Twaalf

Om drie uur ‘s nachts werd de premier naar de Bevan-observatieafdeling gebracht. Jack hielp een volkomen uitgeputte arts-assistent bij het invullen van de formulieren voor de officiële opname, waarna hij in een leunstoel aan het bed van de premier ging zitten en probeerde een beetje te slapen. Het was nog net niet echt kermis op de zaal – men kon zich niet door het aanschaffen van een kaartje aan de patiënten vergapen – maar er was wel voortdurend rumoer en onrust. Sergeant-majoor b.d. Doughty lag in het bed tegenover de premier onophoudelijk te roepen, menend dat hij in een ponton de landing op het strand van Normandië nog eens dunnetjes ging overdoen.

“Zuster, zuster, zuster!” riep een vrouw in het bed ernaast, maar geen van de engelen kwam.

De man van de stofzuigerbuis in het bed aan de andere kant verstopte zijn hoofd onder de dekens en huilde van de pijn en de vernedering en de afschuwelijke zekerheid dat zijn vrouw nu gegarandeerd bij hem weg zou gaan. Hij vertelde Jack dat het dit jaar al de tweede keer was dat hij in de slaapkamer met zijn broek rond zijn enkels op de stofzuigerbuis was ‘gevallen’ nadat de hond per ongeluk de stofzuiger had aangezet. Het tartte de geloofwaardigheid, zelfs hij moest het toegeven.

Jack was blij toen de lichten in de zaal om zes uur precies aanfloepten. De premier werd wakker en meldde dat hij zich stukken beter voelde, maar hij zag eruit als een vogelverschrikker. Jack gaf hem zijn lippenstift aan en ging op zoek naar een scheermes.

Achteroverliggend in de kussens keek de premier naar een slonzige vrouw in een slechtpassende nylon overall die met een smerige mop een baantje trok door het midden van de zaal.

Sergeant-majoor b.d. Doughty brulde: “Je moet onder de bedden dweilen, daar zitten de bacteriën!”

Jack kocht een zakje wegwerpscheermesjes in het slechtgesorteerde ziekenhuiswinkeltje en ging toen naar buiten om Ali te bellen met zijn mobieltje. Hun tassen stonden nog in het hotel, en hij vroeg Ali om de bagage op te halen en naar het ziekenhuis te brengen. Ali beloofde het zo snel mogelijk te doen, maar hij moest eerst naar de moskee.

Toen Jack terugkwam op de afdeling zat de premier te praten met de somber kijkende vrouw met de mop.

“Jack, dit is Pat. Ze heeft me net verteld dat ze veel te hard moet werken; ze moet in drie uur tijd twee zalen schoonmaken, helemaal in haar eentje. Voordat het schoonmaken werd geprivatiseerd waren ze op elke afdeling met zijn tweeën en waren ze nog trots op hun werk en konden ze zelfs de verpleging helpen. Als we terug zijn, ga ik met de minister van Volksgezondheid praten.”

Nadat Jack de premier had geschoren, zette hij een bosje bloemen in een vaas voor een broodmagere oude vrouw die nog maar een paar pieken wit haar op haar roze schedel had. “Ligt u hier al lang?” informeerde Jack beleefd.

“Vijf weken,” zei ze met een kinderlijk stemmetje. “Ik ben een bedplakker – dat zei de dokter de vorige keer dat hij bij me was. Hij stond aan het voeteneinde van mijn bed en zei tegen de studenten: ‘Mrs. Alcott is een bedplakker.’ Wat betekent dat?”

Jack schikte de laatste anjer in de vaas en zei dat hij het niet wist, maar de premier riep vanuit zijn bed: “Het betekent dat u niet naar huis gestuurd kunt worden omdat er niemand is die voor u kan zorgen.”

“Ja, en die stomme kutregering heeft alle verpleegtehuizen gesloten omdat ze nergens anders meer op konden bezuinigen,” voegde een ordinaire vrouw in een geruite pyjama eraan toe.

De gang van zaken op de afdeling leek op het eerste gezicht efficiënt, maar in feite heerste er chaos. Gegevens raakten zoek, medicijnen werden aan de verkeerde mensen gegeven, mensen die allang naar huis mochten bleven per abuis liggen en er werd een boeket bloemen bezorgd bij het bed van iemand die al twee dagen dood was. Twee mensen met de achternaam Smith werden op dezelfde operatie voorbereid, en een suikerpatiënt kreeg een kom Kellogg’s Rice Crispies, en suiker in de thee. Een patiënte die niets mocht eten of drinken kreeg de vraag wat ze voor de lunch wilde hebben. Ondertussen draafden verpleegsters quasi-gejaagd af en aan, een getergde uitdrukking op hun gezicht.

