Achttien

Ali werd wakker van zijn mobiele telefoon. Hij deed zijn ogen open en zag dat hij onder een dekbed met de Lion King lag. Hij werd gebeld door Sedek, zijn zoon van acht, die hem vroeg wat de langste rivier van de Britse Eilanden was. Ali zei dat het de Thames kon zijn, maar hij wist het niet zeker.

Hij hoorde stemmen van buiten en stond op om uit het raam te kijken. Jack en Pamela maakten riemen vast aan de halsbanden van de honden. Ali deed het raam open en vroeg naar de rivier. “De Severn,” antwoordden Jack en Pamela in koor.

Ali gaf zijn zoon het antwoord voor zijn huiswerk en wilde daarna zijn andere kinderen om beurten spreken. Hij vertelde hen dat hij die nacht in een prachtige kinderkamer had geslapen. “Het leek wel de kamer van een koningskind,” zei hij. “Er was alles wat een kind zich kan wensen, behalve een televisie en een video.”

Pamela verdeelde de honden tussen haar en Jack, en nam er zelf zes. Ze liepen over het grindpad bij het huis vandaan, en zij rookte de eerste sigaret van die dag. Het kabaal van het blaffen was vreselijk. De honden waren slecht opgevoed en wilden niet braaf meelopen. Toen ze aan het eind van het pad waren kwam de zon tevoorschijn, en Pamela trok haar donkere zonnebril van haar hoofd omlaag op haar neus. Ze had die ochtend een andere kleur sok in haar haren, zag Jack.

“Gaan we ver?” riep Jack boven het helse kabaal uit.

“Naar het dorp en terug,” zei ze. “Ik moet sigaretten kopen.”

Er was heel weinig verkeer en ze liepen midden op een smal landweggetje. Om de zoveel tijd moesten ze blijven staan om de riemen uit de knoop te halen. Jack bewonderde de wilde bloemen in de berm. De zon scheen.

“Dit land is van mij,” vertelde Pamela. “Ik heb al die wilde bloemen zelf moeten planten. De zaadjes moesten van een gespecialiseerde kweker komen. Die kloteboeren hier hadden alles uitgeroeid met die smerige chemicaliën van ze.”

“Dus je hebt toch geen hekel aan het platteland?” vroeg Jack.

“Ik heb een hekel aan wat ze ermee hebben gedaan,” zei ze fel.

Een splinternieuwe olijf groene Land Cruiser, bestuurd door een man met bakkebaarden en een tweedpet, reed langs, zó hard dat ze bijna in de greppel belandden. Het duurde even voordat de honden voldoende waren bedaard om de wandeling te kunnen voortzetten.

“Dat is de boer die het land naast het mijne heeft,” legde Pamela uit. “Hij was verleden jaar op de televisie, in tranen vanwege die kloteschapen van hem. Dat ze net familieleden voor hem waren, dat het hem zo ontzettend veel verdriet deed dat ze moesten worden geruimd. Nou, de compensatie van een half miljoen pond die hij Ed heeft weten te ontfutselen heeft hem weer helemaal blij gemaakt. Dezelfde kudde schapen werd telkens van de ene boerderij naar de andere gesleept; die arme beesten dachten waarschijnlijk dat ze een rondreis maakten.”

Ze kwamen in het dorp Swale-on-the-Wold. Uit de manier waarop de dorpelingen naar Pamela keken, bleek duidelijk dat ze niet erg geliefd was. Voor het oude postkantoor bleef ze staan. Twee mannen waren bezig een kunststof raam te plaatsen in het gapende gat van het oude schuifraam.

Toen ze verder liepen, vroeg Jack zich af of hij zou kunnen leven met iemand die voortdurend zo verontwaardigd en kwaad was.

Hij hield de elf honden vast en zij ging een kleine Spar-winkel binnen. Ze kwam weer naar buiten met een verpakte Chinese maaltijd. “Je moet een keer naar Londen komen, Pamela,” zei Jack, “dan neem ik je mee naar Gerrard Street en trakteer ik je op echt Chinees eten.”

