar ze waren allemaal even somber. En in allemaal droeg ze een nauwsluitende dunne zomertrui waarin de vorm van haar borsten prachtig uitkwam. Bij die aanblik kreeg Tengo het altijd benauwd en ging zijn hart steevast nog heftiger tekeer.

Hij moest wachten tot de donderdag van de zesde week dat Een pop van lucht aan de top van de bestsellerlijst stond voor hij eindelijk iets van Fukaeri hoorde.

[1] Twee films uit respectievelijk 1957 en 1958 van de vooraanstaande Japanse regisseur Akira Kurosawa (1910-1998).

[2]De Iriomote-kat is een van de primitiefste en zeldzaamste kattensoorten ter wereld en leeft alleen op het afgelegen eiland Iriomote in de prefectuur Okinawa. Matsuo Bashō (1644-1694) is een van de grootste haikudichters uit de Japanse literatuur.