Artsen kwamen op hun ronde naar de zaal, maar de enige die naar de premier kwam informeren, was een psychiater met een zachte stem die in Zagreb was opgeleid.

In zijn verslag schreef hij later dat hij aan het bed was geweest van een mannelijke persoon die zichzelf Edwina St. Clare noemde. Het viel hem op dat ‘Edwina’ de hele tijd glimlachte. “Hij bleef glimlachen gedurende ons hele gesprek, dat een uur duurde. Valerie Sinason, de bekende psychotherapeute, noemde dit verschijnsel in een recente publicatie de ‘Gehandicapte Glimlach’, een strakke grijns die als verdedigingsmechanisme wordt gebruikt.

Toen ik Ms. St. Clare vroeg of ze bepaalde zorgen had, antwoordde ze: ‘Ja, ik maak me grote zorgen’.”

Het verslag vervolgde:

Ik vroeg haar een aantal van haar zorgen op te noemen, en haar antwoord duurde een volle twintig minuten. Uit tijdgebrek noem ik hier slechts een aantal van de door haar opgesomde zaken: de Gaza-strook, herziening van het kiesstelsel, de vossenjacht, Rail-Track, bijstandstrekkers die uit hun huizen worden gezet, de enquêtecommissie Parlementaire Privileges, de vorige cover van Private Eye, discriminatie van allochtonen, de politiemacht in Ulster, voormalig Joegoslavië, de Wet terrorismebestrijding, kinder armoede, het huizentekort voor gemeenteambtenaren, illegale immigranten, 11 september, de staatkundige vernieuwing, etnische buitenlandse politiek, genetisch gemanipuleerde gewassen, decentralisatie, het verbod op tabaksreclame, het broeikaseffect, de beurskoersen, de komende top van de G8, de vragen aan de minister-president, Osama bin Laden, de euro, Kashmir, de toelage van leden van het koninklijk huis, de vangstbeperking voor kabeljauw en de Europese visserijpolitiek, de verkeersleiding in Swanwick, het nationale voetbalstadion, Al-Qaeda, de werkeloosheid in het noordoosten, Robert Mugabe, Saoedi-Arabië, een nieuwe uitbraak van mond- en klauwzeer, Rupert Murdoch, verdwaalde astero’iden, het tekort aan ziekenfondstandartsen, dode dolfijnen op Britse stranden, zijn dwangneurose om Rodeo wc-papier om zijn penis te wikkelen, kroongetuigen, Keltische nationalisten, het financieringstekort, straatroof, verplichte legitimatiekaarten (moet er misschien een andere naam voor worden verzonnen?), Bush, Iran, Irak en Star Wars.

Ik heb geprobeerd ‘Edwina’ te kalmeren door haar te verzekeren dat dit niet haar problemen zijn maar die van de regering, en dat van niemand verwacht kan worden dat hij/zij verstand heeft van zoveel verschillende onderwerpen. Ik grapte dat zelfs God in staking zou gaan als Hij verantwoordelijk zou zijn voor zo’n uitgebreide lijst van taken. Hierover raakte ‘Edwina’ behoorlijk van streek. “God is een zeer bekwame godheid,” liet ze me weten, “en ik wil er geen twijfel over laten bestaan dat Hij mijn volledige steun heeft.”

Hij geeft blijk van angst voor differentiatie en heeft een duidelijke voorkeur voor vaagheden; androgynie. Toen ik hem vroeg naar zijn favoriete bloem antwoordde hij: “Voorjaars- en zomerbloemen.” Ik vroeg of hij een voorkeur had voor een bepaalde rockband, en hij zei: “De bands waar iedereen naar luistert.” Ik vroeg hem naar zijn lievelingsboek, en hij antwoordde: ‘De klassieken’. Hij is niet in staat om een bepaalde mening te uiten, uit angst dat deze ergernis zal wekken bij degene die de vraag stelt, in dit geval ikzelf. Ik informeerde naar zijn jeugd. Hij zei: “Ik wil er geen enkele twijfel over laten bestaan dat ik een geweldig fijne jeugd heb gehad.” In dit stadium begon hij te huilen.

Mr. Jack Sprat, ‘Edwina’s’ begeleider/partner, vertelde me dat ‘Edwina’ al jaren achtereen onder enorme druk staat. Ik heb tegen Mr. Sprat gezegd dat ‘Edwina’ zeer zeker baat zal hebben bij een vakantie. Mr. Sprat vroeg of ‘Edwina’ behandeld moest worden. Ik heb gezegd dat ik hem dat nog zal laten weten.