Tot zijn verbazing zei ze: “Wanneer?”

“Zodra Ed terug is op Nummer 10,” antwoordde hij.

“Jack,” zei ze, “ik merk aan alles dat Ed helemaal opgebrand is.”

Op de terugweg kwamen ze weer langs het oude postkantoor. De werklui bevestigden een smeedijzeren uithangbord boven de deur, met in ouderwets schrift: Ye Olde Post Office.

Ali had een ketel water gekookt en thee gezet. Hij legde de premier uit waarom hij nooit meer op de Labourpartij zou gaan stemmen. “Eerst hebben ze al dat geld verspild aan die wapententoonstelling – ik bedoel, wie wil er nou dertig pond uitgeven om zijn kinderen een paar oude geweren en zwaarden te laten zien, ja? En dan is er dat achterlijke systeem met eenrichtingsverkeer en al die busbanen, en waarom moesten ze nou zo nodig alle zwembaden sluiten voordat mijn oudste zoon zijn B-diploma kon halen?”

De premier zat ten einde raad met zijn hoofd in zijn handen aan tafel. Waarom was het Britse electoraat niet in staat om de verantwoordelijkheden van de nationale regering en de plaatselijke overheid uit elkaar te houden?

Pamela kwam binnen. “Gefeliciteerd, Ed,” zei ze. “Je gedroeg je gisteravond als een goede, klassieke dronkelap. Je verdient een tien met een griffel.”

De premier knipperde snel met zijn ogen en mompelde een verontschuldiging.

Jack ging naar boven om hun tassen te pakken en kwam langs de openstaande deur van de kinderkamer. Op de terugweg ging hij de kamer in en keek om zich heen. De meubels en het speelgoed waren nieuw maar duidelijk nooit gebruikt. Jack trok de bovenste la van een commode open en zag een stapel babykleertjes in pasteltinten. Peinzend schoof hij de la weer terug en deed de deur van de kamer achter zich dicht.

Pamela was druk bezig toen ze weggingen. Een Caraïbisch gebruinde vrouw werd herenigd met haar schoothondje. Jack kuste Pamela op beide wangen en rook haar parfum en zei dat hij haar zou bellen over dat Chinese eten.

Ze glimlachte zo stralend naar hem dat hij er helemaal warm van werd, en zelfs de gedachte aan hun bezoek aan de eenentachtig jaar oude oom Ernest in een verpleegtehuis kon het gloeien niet verdrijven.

Jack vroeg Ali om langzamer te gaan rijden en wees op Pamela’s wilde bloemen in de berm. “Weet je, Jack,” merkte de premier op, “het is nergens zo mooi als op het Engelse platteland – behalve in Toscane, natuurlijk.”

Voor hen uit reed een tractor langs een veld dat grensde aan de weg. Uit een pijp op de geheel gesloten cabine sproeide een fijne mist, en voordat ze de raampjes dicht konden draaien, was de mist de auto binnengedreven en zaten ze alledrie in hun prikkende ogen te wrijven en te hoesten en te proesten. Ali remde en zette de motor uit, want hij zag niets meer. Niet alleen zijn ogen traanden, bovendien kleefde er een ondoorschijnend waas tegen de voorruit dat de ruitenwissers niet weg konden krijgen.

Een kwartier later kwam er bij het alarmnummer op het hoofdbureau van politie in Cheltenham een melding binnen van een boer in Swale-on-the-Wold die beweerde dat hij door drie onbekenden uit zijn tractor was gesleurd en mishandeld: een grote blanke man, een blonde travestiet en een kleine Pakistaan. De agente die het telefoontje aannam, waarschuwde de boer dat er strenge straffen stonden op valse meldingen, een hoge boete of zelfs gevangenisstraf.

Toen de agente weer had neergelegd, zei ze tegen haar collega: “Alweer een telefoontje van een verknipte boer. Het komt vast door alle chemicaliën die ze gebruiken.”