Het viel voor de patiënten niet mee om de ene verpleegster van de andere te onderscheiden. De premier maakte een pijnlijke faux pas door de plaatsvervangend hoofdzuster te vragen of ze zijn kussens wilde opschudden.

Jack kreeg er schoon genoeg van om eindeloos te wachten op iemand die bevoegd was om de premier naar huis te sturen. Bovendien was hij bang dat de psychiater terug zou komen en hem langer zou willen houden. Om vier uur ‘s middags schond hij de regels van het ziekenhuis en gebruikte hij zijn mobiele telefoon op de zaal om Ali te bellen en hem te vragen hen op te pikken bij de hoofdingang en hen naar een landelijk hotel te brengen. Het leek hem een goed idee om de premier in een rustige omgeving op verhaal te laten komen.

Ali zei dat hij precies het juiste hotel wist – hij had er een keer een soapsterretje afgezet nadat ze ‘ruzie’ had gehad met haar man. Het lag kilometers bij de bewoonde wereld vandaan, en vroeger was het een gekkengesticht geweest.

“Klinkt ideaal,” zei Jack.

Morgan Clare haalde de videoband uit de blanco doos en deed die in de sleuf van de video. Het apparaat zoog de band naar binnen en even later verschenen de eerste beelden. Morgan keek naar de deur van zijn slaapkamer. Moest hij de deur op slot doen of wekte een afgesloten deur juist de indruk dat hij zich schaamde voor de beelden die hij ging bekijken? Hij wist dat zijn ouders het niet goed zouden vinden dat hij ernaar keek, maar dat soort dingen moest hij toch zeker zelf weten?

Tijdens de aanloop naar het hoogtepunt voelde Morgan een rauwe opwinding opkomen. Hij haalde sneller adem en zijn benen voelden alsof hij er niet op zou kunnen staan als hij het probeerde. Hartstochtelijke gevoelens namen bezit van hem; eindelijk wist hij wat passie was.

Malcolm Black, de minister van Financiën, had hem de band de vorige dag heimelijk toegestopt. “Zorg dat je moeder het niet te weten komt, knul.”

Dat had Morgan zelf ook al drommels goed begrepen. Op school hadden ze er een paar lessen over gehad – zelfs zijn grootvader Percy was er eens bij betrokken geweest, hoewel er in de familie nooit met een woord over het schandaal werd gerept. Nu zou hij eindelijk weten waarom. Maar waarom voelde hij zich dan zo schuldig?

Hij ging nog iets dichter bij de televisie zitten. De film was in zwartwit en sommige beelden waren erg vaag.

De inleiding naar de spectaculaire onthullingen was een kwelling voor Morgan, maar hij hield er rekening mee dat hij een hele hoop tamme onzin te zien zou krijgen voordat de echt spannende dingen aan de beurt kwamen.

Morgan stond op en schoof de grendel voor de deur. Hij wist dat hij een van de huisregels schond; zijn moeder en vader hadden geen behoefte aan privacy, soms kreeg Morgan zelfs de indruk dat ze bang waren om alleen te zijn.

Hij ging weer voor de televisie zitten en werd al snel beloond met beelden van het voorwerp van zijn bewondering, van zijn liefde zelfs. Aneurin Bevan hield een toespraak tijdens het partijcongres van Labour in Blackpool en alle afgevaardigden in de enorme zaal hingen aan zijn lippen. Morgan luisterde geboeid naar de cadans van zijn stem, naar zijn grappen en wijze woorden. De felheid waarmee Mr. Bevan opkwam voor de arbeidersklasse fascineerde hem, net als diens vernietigende minachting voor de Tory’s.

Iemand rammelde aan de deurknop, gevolgd door de luide, boze stem van zijn moeder. “Morgan, ik ben het, mama. Waarom zit je deur op slot?”

Snel pakte Morgan de afstandsbediening om de video stop te zetten, daarna liep hij naar de deur om Adele binnen te laten. Ze kwam bijna nooit in zijn kamer – ze had een hekel aan de sterke geur die tienerjongens uitzweten en ze vond het vreselijk dat de ramen en gordijnen altijd dicht waren. Morgans kamer deed haar denken aan een wandeling door de souk, maar zonder het genoegen om leuke oriëntaalse snuisterijen te kunnen kopen.

“Wat ben je aan het doen?” Omdat hij geen antwoord gaf, voegde ze eraan toe: “Het is nog een beetje te vroeg om nu al te masturberen, Morgan. Je hebt je huiswerk toch nog niet af?”

“Ik ben bezig met mijn werkstuk,” mompelde hij. Hij vond het ontzettend irritant dat ze steeds weer over masturberen begon. In zijn ogen was het een ziekelijke obsessie van haar; ze moedigde het zelfs aan, alsof het een gezonde sport was, zoals cricket of tennis.

Morgan maakte zich zorgen over zijn moeder. Ze dééd altijd van alles, ze zat nooit stil. De vorige dag had hij haar er nog op betrapt dat ze Poppy de borst gaf terwijl ze ondertussen de drukproef van haar nieuwe boek corrigeerde.

Wantrouwig keek ze om zich heen in Morgans kamer. Ze had rechercheur moeten worden, dacht Morgan in stilte, of spion. Opeens pakte ze de afstandsbediening en drukte op play. Aneurins mooie hoofd verscheen op het scherm en zijn stemgeluid vulde de kamer. “De taal van prioriteiten is de religie van het socialisme.”

Adele haalde de band uit het apparaat. “Hoe ben je aan deze video gekomen?” vroeg ze met zachte, gekwetste stem.

Morgan bleef zwijgen.

“Je verraadt alles waar je vader voor staat,” zei Adele. “Wil je nou echt terug naar vroeger, naar de tijden van Old Labour, toen de vakbonden ons allemaal gegijzeld hielden terwijl het vuil en de doden zich opstapelden in de straten?”

De jongen had geen idee waar ze het over had. Wat was nou een beetje afval op straat vergeleken bij de prachtige idealen die Mr. Bevan en zijn vriend Mr. Beveridge vroeger verkondigden?

Nadat Adele de kamer had verlaten, mét de videoband, ging Morgan op zijn bed liggen en gaf zich over aan zelfmedelijden. Hij was een soort martelaar van links geworden, bedacht hij, en hij werd gestraft voor zijn politieke overtuiging. Het kon hem niet schelen als hij nooit Nikes kreeg; hij zou wel op blote voeten naar school gaan als het nodig was, precies zoals in de Victoriaanse tijd voordat de arbeidersbeweging de gewone man schoenen had gegeven.

Estelle hoorde een luide stem in Morgans kamer, iemand die het had over ‘het gewone volk’ en ‘productiemiddelen’. Morgan werd echt met de dag stommer, dacht ze, hij had geen idee wie er in het Big Brother Huis zat of wie er op de hitlijst van MTV stond. Hij had niet eens vrienden! Ze hoorde haar moeder huilen en wilde het liefst naar haar kamer gaan om te zeggen dat ze zich niet zo moest opwinden, dat het helemaal niet erg was om een keer een paar dagen géén carrièrevrouw te zijn.

Estelle wilde later geen carrière maken. Misschiea dat ze een paar jaar zou gaan werken – totdat ze haar eerste kind kreeg – maar het zou een baantje worden waar ze nooit ‘s nachts van wakker hoefde te liggen. Ze kon bijvoorbeeld loodgieter worden, of huisschilder of stukadoor – er was toch een tekort aan vakmensen? Estelle had met eigen ogen gezien dat vrouwen alleen maar ongelukkig werden van een carrière. Carrièrevrouwen hadden nooit genoeg tijd om dingen grondig te doen. Haar moeder noemde het multi-activiteit, maar dat betekende gewoon rondrennen om vijf dingen tegelijk te doen en dan in paniek raken en roepen dat je te laat zou komen voor een vergadering.

Het betekende dat je tegen je kinderen moest zeggen: “Niet nu.” En dat je soms in huilen uitbarstte omdat je je tas en je sleutels niet kon vinden. Estelle liet zich niet voor de gek houden door het voorgebakken brood dat haar moeder soms in de oven deed. Het rook lekker maar het was geen echt zelf gebakken brood.

De carrière van haar vader was natuurlijk nog véél erger. Daardoor was Estelle een gevangene geworden. Ze was net een prinses in een toren, alleen had ze geen lang haar omdat haar moeder ‘s ochtends niet te veel tijd kwijt wilde zijn om Estelles haar te doen. Haar vader deed wel of hij belangstelling voor haar had, maar Estelle kon merken dat hij maar met een half oor naar haar luisterde. Ze wilde belangrijker voor hem zijn dan al het andere, maar als ze zich tegenover hem beklaagde, zei hij: “We kunnen nu eenmaal niet alles hebben, Estelle.”